m
in KAMER en TUIN
Richard overwon de Barre
„Liever Aafje Heynis de eerste
dan Kathleen Ferrier de tweede Uitgebreid repertoire
Een Zoeklicht
WEKELIJKS
BIJVOEGSEL
PAGINA 2
De beroemde kruisridder gedood
DE JEUGDIGE EENZAME MET ALLEN VERBONDEN
Obsessie van jonge zangeres
Begaafde alt van grootse allure ee,r,ste °ptreden: °p straaf
n.
OP DE BOEKENMARKT
Bewogen Leven
Aan het hof van de Koning van Navarre is het een en al bedrijvigheid. Buiten het
kasteel, op een open vlakte, zal het jaarlijkse toernooi gehouden worden.
De Spaanse zon lacht op honderden tenten, duizenden mensen, die vol verwachting
het strijdperk omringen dat zo aanstonds bezet zal worden door de wapenkoning en
zijn trawanten. Hoor, trompetten worden reeds gestoken.
De toernooien van Sancho V, Koning van Navarre zijn beroemd in de ganse „be
schaafde wereld". Wij zijn nog niet in het Herfsttij der Middeleeuwen, het is nog
„volle zomer". Het toernooi is nog een van de belangrijkste en meest geliefkoosde ver
maken, waarover meer gesproken wordt dan over een auto-race in onze tijd. Zo tegen
het eind van de 12e eeuw is de cultus van het heldendom het diepst beleefd.
Wy leven immers in de tijd der Kruistochten, toen
duizenden ridders, burgers, boeren, zich opmaakten ter
verovering en bescherming van het Heilige Graf. Dat'ook
misdadigers oprukten, veel minder om absolutie te krijgen
dan om nieuwe misdaden aan de mensheid te begaan,
spreekt vanzelf.
Wy leven immers in de tyd van het gerechtelyk twee
gevecht. In het Koninkrijk Jeruzalem, gesticht na de
eerste kruistocht, was dit gerechtelyk tweegevecht zeer
nauwkeurig geregeld. Iemand die boven de vyftig was
behoefde een uitdaging niet te accepteren, iemand die
ziek of gebrekkig was ook niet. Doch verder was er ook
geen pardon.
De Middeleeuwen uit deze tyd wentelde graag het zoe
ken naar waarheid af op God. Hy die ziek was, of ge
brekkig. mocht een kampioen kiezen die voor hem streed.
Men moest met geiyke wapens 6trijden, de krachten
moesten gelyk zyn, anders „kwam God niet tussen beide".
Als de kampioen van de gebrekkige het verloor, dan bleek
daaruit dat deze laatste het recht niet aan zijn kant had.
In de meeste gevallen werd hy dan ook opgeknoopt, en
zyn kampioen, die zyn huid voor hem gewaagd had,
naast hem. Iets anders was het als men voor een dame
streed. Als men het dan verloor werd wel de dame ge
dood, doch de kampioen niet. Welk een ridderiykheid.
Men was er gauw by met dat gerechtelyk tweegevecht.
En in hoeverre men werkeliyk geloofde dat de Heer
zelf tussen beide zou komen, om de reine van hart,
of hy die het recht aan zyn zy had gelijk te geven door
het hem te laten winnen, zal wel altijd een onuitge
maakte zaak blijven.
In onze moderne ogen is het kinderlyk dwaas. Wy
voelen fn het recht van de sterkste geen Godsopenbaring
meer. Wel verstaan ook wy nog dat heilige verontwaar
diging onze krachten kan doen toenemen.
Als men gereedschap gemaakt heeft, wil men het ook
gebruiken. Waarvoor maakte men het anders? Als duizen
den tezamen een cultus hebben gevormd, zo sterk dat zy
tastbaar is, dan wil men er ook deel aan hebben. De
cultus van het ridderleven was voor de tydgenoot een
brok waarachtig leven. De idealen waren zo hoog, men
beschermde vrouwen en kinderen, zieken en zwakken,
men trok het zwaard tegen onrecht. En zo men dit niet
had: de ploegschaar. Men kon, als men zich zeer dapper
had gedragen, tot ridder worden geslagen, en daarvoor
behoefde men geen edelman te zyn van geboorte. De
ridderslag: in naam van God de Vader, de Zoon en de
Heilige Geest werd men tot ridder geslagen, met de op
wekking „dapper, moedig en trouw" te zijn. Men ontving
die ridderslag nadat men zich lichamelyk en geestelijk
gereinigd had.
