BERTHE GRIMAULT
rt C
A
1
KAN DE TWEE ROMANS NOOIT
ALLEEN GESCHREVEN HEBBEN
WOORD
VAIN
BEZINNING
Non multa
sed multum
Zaterciag 20 september 1958
kj
*1 «J
Sb
m j
■wasswiJ-
V..
Frans „wonderkind" logeerde
bij onze correspondent in Parijs,
Frank Onnen
spoedig verfilmd zal worden, dan wél
afkomstig? De verdenking rustte al
enige tijd op haar buurman, Eliézer
Fournier, een postbode in ruste, die
zelf vroeger zonder succes ook wel
eens een verhaaltje had gepubliceerd,
en wiens naam trouwens op de titel
pagina's werd vermeld als zijnde de-
geen die de romans uit Berthes mond
zou hebben opgetekend. De respectie
velijke aandelen van een le t ter kun-
Berthe Grimault, haar promotor Eliezer Fournier (r) en onze Parijse
correspondent Frank Onnen (m) op één der Seinebruggen.
Een begaafde postbode verbergt zich
achter een ongeletterd geitenhoedstertje
(Van onze Parijse
correspondent)
Wellicht herinnert men zich
nog de geschiedenis, of beter het
sprookje of de legende, van de
Franse geitenhoedster Berthe
Grimault, waarover de kranten
de laatste tijd periodiek plegen
te berichten. Een veertienjarig
meisje, dat haar leven tot dat
moment gesleten had onder de
armelijke en primitieve omstan
digheden van de grote massa
van Frankrijks plattelandsjeugd,
verraste, enkele jaren terug,
plotseling de literaire wereld
met een roman „Beau Clown"
geheten, waarin de letterkundige
kritiek over 't algemeen en
niet ten onrechte geneigd was
een heel bijzonder meesterwerk
te herkennen.
verhalen, die hem door het kind 's
avonds werden verteld. Hij besloot die
geschiedenissen op te schrijven, en zo
ontstond dan haar eerste boek waar
voor de Parijse uitgever Julliard
die ook Fran<?oise Sagan en Minou
Drouet, andere representanten van
het genus „wonderkind" op de
markt bracht, zich wel bleek te willen
interesseren.
Niet overtuigend
Goed, zei ik. Maar losse vertel
sels uit een kindermond vormen nog
geen roman. Zomin als je wat kinder
deuntjes tezamen gebracht, een sym
fonie kan noemen. Wie componeerde
dus de romans?
Nu ja, hij, Fournier, gaf wel de
volgorde aan, maar van a tot z waren
ze toch door Berthe verzonnen.
Aangezien buurman Fournier me
niet geheel overtuigde, maar ander
zijds toch ook geenszins de indruk gaf
me vierkant voor te jokken, vroeg ik
of Berthe geen zin zou hebben nu
eens een paar weken bij ons te komen
logeren. Een paleis of kasteel gelijk
mrs. Orr's „finishing-school", konden
we Berthe niet aanbieden. Maar in
ons buitenhuisje zou het boerenmeisje
zich vermoedelijk evenmin als in een
„vergulde kooi" gevoelen. En mis
schien, wie weet, kon Berthe in de
vrijheid, die ze bij ons genieten zou,
haar literaire aanlegt in tegenstelling
met de ervaringen in Engeland, nu
ook eens aan anderen dan aan buur
man Fournier, wél overtuigend open
baren. Berthe zelf bleek voor het lo
geerplan zo niet voor de heimelijke
bijbedoelingen in ieder geval on
middellijk te voelen, en ook haar
ouders en promotor opperden geen
enkel bezwaar. Ze stapte welgemoed
en opgewekt in de auto, en ze heeft
daarna ruim drie weken onder ons
dak vertoefd.
Vrolijk en spontaan
Laten we direct maar erkennen
dat onze ervaringen met de
TWEE gebeurtenissen vroegen
dezer dagen onze aandacht,
plaatselijk: de rectoraatsover
dracht aan de Universiteit, lande
lijk: de opening der Staten-Gene-
raal.
By beide gelegenheden werd een
oratie uitgesproken, die een beeld
van de werkelijkheid opriep in sa
menhang met verleden en toekomst.
