SMULLEN IN ROMANTISCH RESTAURANT
WERD DEENS VOLKSGERRUIK
DOK HIJ MOET LEVEN!
D'
ZATERDAG 18 OKTubzR
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 4
Verhalen over eetprestaties zijn
lichtelijk overdreven
400 HOTELBEDDEN
IN KLEIN STADJE
Op bezoek bij
de Denen (III)
(Van een bijzondere medewerker)
Voor ik de Denen ontmoette had ik vele malen een hardnekkige
legende omtrent hen vernomen: hun gastvrijheid zou verbijsterend en
hun eetcapaciteit verbazingwekkend zijn. Ik gebruikte al het woord
„legende" en dat houdt in, dat ik beide kwalificaties overdreven
acht. In hotels, herbegen, winkels en bij boeren op het platteland
was er steeds sprake van een kalme prettige vriendelijkheid, welke
weldadig aandeed, maar ik meen toch beslist niet dat de vreemdeling
er in Oostenrijk, Spanje, Griekenland, Joego-Slavië of ons eigen land
slechter aan toe is - wanneer men althans de verfoeilijke plekken van
massaverkeer vermijdt. Demonstratief kan men de Deense beminne
lijkheid tegenover de gast zelfs niet eens noemen. Wie een boer op
een eenzame akker met een handgroet een goede dag wenst, krijgt
meestal een vage en nogal verwonderde reactie als antwoord en wie
's ochtends de ontbijtzaal van het hotel betreedt en de aanwezigen
met opgewekte stem begroet, leest zelfs zoiets als een lichte ontstel
tenis van de ietwat verstoord boven koffie en krant uitkijkende
mannenhoofden die niets terugbrommen. Doch dit zijn slechts kleine,
ons wat stuurs voorkomende hebbelijkheidjes, die niets afdoen aan
het feit, dat men zich in dit kostelijke land buitengewoon op zijn
gemak kan voelen althans wanneer men een ver voortgeschreden
oprechte democratie op prijs stelt.
Laat ik het ronduit zeggen: de
Denen zijn in hun levenshouding ten
opzichte van elkander veel democra
tischer dan wy in Nederland, die van
daag de dag nog steeds in hevige
mate rekening te houden hébben met
de hokjes en schotjes van afkomst,
financiële en maatschappelijke posi
tie, religie (98 procent is Luthers in
Denemarken) en politiek. Er zijn ruim
1400 Deense miljonairs en van econo
mische gelijkschakeling is geen sprake
en toch stelt men er, evenals in
Amerika, duidelijk een morele nivel
lering vast. Om het heel duidelijk en
concreet te zeggen: de metaalbewer
ker, die honderd gulden in de week
verdient en de fabrieksdirecteur, die
misschien het tienvoudige incasseert,
dineren vergezeld van hun vrouwen,
naast elkaar in hetzelfde bepaald
luxueus ingerichte restaurant, zij
schuivelen na afloop van het etentje
beiden over de dansvloer en in de
meeste gevallen zal de buitenstaander
nauwelijks onderscheid in beider kle
ding en houding kunnen bespeuren.
Aan den lyve heb ik ervaren, dat
het geen verschil maakte of mijn col
lega en ik in sportieve, doch nogal
shabby-achtige kledij in contact met
de Denen (zelfs met de hotelportiers)
kwamen of in een zeer geciviliseerd
avondkostuum. Men ademt in dit land
niet alleen de zuivere lucht in, maar
ook de vrijheid en dat is misschien
wel een even grote attractie als de
wijde pracht van de fjorden.
Deze opname werd in Viborg
(ruim 20.000 inw.) gemaakt,
maar het had even goed ergens
anders kunnen gebeuten. De
Deense steden zijn weinig opmer
kelijk en van een bepaald karak
ter is nauwelijks sprake. In een
straat als deze vindt men echter
enige hotels en restaurants op uit
stekend niveau.
Het ontstaan van de geruchten over
de eetlust der Denen en hun niet door
mij geconstateerde zware postuur is
wel te verklaren. De vreemdelingen
maken namelijk onherroepelijk kennis
met een nationaal gebruik, dat sue-
ge6ties in deze richting wekt. De in
de stad wonende Denen hebben
namelijk de gewoonte eens per week,
veertien dagen of maand, al naar ge
lang van hun financiële draagkracht,
gezellig te gaan souperen. Echtparen
doen dat in gezelschap van hun grote
kinderen (indien aanwezig), maar ook
ziet men er jonge stelletjes, die braaf
een lekker etentje komen verorberen
met een glaasje wyn erbij.