Wie bereikt het ideaal van zyn tyd? Meestal wordt het
beleden op het tweede en derde vlak. Dan is het voor de
gewone mens aanvaardbaar en voor de fyne mens „gru-
welyk".
Er wordt een toernooi gehouden aan het hof van de
Koning van Navarre. De Koning zelf zit op de ere
tribune. En om die tribune ztaan tenten, kleine en
grote, met wapperende banieren. Vlak by de koninkiyke
tent ia de tent van Berengaria, de enige dochter des
Konings. Zy is de schoonheidskoningin van het toer
nooi. Uit haar „blanke" handen ontvangen de winnaars
de prijs.
Zy is meer dan schoonheidskoningin. Zy doet alles
wat ze kan om dit gruweiyke spel te verzachten.
Duideiyk voelt ze dit stryden als een zonde tegen de
mensheid, tegen het christendom. Hoe menigmaal wordt
iemand in een toernooi gedood. Hoe menige vete is het
gevolg van een toernooi. Zy vindt het goed dat de rid
ders de Saracenen bestrijden, die de heilige plaatsen
willen bestormen, zy keurt het goed dat mensen bereid
zyn hun bloed te geven voor een goede zaak. Doch een
toernooi is een toernooi. Een plaats waar niet alleen
behendigheid en dapperheid gekroond wordt, maar waar
ook „de duivel aanhitst tot het doden van mensen".
Wat kan zy er tegen doen? zy is een vrouw, zy is
bovendien een dochter van de Koning van Na
varre. zy heeft een belangrijke taak by het
toernooi.
Jonge edelen, de zonen der machtigen, komen in haal
tent. Gekscheren met haar en haar afkeer van bloed.
Jonge edelen worden zo gaarne door haar „aangeraakt",
omdat zy anders is dan de anderen. Omdat zy by uitstek
de vrouw is voor wie men gaarne strydt.
Soms werpt Berengaria een roos in het strydperk,
meestal naar hem die de zwakste isen menigmaal is
het gebeurd dat deze roos in de zwakke zoveel hoop
opwekte, bovenal: zoveel kracht, dat de kans te zynen
gunste keerde.
Daar klinken de trompetten weer. De stem van de
wapenkoning verheft zich. Het wordt doodstil. Zo aan
stonds zal Willem de Barre het strydperk binnenrijden.
Hij moet uitkomen tegen een vreemdeling van wie men
zo goed als niets weet. Deze komt uit Engeland, het land
van de mist. De voornamen, zy die van prinseiyke bloede
zyn weten wel dat de nieuweling een zoon is van de
Engelse konink Hendrik II. zy weten ook wel dat die
Hendrik II een machtig man is. Want hy regeert niet
alleen in Engeland, ook de helft van Frankrijk is hem
leenplichtig. Hem en zyn zonen.
Maar deze zoon heeft naar aller indruk totaal geen
kans tegen de onoverwinneiyke kruisridder: Willem de
Barre. Die er bovendien meer op uit is iemand het
levenslicht uit te blazen dan iemand een les te geven in
behendigheid en sportiviteit.
Daar verschynen ze in het strydperk. De Barre in het
modernste harnas, op een paard waarvoor menige
vorst een deel van zyn koninkryk zou geven. De
ander op een paard dat wel sterk is, doch verder het
aankijken niet waard. De koningszoon uit Engeland is
lang en mager. Nauweiyks twintig Jaar. Men kan hoog
stens zyn durf bewonderen. Uitkomen tegen een der beste
ridders van Europa, zo niet de beste. Uitkomen tegen de
meest ervarene, de meest geoefende tevens.
De duizenden die onder doodse stilte toezien, merken
dat de jonge koningszoon zich niet thuis gevoelt in deze
omgeving. De omgeving is te schitterend, te rijk, te be
schaafd ook voor de man uit het noorden die de geur van
oosterse parfum nog nooit goed heeft geroken, doch wel
de geur van de bossen van Oxford.
zyn schildknaap reikt hem zyn schild. Min of meer
besluiteloos zit hy. En dan opeens ziet men dat er uit de
met bloemen versierde tent van de koningsdochter een
roos naar hem geworpen wordt. Duidelyk naar hem.
