IN JACHTDOMEIN LEIDEN
GRIJPT HET VERKEER EEN
MD GROEIENDE PROOI
Enig lichtpuntje van 1957 bleek
nu een dwaallicht te zijn
2024 ONGEVALLEN 495 GEWONDEN
4 DODEN IN HET AFGELOPEN JAAR
GEEN INVLOED
VAN MAX. 50
TOEKOMST VAN
UW KINDEREN
Gewonden percentage gestegen
(Foto LD./Van Vliet)
In een stadskern niet van
betekenis
Het „dwaallicht" van vorig jaar
overzicht betrof het percentage van de
ongevallen met gewonden op het to
taal aantal ongelukken.
Eind 1957 zette een daling van dit
percentage in. Dit kon verband hou
den met het invoeren van de maxi
mumsnelheid. Een botsing komt nu
eenmaal minder hard aan, wanneer er
langzamer gereden wordt, en op den
duur zou dit ook kunnen blijken uit
het percentage van de ongevallen met
gewonden.
In het laatste kwartaal van 1957
kwamen slechts bij 18.0 procent van de
ongevallen gewonden voor, terwijl dit
kwartaalpercentage sinds 1946 niet la
ger dan 20 was geweest! Sinds 1 ja
nuari 1946 schommelde dit percentage
tussen de 37 en 21.
Uit deze cijfers haalden we ln vorig
jaar een lichtpuntjetenonrechte
zoals later zou blijken.
Want het eerste kwartaal van 1958
luidde dit percentage 21,7, het tweede
kwartaal steeg het tot 23.3, het derde
zelfs tot 28.0 om tenslotte in het vier
de kwartaal weer iets te dalen tot 25.8.
Het jaar-percentage lag op 24.5, dat
is dus hoger dan het percentage van
24.1 in 1957 en 24.4 in 1956.
Het staat nu dus wel vast, dat al
thans in Leiden de invoering van de
maximum snelheid geen zichtbaar re
sultaat heeft gehad op de ongevallen
statistiek. Het is natuurlijk mogelijk,
dat de cijfers nog veel ontstellender
zouden zjjn geweest zonder deze maxi
mumsnelheid, maar dit is een veron
derstelling waarvan de juistheid niet
gecontroleerd kan worden, zodat we
ons daarmee niet zullen bezig houden.
Waarmee overigens niet gezegd wil
worden, dat de op 1 november 1957 in
gevoerde maximumsnelheid geen zin
heeft! In een stadskern als Leiden (en
is eigenlijk niet héél Leiden een stads
kern, waaromheen andere gemeenten
de „buitenwijken" vormen?) is het zel
den mogelijk, een snelheid van meer
dan 50 km. of zelfs 40 km. per uur te
bereiken, en het zijn slechts enkele
onverantwoordelijke lieden, die dit
zouden doen zelfs al zou het zijn toe
gestaan. En deze enkelingen hebben
gelukkig weinig invloed op een statis
tiek welke over duizenden ongevallen
gaat.
Minder doden
Hoewel er geen gevolgtrekkingen uit
mogen worden gehaald met betrekking
tot de verkeersveiligheid mag toch niet
zonder voldoening worden geconsta
teerd, dat het dodencijfer daalde van 6
in 1957 tot 4 in 1958. Twee hunner vie
len bij één ongeluk in februari, een in
april en een in mei. Dit is een gunstig
cijfer in de „Leidse" cijferreeks sinds
1946. In Leiden werden in 1946 7 men
sen gedood in het verkeer, in 1947 3,
in 1948 6, in 1949 7, in 1950 9. in 1951
3, in 1952 8. in 1953 12, in 1954 3, in
1955 9, in 1956 10, in 1957 6 en zoals
gezegd in 1958 4.
In totaal waren dat in genoemde
naoorlogse jaren in Leiden niet min
der dan 87 doden op een totaal van
15.798 ongevallen; bij 4286 van die on
gevallen vielen gewonden te betreuren!
Oorlog overtroffen!
Dit zijn indrukwekkende, benauwen
de cijfers, maar zij drukken geenszins
een stempel van uitzonderlijke ver
keersonveiligheid op Leiden, wanneer
we ze vergelijken met elders. Landelijk
vallen er jaarlijks ongeveer 1500 doden,
terwijl Leiden iets minder dan één
procent (nJ. 0.8) van de bevolking van
Nederland herbergt. Landelijk komen
er jaarlijks meer dan 125.000 ongeval
len voor met meer dan 30.000 gewon
den. Dat zou voor Leiden cijfers recht
vaardigen van 12 doden, 240 gewonden
en 1000 ongelukken. Maar in de lande
lijke cijfers zijn gewonden geen men
sen met geschaafde knieën e.ö. die in
Leiden wel onder deze categorie gere
kend zyn en bij de „ongevallen" tel
len de botsingen tussen twee fietsers
met verbogen spatborden als gevolg
niet mee, die in Leiden wel op de sta
tistiek staan.
