IN DE SIERTUIN Hannibal's tocht over de Alpen Een Zoeklieht B CHIRURGIJNS en BARBIERS ZATERDAG 29 MAART WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bewogen Leven Met geloof in hem voorwaarts l Uit het Leidsch Jaarhoek je van 1905 OP DE BOEKENMARKT De dood liep naast de enkeling, maar men wilde niet zien.... Het was oorlog. De Romeinen zeiden dat Carthago die had verklaard, en de Carthagers beweerden dat de oorlog hen door de Romeinen was opgedrongen. Hannibal bracht met zijn leger de winter door te Carthagena. De opperbevelhebber was wel ver van huis. Maar hij had zijn veldtochtsplan gereed. Weldra zou de strijd beginnen van een geniaal mens tegens een wereldrijk. Dat wereldrijk was niet groot en sterk geworden door geniale mensen. Slechts door één geniale gedachte: „organisatie". Zo ooit een leider van mensen, een fabrieksdirecteur, een politicus, een geestelijke, iets bereiken wil voor de toekomst, iets buitengewoons, dan doet hij verstandig eerst rustig de geschiedenis van Hannibal te bestuderen. De grootste veldheer aller tijden heeft het tenslotte af moeten leggen tegen mensen van oneindig veel minder kaliber, omdat zij een organisatie met zich hadden. Een organisatie is een mensengemeenschap, waarin een ieder zich deel voelt van het geheel. Een organisatie kan slechts duurzaam vernietigd worden door de kracht van een profeet. En een profeet was Hannibal niet. Hij bracht de mens geen nieuwe waarden, vleugels gekregen. Hannibal werd een vergeten man. Hy is zo vergeten dat een goede vriend m|j de raad gaf maar niet verder over hem te schrijven, omdat niemand zich voor hem interesseert. -paren geleden heb ik eens een heel eigenaardig, beklem mend gevoel gehad. Het was, toen ik in een onweersbui J bij de Teufelsbrücke stond, in het Berner-Oberland. Er was maar een klein stukje lucht boven my. Overal steile, zeer hoge rotswanden. Langs dat kleine stukje hemel raasden donkere wolken. De donder dreunde boven mij en weerkaatste tussen de bergen, de bliksem schoot grillig tussen de bergkammen door en plotseling was het alsof de regen by bakken vol uit de hemel werd gegoten. Het enorme geraas van de snelstromende rivier, het onweer, dit alles maakte dat ik in die beslotenheid het gezelschap waarbij ik my had aangesloten, hooglijk waardeerde. Toen Hannibal tegen de bergen optornde, stortten er duizenden de diepe ravijnen in. En zij die het zagen waren zeer ontsteld. Muildieren, paarden met ruitere, olifanten met hun strydtorens vielen te pletter, beneden in het dal. Maar de mensen trokken voorwaarts, dicht aaneen gesloten, omdat ze geloofden, geloven moesten in het wel slagen dezer onderneming. De dood die naast de enkeling liep, wilde men niet zien. Men was geen enkeling meer, men was deel van een geheel geworden, en bij dat geheel liep de dood niet, doch het succes. Pas als het succes de groep verlaat, als de twijfel met de groep gaat meemarcheren, dan vindt, in een ogenblik, ieder zijn eigen individu terug en dan begint de opstand, het muiten. Het individu ervaart met schrik dat zijn leven op het spel staat! geen nieuwe, „ware" God. Toen de winter kwam stuurde hy zijn Spaanse troepen naar huis, om ze op de proef te stellen. Zelden had een aanvoerder groter blijk gegeven van zijn ver trouwen in zichzelf en in zyn mensen. Dienden zij die zulk een man dienden, de vrijheid niet? Als hij zou winnen, zouden allen vrij worden. Als hij zou winnen zou er een nieuw en goed Rijk ontstaan, het Rijk waarvan miljoenen hadden gedroomd, door de eeuwen heen. Hannibal berichtte naar Carthago dat er twee vloten moesten worden uitgerust. De ene vloot zou de kust van Italië moeten teisteren, de andere Sicilië veroveren. Hy zelf zou troepen in Spanje achterlaten en de oorlog naar Italië overbrengen. De oorlog naar Italië overbrengen. Hoe dan? Als hij te 6cheep ging. zou zijn vloot met het leger kunnen vergaan. Een zo'n ramp, en het zou met Carthago gedaan zijn. Zijn verspieders hebben hem verteld dat er een weg was over een Alpenpas, die naar de Povlakte voerde. Galliërs hadden die weg afgelegd. Gallische gidsen zouden hem tegemoet willen trekken. De Galliërs in