IN DE SIERTUIN
Hannibal's tocht over de Alpen
Een Zoeklieht
B
CHIRURGIJNS en BARBIERS
ZATERDAG 29 MAART
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
Bewogen Leven
Met geloof in hem voorwaarts l
Uit het Leidsch Jaarhoek je
van
1905
OP DE BOEKENMARKT
De dood liep naast de enkeling, maar men wilde niet zien....
Het was oorlog.
De Romeinen zeiden dat Carthago die had verklaard, en de Carthagers beweerden
dat de oorlog hen door de Romeinen was opgedrongen.
Hannibal bracht met zijn leger de winter door te Carthagena. De opperbevelhebber
was wel ver van huis.
Maar hij had zijn veldtochtsplan gereed. Weldra zou de strijd beginnen van een
geniaal mens tegens een wereldrijk. Dat wereldrijk was niet groot en sterk geworden
door geniale mensen. Slechts door één geniale gedachte: „organisatie".
Zo ooit een leider van mensen, een fabrieksdirecteur, een politicus, een geestelijke,
iets bereiken wil voor de toekomst, iets buitengewoons, dan doet hij verstandig eerst
rustig de geschiedenis van Hannibal te bestuderen. De grootste veldheer aller tijden
heeft het tenslotte af moeten leggen tegen mensen van oneindig veel minder kaliber,
omdat zij een organisatie met zich hadden. Een organisatie is een mensengemeenschap,
waarin een ieder zich deel voelt van het geheel.
Een organisatie kan slechts duurzaam vernietigd worden door de kracht van een
profeet. En een profeet was Hannibal niet. Hij bracht de mens geen nieuwe waarden,
vleugels gekregen. Hannibal werd een vergeten man. Hy
is zo vergeten dat een goede vriend m|j de raad gaf
maar niet verder over hem te schrijven, omdat niemand
zich voor hem interesseert.
-paren geleden heb ik eens een heel eigenaardig, beklem
mend gevoel gehad. Het was, toen ik in een onweersbui
J bij de Teufelsbrücke stond, in het Berner-Oberland.
Er was maar een klein stukje lucht boven my. Overal
steile, zeer hoge rotswanden. Langs dat kleine stukje
hemel raasden donkere wolken. De donder dreunde boven
mij en weerkaatste tussen de bergen, de bliksem schoot
grillig tussen de bergkammen door en plotseling was het
alsof de regen by bakken vol uit de hemel werd gegoten.
Het enorme geraas van de snelstromende rivier, het
onweer, dit alles maakte dat ik in die beslotenheid het
gezelschap waarbij ik my had aangesloten, hooglijk
waardeerde.
Toen Hannibal tegen de bergen optornde, stortten er
duizenden de diepe ravijnen in. En zij die het zagen
waren zeer ontsteld. Muildieren, paarden met ruitere,
olifanten met hun strydtorens vielen te pletter, beneden
in het dal.
Maar de mensen trokken voorwaarts, dicht aaneen
gesloten, omdat ze geloofden, geloven moesten in het wel
slagen dezer onderneming.
De dood die naast de enkeling liep, wilde men niet zien.
Men was geen enkeling meer, men was deel van een
geheel geworden, en bij dat geheel liep de dood niet, doch
het succes.
Pas als het succes de groep verlaat, als de twijfel met
de groep gaat meemarcheren, dan vindt, in een ogenblik,
ieder zijn eigen individu terug en dan begint de opstand,
het muiten. Het individu ervaart met schrik dat zijn
leven op het spel staat!
geen nieuwe, „ware" God.
Toen de winter kwam stuurde hy zijn Spaanse troepen
naar huis, om ze op de proef te stellen. Zelden had
een aanvoerder groter blijk gegeven van zijn ver
trouwen in zichzelf en in zyn mensen. Dienden zij die
zulk een man dienden, de vrijheid niet? Als hij zou
winnen, zouden allen vrij worden. Als hij zou winnen zou
er een nieuw en goed Rijk ontstaan, het Rijk waarvan
miljoenen hadden gedroomd, door de eeuwen heen.
Hannibal berichtte naar Carthago dat er twee vloten
moesten worden uitgerust. De ene vloot zou de kust van
Italië moeten teisteren, de andere Sicilië veroveren. Hy
zelf zou troepen in Spanje achterlaten en de oorlog naar
Italië overbrengen.