En wat denkt U van een dodencijfer
(in één jaar!!!) van ongeveer 65.000
in alle Europese landen aan de goede
zijde van het ijzeren gordijn? En van
het feit, dat in enkele jaren in Enge
land in totaal meer doden vielen in
het verkeer dan in de gehele „Blitz",
de geconcentreerde luchtslag om Lon
den die de historie in is gegaan als
een van de zwaarste gevechten van de
tweede wereldoorlog?
Maar dit alles praat de cijfers van
Leiden nog niet goed!
Maand statistiek
In de bijgaande statistiek over de
maandcijfers van 1957 en 1958 zijn de
maandtotalen van Leidse ongevallen
als kolommen weergegeven, waarboven
hun aantal is vermeld volgens de links
van de statistiek vermelde schaal. De
zwarte delen van de kolommen geven
de ongevallen zonder gewonden weer.
de grijze gedeelten de ongevallen met
letsel, waarin het getal het aantal ge
wonden en doden weergeeft.
Bovendien loopt door de grafiek een
wit-zwart gebroken lijn, die volgens de
rechts van de grafiek vermelde schaal
het verloop weergeeft van de maand-
percentages van ongevallen-met-letsel.
Deze percentages staan ten overvloede
rechts van iedere kolom bij de percen
tage-lijn vermeld. De voornaamste
cijfers zyn uit deze statistiek zonder
verdere toelichting te lezen.
Vrijdag: zwarte dag
Een van de opmerkelijkste verschijn
selen van een meer gedetailleerde be
schouwing der Leidse cyfers is de twij
felachtige reputatie welke de vrijdag
gaat krijgen: de laatste paar jaar
stijgt het ongevallencijfer op vrijdag
aanzienlijk meer dan op overige dagen,
en het laatste halfjaar van 1958 was
vrijdag de zwartste dag van de week.
Vrijdag nam daarmee de reputatie van
de zaterdag over. In het eerste half
jaar waren er op vrijdag nog maar 176
ongelukken tegenover 194 op de zater
dag, in het tweede halfjaar bracht
vrijdag het tot 189 tegen 180 voor de
zaterdag. Het jaarrecord wordt nu nog
gehouden door de zaterdag met 374,
maar de vrijdag is een „beste" tweede
met 365, en het is vrjjwel zeker dat
vrijdag volgend jaar de titelhouder zal
zijn.
Aan de voor de hand liggende oor
zaken van dit verschijnsel (de steeds
onhoudbaar wordende huidige positie
van de veemarkt en de verschuiving
van de voornaamste koopdag van za
terdag naar vrijdag) zijn enkele con
clusies te verbinden, die wij tot een
volgende beschouwing zullen bewaren
om in dit eerste artikel zoveel moge
lijk basis-cyfer-materiaal te kunnen
spuien.
Stuivertje wisselen
Een niet verklaard verschijnsel ls
een jaarlijkse „positiewisseling" tussen
maandag en dinsdag. Reeds enige ja
ren is het ongevallencijfer van de
maandag in het eerste halfjaar aan
zienlijk lager dan dat van de dinsdag
(dit jaar 117 tegen 133), terwijl in het
tweede halfjaar de maandag hoger is
dan de dinsdag (dit jaar 151 tegen 150,
dus niet zo evident maar toch over
eenkomstig de tendens). Zou men
erin slagen de oorzaak van dit ver
schijnsel op te sporen, dan zou daar
mede tevens de mogelijkheid kunnen
worden geopend, zekere maatregelen
te treffen die de veiligheid blijkbaar
bevorderen of die factoren weg te ne
men welke haar ondermijnen.
Maar zoals gezegd: het verschijnsel
is tot nog toe niet verklaard en zelfs
is men wel eens geneigd aan louter
toeval te denken, hoewel dit gezien de
kansberekening in hoge mate onwaar
schijnlijk lykt.
Wet van Meden en Perzen
De styging van het ongevallencijfer
van 1957 tot 1958 is geleidelijk verlo
pen: het eerste halfjaar waren er 975
ongevallen en het tweede halfjaar
1049. Een geleidelijkheid die zorg baart,
omdat er eens te meer een wet van
Meden en Perzen in woiylt bevestigd,
die een doorbreking van deze ontwik
keling zeer moeilijk maakt.
Deze geleidelijkheid spreekt ook wel
heel duidelijk uit de andere grafiek bij
deze beschouwing: de totaalcijfers in
de jaren 1946 tot en met 1958. De
zwarte kolommen beelden de jaartota
len van ongevallen in Leiden uit naar
een links aangegeven schaal. Opmer
kelijk in deze grafiek is de daling van
het ongevallencijfer in 1952, maar dat
zal wel een gunstige toevalstreffer zijn
geweest, want de lyn zette zich daarna
onverstoorbaar voort alsof er geen
„daling '52" geweest was.
Hoeveel kans?
Nu zou men de hoop kunnen uit
spreken, dat deze stijgende lyn een lo
gisch gevolg is van de steeds dichtere
bevolking, dat de relatieve verkeers
veiligheid niet afneemt, ofwel ander*
gezegd, dat de kans op een ongeluk
voor ieder mens niet groter wordt door
de jaren heen. We zouden ons daar
mee kunnen troostenmaar ons
zelf tevens bedriegen. Wie het pro*
bleem ter harte gaat dient zijn ogen
te openen voor de feiten, ze niet te
sluiten om zich over te geven aan zon
nige dagdromen.
