m in KAMER en TUIN Richard overwon de Barre „Liever Aafje Heynis de eerste dan Kathleen Ferrier de tweede Uitgebreid repertoire Een Zoeklicht WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 De beroemde kruisridder gedood DE JEUGDIGE EENZAME MET ALLEN VERBONDEN Obsessie van jonge zangeres Begaafde alt van grootse allure ee,r,ste °ptreden: °p straaf n. OP DE BOEKENMARKT Bewogen Leven Aan het hof van de Koning van Navarre is het een en al bedrijvigheid. Buiten het kasteel, op een open vlakte, zal het jaarlijkse toernooi gehouden worden. De Spaanse zon lacht op honderden tenten, duizenden mensen, die vol verwachting het strijdperk omringen dat zo aanstonds bezet zal worden door de wapenkoning en zijn trawanten. Hoor, trompetten worden reeds gestoken. De toernooien van Sancho V, Koning van Navarre zijn beroemd in de ganse „be schaafde wereld". Wij zijn nog niet in het Herfsttij der Middeleeuwen, het is nog „volle zomer". Het toernooi is nog een van de belangrijkste en meest geliefkoosde ver maken, waarover meer gesproken wordt dan over een auto-race in onze tijd. Zo tegen het eind van de 12e eeuw is de cultus van het heldendom het diepst beleefd. Wy leven immers in de tijd der Kruistochten, toen duizenden ridders, burgers, boeren, zich opmaakten ter verovering en bescherming van het Heilige Graf. Dat'ook misdadigers oprukten, veel minder om absolutie te krijgen dan om nieuwe misdaden aan de mensheid te begaan, spreekt vanzelf. Wy leven immers in de tyd van het gerechtelyk twee gevecht. In het Koninkrijk Jeruzalem, gesticht na de eerste kruistocht, was dit gerechtelyk tweegevecht zeer nauwkeurig geregeld. Iemand die boven de vyftig was behoefde een uitdaging niet te accepteren, iemand die ziek of gebrekkig was ook niet. Doch verder was er ook geen pardon. De Middeleeuwen uit deze tyd wentelde graag het zoe ken naar waarheid af op God. Hy die ziek was, of ge brekkig. mocht een kampioen kiezen die voor hem streed. Men moest met geiyke wapens 6trijden, de krachten moesten gelyk zyn, anders „kwam God niet tussen beide". Als de kampioen van de gebrekkige het verloor, dan bleek daaruit dat deze laatste het recht niet aan zijn kant had. In de meeste gevallen werd hy dan ook opgeknoopt, en zyn kampioen, die zyn huid voor hem gewaagd had, naast hem. Iets anders was het als men voor een dame streed. Als men het dan verloor werd wel de dame ge dood, doch de kampioen niet. Welk een ridderiykheid. Men was er gauw by met dat gerechtelyk tweegevecht. En in hoeverre men werkeliyk geloofde dat de Heer zelf tussen beide zou komen, om de reine van hart, of hy die het recht aan zyn zy had gelijk te geven door het hem te laten winnen, zal wel altijd een onuitge maakte zaak blijven. In onze moderne ogen is het kinderlyk dwaas. Wy voelen fn het recht van de sterkste geen Godsopenbaring meer. Wel verstaan ook wy nog dat heilige verontwaar diging onze krachten kan doen toenemen. Als men gereedschap gemaakt heeft, wil men het ook gebruiken. Waarvoor maakte men het anders? Als duizen den tezamen een cultus hebben gevormd, zo sterk dat zy tastbaar is, dan wil men er ook deel aan hebben. De cultus van het ridderleven was voor de tydgenoot een brok waarachtig leven. De idealen waren zo hoog, men beschermde vrouwen en kinderen, zieken en zwakken, men trok het zwaard tegen onrecht. En zo men dit niet had: de ploegschaar. Men kon, als men zich zeer dapper had gedragen, tot ridder worden geslagen, en daarvoor behoefde men geen edelman te zyn van geboorte. De ridderslag: in naam van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest werd men tot ridder geslagen, met de op wekking „dapper, moedig en trouw" te zijn. Men ontving die ridderslag