Hoe verschillend beide oraties uiter
aard moesten wezen, hierin kwa
men zij wel overeen, dat achter de
woorden een worsteling voelbaar
was met de taak en opdracht, aan
ieder op eigen terrein gesteld. Over
al zijn voetangels en klemmen te
over, problemen, die moeten wor
den opgelost, noden, waarin moet
worden voorzien, tegenstellingen,
die moeten worden overbrugd. Zij
boden ieder op eigen gebied een
staalkaart van de gecompliceerd
heid des levens met de eisen, die
zij onontkoombaar stelt aan leiding
en bestuur. Die gecompliceerdheid
houdt niet alleen moeilijkheden in,
die als zware last kunnen knellen
en remmen, maar ook gevaren, die
voor wetenschap en/of maatschappij
tot een levensbedreiging kunnen
worden. Daarom werd in een recto
rale rede b.v. o.m. een lans gebro
ken voor geestelijke weerbaarheid
tegen het nihilisme, dat de studen
tenwereld bedreigt. In de Troonrede
werd „een hoog niveau van bespa
ringen dringend geboden geacht
voor het welzijn van ons volk nu en
in de toekomst", omdat alleen een
sterke economische grondslag onze
welvaart kan verduurzamen en
wellicht nog verhogen.
Ongetwijfeld is een en ander juist,
maar de geesteshouding, die hier
voor nodig is, zal slechts worden
opgebracht, als er een geestelijk
fonds is, vanwaaruit men positief
leeft en de werkelijkheid gestalte
zoekt te geven. Vandaaruit immers
is men alleen in staat alles en allen
binnen juiste proporties naar we
zenlijke waarde te toetsen en te
plaatsen. Het is die reductie en ver
eenvoudiging, die de ban der gecom
pliceerdheid doorbreekt en teniet
doet. Hierop doelt die oude wijs
heid der Romeinen: non multa, sed
multum, d.w.z. het gaat niet om de
vele dingen in de zin van velerlei,
maar telkens om het veel in diepte
graad, dat voor ieder en alles zijn
intrinsieke waarde en betekenis,
zijn begrensde plaats en rechte
fuctie aanwijst. Het is die vereen
voudiging, die mens en volk stijl en
karakter, waardebesef en waardig
heid, verantwoordelijkheidszin en
levenspotentie verleent.
Voor de Christen is dat multum
zyn geloof, of dieper nog God, Wiens
openbaring aan zijn geloof ten
grondslag ligt.
Van de Oxfordbeweging is bekend,
dat zy haar leden een stille tijd
voorschrijft aan het begin en einde
van iedere dag om daarin aan God
voor te leggen, alwat de mens bezig
houdt of door hem is verricht. Deze
praktijk is gebaseerd op de erva
ring, dat in Zijn licht zich alle din
gen op wonderbare wijze vereenvou
digen. Er moge differentiatie zyn in
wetenschap en waarheid, onder
mensen en volkeren, die afstand
schept tot vervreemding en vijand
schap toe, maar vóór Zijn aange
zicht weet de mens naar de ziel
slechts van Zijn Waarheid te leven
en leert hij opnieuw Zijn taal te
spreken, die universeel is en ieder
een verstaat, de taal der liefde. In
verwatenheid moge de mens zich
als heer en meester gedragen, die
zijn eigen lot alleen in handen
heeft, wanneer God hem aangrypt
en aanspreekt zal het hem niet an
ders vergaan als die man uit het
Évangelie, die zich ook om niets of
niemand verder bekommerde, maar
zich schatten verzamelde en te ho
ren kreeg: Gtf dwaas! Want wat is
dat alles wezenlijk waard?
Troeltsch heeft de calvinistische
levenshouding indertijd goed geka
rakteriseerd in de term „innerwelt-
liche Askese". Hiermee wilde hij
zeggen, dat de Calvinist een levens
stijl eigen is van ernst en arbeid
zaamheid, van spaarzin en sober
heid, waarbij de goederen dezer
aarde niet worden nagejaagd en be
zeten ten eigen genoegen, tot eigen
macht en aanzien, maar tot eer van
God en dienst aan Hem, gelijk een
goed rentmeester betaamt. Nu is
het weliswaar geen evangelisch
ideaal als weleer Diogenes in een
leeg vat te wonen en ook behoeft
men niet van sprinkhanen te leven,
zoals Johannes de Doper, om Gode
welgevallig te zijn, maar zoveel is
wel zeker, dat er een samenhang
bestaat tussen wat wij ons permit
teren aan voedsel, kleding en ge
noegens en onze geestelijke instel
ling t.o.v. het leven en zijn zin.
