De prijs der apenootjes en de wil van Allah hielpen De Gaulle.... hip^, -V Afrikaanse massa's volgden de leidersmaar hoe zullen jonge politici van morgen stemmen? DE ONOPGELOSTE MOORD VAN HYDE PARK Reis door Frans West-Afrika (II) (Van onze reisredacteur) Dakar, november. „Wat betekent het dat van 19 miljoen zwar ten in Frans West-Afrika haast 80 procent in het recente referendum „ja" gezegd heeft tegen een blijvende band met Frankrijk, „nee" tegen de directe onafhankelijkheid?" vroeg de Franse administrateur. „Betekent het dat het anti-kolonialisme slechts een actie is van een handjevol agitators? Betekent het dat Engeland en Nederland hun koloniën niet hadden behoeven te verspelen, als die landen maar een De Gaulle hadden gehad, die de gok van een referendum aandurfde? Of betekent het dat Frankrijk heeft geknoeid? Tenslotte werd De Gaulle in Dakar verwelkomd door een tierende menigte, die schreeuwde: „De Gaulle, ga naar huis.wij willen onafhankelijk heid". Hij nam een slok van zijn whisky-soda, rekte zich behaaglijk uit in de zachte avondbries, die de muggen en de hitte van de dag uit de veranda blies en zei: „het betekent niets van dat alles. Er is niet geknoeid. Het Afrikaanse anti-kolonialisme is evenmin ge loochend. Het referendum en zijn verpletterende meerderheid van „Ja's" betekent in feite.hoegenaamd niets. Althans niet wat men er uit heeft willen lezen. Het betekent ten hoogste, dat de grote massa der zwarte Afrikanen haast blindelings zijn leiders volgt. De leiders van vandaag en die van gisteren stemden, om verschillende redenen, „ja". Zullen de leiders van morgen dat ook doen? Dat is een open vraag." Maar als zij straks besluiten „nee" tegen de Franse gemeenschap te zeggen, dan zullen zij door een even verpletterende meerderheid gevolgd worden". Zullen „kwade jonge mannen" bijdraaien? Korter en duidelijker dan deze Fran se administrateur, die zich evenals het merendeel van zijn collega's wei nig illusies maakte over de door Pa rijs met veel trompetge schal aangekondigde Frans-Afrikaanse ge meenschap, kan de wer kelijke betekenis van het referendum moeilijk wor den samengevat. Zeker betekent de uitslag poli tieke winst voor Frank rijk. Zeker was de keuze tussen „nee" (directe on afhankelijkheid) en „ja" (binnen vier maanden te volgen door een keus tus sen a) status quo. b) de partement van Frank rijk, c) autonome lid staat van de Franse ge meenschap met het recht op latere afscheiding), eerlijk, zij het niet ge heel logisch gesteld. Zeker heeft Frankrijk die keuze hier met onpar tijdigheid laten geschie den, de enkele plaatse lijke knoeierijen staan op rekening van Afrikaanse politieke organisaties, in Guinea waar het „nee en in de Ivoorkust waar het „ja" werd gepous seerd. Mogelijk heeft de posi tieve uitslag de belang stellende buitenstaander toch nog verrast. De PRA (Partij van de Afrikaanse hergroepering) die in Se negal, Dahomey en Niger de sterkste is, eiste op haar congres in Cotonou in juli de directe onaf hankelijkheid. De zwarte vakbond Ugtan sloot zich daar bij aan. De bittere ontvangst die De Gaulle in Dakar ten deel werd. deed sterke oppositie vermoeden. Maar tussen resoluties op partij-con gressen en vakbondsdemonstraties in de steden enerzijds en "Le pays réel", het wérkelijke Afrika, gaapt in het zwarte continent nog een diepe kloof. Dat wérkelijke Afrika kent nog an dere leiders. Vooral in de „brousse", het binnenland, waar de ongeeman- cipeerde Afrikaan zijn primitief be staan leidt, in heilige vrees leeft voor Allah of de geesten van zijn animis tische religie, onverbrekelijk gebon den is aan de collectiviteit van fa milie, clan of stam, automatisch ge hoorzamend aan de traditionele chef daarvan. Stamhoofden en heilige mannen hebben laatste woord Wie waren deze leiders, die het „ja" bevolen? Ten eerste de „Marabouts" heilige mannen, leiders van de mo hammedaanse sekten, wier woord voor de gelovigen in dit gebied van de zwarte islam wet is. Ten tweede de „chefs coutumiers", stamhoofden en plaatselijke notabelen wier