nadat men zich lichamelyk en geestelijk gereinigd had. Wie bereikt het ideaal van zyn tyd? Meestal wordt het beleden op het tweede en derde vlak. Dan is het voor de gewone mens aanvaardbaar en voor de fyne mens „gru- welyk". Er wordt een toernooi gehouden aan het hof van de Koning van Navarre. De Koning zelf zit op de ere tribune. En om die tribune ztaan tenten, kleine en grote, met wapperende banieren. Vlak by de koninkiyke tent ia de tent van Berengaria, de enige dochter des Konings. Zy is de schoonheidskoningin van het toer nooi. Uit haar „blanke" handen ontvangen de winnaars de prijs. Zy is meer dan schoonheidskoningin. Zy doet alles wat ze kan om dit gruweiyke spel te verzachten. Duideiyk voelt ze dit stryden als een zonde tegen de mensheid, tegen het christendom. Hoe menigmaal wordt iemand in een toernooi gedood. Hoe menige vete is het gevolg van een toernooi. Zy vindt het goed dat de rid ders de Saracenen bestrijden, die de heilige plaatsen willen bestormen, zy keurt het goed dat mensen bereid zyn hun bloed te geven voor een goede zaak. Doch een toernooi is een toernooi. Een plaats waar niet alleen behendigheid en dapperheid gekroond wordt, maar waar ook „de duivel aanhitst tot het doden van mensen". Wat kan zy er tegen doen? zy is een vrouw, zy is bovendien een dochter van de Koning van Na varre. zy heeft een belangrijke taak by het toernooi. Jonge edelen, de zonen der machtigen, komen in haal tent. Gekscheren met haar en haar afkeer van bloed. Jonge edelen worden zo gaarne door haar „aangeraakt", omdat zy anders is dan de anderen. Omdat zy by uitstek de vrouw is voor wie men gaarne strydt. Soms werpt Berengaria een roos in het strydperk, meestal naar hem die de zwakste isen menigmaal is het gebeurd dat deze roos in de zwakke zoveel hoop opwekte, bovenal: zoveel kracht, dat de kans te zynen gunste keerde. Daar klinken de trompetten weer. De stem van de wapenkoning verheft zich. Het wordt doodstil. Zo aan stonds zal Willem de Barre het strydperk binnenrijden. Hij moet uitkomen tegen een vreemdeling van wie men zo goed als niets weet. Deze komt uit Engeland, het land van de mist. De voornamen, zy die van prinseiyke bloede zyn weten wel dat de nieuweling een zoon is van de Engelse konink Hendrik II. zy weten ook wel dat die Hendrik II een machtig man is. Want hy regeert niet alleen in Engeland, ook de helft van Frankrijk is hem leenplichtig. Hem en zyn zonen. Maar deze zoon heeft naar aller indruk totaal geen kans tegen de onoverwinneiyke kruisridder: Willem de Barre. Die er bovendien meer op uit is iemand het levenslicht uit te blazen dan iemand een les te geven in behendigheid en sportiviteit. Daar verschynen ze in het strydperk. De Barre in het modernste harnas, op een paard waarvoor menige vorst een deel van zyn koninkryk zou geven. De ander op een paard dat wel sterk is, doch verder het aankijken niet waard. De koningszoon uit Engeland is lang en mager. Nauweiyks twintig Jaar. Men kan hoog stens zyn durf bewonderen. Uitkomen tegen een der beste ridders van Europa, zo niet de beste. Uitkomen tegen de meest ervarene, de meest geoefende tevens. De duizenden die onder doodse stilte toezien, merken dat de jonge koningszoon zich niet thuis gevoelt in deze omgeving. De omgeving is te schitterend, te rijk, te be schaafd ook voor de man uit het noorden die de geur van oosterse parfum nog nooit goed heeft geroken, doch wel de geur van de bossen van Oxford. zyn schildknaap reikt hem zyn schild. Min of meer besluiteloos zit hy. En dan opeens ziet men dat er uit de met bloemen versierde tent van de koningsdochter een roos naar hem geworpen wordt. Duidelyk naar hem. Eerst denkt Richard, zo is zyn naam, dat