ONS AFSCHEID VAN SINT NICOLAAS: „Zelfs Nederlandse kinderen kennen myn liedjes niet EN EEN NIEIW-SOBERDER-FEEST BEGON zLnaSfp«eriën'hct"rd0eTewoonSt.c Sinterklaasfeest verdwijnt uit de huiselijke kring Interview met de SINT in Australië door P. W. FRANSE Wanneer twijfel het voorrecht is van de onderzoekende geest» dan ben ik maar blij, dat ik aan het bestaan van Sint-Nicolaas toch nog zo lang geloof heb gehecht. Mijn broer Joris en ik verzaakten pas aan hem toen wij de tien en elf al gepasseerd waren. Misschien waren wij nog langer zijn trouwste vazallen geweest als niet het toeval de deur van ons hart op een kier had gezet om er de argwaan binnen te laten. Wij woonden in die dagen aan de rand van een klein provinciestadje in een groot huis, omringd door een tuin die met een grote heg van de buitenwereld was afgesloten en waarbinnen je veilig kon spelen zonder ook maar met iemand anders dan je huis genoten te maken te hebben. Het aantal kamers, dat het huis telde, kan ik niet meer opsommen. Het meest echter maakte de zolder indruk op ons. Het was een lange, schaars verlichte zolder, stook plaats voor onze fantasie en verbeelding, een enorme oppervlakte, die ruimte bood aan grenzeloze jongensdromen. wij zenuwachtig zingend bij de schoor steen. Daar sloeg de klok acht uur. Zou Sint Nicolaas dit jaar zelf komen? Ja. we werden niet teleurgesteld. Hij werd door vader de kamer binnenge leid. Hij zette zich in vader's stoel. Hij moedigde ons aan opnieuw te gaan zingen, onze stemmen prijzend, die hij welluidend vond en blij. Maar was er dan wel reden voor blijdschap? Hij haalde een dik boek te voorschijn en bladerde erin. Hij riep ons een voor een btJ zich, hij begon met de Jongste» Ik bleef het langste in spanning. Voel de hij dat? Hij zag er meestal een re den in om mij niet te hard te vallen om wat ik had misdreven. Soms ook zei hij: „Wees maar niet bang. Ik heb alleen maar goeds van jou gehoord." Hij wist precies wat er in ons om ging. hij wist ook altijd wat wij graag wilden hebben. Gul was hij! Mijn va der keek wel eens verrast op als hij zag „Heb jij vroeg hij dan aan wat Sint Nicolaas ons allemaal schonk, moeder. Maar moeder neigde het hoofd alleen maar even, haast on merkbaar, in de richting van Sint Ni colaas en maakte een gebaar van lief derijke berusting. Dan ging Sint Nico laas weg. Wij stortten ons op onze ca deaus. En ieder jaar, een tijdje na het vertrek van de goede Sint, kwam dan oom Leo op bezoek, hevig teleurgesteld dat hij de Heiligman weer gemist had. „Het leek wel", zei hij, „of de duvel ermee speelde". Hij zette zich breeduit in vader's stoel, die hij gauw voor een andere verruilde. Hij bewonderde ons speelgoed en bouwde mee aan onze meccano, waarvan hij bijzonderheden vertelde, die ons geheel waren ont gaan. Hij sprak als de catalogus uit de winkel. Zodra de wijn op tafel kwam, was het feest voor ons ten einde. Dan waren we ook moe, ofschoon zeer ge lukkig. „Bedankt Sint Nicolaas nog maar eens", zei moeder. „Hoe? Door de schoorsteen?" „Ja. door de schoor steen". Dat deden we. Het was de cere monie protocolaire, het sluitstuk van het feest. Zoals het bij ons ging, von den wij, zo kon het bij niemand gaan. Vandaar dat wij over Sint Nicolaas- avond met niemand spraken. Niet er voor en niet erna! DE kentering in de gelukkige be reidwilligheid, waarmee wij in het bestaan van de Goedheilig man geloofden, kwam op een middag in augustus. Onze ouders waren met vakantie. Onze zusjes