FEEST Hotel „Sneeuwzicht" brandpunt van interessante dingen U moet weten, dat vrijwel de gehele bevolking van Nepal Boeddhistisch of Hindoeïstisch is. En de mensen daar belijden deze godsdiensten nog naar ouderwetse trant. Dit is de reden, waarom er geen Christelijke zendelin gen en missionarissen in het land wor den toegelaten om het Christendom te prediken. Toch zijn de Nepalezen niet onverdraagzaam of onvriendelijk je gens de Christenen, die in hun land komen of wonen. Het tegendeel is veeleer het geval. Dit merkte ik, toen ik op een paar mijl afstand van het hotel een kluizenaar de weg vroeg. Hij verstond mij niet, maar toen ik hem een foto van het hotel toonde, ging deze mijnheer „Vel-over-Been" (zo noemde ik hem in mijn dagboek, om dat hij zo mager was) onmiddellijk met men mee om mij er heen te bren gen. BIJ het hotel gekomen ontving me vrouw Mendies ons. In korte tijd was zij druk in gesprek met de kluizenaar, die in de streek blijkbaar een man van aanzien en gezag was. Mevrouw Mendies kent het Oosten. Vóór haar huwelijk werkte zy als officiere van het Leger des Heils in Calcutta. Zij trad op als tolk tussen mijnheer „Vel-over-Been" en mij. Dit gesprek duurde een half uur, maar reeds na een kwartier ging er een andere wereld voor mij open en be greep ik. dat er in Nepal heel wat din gen voor mij te leren waren, die ik niet op mijn studieprogram had staan. Ik zei dit tot mijn gastvrouw. Zij ant woordde: „Natuurlijk, natuurlijk maar geloof me, de mensen zijn hier net zo menselijk als wij. Ze hebben hun vreugde en hun verdriet. De mees ten zijn voorkomend en aardig, mits men hen met rust en in hun waarde laat". Tom Mendies had zich by ons ge voegd. Ja, bracht hij in het midden, er wonen hier ferme kerels. Denk maar eens aan de Ghurka-regimenten, die hun manschappen hoofdzakelijk uit Nepal betrekken. Bovendien zijn de mannen hier dappere bergpioniers. Zij gaan als gidsen en dragers de Himalaya in, als een expeditie vertrekt. En van mijn hotel zyn reeds heel wat expedities gestart. Morgenochtend vertrekt een antropoloog. Ook hy wil zyn geluk be proeven. De dragers heb ik voor hem gerecruteerd. Je kunt ze morgenoch tend zien vertrekken. De geleerde man is op het ogenblik in het hotel. Je ziet hem straks wel. Inderdaad sprak ik hem wat later op de dag. Ik vroeg hem, of hij op de „Verschrikkelijke Sneeuwman" ging jagen? Glimlachend schudde hij van neen. Tom Mendies, bij het gesprek tegenwoordig, gaf als zyn mening, dat het bestaan van zo'n „Sneeuwman" niet zo'n groot vraagteken is, als velen in het Westen geloven en dat tal van Nepalezen overtuigd zijn, dat hij dier op aapmens of mensaap wel degelijk bestaat. DIE expedities naar „boven", vervolgde Tom Mendies. „bren- ben hier veel leven in de brou werij. Weet je, dat ook Edmund Hillary en de Sherpa Tensing hier gestart zijn, toen zij er enige jaren geleden in slaagden om de top van de Mount Everest te bereiken? Sir John Hunt leidde die expeditie. Schrijf dus maar gerust, dat in hotel Sneeuwzicht de victorie in de strijd tegen 's wereld hoogste berg begon, Ja. die Tensing en die Hillary waren prima kerels. Trou wens, alle alpinisten, die de Himalaya „proberen", zijn van de goede soort, weet je. En er zyn nog wel een paar toppen te -veroveren. Als je lust hebt om naar boven te gaan, zorg ik wel voor de dragers. Zomin als ik gevoelde Tom Mendies veel voor die „hogere bergsport". Hij was verklaarde hij erg tevreden als hotelhouder of „innkeeper" (her bergier) aan de voet van de Himalaya De toppen gunde hij graag aan ande ren! Nu, Tom en zijn vrouw leiden een interessant leven in het verre Nepal. Het klimaat is er goed. De bevolking is m de Zaterdag 4 oktober 1950 Het is een goed