men hem be spotten wil, doch als hy stuurs opkykt en ontwaart dat Berengaria de roos geworpen heeft, terwille van de vriendschap die hem met haar broer verbindt, dan glim lacht hy, sluit zijn vizier en neemt de juiste houding aan. De kruisridder komt op hem aanstormen als een lawine van ontembare kracht. By de eerste botsing wil de Barre hem reeds uit het zadel lichten. Doch Richard ontwijkt de lans. Opnieuw stormen de strijders op elkaar in. Opnieuw ontwijkt Richard de stoot die hem zou moeten neerwerpen. De duizenden die toeschouwen worden plotseling enthousiast. Zy krijgen meer voor hun moeite dan zy hadden verwacht. Deze jonge ontbekende is vlugger dan de geoefende De Barre. Deze Richard Plantagenet weet dat hij slechts een kans heeft als hij zijn tegenstander eerst afmat en hem daarna sart tot verblinde roeke loze aanvallen. De Barre, een dergelyke tegenpartij niet gewend, is verwonderd dat de jonge tegenstander nog in het strydperk is. Hij brult bijna van woede. Hij voelt zich tenslotte moe worden. Zyn bewegingen worden iets trager. Hij zal de beslissing moeten forceren om deze jonge melkmuil de les van zyn leven te geven. Beren garia, die hy tot vrouwe begeerde, en die voor hem onbereikbaar is, heeft een roos geworpen naar deze boer uit het noorden, die nog niets eens fatsoenlijk kan eten. Die nog niet eens een dame de arm kan reiken zoals het behoort. Voor haar ogen zal hy hem neer werpen; doden als hij de kans krygt. En din, tot ontzetting eerst van alle aanwezigen, en later tot algemene verbazing, neemt de jonge Plantan- genet de leiding over. Hy is nog zo fris als een hoen. Aanval op aanval doet hy en dan ineens, als hy in vlie gende vaart nader komt, plant hy zijn lans en werpt de beroemde kruisridder uit het zadel. Binnen enige secon den is hy boven hem om de strijd voort te zetten als het moet, totdat De Barre de geest heeft gegeven. Doch de Koning werpt zijn staf in het strijdperk. De kamp is ten einde. De Barre is overwonnen. Een gejubel klinkt op van alle kanten. De jonge man, die zich zo eenzaam heeft gevoeld, is nu met allen verbonden. Hij zucht en dan kykt hij op naar de plaats waar Berengaria zat. Hij ziet haar niet. Een heraut verzoekt hem onderdanig voor de Koning te verschynen. Hy geeft zijn paard aan zyn schildknaap en met lange, ietwat slungelige passen verdwijnt hij. Richard, de zoon van Hendrik Plantagenet heeft De Barre overwonnen. Weldra zal de tyding langs alle hoven gaan. Richard, de latere Leeuwenhart. REIN BROUWER, In 1948 behaalde Aafje Heynis haar staatsexamen, waarby haar lerares op merkte: „Ziezo, nu gaan we leren zin gen". Dit duurde helaas maar één jaar. In 1949 overleed Aaltje Noordewier, waarna Laurens Bogtman Aafje Hey nis' leraar werd. anti, ummin .f a«.am ua^ a1ma v O Met een repertoire van hoofdzake- Oorlog ols spelbreker In 1940 begon Aalje Heynis offi- ciëel haar zangstudies bij Jo Emmink, maar al spoedig waren in die tijd nor male lessen onmogelyk geworden, zo dat zij by het begin van haar ontwik keling al tot rust werd gedwongen. Gedurende de oorlogsjaren heeft zy alleen theoretische lessen genoten by de Zaandamse organist Cor Kee. Tot die eerste lessen was zy aange spoord door de predikant van haar ge boorteplaats Krommenie en door toe doen van deze predikant en van de dirigent van de zangvereniging, waar van zy deel uitmaakte is ook haar op leiding voor een groot deel mogeiyk gemaakt. Aanvankeiyk heeft zij zich voornamelijk toegelegd op het geeste- lyke repertoire, een kunstsoort die haar bijzonder goed ligt en waarin, zij al van jongs af aan haar hele hart kon laten spreken. Met een repertoire van hoofdzake- ïyk geestèlyke muziek en serieuze liederen en