posities door het Franse bestuur worden ge schraagd. Het Franse koloniale jar gon noemt hen de „Beni-oui-oui". de ja-broers. Deze geweldige obscuran- tisten beseffen nauwkeurig, dat hun geprivilegieerde positie geen lang le ven beschoren zal zijn bij de kwade, jonge mannen, de modernisten van het nationalisme, zoals Sékou Touré die in Guinea de hele „chefferie" naar huis stuurde. Vandaar mede het 95,2 procent „nee" in Guinea. Op wie konden de Fransen nog meer rekenen? Het waren wat de Fransen „de gematigde en ervaren Afrikaan se politici" noemen en wat de „kwade jonge mannen" betitelen als „de ver kochten" of de „nieuwe marabouts". Mannen als Houphouet boigny, on omstreden politieke baas van de Ivoorkust en leider van Frans Afrika's grootste partij, het Rassemblement Democratique Africain. En minister in De Gaulle's kabinet. Economische voordelen Deze mannen komen van verre, eens parlementaire compagnons van de communisten en verbitterde onafhan kelijkheidsstrijders, thans voorstan ders van een blijvende samenwerking met Frankrijk op basis van vrywil- tuelen. vakbondsleiders, een handvol communisten, vurige nationalisten, die van het Franse schoolmeesterschap genoeg hadden, produkten veelal van de Universiteiten van Parjjs (of van Praag). Slechts één van hen, Sékou Touré, was erin geslaagd zqn opvat tingen te omlijsten met een moderne partq-organisatie. met cellen in iedere wyk, ieder dorp, ieder bedrijf. In de andere gebieden commanderen zjj slechts kleine groepen, die wel la waai maar geen stembus-meerderheid tot stand kunnen brengen. Zij kon den beweren, dat de nieuwe constitu tie geen onafhankelijkheid, zelfs geen gelijkheid schenkt, dat „ja" stemmen verraad betekende aan het ideaal van Afrikaanse vrijheid, eenheid en waar digheid, tegen de coalitie van Allah en de apenotenprijs bleek die argu mentatie niet bestand!! Er lijkt dus geen wolkje aan de Af rikaanse lucht en toch heb ik het ge voel, dat er zich achter de horizon een zware onweersbui samenpakt. Want de .kwade Jonge mannen' hebben geleerd van het voorbeeld van Sékou Touré. Ik sprak een van hen, Ly Ab- doullaye in Dakar, ex-assistent van Senghor, die het nee van Cotonou gestand deed. Hij en anderen zijn reeds nu bezig de grondslagen te leg gen voor een moderne partij-organi satie op cel-basis en 't vormen van mi litante kaders. Abdoullaye is geen communist, maar hij schuwt de com munistische organisatie-methode evenmin als Bourguiba's Neo-Destour in Tunesië. Ly Abdoullaye zei: „De leiders van vandaag hebben het pleit i in eerste instantie gewonnen. Maar zij hebben het eeuwige leven niet. Wij zijn de leiders van morgen en voor dat morgen zullen wij klaar zijn. De onvermijdelijke economische ontwik keling van Afrika zal de emancipatie versnellen, met oude gewoonten bre ken. De vakbonden zullen groeien. Onze toegenomen politieke autonomie zal ons in staat stellen met de tra ditionele „chefefrie" af te rekenen zoals Sékou Touré gedaan heeft". Meegaan met de tijd „Welk een vreemde tegenstrijdig heden zitten er in de uitslag van dit Het oude Afrika, dat „ja" stemde, stamhoofden wier traditioneel chef-schap door het Franse bestuur erkend en beschermd wordt. referendum! Het oude Afrika, Mara bouts en stamhoofden, de verpoliti- seerde onafhankelijkheidsstrijders, de den uiteindelijk economisch en poli tiek een verstandelijke en realistische keus. De jonge intellectuelen grond den hun „nee" daarentegen op emo tionele nationalistische overwegingen. Ik ontmoette de grote marabout van Dakar. El Hadj Seydou Nourou Tall, Het nieuwe Afrika dat „nee" zei: leiders van vakbonden en jeugd beweging, in Parijs (of Praag en Moskougevormd. een overvriendelijke, oude man in een morsig woonvertrek. Hij deelde mij mee. dat de Nederlanders de geleerd ste mensen ter wereld ziln en dat hoe geleerder zij zijn, hoe langer hun na men worden. Afgezien van deze be langwekkende verklaring, bleek het finaal onmogelijk een gesprek met hem tot stand te brengen. Met Ly Ab doullaye en zijn geëmancipeerde vrouw kostte een boelende