In elk stadje heeft men zulke
restaurants, die men zich vooral
niet moet voorstellen als kille etablis
sementen in het stationsrestauratie
genre. Integendeel: ddt zijn oorden
waar de burgerlijke romantiek hoogtij
viert. Lieflijke zaaltjes met luxueuze
suikertaart-decoraties of soms ook wel
vrij moderne ruimten met diffuus
licht en smakelijke kleuren. Er zijn
zeer correcte kelners, helder gedekte
tafeltjes, een strijkje, dat eerst Ween-
se operette-melodietjes speelt en later
overschakelt op lieve foxtrots uit de
jaren dertig als de rustig genietende
echtparen of de jongelui ook nog een
dansje willen maken. Men drinkt er
een glaasje wyn, bier of aquavit, soms
zelfs wel eens vrij veel, maar de stem
ming blijft rustig en sympathiek, met
een duidelijk intiem accent als bij een
gezellig familiefeestje thuis.
De buitenlander ziet de Denen
's avonds om tien uur in deze restau
rants nog smakelijk smullen, heerlijke
hors d'oeuvres, smörrebröd (licht
roggebrood) met als belegsel de fijn
ste paté's, zalm, kreeftsalade, kip of
een andere lekkernij, hij ziet prach
tige vleesschotels aandragen en hij
denkt: de Denen eten de ganse dag
door en zy hebben een levensstan-
dwaard, die florissant genoeg is om
deze culinaire uitspattingen op te
vangen. U weet nu al, dat dit een-valse
visie is. Zo'n etentje buitenshuis is
beslist geen alledaags gebeuren en
verder komt het my voor, dat de De
nen bepaald niet meer geldelijke arm
slag hebben dan wij. Eerder minder
zou ik denken.
Trouwens een dinertje ginds, zelfs
in het meest luxueuze restaurant Ko
penhagen natuurlijk weer even buiten
beschouwing gelaten), is bepaald niet
duur. Voor drie vier gulden heeft
men al een heel aangenaam menu
met drie gangen en bij tien kronen
(f. 5.50) zit men bepaald aan de top.
Duurder zijn de dranken en toch wil
ik U de aquavit van harte aanbevelen
een miniem glaasje ingeschonken
vanuit een maatje kost al over de
gulden, maar het aroma van deze
veredelde Deense brandewijn is voor
treffelijk en twee glaasjes verzoenen
U al op zeer integere wyze met de
kwade aspecten van het leven.
En nu ik tooh in de zo zakelijke
sector van het reiscomfort en de prij
zen ben beland, kan ik mijn ervaring
toch niet achterwege laten, dat de ho
telbedden talrijk en niet duur zijn.
Neem een stadje als Fredericia (aan
de Jutlandse oostkust gelegen)niet
meer dan 22.000 inwoners en toch
ruim 400 hotelbedden! zonder ove
rigens een toeristenoord te zijn. Het
nabije Kolding (32.000 inw.) bezit ruim
300 bedden en werkelijk dit zyn geen
excepties. Deze etablissementen zijn
degelijk, comfortabel op een soms wat
gezellig ouderwetse manier en wat
nog het aangenaamste is: men betaalt
in een uitstekend hotel uit de mid
denklasse niet meer dan f. 4.50 voor
een éénpersoonskamer (zonder ont
bijt).
Aan toeristische exploitatie is heel
weinig gedaan in Denemarken. Men
treft niet op ieder mooi hoekje een
restaurant of een uitkijktoren aan, de
café's hebben slechts zelden genoeg
lijke terrassen en de stadjes aan de
fjorden bezitten aan hun in wezen
toch zo attractieve waterkant meestal
niet anders dan havenkranen, fabrie
ken en onkruidvelden. Er zjjn meer
storende facetten, zoals de vele golf
platen dakein (zelfs op flats) en de
Reeds in de onmiddelijke nabij
heid van de kust- en fjordenste-
den vindt men de rust en wijdheid
van het water. Dit beeld van een
fjord-in-de-schemering met twea
eenzame hengelaars hoort thuis in
de buurt van Vejle Oost-Jut
land).
rijen primitieve zomerhuisjes langs
de baaien, maar vooral op Jutland
heeft men ruimte genoeg (op dit
schiereiland nagenoeg zo groot als
Nederland wonen immers slechts twee
miljoen mensen) om dit alles te kun
nen incasseren zonder zijn ongerepte
karakter te verliezen.