Eerst denkt Richard, zo is zyn naam, dat men hem be
spotten wil, doch als hy stuurs opkykt en ontwaart dat
Berengaria de roos geworpen heeft, terwille van de
vriendschap die hem met haar broer verbindt, dan glim
lacht hy, sluit zijn vizier en neemt de juiste houding aan.
De kruisridder komt op hem aanstormen als een
lawine van ontembare kracht. By de eerste botsing
wil de Barre hem reeds uit het zadel lichten. Doch
Richard ontwijkt de lans. Opnieuw stormen de strijders
op elkaar in. Opnieuw ontwijkt Richard de stoot die hem
zou moeten neerwerpen.
De duizenden die toeschouwen worden plotseling
enthousiast. Zy krijgen meer voor hun moeite dan zy
hadden verwacht. Deze jonge ontbekende is vlugger dan
de geoefende De Barre. Deze Richard Plantagenet weet
dat hij slechts een kans heeft als hij zijn tegenstander
eerst afmat en hem daarna sart tot verblinde roeke
loze aanvallen.
De Barre, een dergelyke tegenpartij niet gewend, is
verwonderd dat de jonge tegenstander nog in het
strydperk is. Hij brult bijna van woede. Hij voelt zich
tenslotte moe worden. Zyn bewegingen worden iets
trager. Hij zal de beslissing moeten forceren om deze
jonge melkmuil de les van zyn leven te geven. Beren
garia, die hy tot vrouwe begeerde, en die voor hem
onbereikbaar is, heeft een roos geworpen naar deze
boer uit het noorden, die nog niets eens fatsoenlijk kan
eten. Die nog niet eens een dame de arm kan reiken
zoals het behoort. Voor haar ogen zal hy hem neer
werpen; doden als hij de kans krygt.
En din, tot ontzetting eerst van alle aanwezigen, en
later tot algemene verbazing, neemt de jonge Plantan-
genet de leiding over. Hy is nog zo fris als een hoen.
Aanval op aanval doet hy en dan ineens, als hy in vlie
gende vaart nader komt, plant hy zijn lans en werpt de
beroemde kruisridder uit het zadel. Binnen enige secon
den is hy boven hem om de strijd voort te zetten als het
moet, totdat De Barre de geest heeft gegeven. Doch de
Koning werpt zijn staf in het strijdperk. De kamp is ten
einde. De Barre is overwonnen. Een gejubel klinkt op van
alle kanten. De jonge man, die zich zo eenzaam heeft
gevoeld, is nu met allen verbonden.
Hij zucht en dan kykt hij op naar de plaats waar
Berengaria zat. Hij ziet haar niet. Een heraut verzoekt
hem onderdanig voor de Koning te verschynen. Hy geeft
zijn paard aan zyn schildknaap en met lange, ietwat
slungelige passen verdwijnt hij.
Richard, de zoon van Hendrik Plantagenet heeft De
Barre overwonnen. Weldra zal de tyding langs alle
hoven gaan. Richard, de latere Leeuwenhart.
REIN BROUWER,
In 1948 behaalde Aafje Heynis haar
staatsexamen, waarby haar lerares op
merkte: „Ziezo, nu gaan we leren zin
gen". Dit duurde helaas maar één jaar.
In 1949 overleed Aaltje Noordewier,
waarna Laurens Bogtman Aafje Hey
nis' leraar werd.
anti, ummin .f a«.am ua^ a1ma
v O Met een repertoire van hoofdzake-
Oorlog ols spelbreker
In 1940 begon Aalje Heynis offi-
ciëel haar zangstudies bij Jo Emmink,
maar al spoedig waren in die tijd nor
male lessen onmogelyk geworden, zo
dat zij by het begin van haar ontwik
keling al tot rust werd gedwongen.
Gedurende de oorlogsjaren heeft zy
alleen theoretische lessen genoten by
de Zaandamse organist Cor Kee.
Tot die eerste lessen was zy aange
spoord door de predikant van haar ge
boorteplaats Krommenie en door toe
doen van deze predikant en van de
dirigent van de zangvereniging, waar
van zy deel uitmaakte is ook haar op
leiding voor een groot deel mogeiyk
gemaakt. Aanvankeiyk heeft zij zich
voornamelijk toegelegd op het geeste-
lyke repertoire, een kunstsoort die
haar bijzonder goed ligt en waarin, zij
al van jongs af aan haar hele hart
kon laten spreken.