conversatie van twee uur op Europese basis in zijn bescheiden maar smaakvol inge richte flatje niet de minste moeite! Zullen de Ly Abdoullayes de leiders van morgen zijn? Het lijkt verre van uitgesloten. Dan zullen de Afrikaanse massa's hen even gedwee volgen als zij het de leiders van heden doen. Dan steek ik voor de oprechtheid der oudere politici, die nu wenend van ontroering hun trouw aan Frankrijk zweren, mijn hand niet in het vuur. Er is één troost: De Gaulle's nieuwe constitutie opent althans de weg voor een bloedeloze voltrekking van het pijnlijke proces der kolonisatie. En er is nóg een troost: De mogelijkheid dat ook de Ly Abdoullayes ouder en wijzer en gematigder sullen worden, op gevaar af, dat ook zij eens door een kwade jonge generatie „de nieu we marabouts" genoemd zullen wor den. Maar de verwezenlijking van die kans hangt af van Frankrijk en van Europa, met name van een soepel en realistisch meegaan met de verande rende tijden. Ons kort verhaal door Trevor Story Tof fa, koning van Dahomey, aanzienlijk man onder een vergulde Franse kepi. ligheid en medezeggenschap. „Ouder en wijzer, tot realist gerijpt door de verantwoordelijkheid", zeggen de Fransen. „Gevallen voor vleierij van minister schap en de luxe van flats in Parijs en kastelen in de Dordogne", zeggen de nationalistische heethoofden. Ge compliceerde regionale en partij-riva liteiten dwingen sommige van hen steun bij Frankrijk te zoeken. Zelfs de leiders van de PRA, zoals Songhor en Dia Mamadou, die in Cotonou on afhankelijkheid eisten, besloten bij het scheiden van de markt tot het „ja". De krachten van dat „ja" op tellend, wisten zij dat hun „nee" ver slagen zou worden. Zij wilden niet ge desavoueerd worden. En met de be minnelijke woordkunst van Afrika legden zij uit dat ook „ja" stemmen het kiezen van onafhankelijkheid be tekende. Alléén op later datum. Het valt niet te ontkennen, dat de voorstanders van het „ja" krachtige en realistische argumenten konden aanvoeren, vooral de geweldige econo mische voordelen, die de band met Frankrqk biedt. Frankrijk getroost zich grote offers voor investeringen, het garandeert een markt tegen ho gere dan wereldprjjzen voor de ape- noten, koffie, cacao en bananen van Frans-West-Afrika. Wanneer men te gen de Senegalese boer zegt: „Nee stemmen betekent dertig cent per kilo minder op de apenotenprijs" wanneei de marabout hem verzekeit, dat Al lah voorstander is van de Franse ge meenschap, welnu dan stemt hjj voor alsnog „ja". Wie stemden tegen Zo stond een overweldigende meer derheid vast. Want wie waren d< mannen van het „tegen" welke argu inenten konden zij aanvoeren? De „kwade jonge mannen" ("Angry young men", zoals ze in Engeland heten) waren politieke idealisten, intellec- Mijn oom Oliver doodt zijn tijd met vissen, hoewel hy eigenlijk de memoi res van inspecteur Alldyce had moeten schrijven. Als gepensioneerd inspecteur van de Londense Metropolitan Police, weet hij namelijk levendig te vertellen over vijf tig jaar Londense misdaad. De arresta tie van Peter the Painther is één van zijn geliefkoosde onderwerpen. Hij stamt nog uit de oude school, zodat alles wat op Hendon College onder wezen wordt, hem vreemd is. Hij geeft geen cent voor wetenschappelijke op sporingsmethoden en beschouwt een helder inzicht in 's mensens karakter als het beste hulpmiddel bij het ont rafelen van misdaden. Hij praat met mij altijd graag over zijn werk, maar ik moet er dan geen bezwaar tegen hebben om in een druilerige regen op het natte gras te zitten, terwijl hij ijve rig vist. Zo ging het ook afgelopen zondag. Herinner je je nog Josie White? vroeg hy. Ja, ik kon my haar nog herinneren. Hij was nogal sceptisch. Ik liet je toen nog paardje-rijden op mijn knie! Tóch ken ik die zaak. Ze werd in 1925 in Hyde Park gevonden. Ze was gewurgd. Er waren twee verdachten, maar geen van beiden liet men voor komen. De zaak werd nooit opgelost. Daarin vergis je je, zei oom Oli ver vrolijk. Er is geen veroordeling geweest! Er is er wél één geweest, ant woordde hij koppig. Ik