De oorlog naar Italië overbrengen. Hoe dan? Als hij te
6cheep ging. zou zijn vloot met het leger kunnen vergaan.
Een zo'n ramp, en het zou met Carthago gedaan zijn.
Zijn verspieders hebben hem verteld dat er een weg was
over een Alpenpas, die naar de Povlakte voerde. Galliërs
hadden die weg afgelegd. Gallische gidsen zouden hem
tegemoet willen trekken. De Galliërs in de Po-vlakte
haatten de Romeinen, doch durfden zonder hulp de op
stand niet aan.
Met een leger over de Alpen, een leger dat sterk genoeg
moest zyn om het Romeinse Rijk te overwinnen. Was dit
geen waanzin?
Voordat hij aan de voet der Alpen zou staan, zou hij de
helft van zijn leger kwijt zijn. Hij moest de Ebro over. De
vijand zou hem daar achter opwachten. Hij moest de
Pyreneeën over, wat zou hem die overtocht kosten? Aan
gene zijde zouden legers zijn vermoeide troepen over
vallen. Tenslotte moest hij de Rhone over, misschien met
de vijand in front en de Romeinse legioenen in de rug.
Zijn plan kon alleen maar slagen als overrompelingsplan.
BU een dergelijk plan is de alles overheersende
factor: de tijd. In het voorjaar van 218 maakte
Hannibal zich op. Zijn leger zal omtrent 80.000
voetknechten hebben geteld en een 10.000 ruiters.
Boden gingen het grote leger vooruit. Die hadden
tolken bij zich. Overal werd aangezegd wat op komst
was. Wie zich verdedigen wilde zou verpletterd worden.
Wie levensmiddelen voor mens en dier beschikbaar
stelde, zou geen haar op het hoofd worden gekrenkt.
In het begin liep alles prachtig. Tussen Ebro en
Pyreneeën hadden slechts schermutselingen plaats. In
de enorme legertros liepen ook de strijdolifanten .Hun
zuilebenen bewogen zich met regelmaat. In de kilo
meters lange legerketen liepen honderden, enkele dui
zenden muildieren, bepakt en bezakt. Hoopvol ging het
grote leger de toekomst tegemoet. Zelfs Hannibal kon
onmogelijk vermoeden welke ontberingen dit leger te
wachten stond.
Zonder veel hindemissen werden de Pyreneeën ge
nomen. De nachten waren al koud. De Numische krijgers
rilden in hun tent.
Maar daar aan de andere kant der bergen lachte het
laagland weldra in stralende zon.
Het is niet zo moeilijk bergen te bestrijden en bergen
af te dalen als men maar eensgezind is. De duizenden
trokken vol moed het nieuwe laagland in en leefden in de
stellige verwachting, dat de laatste hindernis, de Alpen,
stellig niet moeilijker zou zijn. En de veldheer liet hen
gaarne in die waan.
Tussen Ebro en Pyreneeën had hij een legerafdeling
achtergelaten, die de Romeinen er uit moest werpen als
zij kwamen. Een ander deel bestaande uit de zwaksten,
had hij naar huis gezonden, in de stellige verwachting
dat hij met de kern, die bestond uit de besten, zijn doel
zou bereiken.
Dit gebaar nu, het wegzenden van duizenden, werd
door zijn getrouwen uitgelegd als een uitvloeisel van zijn
vast vertrouwen op de overwinning.
De strijdolifanten kwamen weer in beweging, de dui
zenden voetknechten marcheerden weer en de ruiters
aioegen gemakkelijk de aanvallen der vijandige in
heemsen af.
Zij marcheerden in de richting van de Rhóne Ver
spieders hadden Hannibal gezegd waar hij het best
de rivier kon oversteken. Voordat de hoofdmacht de
stroom bereikte kwam er bericht dat de Romeinen in
Massilia waren geland.
Een Romeins leger, onder aanvoering van de consul
Publius Cornelius Scipio stond gereed om Spanje te ver
overen, Hannibal te verslaan.
Hoe groot was de verbazing van de consul toen hij bij
geruchte vernam dat de Carthagers in de richting van
de Alpen marcheerden.