logeerden bij grootmoeder. Aan de goede zorgen van de dienstbodes overgeleverd, waakten wij over het huis. We verkenden het van voor naar achter, we vonden het ineens weer helemaal nieuw. Op onze speurtocht kwamen wij langs de slaap kamer van onze ouders. De deur was niet afgesloten: vermoedelijk had een van de boden de kasten met schoon linnengoed gevuld. Joris stootte de deur verder open en stapte naar bin nen. Ik volgde hem aarzelend. We voelden allebei dat we verboden grond betraden, maar de overmoed van Joris had ons al te ver gevoerd, we wilden niet meer terug. We keken naar de grote vensters, voornaam gevat, in zwaar damasten gordijnen, naar de mooie beddesprei, nog door grootmoe der gehaakt, naar de portretten van vader en moeder, die hen allebei heel jong voorstelden, de met marmer om randde nachtkastjes en de wastafel, blinkend van netheid. Joris draaide voorzichtig aan de sleutel op de muur kast. Tot zijn verbazing klikte het slot en sprong de deur open. We gaven te gelijk een kreet. In de kast, op een hanger, wijd gedrapeerd en schitterend van verguldsel met flonkerend gesteen te, hing de mantel, de mantel van Sint Nicolaas! Op de plank daarboven de mijter. In de hoek de staf. In wit doorschijnend papier gebed zijn stola, zijn handschoenen, zijn schoenen, met gespen getooid. In een met fluweel be kleed doosje zijn ring. En hangend over de roe in volle eerbiedwaardigheid een pruik met zilverwitte haren en Sints baard! We keken ernaar met ontzetting. Ik was de eerste, die de deur dichtwierp, de sleutel omdraaide en de kamer uitliep. Joris schoot haas tig achter mij aan. We gingen onmid dellijk naar zolder. Daar zetten we ons neer. we voelden ons tegelijk bestraft en bedroefd. Alsof we het zelf hadden gewild, zo hadden we een eind ge maakt aan onze illusies. Sint Nicolaas. Hoeveel samenzweringen hebben we daar niet gesmeed, hoeveel gewaagde streken voorbereid! We waren er altijd te vinden, zelfs des zomers verplaat sten wij het terrein onzer activiteiten nog daarheen. Overdag bezochten wij de school in de stad, een kaal, naar geestig gebouw, waar het rook naar lvsol en boenwas. We hadden een he kel aan de school, meer nog dan aan het naar school gaan zelf. We brach ten er onze verplichte uren door, maar nooit dan net op het nippertje kwa men we er 's morgens binnen. Na ae lessen bleven we er, in tegenstelling tot de andere jongens, niet rondhan gen- we ontvluchtten zo snel mogelijk haar benauwende atmosfeer. Als een van ons moest schoolblijven, was de ander wel solidair om te wachten. Dat gebeurde op de markt. Daar was ver tier van mensen. Daar reden ook de brouwerswagens, arriveerde en vertrok om het kwartier een bus en kon je on gestoord luisteren naar het carillon. Samen sloegen we weer de weg m naar huis We voelden ons allebei opgelucht als we achter het singel de weilanden zagen liggen, de ruimte, de vrijheid! ik geloof niet, dat ooit twee broers zo goed met elkaar overweg konden als Joris en ik. We hadden geen vrienden nodig. We deden alles samen. Toch zaak van de wereld. Ze wisten wel, dat J ze, ook al bemoeiden we ons nauwelijks dat beseften we, was oom Leo. De mantel, de mijter, de handschoenen, de ring, die we altijd eerbiedig kusten, ze waren zijn attributen, ze werden door hem gedragen. Vader deed ze hem aan. Ook zijn baard en zijn naar. Vader verleende oom Leo de gedaante van Sint Nicolaas! Maar bedrogen, nee be drogen had hij ons niet. Want was was de Sint altijd