de Po-vlakte haatten de Romeinen, doch durfden zonder hulp de op stand niet aan. Met een leger over de Alpen, een leger dat sterk genoeg moest zyn om het Romeinse Rijk te overwinnen. Was dit geen waanzin? Voordat hij aan de voet der Alpen zou staan, zou hij de helft van zijn leger kwijt zijn. Hij moest de Ebro over. De vijand zou hem daar achter opwachten. Hij moest de Pyreneeën over, wat zou hem die overtocht kosten? Aan gene zijde zouden legers zijn vermoeide troepen over vallen. Tenslotte moest hij de Rhone over, misschien met de vijand in front en de Romeinse legioenen in de rug. Zijn plan kon alleen maar slagen als overrompelingsplan. BU een dergelijk plan is de alles overheersende factor: de tijd. In het voorjaar van 218 maakte Hannibal zich op. Zijn leger zal omtrent 80.000 voetknechten hebben geteld en een 10.000 ruiters. Boden gingen het grote leger vooruit. Die hadden tolken bij zich. Overal werd aangezegd wat op komst was. Wie zich verdedigen wilde zou verpletterd worden. Wie levensmiddelen voor mens en dier beschikbaar stelde, zou geen haar op het hoofd worden gekrenkt. In het begin liep alles prachtig. Tussen Ebro en Pyreneeën hadden slechts schermutselingen plaats. In de enorme legertros liepen ook de strijdolifanten .Hun zuilebenen bewogen zich met regelmaat. In de kilo meters lange legerketen liepen honderden, enkele dui zenden muildieren, bepakt en bezakt. Hoopvol ging het grote leger de toekomst tegemoet. Zelfs Hannibal kon onmogelijk vermoeden welke ontberingen dit leger te wachten stond. Zonder veel hindemissen werden de Pyreneeën ge nomen. De nachten waren al koud. De Numische krijgers rilden in hun tent. Maar daar aan de andere kant der bergen lachte het laagland weldra in stralende zon. Het is niet zo moeilijk bergen te bestrijden en bergen af te dalen als men maar eensgezind is. De duizenden trokken vol moed het nieuwe laagland in en leefden in de stellige verwachting, dat de laatste hindernis, de Alpen, stellig niet moeilijker zou zijn. En de veldheer liet hen gaarne in die waan. Tussen Ebro en Pyreneeën had hij een legerafdeling achtergelaten, die de Romeinen er uit moest werpen als zij kwamen. Een ander deel bestaande uit de zwaksten, had hij naar huis gezonden, in de stellige verwachting dat hij met de kern, die bestond uit de besten, zijn doel zou bereiken. Dit gebaar nu, het wegzenden van duizenden, werd door zijn getrouwen uitgelegd als een uitvloeisel van zijn vast vertrouwen op de overwinning. De strijdolifanten kwamen weer in beweging, de dui zenden voetknechten marcheerden weer en de ruiters aioegen gemakkelijk de aanvallen der vijandige in heemsen af. Zij marcheerden in de richting van de Rhóne Ver spieders hadden Hannibal gezegd waar hij het best de rivier kon oversteken. Voordat de hoofdmacht de stroom bereikte kwam er bericht dat de Romeinen in Massilia waren geland. Een Romeins leger, onder aanvoering van de consul Publius Cornelius Scipio stond gereed om Spanje te ver overen, Hannibal te verslaan. Hoe groot was de verbazing van de consul toen hij bij geruchte vernam dat de Carthagers in de richting van de Alpen marcheerden. Eerst weigerde hij geloof te hechten aan het gerucht, doch toen zijn verkenning uitgezonden ruiterafdelingen door de Numiders van Hannibal werden afgestraft, wist hij dat de oorlog een vreemde wending zou nemen. Wat moest hy? Hannibal slag leveren? Hy had de opdracht om naar Spanje te gaan en daar Hannibal te vernietigen. Was de uiteindelijke opdracht niet het ver nietigen van Hannibal? Die was hier vóór de Rhóne. Was er gunstiger gelegenheid dan om hem achter de rivier op te vangen en hem terug te werpen? Sciplo aarzelde. Als Hannibal hem zou overwinnen, wat niet onmogelijk was, dan zou Italië gevaar lopen, dan zou er van het plan Carthago te veroveren, voor lopig niets komen. De consul bleef waar hij was. Hij liet Hannibal trek ken. Hij was er vast van overtuigd dat de ruwe Alpen het leger dermate zouden uitdunnen en uitputten, dat een Romeins leger aan de andere kant der Alpen een gemakkelijke taak zou hebben. Dit was immers waanzin: in september de Alpen over, met een legertros