ding dat er in ons leven feesten be staan en dat wy deze fees ten kunnen vieren. Zij onder breken het ritme van het dage lijks werk, zyn een adempauze in ons gejachte, maar vaak ondoordachte bestaan, geven ontspanning, hoewel in ander opzicht weer grote inspanning, vormen hoogtepunten in onze levensgeschiedenis en blijven het langst nawerken in onze herin nering. Een gemeenschap zon der feesten is kleurloos, zonder vreugde, doods. Ik doel hier niet alleen op de kerkelijke feesten, maar op alle feesten: de zon dagen, maar ook de verjaar dagen (bij de geboorte van elk kind komt er een nieuw feest tij op aarde), by bruiloften, ju bilea, nationale feestdagen, fees ten bij het beëindigen van het werk op het land, by het vol tooien van een huis, bij het af leggen van een examen. Het feest brengt de vreugde in het leven. Op een feestdag gaat alles anders dan anders. Wij behoeven niet naar school, niet naar ons werk (dat geldt niet voor allen). Het huishouden mogen wij wat verwaarlozen. De gewone maaltijden komen wat in het gedrang. En dat alles mag! Want er is iets belang rijkerehet feest! Op een feest dag gedragen wij ons iets an- WOORD VAN BEZINNING ders dan gewoonlijk. De rem men zijn wat los, wij zijn in het algemeen dan spontaan en meer ons zelf. Wij dienen ons wel af te vragen, of iedereen op een feest als 3 oktober blij was. En het was ook de vraag of alle lachende gezichten behoorden bij werkelijk spontane mensen. Een feest kan mensen aan de buitenkant bly maken, maar aan de binnenkant onberoerd, ja zelfs wat verdrietig. Op een feest zijn wij vaak met velen bijeen en toch vaak eenzaam. De remmen raken los, niet altyd om ons zelf te worden, ook wel om buiten onszelf te raken. Op een feest gebeuren bijzon dere dingen, die in het dagelyks leven niet voorkomen. Een keer per Jaar wordt je in Leiden gratis brood uitgereikt, dat is een sensatie die je beleven moet. Een keer per jaar zo maar in kostuums op straat lo pen, zomaar geld uitgeven, waar je anders zo zuinig op moet zijn. Eenmaal per jaar samen dansen, jong en oud, alle ran gen en standen dooreen. Of is dat alles te idealistisch voor het Leidse 3 oktoberfeest. Ik hoop van niet. Het feest is de essence van het leven, de room van de melk, de geur van de wijn. Het is de mens op zijn best. Daarom is het zo heerlijk, dat er feesten zijn en dat wij die feesten mo gen vieren. Een feest bestaat niet alleen uit één dag, er is een aanloop-tyd en een nawerking en doorwerking van het feest. De voorbereiding kan maanden duren, op een goed feest kan men een tijd lang teren. De dode tijden in het leven kunnen jyij overbruggen door terug te zien op de achter ons liggende feesten en op de in het vooruit zicht gestelde. Zo leven wij van feest tot feest. Het goede feest helpt ons ook weer fris en fit naar het werk te gaan. En dat is wat wij als goede Leidenaars elkaar moeten toewensen. J. VAN GOUDOEVER, Remonstr. predikant te Leiden. weten en doorgemaakt hebben. Kort om, ons hotel, zei Tom, ligt gelukkig ver weg van het geroezemoes en de onrust der wereld en is toch een brandpunt van leven en bedryf. Mevrouw Mendies „mijn naam is Betty" zei ze naar gastvrije Canadese trant is niet minder tevreden en gelukkig dan haar man. Haar beginse len en levenshouding zyn door en door christelijk, maar soms, vertelde zij, bemoei ik mij toch een heel klein beetje met de prachtige gebedsklokken en de gebedsmolens bij de tempels hier. De mensen luiden die klokken en draaien die molens om kond te doen, dat zij gebeden hebben gezegd. Soms ook geldt het luiden en draaien zelf als een reeks gebeden. Magisch ge dacht? Misschien wel, zegt Betty, maar ik leef heel erg mee met de men sen hier. Ik help ze graag en