goed voor ons geweest, gulhartig en vriendelijk! Hoe had hij ons altijd gespaard! En hoe onmetelijk zou de teleurstel ling zijn, wanneer hij bemerkte dat wij het bedrog kenden en daarmee dè schoonste avond van het jaar bedier ven. Wij mochten dat niét doen. Die middag beloofden wij elkaar plechtig dat niemand van ons de ontdekking zou verraden. We zouden bet geheim bewaren. We zouden het spel mee spelen en doen alsof we nog in Sint Nicolaas geloofden. Dat besluit luchtte ons op. Maar helemaal gerust waren we niet. Er knaagde iets aan ons ge weten. We voelden ons zelf bedriegers. Het was of we de goedheid, die ons ook dit jaar weer in de persoon van Sint Nicolaas stond te wachten, niet ver dienden. We zagen, midden in de zo mer, al tegen de vijfde december op. TWIJFEL is moeilijk te verbergen, ongeloof wordt geopenbaard. Er moet iets mis zijn geweest ln de manier, waarop wij ons op de komst van Sint Nicolaas voorbereidden. Meer dan eens zagen wij hoe moeder ons in de dagen, voorafgaande aan het ieest, aandachtig opnam. Ze had de zaak zeker ook met vader besproken. Hij ging ook op ons letten, hij sprak met meer nadruk dan anders over de per soon van Sint Nicolaas en zijn uiter lijke verschijning, hij luisterde scherp naar onze antwoorden. De ernst, waar mee onze ouders te werk gingen, maakte ons achterdochtig. Ze leken wantrouwend, ze twijfelden aan de waarachtigheid van ons geloof. Ver beelden we het ons of verheugden zij zich minder dan anders op Sint Nico- laasavond, misten we voor het eerst hun geheimnisvolle blikken naar el kaar en naar ons? Plichtmatig voer den zij de komedie der grote verwach tingen nog voor onze zusjes op, maar tegenover ons werden ze terughoudend. Daags voor het feest roerden ze het onderwerp zelfs niet meer a&n. En toen Sint Nicolaas kwam vader ging hem voor, hij zette zich op zijn stoel, hij bladerde in zijn boek vroeg hij ons niet door te gaan met zingen. Hij riep ook niet als eersten onze zusjes bij zich. Wij. mijn broer en ik, werden sa men voor zijn zetel ontboden. De Sint sprak ons toe: „jongens, daar ben ik weer. Ik geloof te weten wat er in jul lie omgaat. Jullie menen te weten wat er achter mijn mantel en mijter om gaat. Jullie zijn op een leeftijd ge komen waarop je verder wilt kijken dan je ziet. Maar als je dat wilt, ver geet dan niet ook in jezelf te kijken. En als je daarin ook niet alles ziet, vertrouw dan op diegenen, die het bes te met je voor hebben. Sint Nicolaas heeft het beste met je voor. Toen en nu! en als bewijs daarvan overhan dig ik Jullie nu je geschenken En daar kwamen ze te voorschijn, de cadeaus, mooier en talrijker dan we ons ooit hadden voorgesteld! Zelfs onze geheimste wensen had de Sint gera den, niettegenstaande het feit dat we ditmaal met ons verlanglijstje heel be scheiden waren geweest, omdat we het hadden aangepast aan de veranderde omstandigheden. We keken naar moe der. Ze glimlachte. Begreep ze dat we haar dankbaar waren? We keken naar vader. Hij slikte zowaar iets weg. een ontroering omdat hij afscheid nam van het mooiste in onze jeugd. En toen Sint weg was gegaan en later oom Leo kwam, wat zei oom Leo? „Nu heb ik hem wéér gemist!" Hij keek ons daar bij streng aan, maar het was niet erg overtuigend. De grootste verrassing wachtte ons echter toen de wjjn op tafel kwam. „Ho, ho", zei vader, .jullie gaan nog niet naar bed". Hij schonk ons ieder een glas ln met een laagje tot even boven de bodem. „Het groeit elk jaar. Net zoals