Met een repertoire van hoofdzake-
ïyk geestèlyke muziek en serieuze
liederen en aria's gebeurt het niet al
te vaak, dat je op straat kan staan
zingen. Toch is dit by Aafje Heynis
gebeurd. Haar debuut speelde zich
op de straatstenen af in mei 1945.
Op de eerste bevrydingsavond heeft
zij iedereen ontroerd met haar voor
dracht van het aandoenlyke arioso
van Handel, op straat, terwyi ieder
een nog beduusd, perplex en uitge
laten was van de plotselinge vryheld.
Na de bevryding is het Aaltje Noor
dewier geweest, die haar opleiding ter
hand heeft genomen. „Van die vrouw
heb ik ongelofelijk veel geleerd. Zy
leerde je niet alleen zingen, maar nam
je hele persoonlijkheid onder handen.
Ik heb het meegemaakt, dat een an
dere leerling van haar, die kennelyk
slecht had geslapen, op een ochtend
binnen kwam met een gezicht als een
oorwurm. Zo treed je je publiek ook
niet onder ogen. Ga terug en kom
nog maar eens binnen. Zo was Aaltje
Noordewier".
Nederland is altijd een goed
..zangland" geweest. We denken
hierbij aan namen als Louis van
Tulder, Ilona Durigo, Jo Vincent,
Aaltje Noordewier, Gré Brou-
wenstijn en voor het ogenblik
dan Aafje Heynis.
In een rustige, artistieke kamer,/
met uitzicht op de mooie Amster
damse Prinsengracht spraken we
Aafje Heynis, de zangeres, die in
Nederland en daarbuiten geëerd
wordt als één der grootste alten van
deze tyd. Velen spreken dan ook over
een tweede Kathleen Ferrier. Dit
laatste is echter voor Aafje Heynis
e-n ware obsessie geworden. Alom
wordt door bewonderaars en critici
de overeenkomst met de Engelse alt
aangehaald, zoals zy het zelf zegt:
„vriendelyk en meestal als compli
ment bedoeld, maar ik ben liever
Aafje Heynis de eerste dan Kathleen
Ferrier de tweede". „Bovendien acht
ik Ferrier zo hoog, dat ik er van
overtuigd ben, dat er zo nooit een
tweede zal zyn."
Voor een persoonlyke ontwikkeling
van haar kunst was dit een groot be
letsel. Steeds vaker overviel haar de
angst, dat ze niets meer deed dan een
goedkope imitatie geven van Kathleen
Ferrier en op het laatst geloofde zy
niet meer in haar eigen kunst.
Bezoek aan Roy Henderson
Een zeer verstandig besluit heeft
Aafje Heynis weer helemaal zichzelf
doen worden. Zy is naar Roy Hen
derson. de leraar van Kathleen Ferrier
gegaan en heeft by hem een maand
lang les genomen. Al die tyd heeft
Henderson geen woord gerept over
enige overeenkomst met zyn grote
pupil van enkele jaren geleden, tot zy
hem er recht op de man af naar vroeg
en zyn antwoord heeft haar volkomen
gerustgesteld. Enige overeenkomst in
het timbre van de stem had hy wel
geconstateerd, maar verder was er
zo'n enorm verschil in persoonlykheid
en voordracht, dat er van een „tweede
Kathleen Ferrier" geen sprake was.
Als herboren keerde Aafje Heynis
naar Nederland terug en allengs heeft
zij zich ontwikkeld tot een zangeres
van grootse allure, met een sterke
eigen persoonlykheid.
Aafje Heynis staat over het alge
meen bekend als zangeres van geeste-
lyk repertoire en vooral in de Matthaus
Passion van Bach heeft zy veel lau
weren geoogst. Ook wereldlyke muziek
vindt in haar echter een dankbare
vertolkster, getuige haar recente gram
mofoonopname van de altrapsodie en
de Vier ernste Gesange van Brahms,
het eerste met het Concertgebouw
orkest en het mannenkoor „Apollo"
onder leiding van Eduard van Beinum,
het tweede met de pianist Johan van
den Boogert.
In de Amsterdamse kunstmaand
van dit jaar gaat zy zelfs opera zin
gen: Der Wildschütz von Lortzing:
„Ik verheug me hier heel erg op en
ik hoop er veel van te leren. Het is
de eerste keer dat ik dit ga doen, het
is dus maar de vraag of dit erg in de
smaak van het publiek zal vallen".