ik mag ze graag. Ze zyn voorkomend en een voudig. En ze zijn net zo trots op hun kinderen en huisjes als de mensen in Canada of bij U in Europa, geloof mij. NET als toen ik in India bij het Leger des Heis werkte, steek ik mij hier 's avonds vaak in een sari, de nationale dracht van de vrou wen hier. Tom zegt, dat een sari mij goed staat. Na tafel komt een jonge Nepalese mij helpen met verkleden. En soms vertelt ze my dan, dat ze des daags een gebedsmolentje heeft ge draaid voor Tom en mij. Daar ben ik altijd dankbaar voor en ik vertel haar ook, dat ik blij en dankbaar ben. Natuurlijk vind ik het bijgeloof, maar ik weet zeker, dat mijn Nepalese vrien den het heel ernstig menen en werke lijk geloven, iets goeds voor mij te doen. Terwijl zij mij dit vertelde, kwam een bediende zeggen, dat de „gast- professor" mevrouw wilde spreken. Betty snelde weg. Tom en ik bleven achter. We praatten over heel wat dingen, die in deze korte reisimpressie niet op hun plaats zouden zijn. Ik vroeg hem ook, wat hem bewogen had, in Nepal als „herbergier" neer te strij ken. Hij keek mij wat onderzoekend aan. „Wat mij daartoe deed besluiten? Ik weet het eigenlijk niet precies ik kwam hier en ik ben hier gebleven, omdat het my hier uitstekend bevalt!'* (NIVANO - Nadruk verboden) Mevrouw Mendies spreekt heel goed Nepali. Zij is goede vrienden met de bevolking. Hier ziet men haar in gesprek met een (Boeddhistisch) kluhenartt en axee*. Wie van avontuur houdt en de lange reis naar Nepal kan bekostigen, raad ik aan, te gaan logeren in het hotel „Sneeuw zicht" aan de voet van de Hima laya. Waarom? Omdat het ver van het roezige leven ligt en men er toch de polsslag van het leven op zeer bijzondere manier kan waarnemen. Twee Canadezen verzorgen pioniers van het Himalaya-gebergtê De Nepalezen zijn opgewektgoedlachs en vriendschappelijk van aard. En zelfs al gaan zij soms povertjes gekleeddan nog is hun houding waardig en hoffelijk. Een expeditie op het punt van vertrek naar boven. De dragers staan te wachten op de mannen der dk ti d* gkbm n halpen atUe* dienta JA. dat hotel Sneeuwzicht! Reeds in India en op weg naar Nepal had men mij er veel over verteld. De eigenaar een Qanadees, Tom Men dies geheten was een gezellige baas (had men mij verteld) en zijn vrouw, Betty Macdonald, thans mevrouw Mendies, eveneens geboren en getogen in Canada,, was niet minder gezellig en gastvrij. Beiden waren uitstekend op de hoogte van de zeden en gebrui ken des lands. Beiden waren zeer ge zien in Nepal. Zowel de heer als, voor al, mevrouw Mendies sprak, vloeiend Nepali, de taal des lands dus. Dit alles kon mij goed te stade komen, over woog ik. Het is mij goed te stade ge komen, merkte ik later. (Bijzondere medewerking) Toen ik naar Nepal vertrok, wist ik niet veel meer dan dat het een onafhankelijk land was, gelegen ten zuiden van het raadsel achtige Tibet en dat de heerser over Nepal heette „Zijne Majesteit Maharajadhiraja Mahendra Bir Bikram Jang Bahadur Shah Bahadur Shamser Jang". Vergeefs had ik geprobeerd, deze lange naam feilloos uit het hoofd te leren. Ik had hem toen maar opgeschreven, want zo'n sprookjesachtige benaming te onthouden is blijkbaar voor een Westerling niet weggelegd. Een Nepalees echter heeft er niet de minste moeite mede, al kan nog geen tien procent van het Nepalese volk lezen of schrijven. En aangekomen in het Sneeuwzichthotel bleek mij al spoedig, dat ook Westerse tongen niet behoeven te struikelen over de naam van de Nepalese heerser. Althans, mevrouw Mendies, de echtgenote van de eigenaar, sprak hem even vlot en gemakkelijk uit als ik Engelse, Franse, Duitse of Nederlandse „inge wikkelde" namen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 13