jullie", zei hij. Hij toostte. We dronken. Een nieuw Sint Nicoiaas- feest was voor ons begonnen, een nieuw feest, soberder maar o, al bijna volwassen met hen, in tijd van nood op onze vuis ten konden rekenen, want wij waren snel en lenig en niet bang. We sloegen nooit op de vlucht, we incasseerden al leen een nederlaag van een jongen groter dan wij. Dat maakte blijkbaar een goede indruk. Ook het feit, dat we niet de stad maar net er buiten woon den, maakte het aanvaardbaar, dat we erg op ons zelf waren en geen behoef te hadden aan enige nauwere omgang. Misschien boezemde de positie van onze vader hij was president van het gerechtshof hen ontzag in. Ze behandelden ons niet als rijkeluis zoontjes, ze vonden ons op een andere manier uitzonderlijk. Overigens waren we totaal onkundig van de welstand en het machtsbereik van onze vader. Wij vonden, dat hij ons nog in te veel din gen beknotte. Hij was naar ons gevoe len zeer streng en onvermurwbaar. Wij namen het hem vooral kwalijk, dat hij ons naar een school stuurde die wij verschrikkelijk vonden. „Zorg dan maar dat je niet blijft zitten", zei hij. „Des te eerder ben je er af!" ZO opgroeiend, opgenomen in de enclave van ons eigen huis met vader, moeder, twee jongere zus jes en de dienstbodes, waren wij wel voorbeschikt een leven te leiden, waar- In vertrouwde en altijd gehoorde waar heden onaangetast bleven. Wat ande ren zeiden ging ons niet aan. Voor ons golden eigen wetten, eigen zeden en gewoonten. De grote feesten van het jaar vierden wij op de volstrekt enige wijze van thuis. Dat was ook zo met de verjaardag van Sint Nicolaas. Ik kan mij nog heel goed heugen hoe dat in zijn werk ging. Tegen eind november werd het huis langzaam vervuld met een onverklaarbare verwachting. Het begon ermee, dat wij in de adverten ties van de krant Sint Nicolaas ont waarden en zijn knecht Piet, luiste rend aan de schoorsteen. Onze ouders praatten vertrouwelijker met ons. moedigden ons zelfs aan tot praten, wat aan tafel toch altijd tot de ver boden dingen behoorde. Ineens viel dan de naam van Sint Nicolaas. Dan vertelde moeder gerucht te hebben ge hoord in de tuin. Vader schoof de gor dijnen wat opzij en nodigde ons uit mee te kijken. We tuurden in de don kere tuin en we voelden ons beklemd. Wanneer we in het schemerdonker uit school kwamen, kreeg de tuin een on heilspellend aanzien. Het gras was vochtig. De geur van aarde voer zwaar op uit de grond. Achter de ramen zag je flauw een lichtschijn. De lamp. die de trappen van het bordes verlichtte bewoog knarsend in de wind. Dan werd de thuiskomst voor onze avontuurlijke harten, gesplitst op geheimzinnigheid, een dagelijks wederkerend gevaarlijk gebeuren. Onze fantasie bevolkte het donker met schimmen, achter iedere boom stond een Piet, ergens om het huis gluurde de schimmel en durfde niet hinneken. Het beeld van de kran tenadvertenties scheen regelrecht op ons huis geprojecteerd. En naastig repten we ons naar binnen blij als we in de vestibule onze schoenen konden uittrekken en de stem van moeder hoorden in de keuken. Wij telden de dagen, die ons nog van de verjaardag van Sint Nicolaas scheidden. Op dè vooravond van die grote dag stonden (Van onze correspondent in Australië, Jan D. Rempt) Sint-Nicolaas is niet tevreden over de herdenking van zijn ge boortedag in Australië. Toen ik hem dezer dagen ontmoette, was hij teleurgesteld. Hij voelde zich vermoeid, want de reis van Spanje naar Australië duurt een beetje langer