Toen indertijd Sundar Singh en
de dichter Tagore een bezoek aan
West-Europa brachten, hebben bei
den zich verbaasd, dat wij om te
leven wel materieel zoveel behoef
den, maar zo weinig grootse ge
dachten daarbij hadden. Het is niet
toevallig, dat juist het Hindoevolk,
dat materieel zo lage levenseisen
stelt en met wantrouwen het gigan
tisch bedrijf der Westerse techniek
gadeslaat, een geestelijk zo levend,
godsdienstig zo'n diepgravend volk is.
Wie „de opdracht van de tijd", in
beide oraties geboden, verstaat, zal
niet anders dan daarin een wekroep
en een maning horen, die Mozes
voor zyn volk eens aldus onder
woorden bracht: „Neemt u in acht
den Heer uw God niet te vergeten
door Zyn geboden. Zijn verordenin
gen en Zijn inzettingen te verwaar
lozen. Want het zal geschieden, als
gij den Heer uw God vergeet en
andere goden achterna loopt en
hen dient dat betuig ik u dat
gij voorzeker zult omkomen!"
W. J. H. HUBEEK,
Ned. herv. pred. te Leiden.
-7U
^VAj-V
(fv<SL. ■-**=*?
O |£t
JjU_
Het verhaal, gedrenkt in een
soort viriele poëzie, werd al spoedig
door een tweede roman „Tuer son
enfant" gevolgd, en heide boeken
werden naar verschillende andere
talen overgebracht. In Engeland
verscheen zo ook een vertaling van
Berthes romans, die onder de ogen
kwamen van de directrice van een
der rijkste „finishing-schools", luxe
pensionaten voor meisjes uit de
hoogste kringen, en deze mrs. Orr-
Ewing werd zó diep getroffen, dat
ze besloot de schrijfster in de buurt
van Poitiers op te zoeken om haar
uit te nodigen een jaar lang in
Seal, op haar persoonlijke kosten,
te komen logeren. Welke motieven
mrs. Orr-Ewing precies voor haar
invitatie heeft gehad, zijn niet ge
heel en al duidelijk geworden. Maar
wannéér haar een overeenkomstig
experiment voor ogen had gestaan
als G. B. Shaw in zijn vermaarde
toneelstuk ,J?ygmalion" beschreef,
dan mocht ook déze proef als mis
lukt worden beschouwd.
Want a's een echte dame of vrouw
der wereli is Berthe, trots een licht en
doorzichtig beschavingsvernisje én de
ruime collectie bal- en cocktailjurken,
die ze meebracht naar haar behoeftige
ouders en acht broers en zusters, niet
naar Frankrijk teruggekeerd.
Maar ook in ander opzicht bleek de
proefneming negatief uit te pakken.
Nadat Berthe een jaar by haar on
derdak was geweest, maakte de direc
trice bekend dat ze niet geloofde dat
de twee romans door het meisje ge
schreven waren. Berthe bezat, volgens
mrs. Orr-Ewing, de geestelijke ontwik
keling van een kind van hoogstens ze
ven jaar - ze is nu achttien - en onder
haar leiding had ze ook maar bedroe
vend weinig opgestoken.
Wie wel
De vraag, die onbeantwoord bleef,
was natuurlijk: van wie zijn die ro-
nsan* waarvan, „Beau Clown" nu
Het handschrift van het wonderkindBerthe Grimault.
Bijna geen woord zonder de schrikbarendste fouten
dige samenwerking zijn men denke
aan de Franse gebroeders Tharaud
of het Nederlandse schrijverspaar
Scharten-Antink voor de buiten
staanders al-tijd nog al moeilijk pre
cies aan te geven en vast te stellen,
en ook in dit geval bleef de mogelijk
heid open dat Berthe. hoewel on
machtig zélf en alleen iets te
schrijven, niettemin voor haar buur
man als inspiratiebron had gediend,
waardoor ze, wat breder gezien, toch
als de geestelijke moeder van de ro
mans mocht worden aangeduid En
bovendien was 't allerminst uitge
sloten dat Berthe zich temidden van
die rijkelui's dochters in Engeland zó
ontworteld had gevoeld, dat niet al
leen haar talent, maar ook haar fan
tasie tijdelijk geheel buiten werking
zouden zijn gesteld En die verklaring
werd d an ook al gauw door postbode-
mede-acteur Fournier van de teleur
stellende ervaring van mrs. Orr-
Ewing gegeven.