Eerst weigerde hij geloof te hechten aan het gerucht,
doch toen zijn verkenning uitgezonden ruiterafdelingen
door de Numiders van Hannibal werden afgestraft, wist
hij dat de oorlog een vreemde wending zou nemen.
Wat moest hy? Hannibal slag leveren? Hy had de
opdracht om naar Spanje te gaan en daar Hannibal te
vernietigen. Was de uiteindelijke opdracht niet het ver
nietigen van Hannibal? Die was hier vóór de Rhóne.
Was er gunstiger gelegenheid dan om hem achter de
rivier op te vangen en hem terug te werpen?
Sciplo aarzelde. Als Hannibal hem zou overwinnen,
wat niet onmogelijk was, dan zou Italië gevaar lopen,
dan zou er van het plan Carthago te veroveren, voor
lopig niets komen.
De consul bleef waar hij was. Hij liet Hannibal trek
ken. Hij was er vast van overtuigd dat de ruwe Alpen
het leger dermate zouden uitdunnen en uitputten, dat
een Romeins leger aan de andere kant der Alpen een
gemakkelijke taak zou hebben.
Dit was immers waanzin: in september de Alpen over,
met een legertros waarvan de lengte niet was te over
zien! In de Povlakte lagen nog Romeinse legioenen die
de Galliërs in toom moesten houden.
Scipio zond het grootste deel van zyn leger onder een
onderaanvoerdcr naar Spanje. Achter de rug van Han
nibal zou zUn schatkamer verloren gaan. Scipio zelf ging
spoedig met een kleine afdeling scheep, naar Italië. Hij
had nog de tijd om het leger „thuis" te organiseren. Het
leger in de Po-vlakte, door nieuwe legioenen versterkt,
zou geen moeite hebben met een uitgehongerde en afge
matte troep.
Hannibal trok de Rhóne over. Versloeg de Galliërs die
zich aan gene zijde hadden opgemaakt om het terug
te werpen. Vurig hoopte hij dat hij de kans zou
krijgen Scipio slag te leveren. Als hij de legioenen van
Scipio vernietigd had, was Spanje voorlopig behouden.
en Carthago ook.
Toen het hem duidelijk werd wat Scipio in zijn schild
voerde, begon voor hem de grote wedloop met de tijd.
Er trok een leger de Alpen in van circa 50.000 man.
Er waren duizenden ruiters bij, duizenden lastdieren en
vele strijdolifanten. Al maar hoger, al maar kouder, al
maar steilere en smallere paden. Menige ruiter stortte in
een peilloos ravijn. Menige strydolifant gleed uit op de
spiegelgladde rotsen' en roetsjte naar beneden, een wolk
van steengruis na zich.
Hier, in de enorme wildernis bleek hoe groot de wils
kracht van één mens kan zyn. Ondanks de duizenden
die vergingen verslapte het moreel van het leger niet.
Men ging al maar voorwaarts, naar het land dat Han
nibal wijzen zou.
De woeste bergbewoners deden flankaanvallen, waar
tegen het leger zich niet beschermen kon. De wegen
waren zo smal, de aanvallen zo verraderlijk. Soms werden
soldaten bedolven onder een lawine van stenen.
Men ging voorwaarts! Bloed in de schoenen, dodelyk
vermoeid. Eindelyk, na dagen die eeuwigheden geleken,
bereikte men het hoogste punt van de pas. Overal al
sneeuw. Naast hen lawines die alles meesleurden wat
er voor kwam. Hier wachtte men op de achterblijvers
en de verdwaalden. Hier vrezamelde men nieuwe moed,
die men bitter nodig had om het land van belofte te
bereiken. Wat zou men vinden? Dat wist Hannibal. In
hem geloofden zy. Zy keken niet achterwaarts, waar
de doden waren en de dodelijk uitgeputten, zjj keken
naar hem die vol vertrouwen was en die hen de over
winning zou bezorgen.
Toen zy verzameld waren wist de veldheer dat bijna
al zyn strijdolifanten verloren waren gegaan. Dat dui
zenden van zyn volgelingen waren omgekomen. Doch
tienduizenden leefden nog en deze uitgeputten zouden
weldra in de Po-vlakte zijn en worden gevoed door
Galliërs. Daar zou hy allen enige weken rust gunnen
als men hem die gunde.