dan naar Neder land. Bovendien is het om deze tijd van het jaar in Australië eigenlijk te warm om in zo'n Sin terklaaskleed te lopen. Met een temperatuur van om en nabij 90 graden Fahrenheit, die dikwijls tot boven de honderd stijgt, valt het zelfs voor Zwarte Pieten niet mee, hoewel zij in het hete Mo renland toch wel wat gewend zijn. Wat erger is: Sint en z'n Pieten missen hier de lange, donkere schoorstenen, waar ze doorheen kunnen kruipen om cadeautjes hij haard of kachel neer te leggen. En die haard of kachel is natuurlijk midden in de zomer ook ver te zoeken. Er zijn hier zovele huizen zonder schoorsteen, dat het een hele opgaaf wordt voor Piet om z'n steenmantel is, dan is die dikwijls loos. Schoen of klomp vind je er niet en er klinkt geen lied van haas te hewegen er een bezoek te brengen. Zelfs als er een schoor- kinderen, rondom zo'n loze schoor steen geschaard. En al die huizen waarvan de blinden, zoals in Aus tralië gebruikelijk, de hele dag en nacht gesloten blijven, stralen na tuurlijk geen licht uit. De spranke lende sprookjeslichten, zelfs al was het er maar één in een eenzaam gelegen boerderij, ontbreken. „Er is nog méér ongemak", zei de Sint, toen ik, tussen twee huizen in, een vraaggesprek met hem had. „Wat voor ongemak?" vroeg ik. „Nou, kijk eens", zei Sinterklaas, terwijl hij zijn mijter een beetje naar achteren schoof en het zweet van z'n voorhoofd wiste: „In Nederland wan delde ik zo gemakkelijk over de daken, maar hier staan alle huizen apart, gescheiden door grote tuinen. Als ik in Nederland vijf huizen doe, doe ik er hier in dezelfde tijd maar één. Ik werk wat we in Australië noemen „overtime" en dat moet natuurlijk be taald worden De Sint zag, dat ik verschrikt en verontwaardigd keek tegelijk, en verduidelijkte zijn van een materialis tische gezindheid blijkende opmerking met een uitlegging, die acceptabel leek: „Er is hier", zo zei hij op som bere toon, „veel conourrentie, weet je. Niet van collega-Sinterklazen, maar van kerstmannetjes. Die noemen zich Santa Claus, Sinterklaas, weet je. Ze lopen in rooie jakken met witte ran den hier al rond in oktober, tot Kerst mis toe. Dat vind ik oneerlijke con currentie." Ook Nederlanders „Maar U hebt toch niet te klagen over populariteit onder de Nederlan ders", waagde ik op te merken. „Dat is betrekkelijk", luidde het antwoord.. Zwarte Piet schudde heftig met z'n hoofd om de Sint bij te vallen terwijl straaltjes transpiratie langs z'n wangen en hals liepen, zodat z'n Moriaanse kleur begon te verbleken. „Er zijn hier honderdduizend Neder landse immigranten", vervolgde Sint- Nicolaas op ietwat schoolmeesterach tige toon. „Over het algemeen staan ze onverschillig tegenover het Sinter klaasfeest. De meeste kinderen kennen mn liedjes niet eens, of niet meer Dat -is de schuld van de ouders, want die leren hun kinderen die liedjes niet. Misschien hebben de kinderen ook geen zin om ze te leren. Op de scholen wordt er natuurlijk helemaal niets aan gedaan. Het is voor mij heus niet leuk voor een groep kinderen te staan en hen niet eens een behoorlijk Sinterklaasliedje te horen zingen. In West-Australië heeft de Nederlandse vereniging eens besloten helemaal geen Sinterklaasfeest voor de kinderen te houden, omdat, zo zei het bestuur, de sfeer ontbreekt en de kinderen geen liedjes kunnen zingen Tasmanië uitzondering De Goed Heilig Man keek treurig voor zich uit. Hij had kennelijk ver driet over zoveel laksheid en onwe tendheid, maar