De relatieve verkeersonveiligheid
neemt namelijk met sprongen toe. De
kans dat U, persoonlijk, een ongeluk
krygt is nu aan de hand van de Leid
se cyfers ongeveer viermaal zo groot
als in 1946!
Gaan wy, om helemaal eerlijk te
zijn, de aantallen ongevallen in ver
band brengen met het aantal inwoners
van Leiden in de overeenkomstige ja
ren en dan uitrekenen hoeveel onge
vallen er in ieder jaar per duizend in
woners voorkwamen, dan krygen we
het volgende beeld.
Per duizend inwoners waren er 5.8
ongevallen in 1946, 7,0 in 1947, 8.5 in
1948, 9.0 in 1949, 10.1 in 1950, 12.5 in
1951, 11.9 (wéér die opmerkelijke da
ling) in 1952, 14.2 (wéér die sprong
alsof 1952 er niet was geweest) in 1953,
15.8 in 1954, 15.8 in 1955, 19.5 in 1956,
20.2 in 1957 en 21.3 in 1958een
rechte lyn welke het sombere perspec
tief opent van 50 ongevallen per 1000
inwoners over 25 jaar!
Dit laatste cijfer "betekent, dat
Uw kinderen, die nu net naar
school gaan met steeds weer een
bezorgde waarschuwing op het
hart gedrukt, toch vooral voorzich
tig op straat zijn, het mettertijd
wel eens onverantwoord zouden
kunnen vinden hun eigen kinderen
naar school te sturen! Wanneer zij
over 25 jaar een gezin hebben van
bijv. 5 personen, dan is de kans 1
op 4, dat een van de gezinsleden
dat jaar een ongeluk krijgt
Wanneer tenminste de ontwikke
ling van nu zich voortzet. En dat
gebeurt, indien er niet spoedig in
grijpende maatregelen worden ge
troffen. Er moet reeds nu krachtig
worden gewerkt aan een redelijke
veiligheid op de weg over een
kwart eeuw. Want het vele dat ge
daan moet worden zal heus wel
een kwart eeuw hard, heel hard
werken vergen.
Werken aan verkeersopvoeding,
aan opvoeding zelf dus in de eer
ste plaats, maar ook en even hard
aan de verbetering van de outilla
ge van het verkeer, aan de wegen,
de openbare vervoermiddelen en
vele andere zaken.
Het is verheugend, dat reeds vele
maatregelen genomen zijn, om de ver
keersveiligheid te bevorderen. Wy den
ken aan de maximumsnelheid, die wel
iswaar in een stad als Leiden weinig
effect blykt te kunnen sorteren, maar
die landelyk wel degelijk van invloed
is geweest, gezien de daling in het
dodencijfer. We denken aan de snel
heidsbeperking voor bromfietsers, aan
het verbod van scherpe uitstekende
delen aan motorvoertuigen en aan vele
andere voorschriften en verboden
Maar dat alles zyn in wezen toch
kleinere zaken, die geen essentiële op
lossing geven voor een steeds dringen
der probleem. Een essentiële oplossing
zal slechts door fundamenteel ingry-
pen mogelijk zijn. Daarover (met min
der cyfers) in een volgend artikel
meer.
(Van een onzer redacteuren)
Terwijl het begin 1958 nog mogelijk was, de cijfers over de ver
keersongevallen in Leiden gedurende 1957 zo te groeperen, dat we
er een lichtpuntje in meenden te mogen ontdekken, nu we 1958 achter
de rug hebben bleek dit een dwaallicht te zijn: er is geen enkel
gunstig perspectief in de ontstellende cijfers over 1958 te ontdekken.
Het ongevallencijfer is dit jaar weer gestegen langs de onheilspel
lende lijn die sinds 1946 de ongevallenstatistiek beheerst: van 1920
in 1957 naar 2024 in 1958, een stijging van meer dan honderd dus,
of twee per week. Bij 495 ongevallen waren gewonden te betreuren,
dat is 39 meer dan het voorgaande jaar. Er vielen weliswaar
„slechts" vier doden door het Leidse verkeer in 1958, tegenover zes
in 1957, maar bij verkeersongevallen is de grens tussen dood en
letsel van zoveel toevallige omstandigheden afhankelijk, dat vooral
uit vergelijking van dergelijke geringe aantallen nimmer een conclusie
over de verkeersveiligheid mag worden getrokken.
Het gaat slecht met het Leidse verkeer. De enige troost zouden
we mogen putten uit het feit, dat het elders nog slechter gaat, maar
dat is dan ook alles
In dit artikel willen wij de cijfers over 1958 eens analyseren en
vergelijken met andere cijfers. Misschien dat er iets uit te leren valt,
en dat suggesties gedaan kunnen worden, hoe de fatale statistische
lijn naar beneden kan worden omgebogen.
z
250
OAREN'46 '47 '48 '49 *50 '51 *52 '53 '54 '55 '56 '57 '58