waarvan de lengte niet was te over zien! In de Povlakte lagen nog Romeinse legioenen die de Galliërs in toom moesten houden. Scipio zond het grootste deel van zyn leger onder een onderaanvoerdcr naar Spanje. Achter de rug van Han nibal zou zUn schatkamer verloren gaan. Scipio zelf ging spoedig met een kleine afdeling scheep, naar Italië. Hij had nog de tijd om het leger „thuis" te organiseren. Het leger in de Po-vlakte, door nieuwe legioenen versterkt, zou geen moeite hebben met een uitgehongerde en afge matte troep. Hannibal trok de Rhóne over. Versloeg de Galliërs die zich aan gene zijde hadden opgemaakt om het terug te werpen. Vurig hoopte hij dat hij de kans zou krijgen Scipio slag te leveren. Als hij de legioenen van Scipio vernietigd had, was Spanje voorlopig behouden. en Carthago ook. Toen het hem duidelijk werd wat Scipio in zijn schild voerde, begon voor hem de grote wedloop met de tijd. Er trok een leger de Alpen in van circa 50.000 man. Er waren duizenden ruiters bij, duizenden lastdieren en vele strijdolifanten. Al maar hoger, al maar kouder, al maar steilere en smallere paden. Menige ruiter stortte in een peilloos ravijn. Menige strydolifant gleed uit op de spiegelgladde rotsen' en roetsjte naar beneden, een wolk van steengruis na zich. Hier, in de enorme wildernis bleek hoe groot de wils kracht van één mens kan zyn. Ondanks de duizenden die vergingen verslapte het moreel van het leger niet. Men ging al maar voorwaarts, naar het land dat Han nibal wijzen zou. De woeste bergbewoners deden flankaanvallen, waar tegen het leger zich niet beschermen kon. De wegen waren zo smal, de aanvallen zo verraderlijk. Soms werden soldaten bedolven onder een lawine van stenen. Men ging voorwaarts! Bloed in de schoenen, dodelyk vermoeid. Eindelyk, na dagen die eeuwigheden geleken, bereikte men het hoogste punt van de pas. Overal al sneeuw. Naast hen lawines die alles meesleurden wat er voor kwam. Hier wachtte men op de achterblijvers en de verdwaalden. Hier vrezamelde men nieuwe moed, die men bitter nodig had om het land van belofte te bereiken. Wat zou men vinden? Dat wist Hannibal. In hem geloofden zy. Zy keken niet achterwaarts, waar de doden waren en de dodelijk uitgeputten, zjj keken naar hem die vol vertrouwen was en die hen de over winning zou bezorgen. Toen zy verzameld waren wist de veldheer dat bijna al zyn strijdolifanten verloren waren gegaan. Dat dui zenden van zyn volgelingen waren omgekomen. Doch tienduizenden leefden nog en deze uitgeputten zouden weldra in de Po-vlakte zijn en worden gevoed door Galliërs. Daar zou hy allen enige weken rust gunnen als men hem die gunde. Waarom is deze gigantische tocht, die de tijdgenoot met ontzag heeft vervuld, niet meer gaan leven in de ziel van het nageslacht? Leonidas, Spartacus hebben Ofschoon van de natuurkundige wetenschappen voortijds de chi rurgie ten onzent ijverig beoefend werd, behoorden toch de chirur gijns met de barbiers nog in één gild. In de 15e eeuw had onze stad er twee, die 8 pond f. 8), klee ding en aandeel in de wynschen- king ontvingen. Chirurgijns scho ren u den baard, als 't moest, en barbiers openden u een ader, namen een gezwel weg of trokken eene booze kies. Ziethier enkele van de wettelijke bepalingen, waaraan het vak onderworpen was. Het was ver boden om op Zon- en feestdagen te scheren. Alleen poorters van Lei den mochten hier barbier zijn. Nie mand mocht een scheerwinkel op zetten of hij moest zyne messen kunnen slijpen en „weten in wat teyken dat die maen is". Want alleen by sommige maanstanden kon worden geopereerd. Na 's avonds 10 uren was het niet meer geoorloofd te scheren, tenzy, zegt de goedgunstige vroedschap, iemand nog juist vóór tien uur was inge zeept. Na 's middags één uur mocht men geen bloed buiten op 't ven- sterkozyn laten staan en als er eene processie zou langs komen, moest men 't ook overigens wegne men. Dat bloed was eene reclame. Hoe grooter pot bloed, hoe meer klandizie. Eene eeuw later, 13 maart 1551, legden de twee „chirurgyn- meesters deser stede" een rekest over, waarin zy wezen op hun zwaren arbeid. Want behalve het gewone werk, kwam de hulp aan