fleurde op. toen ik Tasmanië noemde. „Tasmanië is een uitzondering", zei hij glimlachend. „De burgemeester van Launceston heeft me vorig jaar offi cieel ontvangen. Het was een grote optocht en een feest voor Nederlandse en Australische kinderen bij elkaar. Ook ben ik in Mildura geweest, achter in het binnenland van Nieuw Zuid- Wales, tjonge wat een reis.en heet dat het was!! Daar wonen maar twin tig Nederlandse gezinnen. Ze hebben me ontvangen als een vorst. Een grote optocht door de stad. De hele bevol king was uitgelopen om ons te zien. De volgende dag stonden er foto's van in de kranten". „En was dat de enige plaats, waar U zo spontaan werd ontvangen?" vroeg ik. „O nee, in Wollongong, de staalstad van Nieuw Zuid-Wales, was het óók leuk. Daar kwamen vierhonderd kin deren by elkaar om me te verwelko men. Tweehonderd kilometer naar het noorden, in Newcastle, en vierhon derd kilometer naar het zuiden, in Canberra, hadden we ook veel pret. In Canberra namen ze me mee in een optocht door de federale hoofdstad. Versierde fietsen en auto's waren er ook bij. De Nederlandse vereniging organiseerde er een groot feest voor de kinderen met appelhappen, hard lopen, kangoeroe-lopen, en veel ijs Ik ril er nog van als ik er aan denk. „Wat wilt U daarmee zeggen vroeg ik. De Sint dacht een ogenblik na en antwoordde: „Het huiselijke feest van Sinterklaasavond in Nederland heeft een heel ander karakter dan het massa-feest in Australië. Het is niet alleen de ijswafel, die de hete melk en warme chocolade heeft vervangen, het is ook het persoonlijke contact, dat heeft plaats gemaakt voor een sociale bijeenkomst, soms een kinder feest, zoals in Nederland op Konin ginnedag zou zijn gehouden, of een dansavond voor vaders en moeders! Ik ben hier niet veel anders dan een ge denkwaardige relikwie uit een voorbije tijd „Klinkt dat niet een beetje cynisch?" „Het is de waarheid", zed Sint. Eens legendarisch Zwarte Piet was inmiddels aan z'n tweede ijslollie begonnen. Sinterklaas stak z'n staf in de groene berm van de straat, trok z'n toga uit en legde die op de drinkwaterbak, die hier op tal van plaatsen langs de weg voor de paarden zijn aangebracht, en zei: „De appeltjes van oranje groeien hier in zo'n overvloed het hele jaar door, ook in de achtertuin van vele Nederlandse gezinnen, dat de stoomboot uit Spanje geen attractie meer is voor de kinde ren. De Sint en Spanje zijn typisch verbonden met vorst en sneeuw en kou, met vuur in de haard of een snorrende kachel, met donker® winter avonden, maar die hèb je niet in Australië, tenminste niet om deze tijd van het jaar. Daardoor voel ik me als een kat in een vreemd pakhuis. De tijd zal komen, dat ik een legen darische figuur zal zijn in de ware betekenis van het woord: mijn naam zal in Australië nog slechts genoemd worden in boeken en kranten. De kin deren zullen hun schuchtere blikken slechts opslaan naar m'n concurrent, Vader Kerstmis, het mannetje in z'n rooie jak, dat rich Sinterklaas noemt maar het niet is! Het heerlyk avondje en de klop op de deur verdwijnen langzaam maar zeker, zoals het schip, dat de kinderen uit Nederland mee nam naar Australië, achter de horizon verdween." Sint-Nicolaas zuchtte toen hy dit zei. Zwarte Piet veegde het zweet van z'n voorhoofd. Ze trokken met gebo gen ruggen verder, nagestaard door enkele Australiërs, van wie ik er één hoorde zeggen: „Die gaan zeker naar een gemaskerd bal H

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 5