kende de toon van hem maar al te goed. Hij wilde slim zijn. Goed, maar ik was óók slim. Ik had enkele dagen geleden de zaak Josie White toevallig nog eens bestudeerd. Hij trok zijn linker wenkbrauw om hoog en keek even niet naar de dobber. Hij durfde mij echter niet recht in de ogen te kijken. Tien shilling?, vroeg hij. Akkoord! Wie heeft die zaak op gelost? Ik natuurlijk. Ik heb het hele dossier gelezen, maar U werd er niet in genoemd. Ze noteren ook niet wat politie agenten zeggen, Maar U was todh Toen nog niet. Je moet toch èrgens beginnen. Goed, ik luitser. Oom Olivier streek met zijn tong over zijn onderlip, stak zijn pijp tussen de tanden en liet de rook opkringelen Er waren drie mannen in Josie's leven. Twee, zei ik. Drie! Ook al goed, driel De man, waar ze mee verloofd was Ja-mes Hepburn, vierentwintig jaar oud, kruideniersbediende, vulde ik aan. De man, waar ze een verhouding mee had Robert Gillings.... Billings! Ik capituleerde. En de man, die tenslotte in haar leven verscheen. Ik herinner mij dat niet. Hij keek mij verachtelijk aan. Je herinnert je 't niet! Ik heb je toCh al gezegd, dat je toen nog maar een kind was! Heus, luister nu maar rustig verder. Ja, oom, zei ik. Hij grinnikte even en richtte toen al zijn aandacht weer op de dobber. Josie was wat je noemt een slecht meisje, maar niet slechter dan vele andere. Ze wilde een man hebben, om mee te trouwen, en een man om gezellig mee uit 'te gaan. Op de avon den. dat Hepburn meende dat ze thuis zat te breien, was ze echter aan de awier met Billings. Op de maandag van de week, waarin ze vermoord werd, kwam Hep burn er achter. Hij wist toen nog wel niet alles, maar toch wel iets. Hij zag Josöe en Billings bij Marble Arch op een bus stappen. Hij volgde hen tot Shepherd's Bush. Je kon daar vroeger nog ongestoord wandelen, als je de paadjes tenminste kende. Oom Oliver glimlachte even. Hij sprak kennelijk uit eigen ervaring. Heel zijn leven was hij echter vrijge zel gebleven. Hepburn gaf Billings een goede aframmeling en Josie foeterde hij be hoorlijk uit. Nadat Billings de benen had genomen, fantaseerde Josie dat Billings de vriend van haar zuster was en dat hij op bezoek was gekomen toen zij juist uit was gegaan. Zij wa ren haar daarom gaan zoeken, zei Jo sie en Billings had haar toen plotse ling omarmd. Hepburn luisterde geduldig, maar hij geloofde er kennelijk geen sikke pit van. Uit wat later is gebeurd bleek, dat hij er tot woensdag over heeft lopen piekeren. Toen barstte de bom- Op de avond dus, dat Josie met die afschuwelijke striemen op haar nek werd gevonden. Ze had voor die avond weer een afspraak met Billings gemaakt, zei ik Ja, maar hij is niet op komen Jagen gezien het gebeurde van die maandag. Ik knikte. Hij had voor die avond een alibi, maar Hepburn niet, zei ik. Dat klopt. Billings was met een ander meisje uit. Hy heeft er kenne lijk geen gras over laten groeien. Maar Hepburn was op het mo ment van de moord in Hyde Park. Ja, hij zocht naar Josie. Hij heeft 't zelfs toegegeven. Die maandag is hij nogal argwanend geworden. Wie trouwens niet? Hij is eerst naar haar huis gegaan, maar trof haar niet. Wel Josie's zuster. Betty heette ze, ge loof ik. Grace, zei ik. Ook al goed, Grave dus. Van Josie's verhaaltje liet ze niets heel. Ze vertelde Hepburn, dat ze nog nooit van Billings had gehoord en voegde er aan toe, dat Josie naar Hyde Park was gegaan. Hepburn combineerde een en ander en ging toen óók naar Hyde Park. Hij heeft haar niet gevon den. Dat heeft hij tenminste ver klaard. Gezien heeft hij haar ook niet meer, want hy wilde niet bij de iden tificatie zijn. Het moet er nogal somber voor hem hebben uitgezien, zou ik zo zeg gen. De poging om 't op een roof moord te doen lijken, hebben de zaak maar des te ernstiger voor hem ge maakt. Denk je werkelijk?, vroeg oom Oliver. Zijn onschuldige blik misleidde mij echter niet. Haar handtasje werd enkele meters verderop gevonden. Dat is toch zo? Dat heb je goed onthouden. Ontbrak er iets? Niets. Het was zelfs niet geopend. Nu. dan