„schrijfster" Berthe Grimault volle
dig parallel lopen met die van mrs.
Orr-Ewing. We achten het absoluut
uitgesloten, dat zij de romans, die
onder haar naam verschenen, ge
schreven, of zelfs maar geïnspireerd
zou hebben. Geen enkel woord of
opmerking uit haar mond heeft ook
maar in de verte van enige schep
pende fantasie getuigd, en haar
hele natuur en persoonlijkheid ble
ken volledig vreemd aan het karak
ter van de romans
Geen enkel punt van overeenkomst
deed zich voor. Berthe heeft in die
drie weken wél enkele malen een pen
op papier gezet, maar alleen voor
haar omvangrijke liefdescorrespon
dentie, die overigens zonder een spoor
geheimzinnigheid gevoerd werd Zij
had wel vier, vijf of meer vrijers ge
lijktijdig aan de haak, en zowel de
inkomende als de uitgaande post werd
ons openhartig ter kennis en onder de
ogen gebracht. Brieven die, van beide
zijden, geen greintje originaliteit, en
nog minder poëtisch gevoel verraad
den en waarmee Berthe zich aller
minst onderscheidde van de eerste
de beste dienstmaagd die zich aan een
jongeling „verklaren" wil. Een aan
eenschakeling vol schrijffouten
Hartelijke ontvang
Toen wij deze zomer toevallig oj.
vakantiereis het departement Leï
Deux Sèvres doorkruisten, besloten
we Berthe in het gehuchtje Jassaj
eens op te gaan zoeken. We werder.
ontvangen op een wat vervallen boer
derijtje waarvan de binnenplaats
door modder en mest geen aantrek
kelijke indruk maakte. De ouders van
Berthe, mensen van een jaar of vijf
tig, gekromd door het zware landwerk
ontvingen ons vriendelijk, bijna har
telijk, en onze vrijwillige identificatie
als journalist op zoek naar naadjes
van de kous, bracht geen merkwaar
dige wijziging in hun voorkomende
gedragingen. Berthe zelf zei nog niet
veel. en ze vlinderde maar wat onbe
kommerd rond ons en haar ouders
Toen we echter enkele omzichtige
vragen gingen stellen over de sensa
tie van haar boeken, nam iemand
anders, een man met een blonde ar
tistieke artiestenkop en grijsblauwe
ogen, het gesprek aan gene zijde a
spoedig over.
Dat was natuurlijk postbode Four
nier, die zich als een zeer belezen en
intelligent man deed kennen en die
zich beslist niet gemakkelijk in een
hoekje liet praten.
Hij had de ontwikkeling van Berthe
een meisje met een zwart jongens
kopje, geestige donkere oogjes en de
gestalte van een dwerg van een meter
veertig hoogte, al wat kleuter-af ge
volgd, en reeds vroeg, zo zei buurman,
werd hij gefrappeerd door de vreemde
van versleten woorden-, cliché-wen
dingen, gemeenplaatsen en derhalve
een proza dat van iedere dichterlijk
heid was gespeend.
Ondanks die deceptie op het letter
kundige plan, hebben we van onze
uitnodiging toch zeker geen spijt ge
had. Berthe was in alle opzichten
voortdurend volmaakt zichzelf, vrolijk
en spontaan, en als een vervelende
of lastige gast heeft ze zich zeker niet
gedragen. Over haar boeken hebben
we weinig meer gesproken en over die
„schooljuffrouw in Engeland" had ze
't liever ook zelf maar niet. Monsieur
Fournier was wel een erg knappe
man. zo gaf ze dan toe, maar toch
zou ze 't liefst nooit meer een boek
hoeven te schrijven. Als zij maar
trouwen mocht.