Waarom is deze gigantische tocht, die de tijdgenoot
met ontzag heeft vervuld, niet meer gaan leven in de
ziel van het nageslacht? Leonidas, Spartacus hebben
Ofschoon van de natuurkundige
wetenschappen voortijds de chi
rurgie ten onzent ijverig beoefend
werd, behoorden toch de chirur
gijns met de barbiers nog in één
gild. In de 15e eeuw had onze stad
er twee, die 8 pond f. 8), klee
ding en aandeel in de wynschen-
king ontvingen. Chirurgijns scho
ren u den baard, als 't moest, en
barbiers openden u een ader, namen
een gezwel weg of trokken eene
booze kies. Ziethier enkele van de
wettelijke bepalingen, waaraan het
vak onderworpen was. Het was ver
boden om op Zon- en feestdagen te
scheren. Alleen poorters van Lei
den mochten hier barbier zijn. Nie
mand mocht een scheerwinkel op
zetten of hij moest zyne messen
kunnen slijpen en „weten in wat
teyken dat die maen is". Want
alleen by sommige maanstanden
kon worden geopereerd. Na
's avonds 10 uren was het niet meer
geoorloofd te scheren, tenzy, zegt
de goedgunstige vroedschap, iemand
nog juist vóór tien uur was inge
zeept. Na 's middags één uur mocht
men geen bloed buiten op 't ven-
sterkozyn laten staan en als er
eene processie zou langs komen,
moest men 't ook overigens wegne
men. Dat bloed was eene reclame.
Hoe grooter pot bloed, hoe meer
klandizie. Eene eeuw later, 13 maart
1551, legden de twee „chirurgyn-
meesters deser stede" een rekest
over, waarin zy wezen op hun
zwaren arbeid. Want behalve het
gewone werk, kwam de hulp aan de
„schamele en arme gemeent", die
niets hebben om van te leven en
nochtans behooren bediend, gecu
reerd en geholpen te worden. Lei
den was in die dagen bizonder arm.
Zy verzoeken nu aan myne heeren
van den gerechte, dat die hun elk
mogen geven een tabbert „omme
die totter stede eer te dragen ende
dair mede comen in alle processiën
ende elders dairt behoeven sal".
Want alle mogelyke stadsautoritei-
ten wandelden in de processie
mede, en de beide stadschirurgyns
wenschten dan gaarne fatsoenlijk
voor den dag te komen. Zy kregen
hun zin.
L. K.
y Hannibal muitte men niet. Met Hannibal tezamen
begon de grote daling. Het uitzicht was verrukkeiyk.
Heel in de verte, achter de eeuwige sneeuw was de
groene vlakte. Dalen! Eigenlyk was het al volbracht. Dat
dacht men, dat wilde men geloven toen men naar be
neden zag, het berglandschap in. De zonneschyn deed de
sneeuw blinken, en tegen de avond kwam het Alpenrood.
De sneeuw op de hellingen gloeide en glansde, en de
bomen hadden gouden randen. Alpengloed, alles leeft!
Een vreemd geraas kwam in de oren der voorwaarts
zwoegenden. Dat geraas, men wist het, was van in de
buurt zynde lawines. Plotseling zag men ze over de
smalle weg schieten. De tocht naar beneden, zo veel
belovend begonnen, zou hier tot een eind komen, want
met geen mogelijkheid zou men paard noch muilezel,
laat staan olifant over het geblokkeerde bergpad krijgen.
Daar kwam weer een sneeuwmassa donderend naar
beneden. Stuifsneeuw hing in een grote wolk boven het
onbegaanbare pad.
Wat nu? Een uitweg was er niet. En de teruggang
zou de totale ondergang betekenen van de grote expe
ditie, die de macht van Rome had willen breken.
REIN BROUWER.
Jan Radinger. „Kantoren en Priëlen". Van Holkema en
Warendorf N.V. z.j.
Jan Radinger heeft met deze roman naar alle waarschijnlijkheid
zijn eersteling de wereld in gestuurd en het moet gezegd dat hij het
er lang niet kwaad afgebracht heeft. Hij weet waar hij het over heeft.
Hij heeft zelfs kans gezien van zijn boek iets meer dan een geval
te maken.
De intrige van de roman komt in het
kort gezegd neer op het volgende.