aria's gebeurt het niet al te vaak, dat je op straat kan staan zingen. Toch is dit by Aafje Heynis gebeurd. Haar debuut speelde zich op de straatstenen af in mei 1945. Op de eerste bevrydingsavond heeft zij iedereen ontroerd met haar voor dracht van het aandoenlyke arioso van Handel, op straat, terwyi ieder een nog beduusd, perplex en uitge laten was van de plotselinge vryheld. Na de bevryding is het Aaltje Noor dewier geweest, die haar opleiding ter hand heeft genomen. „Van die vrouw heb ik ongelofelijk veel geleerd. Zy leerde je niet alleen zingen, maar nam je hele persoonlijkheid onder handen. Ik heb het meegemaakt, dat een an dere leerling van haar, die kennelyk slecht had geslapen, op een ochtend binnen kwam met een gezicht als een oorwurm. Zo treed je je publiek ook niet onder ogen. Ga terug en kom nog maar eens binnen. Zo was Aaltje Noordewier". Nederland is altijd een goed ..zangland" geweest. We denken hierbij aan namen als Louis van Tulder, Ilona Durigo, Jo Vincent, Aaltje Noordewier, Gré Brou- wenstijn en voor het ogenblik dan Aafje Heynis. In een rustige, artistieke kamer,/ met uitzicht op de mooie Amster damse Prinsengracht spraken we Aafje Heynis, de zangeres, die in Nederland en daarbuiten geëerd wordt als één der grootste alten van deze tyd. Velen spreken dan ook over een tweede Kathleen Ferrier. Dit laatste is echter voor Aafje Heynis e-n ware obsessie geworden. Alom wordt door bewonderaars en critici de overeenkomst met de Engelse alt aangehaald, zoals zy het zelf zegt: „vriendelyk en meestal als compli ment bedoeld, maar ik ben liever Aafje Heynis de eerste dan Kathleen Ferrier de tweede". „Bovendien acht ik Ferrier zo hoog, dat ik er van overtuigd ben, dat er zo nooit een tweede zal zyn." Voor een persoonlyke ontwikkeling van haar kunst was dit een groot be letsel. Steeds vaker overviel haar de angst, dat ze niets meer deed dan een goedkope imitatie geven van Kathleen Ferrier en op het laatst geloofde zy niet meer in haar eigen kunst. Bezoek aan Roy Henderson Een zeer verstandig besluit heeft Aafje Heynis weer helemaal zichzelf doen worden. Zy is naar Roy Hen derson. de leraar van Kathleen Ferrier gegaan en heeft by hem een maand lang les genomen. Al die tyd heeft Henderson geen woord gerept over enige overeenkomst met zyn grote pupil van enkele jaren geleden, tot zy hem er recht op de man af naar vroeg en zyn antwoord heeft haar volkomen gerustgesteld. Enige overeenkomst in het timbre van de stem had hy wel geconstateerd, maar verder was er zo'n enorm verschil in persoonlykheid en voordracht, dat er van een „tweede Kathleen Ferrier" geen sprake was. Als herboren keerde Aafje Heynis naar Nederland terug en allengs heeft zij zich ontwikkeld tot een zangeres van grootse allure, met een sterke eigen persoonlykheid. Aafje Heynis staat over het alge meen bekend als zangeres van geeste- lyk repertoire en vooral in de Matthaus Passion van Bach heeft zy veel lau weren geoogst. Ook wereldlyke muziek vindt in haar echter een dankbare vertolkster, getuige haar recente gram mofoonopname van de altrapsodie en de Vier ernste Gesange van Brahms, het eerste met het Concertgebouw orkest en het mannenkoor „Apollo" onder leiding van Eduard van Beinum, het tweede met de pianist Johan van den Boogert. In de Amsterdamse kunstmaand van dit jaar gaat zy zelfs opera zin gen: Der Wildschütz von Lortzing: „Ik verheug me hier heel erg op en ik hoop er veel van te leren. Het is de eerste keer dat ik dit ga doen, het is dus maar de vraag of dit erg in de smaak van het publiek zal vallen". Inmiddels gaat Aafje Heynis rus tig door met zingen in kerk, con certzaal en voor de grammofoon plaat. Zy schenkt duizenden regel