Dekmantel
We hopen voor Berthe, dat ze uit
de overrijke collectie huwelijkspre
tendenten. waarmee ze zich heeft om
ringd, inderdaad spoedig de goede
keus zal doen. En dat niemand haar
dan ooit meer over die literaire car
rière zal lastig vallen. Niet dat haar
geast of psyche onder al dat gerucht
en| die tientallen reportages in de
wereldpers die ze overigens niet las,
trouwens nauwelijks kon lezen.
merkbaar geleden hebben. Ze is er
ijskoud onder gebleven, omdat haar
fantasie vermoedelijk niet eens in
staat was te realiseren wat al die be
langstelling van de buitenwereld be
duidde. Met Eliezer Fournier zijn we
intussen in een geanimeerde brief
wisseling getreden, zonder dat zijn
capitulatie nog in zicht is gekomen,
boek ook ons van het mysterie zal
overtuigen, omdat Berthe over haar
verblijf in Engeland dan dingen zal
vertellen, die zij alleen kon weten.
We zullen wel weer zien. Het geval
Fournier is meer tragisch dan schan
daliserend. Zijn „stal" heeft nóg twee
andere wonderkinderen Berthes
broer en zijn eigen dochter opge
leverd, die weer met een heel ander
soort literatuur op de markt ver
schijnen. Fournier moet over een
groot en veelzijdig talent beschikken.
De sensatielust van het publiek
heeft hem echter gedwongen naar
de dekmantel der wonderkinderen
te grijpen om dat eigen talent, In
direct, erkend te zien. De wereld wil
bedrogen worden, en Eliezer Four
nier heeft het spel met meer doel
matigheid dan raffinement ge
speeld. Wanneer men dus zijn me
thode af moet wijzen, dan bewonde
ren wij zijn gaven. Hij is een groot
schrijver, die 't helaas nodig heeft
geoordeeld én gehad zich
achter een ongeletterd en literair
onbestaand geitenhoedstertje te
verbergen..
Wie zijn vakanties in de Alpen heeft
doorgebracht, zal misschien alleen me
delijdend het hoofd schudden over de
pogingen om hier in ons vlakke polder
land zo iets als een rotstuin te maken.
Ik geef toe: zo'n stapel stenen met wat
rotsplantjes is ook geen rotstuin, doch
aan de andere kant: het is toch zo'n
aardige oplossing om al dat laagblijven-
de goedje in de tuin te kweken. Vele
soorten zouden op de voorgrond in de
border beslist niet tot him recht komen
en indien dan een klein stukje van de
tuin als rotsje kan worden ingericht, is
dat heus zo mal nog niet.
Overigens zijn er wel bepaalde soorten,
die ook op de voorgrond in de border
gekweekt kunnen worden en dan denk ik
direct aan de Cerastiums, die men beter
kent als akkerhoornbloem. In onze dui
nen komt ook een soort voor. Elke na
tuurliefhebber kent die aardige helder
witte bloempjes wel. De Cerastium kan
men in verschillende soorten bestellen;
de tomentosum bloeit erg rijk en heeft
grijs viltig blad. behoort tot één van de
beste rotsplanten en groeit ook uitste
kend op de droogste helling. Daar wyst
trouwens de vindplaats in de duinen al
cp. Het is dus een gewas, dat men op
een zeer zonnige plaats moet poten en
dan kan men er ook volop bloemen van
verwachten .De groei kan dan zo sterk
zijn dat er gevaar ontstaat voor over
woekeren van andere planten en dan za*
het mes er wel eens aan te pas moeten
komen. Indien verplant moet worden
en dat dient men zeker om de twee of
drie jaar te doen zal men dat het best
in de nazomer kunnen doen; de planten
groeien dan vrij snel door. Cerastiums
hebben dus niet zo'n zwaar bemeste
grond nodig, doch dat wil niet zeggen,
dat ze het niet zouden weten te waar
deren. indien wat humus door de grond
heen gewerkt wordt. Er zijn tegenwoor
dig heel goede composts oorten. die voor
dit doel gebruikt kunnen worden en
vooral voor hen. die geen stalmest kun
nen bemachtigen. Deze compost is zelfs
in zakken van vijfentwintig kilo te koop
en veel heeft men er niet van nodig.
Dat er ook vele mooie Campanulasoor
ten of klokjesbloemen zijn. behoef ik
nauwelijks te vertellen: er zijn laagblij-
vende en kruipende soorten en ze komen
in de blauwe kleuren voor. Allerliefst
voor een klein rotstuintje. Elke vaste-
plantenkweker of hovenier zal U er aan
kunnen helpen.
G. KROMDIJK
De Cerastium of Akkerhoornbloem