lijkt 't me nogal duidelijk. Als ze om haar geld vermoord zou zijn Oom Oliver snoof verachtelijk. Je maakt nu precies dezelfde fout als Overton, de inspecteur, die de zaak in onderzoek had. Hij was er namelijk óók van overtuigd, dat de moordenaar het had willen doen voorkomen alsof roof het motief was geweest. U gelooft dus van niet? Ik was toen nog maar een dood gewone agent, die de nieuwsgierigen op een afstand moest houden. Wat ik dacht, interesseerde niemand. Maar dat wil niiet zeggen, dat ik er niet over nadacht. Het eerste wat ik deed, was Heipburn en Billings uitschakelen. Hoe is t mogelijk! Het was zuiver een technische kwestie. Ik noem het lokaliseren. Eli mineer de dingen, die je niet kunt be wijzen. en probeer iets anders. Wat bleef over toen ik de verdachten van Overton had geëlimineerd? Heel een voudig: het handtasje. Maar dieven van damestasjes nemen tooh gewoonlijk niet hun toe vlucht tot moord? Omstandigheden kunnen alles veranderen, vooral moordzaken. Drie weken later pikten we in Hyde Park een tasjesdief op. Hy heette Bowater, Oharles Wilüam Bowater. Hij was ambtenaar bij de gemeente, getrouwd en had vijf kinderen. Hij assisteerde verder bij de diensten in Paddington Ohurch. Hij lijkt mij geen moordenaar. Maar hij lijkt toch óók niet op een dief van damestasjes. Zeg nu zelf. Toen hy bekende, biechtte hij ook twee andere gevallen op. Die waren nog geen veertien dagen oud. Bij de huiszoeking werd echter een sieraad gevonden, dat zes weken tevoren ge stolen was van een vrouiw, die in Hyde Park had gewandeld! Ik begrijp nog steeds niet Niemand begreep het ook. Be halve ik. Overton beschouwde hem enige tijd als vercfachte, maar liet hem gaan toen er geen verband ge vonden kon worden tussen hem en Josie. Ze woonden allebei in Pad dington, maar kenden elkaar niet. Ik kwam er echter achter, dat ze vaak met dezelfde ondergrondse naar de stad gingen. Ze stapten op hetzelfde station in. U bedoelt dat ze elkaar tóch ge kend hebben? Had hij met haar Wat? Bowater? Hij zou niet ge weten hebben hoe hij dat aan had moeten leggen. Nee. ze kenden elkaar niet beter dan reiizgers met de onder grondse elkaar kennen. Maar waarom heeft Bowater haar dan gewurgd? Omdat hij zo fatsoenlyk was!, zei oom Oliver triomfantelijk. Ik stond op. Als U niets beters kunt bedenken! Hy grinnikte. Dat kan ik heus wel. Oharles William was erg fatsoenlijk. Hij was doodsbang gegrepen te worden en doodsbenauwd dat ze het bij hem thuis of op kantoor zouden ontdekken. Op die woensdagavond stal hij het tasje van een meisje, dat hy van ge zicht kende, tel je nu eens voor, hoe hij zich toen wel gevoeld moest heb ben! Hij deed een schietgebedje, dat zij hem niet herkend zou hebben, maar dat had zy wel. Hy was nog maar enkele meters weggehold, of zij riep hem al. Hoor je haar roepen? Hij stond stil, liet het tasje vallen en liep terug. Oom Oliver keek my aan. Als kenner van het menselyk karakter zou ik willen zeggen, Jack, dat de vrees van een fatsoenlijk man, die toevallig behept is met een vreemde afwyking, voor de rechtszaal, de kranten en het geklets van buren een voldoende motief vormt voor een moord. Waarom zou hij trouwens al leen de gevallen, die nè de moord hadden plaats gevonden, opgebiecht hebben? Maar hij werd niet voor de rech ter geleid. Het .schuldig" werd hele maal niet over hem uitgesproken. Ik heb hem schuldig bevonden! Het spijt me erg. maai U krygt die tien shillng niet. U heeft me ver teld, dat die zaak opgelost was en dat de moordenaar veroordeeld werd. Die moordzaak Is opgelost, zei oom Oliver. maar ik heb niets ge zegd over een veroordeling van da moordenaar. Bowater werd veroor deeld voor het stelen van damestasjes. Oom Oliver begon te lachen, porde me tussen de ribben en hield zyn hand op. Geef 't maar, zei hy. Ik gaf hem de tien shilling. Het was het trouwens ook wel waard. Ik ben er nameiyk zeker van, dat oom Oliver precies had beschreven, waarom en hoe Josie White werd vermoord. Hoe denkt U hierover?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 17