Inmiddels gaat Aafje Heynis rus
tig door met zingen in kerk, con
certzaal en voor de grammofoon
plaat. Zy schenkt duizenden regel
matig enkele ogenblikken van puur
muziekgenot en deze wetenschap is
voor haar de grootste beloning voor
haar werk.
"N
W. A. Braasem en Ed. Hoornik. ,,De donkere lier".
J. M. Meulenhoff. Amsterdam 1958.
Wanneer men de stelling wil aanvaarden dat lyrische poëzie is: de
concrete en artistieke uitdrukking van de menselijke geest in emotio
nele en ritmische taal, dan is de volkspoëzie verzameld in de bundel
„De Donkere Lier", wel de zuiverste poëzie, die men zich kan voor
stellen. Hoe groot de emotionele en ritmische kracht van deze verzen
in hun oorspronkelijke taal wel moet zijn, kan men zich indenken,
wanneer men overweegt dat deze verzen uit verschillende talen
van Guatemala, Vuurland, Afrika, Polynesië, Indonesië, Groenland
in het Nederlands zijn overgebracht en desalniettemin de lezer
uitermate treffen, juist door hun zuiver poëtische eigenschappen.
SCINDAPS1S AUREUS OF POTHOS AUREUS
Scindapsis aureus is by de bloemist
algemeen bekend als Pothos aureus en
onder die oudere naam kunt u haar dus
ook bestellen. Zo op het eerste gezicht
kunt u eigeniyk al wel zien, dat het een
familielid is van de Aronskelkachtigen.
U moet er alleen niet de mooie bloemen
van verwachten. Het is by deze plant
begonnen om de fraaie bladtekening;
schoon gevormde bladeren met goud
kleurige tekening. Wilt u er vooral om
denken, dat deze plant niet met koud
leidingwater besproeid of begoten moet
worden? Er ontstaan dan op de blade
ren donkerbruine vlekken en die ontsie
ren in hoge mate.
Hoewel deze plant er niet naar uitziet,
is ze toch Juist vry goed bestand tegen
de droge kameratmosfeer; vooral in cen
traal verwarmde kamers zal men met
haar wel succes kunnen bereiken. Ze
moet wel beslist in een normaal ver
warmde kamer gekweekt worden; als de
temperatuur te laag is, zullen die bruine
vlekken ook te voorschyn komen.
Deze hangplant doet het vooral aar
dig als omlysting van een deur of boog
of venster; ze groeit vry snel. Ze kan
geen volle zon "erdragen en daar dient
men haar dus wel een weinig tegen te
beschermen. Opmerkeiyk is: hoe verder
van het licht, hoe verder de bladeren
ook van elkaar geplaatst zitten.
Voortkweken door middel van stekken
gaat vrij eenvoudig; in een flesje water
zullen jonge scheuten en zyscheutjes
vrij gemakkelyk wortels vormen. Zodra
dat het geval is, dient men elk stekje
afzonderlyk in een niet te ruime pot te
plaatsen. Luchtige grond moet er voor
gebruikt worden; de bekende goede bloe-
mistengrond zal men nog met een wei
nig turfmolm moeten mengen. Zorg er
voor dat onder in de pot ook wat scherf
jes komen. Dat flesje met de stekjes
moet niet in de zon gezet worden; vreemd,
maar als het wat donkerder gezet wordt,
zullen de stekken veel gemakkeiyker
wortels vormen.
In de zomermaanden kan men om de
veertien dagen ook wel een weinig op
geloste kamerplantenkunstmest geven;
mors met die vloeimest niet op de bla
deren.
O. KROMDIJK.
Het lijdt geen twijfel of de beide sa
menstellers, van wie de een, Braasem.
ons reeds eerder de weg heeft gewezen
naar dit weinig ontgonnen terrein met
zijn bundel „Volkspoëzie uit Indonesië"
hebben bij hun vertaling veel aan
dacht besteed aan juist deze kenmer
ken. en met de uiterste zorg gepro
beerd om zoveel mogelijk van de evo
catieve kracht van deze primitieve ver
zen in het Nederlands weer te geven
Men mag wel aannemen, dat Hoornik
daarin een groot aandeel neeft gehad
en mogelyk zijn de kleine maar be
langrijke verbeteringen in de enkele
verzen, dit uit de Indonesische bundel
zijn overgenomen, zoals Geestuitban
ning en een paar Pantuns. van zyn
hand.