matig enkele ogenblikken van puur muziekgenot en deze wetenschap is voor haar de grootste beloning voor haar werk. "N W. A. Braasem en Ed. Hoornik. ,,De donkere lier". J. M. Meulenhoff. Amsterdam 1958. Wanneer men de stelling wil aanvaarden dat lyrische poëzie is: de concrete en artistieke uitdrukking van de menselijke geest in emotio nele en ritmische taal, dan is de volkspoëzie verzameld in de bundel „De Donkere Lier", wel de zuiverste poëzie, die men zich kan voor stellen. Hoe groot de emotionele en ritmische kracht van deze verzen in hun oorspronkelijke taal wel moet zijn, kan men zich indenken, wanneer men overweegt dat deze verzen uit verschillende talen van Guatemala, Vuurland, Afrika, Polynesië, Indonesië, Groenland in het Nederlands zijn overgebracht en desalniettemin de lezer uitermate treffen, juist door hun zuiver poëtische eigenschappen. SCINDAPS1S AUREUS OF POTHOS AUREUS Scindapsis aureus is by de bloemist algemeen bekend als Pothos aureus en onder die oudere naam kunt u haar dus ook bestellen. Zo op het eerste gezicht kunt u eigeniyk al wel zien, dat het een familielid is van de Aronskelkachtigen. U moet er alleen niet de mooie bloemen van verwachten. Het is by deze plant begonnen om de fraaie bladtekening; schoon gevormde bladeren met goud kleurige tekening. Wilt u er vooral om denken, dat deze plant niet met koud leidingwater besproeid of begoten moet worden? Er ontstaan dan op de blade ren donkerbruine vlekken en die ontsie ren in hoge mate. Hoewel deze plant er niet naar uitziet, is ze toch Juist vry goed bestand tegen de droge kameratmosfeer; vooral in cen traal verwarmde kamers zal men met haar wel succes kunnen bereiken. Ze moet wel beslist in een normaal ver warmde kamer gekweekt worden; als de temperatuur te laag is, zullen die bruine vlekken ook te voorschyn komen. Deze hangplant doet het vooral aar dig als omlysting van een deur of boog of venster; ze groeit vry snel. Ze kan geen volle zon "erdragen en daar dient men haar dus wel een weinig tegen te beschermen. Opmerkeiyk is: hoe verder van het licht, hoe verder de bladeren ook van elkaar geplaatst zitten. Voortkweken door middel van stekken gaat vrij eenvoudig; in een flesje water zullen jonge scheuten en zyscheutjes vrij gemakkelyk wortels vormen. Zodra dat het geval is, dient men elk stekje afzonderlyk in een niet te ruime pot te plaatsen. Luchtige grond moet er voor gebruikt worden; de bekende goede bloe- mistengrond zal men nog met een wei nig turfmolm moeten mengen. Zorg er voor dat onder in de pot ook wat scherf jes komen. Dat flesje met de stekjes moet niet in de zon gezet worden; vreemd, maar als het wat donkerder gezet wordt, zullen de stekken veel gemakkeiyker wortels vormen. In de zomermaanden kan men om de veertien dagen ook wel een weinig op geloste kamerplantenkunstmest geven; mors met die vloeimest niet op de bla deren. O. KROMDIJK. Het lijdt geen twijfel of de beide sa menstellers, van wie de een, Braasem. ons reeds eerder de weg heeft gewezen naar dit weinig ontgonnen terrein met zijn bundel „Volkspoëzie uit Indonesië" hebben bij hun vertaling veel aan dacht besteed aan juist deze kenmer ken. en met de uiterste zorg gepro beerd om zoveel mogelijk van de evo catieve kracht van deze primitieve ver zen in het Nederlands weer te geven Men mag wel aannemen, dat Hoornik daarin een groot aandeel neeft gehad en mogelyk zijn de kleine maar be langrijke verbeteringen in de enkele verzen, dit uit de Indonesische bundel zijn overgenomen, zoals Geestuitban ning en een paar Pantuns. van zyn hand. Terecht wyzen de samenstellers er in hun inleiding op. dat deze poëzie gevoelens uitdrukt „die tot de wezen lijke kern behoren van het