Schoorsteen-vegen is niet ieders werk.
Je moet er plezier in hebben, je vak ver
staan ener een speciaal ambtskostuum
voor aantrekken.
Ook, als symbool van de kachelpijp, er officieel
een hoge hoed bij dragen. Dat is allemaal niet
zo hèèl eenvoudig.
En althans voor mijn gevoel niet zo hèèl
leuk ook, als je bedenkt dat je gezicht en han
den na gedane arbeid even zwart zijn als dat
pak en die hoge hoed.
Tóch werken schoorsteenvegers met blijdschap,
want ze weten dat ze daarmee prachtig werk
doen: ze zyn de steunpilaren van de B.B., d.w.z.
de brandbescherming en ze verdienen daarvoor
een extra premie
Het is een onloochenbaar feit: met schoor
steenvegen komt de gewone burger altijd
achteraan.
Wanneer hij de schoorsteenveger opbelt om
z'n schoorsteen te laten bijwerken, staan er
zóveel anderen op de lijst, dat hij pas over
enkele weken aan de beurt komt.
Dan is 't altyd „kou geblazen", want de tem
peratuur heeft lak aan dat lijstje van de schoor
steenveger, gaat z'n eigen weg en de koude wind
blaast de reten van het huis binnen, voor je er
erg in hebt.
Er zijn natuurlijk altijd mensen, die het goed
geschoten hebben en bovenaan op de lijst van
de schoorsteenveger prijken. Die lachen nu al
voor een lekker vuurtje in hun vuisten
Ook op straat geven de Denen er blijk van culinaire genieters te zijn
Zo vindt men langs elke verkeersweg talrijke houten snoepkraampjes
en in de steden zijn het vooral de tentjes waar men hot-dogs (in het
Deens pölsetkan krijgen, die belangstelling trekken. Bij deze
warme worstjes drinkt men dan vaak een heerlijk glas koude melk.
Het pleintje van deze [oto is te vinden in de Jutlandse stad Viborg
opeens, klinkt er „boeh" door d
schoorsteen en je weet, dat de „grote"
man gearriveerd is.
Hij kronkelt over de daken en het roet komt
de kamers binnenstuiven.
Je vraagt je af, waar &1 dat roet vandaan
komt en je begrijpt, dat heel wat „afvalstoffen"
in die het vorig jaar zo moeizaam vergaarde
en dure kolen zaten.
Soms komt er bovendien een dooie kraai of
vleermuis, die zich aan de behagelyke warmte
te goed deed, naar beneden tuimelen: allemaal
het werk van de zwarte man, die daarboven zo
ijselijk hard aan de gang is. Ik moet zeggen:
schoorsteenvegen is m'n vak niet, maar 't is
arbeid vol verrassingen.
De schoorsteenveger heeft er eer van!
Toen ik laatst bij hem aanbelde, viste ik er
alwéér naast.
„Wacht U maar tot november, tot eind
oktober zitten we propvol", luidde zijn com
mentaar.
Mistroostig kijk ik nu naar alle huizen, waar
boven de rook nu al vrolijk omhoog dartelt.
D&t zijn de wakkeren, die er 't eerste bij waren
en bij wie het „vegen" achter de rug is.
De „zwarte mannen" hollen van her naar hot.
Ze voelen zich onmisbaar, ze zijn inderdaad
onmisbaar. We vinden 't dus helemaal niet gek,
boven de rook al vrolyk omhoog dartelt.
Alle belangrijke mannen dragen immers hoge
hoeden?
Ze dragen ze by officiële plechtigheden en is
't niet plechtig, wanneer ze bij U de winter
inwijden en alle akrobatiek ten toon spreiden,
die voor zo'n gebeurtenis vereist is?
„Boeh" zegt de grote man daarboven.
„Boeh" zegt z'n maat beneden.
Ze kunnen elkaar weer verstaan.
Alles klopt, de weg omhoog ligt vrij.
Eindelijk kan de kachel aan!
Je wrijft genoeglijk de handen en denkt niet
aan de kolenrekening. Die wordt nog wel ge
presenteerd.
Evenals die van de man met de hoge hoed.
Ook hij moet leven!
FANTASIO.