Thys Valck is tegen zyn zin en gedwon
gen door de omstandigheden zyn vader,
die by 'n auto-ongeluk om het leven is
gekomen, opgevolgd als directeur van
de firma Valck en Zoon, een florerend
bedrijf van middelmatige omvang, dat
met familiekapitaal gedreven wordt.
Thys heeft een zeker talent voor het
schrijven van verzen en romans. Hy
heeft vertoefd in de milieus van jonge
kunstenaars en had eigenlijk gedacht
één van hen te worden. Hy en zyn
vrouw Ank ervaren thans, dat het
directeurschap zo veeleisend is en
vooral zoveel verantwoordelyheid op
de schouders van Thys legt, dat het
leven van de geest er by in dreigt te
schieten. Vooral de verantwoordeiyk-
heid drukt hem zwaar en deze zal ten
slotte de doorslag geven: de kantoren
zullen de priëlen overheersen.
Radinger heeft het conflict in Thys
Valck raak en bondig getekend. Men
gelooft in deze man en aangezien, zoals
ik reeds heb opgemerkt, de auteur weet
waar hy het over heeft, wordt het be-
Het wordt nu langzamerhand
tijd eens te overwegen wat er
aanstaande maand in eigen tuin
gezaaid kan worden; eenjarige
zomerbloemen komen voor dit
doel in aanmerking en vooral de
soorten, die direct tpr plaatse in
de volle grond van de tuin ge
zaaid kunnen worden. De prijs
couranten bieden weer een grote
keus. U moet toch eens zo'n ge
ïllustreerd boek aanvragen; het
bevat een schat van goede wen
ken waar u veel plezier van
kunt hebben. Er worden ook dit
voorjaar weer enkele nieuwig
heden aangeboden, probeer ze
eens. Het is weer eens wat an
ders. hPtgeen overigens nog niet
wil zeggen, dat elke nieuwig
heid ook al direct als een ver
betering gezien moet worden Zo
biedt men nu ook de laagbllj-
vende lathyrus aan: Lathyrus
odoratus „Little Sweet Heart" in
gemengde kleuren. Het gewas
wordt niet veel hoger dan onge
veer twintig tot vijfentwintig
centimeter en het ls dus echt
iets voor liefhebbers, die geen
ruimte hebben voor de bekende
hoogop groeiende soorten en
toch de mooie kleuren efl de
heerlijke geur niet willen mis
sen. In april kan men al wel in
de volle grond zaaien.
De klimmende soorten kunnen
begin volgende maand ook al ge
zaaid worden. Het is verleide-
lyk om een mengsel van alle
mogelijke kleuren aan te schaf
fen, dóch toch niet verstandig.
U kunt beter op soort en op
kleur kopen; de bloemstengels
en de hoeveelheid bloemen per
stengel zyn over het algemeen
beter dan van de bloemmeng
sels. Indien u toch erg gechar
meerd mocht zijn van zo'n bonte
kleurenmengeling, kunt u de af
zonderlijke kleuren voor het
zaaien toch zelf mengen en dan
bereikt u hetzelfde effect met
betere bloemen.
Lathyrus heeft veel voedsel
nodig. De oude mest moet niet
alleen in de bovengrond zitten,
doch ook nog op een diepte van
een halve meter, want vlinder
bloemige gewassen zenden hun
wortels diep de grond in en op
de diepte van een halve meter
komen de wortels aan zodra de
eerste bloemstengels gevormd
worden. Ze hebben dan juist,
behoefte aan veel voedsel.
De klimmende soorten zal men
steun moeten bieden; ze kun
nen langs rijshout gekweekt
worden, doch ook langs gaas.
Doet u dat maar zoals het uit
komt en voor u voordelig is.
G. KROMDIJK
Lathyrus; mooie kleurige en sterk geurende snijbloemen.
dryf van Valck en Zoon met zyn
Goud-etiquet, zyn aandeelhouders, zijn
afnemers en zyn personeel levend en
bewegeiyk neergezet, hoewel men niet
eens hoort wat Valck en Zoon eigenlyk
de wereld in stuurt.
Deze roman heeft echter ook nog
een andere zyde, die misschien nog
typerender voor deze tyd is. Wy vin
den er ook de kunstenaar, die eigenlyk
over niet voldoende talent beschikt om
het recht te hebben zich als zodanig te
willen handhaven. Eigenlyk is Thijs
zelf zo'n figuur, maar sterker nog ont
moeten wy die soort in Thys' antago
nist. de beeldhouwer Jan Mansveld.