Terecht wyzen de samenstellers er
in hun inleiding op. dat deze poëzie
gevoelens uitdrukt „die tot de wezen
lijke kern behoren van het algemeen-
menselijke van alle tyden". Daardoor
komt het. dat de lezer eigenlijk geen
moment vreemd staat tegenover de
uitingen van volkeren, die hij gewoon
lijk slechts bij name kent. Want zoals
het door alle eeuwen heen het geval is
geweest en nog steeds is. spreken deze
liederen van het geloof in en de ver
moede kracht van het bovennatuur
lijke. van het wonder der natuur, van
de liefde en van de dood. Daar de aan
leiding tot deze verzen een directe ge
weest kan zijn men vermoedt dit
door het directe noemen van feiten en
namen hebben zy een concreetheid,
die het magische element zeer in de
hand werkt, terwijl hun dwingende
ritme diezelfde concreetheid, dat ele
ment van dwang geeft die het geheim
is van alle poëzie. Want zonder dat
zouden er niet anders dan eenvoudige
medededelingen overblijven, waarvan
een ieder zou kunnen denken, dat hem
niets nieuws verteld werd. Maar juist
deze eenvoud, deze voor ieder begry-
pelijkheid van de gemoedsaandoening,
maakt dat deze anonieme verzen
iemand, sterker dan onze cultuurooëzie
pleegt te doen. kan laten voelen wat
eigenlijk de kracht van een vers is en
waarom het zo moet zyn als het is en
niet anders. En dat terwyl wij hier
toch niet anders lezen dan een „be
naderende vertaling".
Deze bundel, die een terrein van lyriek
toegankelijk maakt, dat tot nog toe
slechts de ethnologen bekend was. be
vat bovendien enige mooie foto's van
zeer boeiende plasticken uit verschil
lende delen van de primitieve wereld.
CEES NOOTEBOOM. „DE DODEN
ZOEKEN FEN HUIS". Querido. Am
sterdam 1956.
Tot mijn eigen verwondering heeft het
lezen van de verzen uit de hierboven
genoemde bundel my de kleine ge
dichtencyclus van een van onze jong
ste hedendaagse dichters in het geheu
gen gebracht. Doch by herlezing van
deze verzen verwonderde mij dat min
der. Er is een overeenkomst tussen
deze primitieve lyriek en de verzen uit
..De doden zoeken een huis", die dui
delyk spreekt. Men treft er n.l. dezelf
de concrete beeldvorming ontleend aan
de natuur, dezelfde magie van het her
haalde woord en de herhaalde zin, de
zelfde directe binding tussen mens en
natuurverschijnsel.
Het verschil en het verschil is gróót
ligt in de aard van de schrijver. Het is
met omdat Nooteboom in deze kleine
bundel met niet anders dan met de
dood geoccupeerd is. dat deze verzen zo
treffend de uiting zyn van de cultuur
mens en niet van de primitief. De laat.
ste toch is evenzeer geboeid door het
verschijnsel dood. Maar deze geboeid
heid overwint nooit de vitale kracht,
waarmee de dichters van de donkere
lier de dood gewoonlijk te lijf gaan en
hem tevens aanvaarden als een na
tuurverschijnsel. Zij scharen hem in de
gelederen der fataliteiten zoals de blik
sem. de honger of de droogte. De he
dendaagse dichter Nooteboom gaat de
dood niet te lijf en hij aanvaardt hem
stellig ook niet. Voor hem is de dood
de doodsgedachte, die hem machteloos
maakt het korte leven te zien als het
enige begeerlijke. Nooteboom spreekt
van een doodsbesef bij voorbaat, ter
wijl de primitief gewoonlijk pas
spreekt over de dood. wanneer hij er
mee geconfronteerd wordt, hoewel hy
even zeker is van het „De dood is
steeds bij ons geweest, we dragen hem
mee. als een juk" als Nooteboom voor
wie. althans in deze bundel, de dood
het allesoverheersende is. Des te merk
waardiger is de overeenkomst in de
wijze van evoceren.
CLARA EGGINK
■K Echt jóng
door Uw haar
als U het één keer thuis zeil
gewassen heeft met
POLYCOLOR
Kleurshampoo
Tlntgevende haarwassing met
POLYCOLOR jaagt de eerste
grijze haartjes (zonder verven!)
op de vlucht.
't Is verbluffend eenvoudig!
wassi ngen f 1.95
Bij alle drogisten en parfu
meriezaken.