algemeen- menselijke van alle tyden". Daardoor komt het. dat de lezer eigenlijk geen moment vreemd staat tegenover de uitingen van volkeren, die hij gewoon lijk slechts bij name kent. Want zoals het door alle eeuwen heen het geval is geweest en nog steeds is. spreken deze liederen van het geloof in en de ver moede kracht van het bovennatuur lijke. van het wonder der natuur, van de liefde en van de dood. Daar de aan leiding tot deze verzen een directe ge weest kan zijn men vermoedt dit door het directe noemen van feiten en namen hebben zy een concreetheid, die het magische element zeer in de hand werkt, terwijl hun dwingende ritme diezelfde concreetheid, dat ele ment van dwang geeft die het geheim is van alle poëzie. Want zonder dat zouden er niet anders dan eenvoudige medededelingen overblijven, waarvan een ieder zou kunnen denken, dat hem niets nieuws verteld werd. Maar juist deze eenvoud, deze voor ieder begry- pelijkheid van de gemoedsaandoening, maakt dat deze anonieme verzen iemand, sterker dan onze cultuurooëzie pleegt te doen. kan laten voelen wat eigenlijk de kracht van een vers is en waarom het zo moet zyn als het is en niet anders. En dat terwyl wij hier toch niet anders lezen dan een „be naderende vertaling". Deze bundel, die een terrein van lyriek toegankelijk maakt, dat tot nog toe slechts de ethnologen bekend was. be vat bovendien enige mooie foto's van zeer boeiende plasticken uit verschil lende delen van de primitieve wereld. CEES NOOTEBOOM. „DE DODEN ZOEKEN FEN HUIS". Querido. Am sterdam 1956. Tot mijn eigen verwondering heeft het lezen van de verzen uit de hierboven genoemde bundel my de kleine ge dichtencyclus van een van onze jong ste hedendaagse dichters in het geheu gen gebracht. Doch by herlezing van deze verzen verwonderde mij dat min der. Er is een overeenkomst tussen deze primitieve lyriek en de verzen uit ..De doden zoeken een huis", die dui delyk spreekt. Men treft er n.l. dezelf de concrete beeldvorming ontleend aan de natuur, dezelfde magie van het her haalde woord en de herhaalde zin, de zelfde directe binding tussen mens en natuurverschijnsel. Het verschil en het verschil is gróót ligt in de aard van de schrijver. Het is met omdat Nooteboom in deze kleine bundel met niet anders dan met de dood geoccupeerd is. dat deze verzen zo treffend de uiting zyn van de cultuur mens en niet van de primitief. De laat. ste toch is evenzeer geboeid door het verschijnsel dood. Maar deze geboeid heid overwint nooit de vitale kracht, waarmee de dichters van de donkere lier de dood gewoonlijk te lijf gaan en hem tevens aanvaarden als een na tuurverschijnsel. Zij scharen hem in de gelederen der fataliteiten zoals de blik sem. de honger of de droogte. De he dendaagse dichter Nooteboom gaat de dood niet te lijf en hij aanvaardt hem stellig ook niet. Voor hem is de dood de doodsgedachte, die hem machteloos maakt het korte leven te zien als het enige begeerlijke. Nooteboom spreekt van een doodsbesef bij voorbaat, ter wijl de primitief gewoonlijk pas spreekt over de dood. wanneer hij er mee geconfronteerd wordt, hoewel hy even zeker is van het „De dood is steeds bij ons geweest, we dragen hem mee. als een juk" als Nooteboom voor wie. althans in deze bundel, de dood het allesoverheersende is. Des te merk waardiger is de overeenkomst in de wijze van evoceren. CLARA EGGINK ■K Echt jóng door Uw haar als U het één keer thuis zeil gewassen heeft met POLYCOLOR Kleurshampoo Tlntgevende haarwassing met POLYCOLOR jaagt de eerste grijze haartjes (zonder verven!) op de vlucht. 't Is verbluffend eenvoudig! wassi ngen f 1.95 Bij alle drogisten en parfu meriezaken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 10