Aangezien Radinger nergens een
poging doet om ons te laten geloven in
het genie van deze schreeuwlelijk,
moeten wy wel aannemen, dat het
inderdaad des schi-y vers bedoeling is om
juist deze machteloze rancuneuze
lawaaimakers de tegenspelers van
Thys Valck te laten zyn. Een andere
vorm van deze kracht vindt men in de
Jonge vrouw Ems, die echter het ver
stand heeft gehad om in te zien. dat
zy nooit een grote violiste zal worden
en op zyn hoogst een baantje by de
tweede violen in een orkest zou kunnen
bemachtigen, zy is dus maar getrouwd.
Met deze figuren is de roman ook
het verhaal geworden van de „vergis-
sers", de mensen die in hun jonge
jaren menen de wereld te kunnen ver
overen met hun kleine gaven. En als
zy zien, dat dat niet lukt, voortleven in
brallende rancune (Mansveld) of in
tragisch zelfbeklag (Ems). Thys Valck
heeft het in zoverre gemakkelyker dan
deze mensen, omdat zijn situatie als
afstammeling van de Valcken hem een
handje helpt bij zyn keuze. Daar hy
een fatsoeniyke vent is. ziet hy wel,
dat hy zyn firma en alle mensen, die
daar hun bestaan in vinden, niet in de
steek kan laten en men gelooft in de
tranen, die hij in stilte en een beetje
dronken naast zijn slapende vrouw
vergiet als de slag gevallen is.
Ik heb één bezwaar tegen deze
roman en dat ls, dat Jan Radinger
in zyn verlangen om z(jn verhaal
vooral bitter en flink te maken en de
tragische conflicten van zijn sujetten
vooral weer te geven op de wyze van
de zo in zwang zijnde „understate
ment", soms vervalt in een gewilde
quasi-kel-igheid die weieens in plat
heid overgaat. Daaraan lijden in de
eerste plaats sommige van zyn dia
logen, waarin dan de z.g. grapjes zo
flauw zijn, dat men byna aan Thys
Valck zou gaan twyfelen. Doch over
wegende dat het splrituële gesprek
bepaald niet de sterke kant van Hol
landse mensen is, zullen wy dit by
het vele goeds maar op de koop toe
nemen.
Het is te hopen, dat Jan Radinger
het hier niet by laat. Gezien de
kracht waarmee hy harde realiteiten
weet te bouwen tot interessante
menseiykheden, moet hy tot meer
instaat zyn.
Sybren Polet. „De Steen". Uitgevers-
maatschappij Holland. A'dam z.j.
Over Sybren Polet wordt ons op de
omslag (achterzijde) van dit boek het
volgende medegedeeld: „Sybren Polet
te Kampen geboren en woonachtig te
Amsterdam, debuteerde in 1953 met de
dichtbundel Demiurgasmen". Of wij
deze titel letterlijk moeten nemen of op
gnostische wijze uitleggen, is mij niet
bekend. Verder horen wy, dat er „ver
schenen van zyn hand twee bundels
met vertalingen van science fiction-
verhalen", iets dat wy met een gerust
hart een pleonasme kunnen noemen,
onder de titel(s) „De stenen bloedzui
ger" en „De Vuurbollen" en een humo
ristisch kinderboek „Klein Kareltje
wordt Keizer". Sybren Polet was jaren
lang redacteur van het avantgardistl-
sche literaire tydschrift „Podium" en
behoort tot de groep dichters, die sinds
1950 een belangryke vernieuwing in
onze poëzie doorvoerden.
Het is natuuriyk aardig avantgar-
dist te zyn en vernieuwingen door te
voeren waar dan ook. Doch wanneer
men dat met enige trots vermeldt,
dan moet men vervolgens niet aan
komen met zo'n vervelend stuk
maakwerk als „deze kleine roman
voor volwassen kinderen en onvol
wassen ouders", gebaseerd op een
machteloos parabelt.je.
Om de „poëtische, lichtevoetige toon"
waar de andere zijde van de omslag-
tekst van spreekt kracht by te zet
ten, is het boek geïllustreerd met een
eindeloze reeks van platvoeten.
CLARA. EGGINK.