de „schamele en arme gemeent", die niets hebben om van te leven en nochtans behooren bediend, gecu reerd en geholpen te worden. Lei den was in die dagen bizonder arm. Zy verzoeken nu aan myne heeren van den gerechte, dat die hun elk mogen geven een tabbert „omme die totter stede eer te dragen ende dair mede comen in alle processiën ende elders dairt behoeven sal". Want alle mogelyke stadsautoritei- ten wandelden in de processie mede, en de beide stadschirurgyns wenschten dan gaarne fatsoenlijk voor den dag te komen. Zy kregen hun zin. L. K. y Hannibal muitte men niet. Met Hannibal tezamen begon de grote daling. Het uitzicht was verrukkeiyk. Heel in de verte, achter de eeuwige sneeuw was de groene vlakte. Dalen! Eigenlyk was het al volbracht. Dat dacht men, dat wilde men geloven toen men naar be neden zag, het berglandschap in. De zonneschyn deed de sneeuw blinken, en tegen de avond kwam het Alpenrood. De sneeuw op de hellingen gloeide en glansde, en de bomen hadden gouden randen. Alpengloed, alles leeft! Een vreemd geraas kwam in de oren der voorwaarts zwoegenden. Dat geraas, men wist het, was van in de buurt zynde lawines. Plotseling zag men ze over de smalle weg schieten. De tocht naar beneden, zo veel belovend begonnen, zou hier tot een eind komen, want met geen mogelijkheid zou men paard noch muilezel, laat staan olifant over het geblokkeerde bergpad krijgen. Daar kwam weer een sneeuwmassa donderend naar beneden. Stuifsneeuw hing in een grote wolk boven het onbegaanbare pad. Wat nu? Een uitweg was er niet. En de teruggang zou de totale ondergang betekenen van de grote expe ditie, die de macht van Rome had willen breken. REIN BROUWER. Jan Radinger. „Kantoren en Priëlen". Van Holkema en Warendorf N.V. z.j. Jan Radinger heeft met deze roman naar alle waarschijnlijkheid zijn eersteling de wereld in gestuurd en het moet gezegd dat hij het er lang niet kwaad afgebracht heeft. Hij weet waar hij het over heeft. Hij heeft zelfs kans gezien van zijn boek iets meer dan een geval te maken. De intrige van de roman komt in het kort gezegd neer op het volgende. Thys Valck is tegen zyn zin en gedwon gen door de omstandigheden zyn vader, die by 'n auto-ongeluk om het leven is gekomen, opgevolgd als directeur van de firma Valck en Zoon, een florerend bedrijf van middelmatige omvang, dat met familiekapitaal gedreven wordt. Thys heeft een zeker talent voor het schrijven van verzen en romans. Hy heeft vertoefd in de milieus van jonge kunstenaars en had eigenlijk gedacht één van hen te worden. Hy en zyn vrouw Ank ervaren thans, dat het directeurschap zo veeleisend is en vooral zoveel verantwoordelyheid op de schouders van Thys legt, dat het leven van de geest er by in dreigt te schieten. Vooral de verantwoordeiyk- heid drukt hem zwaar en deze zal ten slotte de doorslag geven: de kantoren zullen de priëlen overheersen. Radinger heeft het conflict in Thys Valck raak en bondig getekend. Men gelooft in deze man en aangezien, zoals ik reeds heb opgemerkt, de auteur weet waar hy het over heeft, wordt het be- Het wordt nu langzamerhand tijd eens te overwegen wat er aanstaande maand in eigen tuin gezaaid kan worden; eenjarige zomerbloemen komen voor dit doel in aanmerking en vooral de soorten, die direct tpr plaatse in de volle grond van de tuin ge zaaid kunnen worden. De prijs couranten bieden weer een grote keus. U moet toch eens zo'n ge ïllustreerd boek aanvragen; het bevat een schat van goede wen ken waar u veel plezier van kunt hebben. Er worden ook dit voorjaar weer enkele nieuwig heden aangeboden, probeer ze eens. Het is weer eens wat an ders. hPtgeen overigens nog niet wil zeggen, dat elke nieuwig heid ook al direct als een ver betering gezien moet worden Zo biedt men nu ook de laagbllj- vende lathyrus aan: Lathyrus odoratus „Little Sweet Heart" in gemengde kleuren. Het gewas wordt niet veel hoger dan onge veer twintig tot vijfentwintig centimeter en het ls dus echt iets voor liefhebbers, die geen ruimte hebben voor de bekende hoogop groeiende soorten en toch de mooie kleuren efl de heerlijke geur niet willen mis sen. In april kan men al wel in de volle grond zaaien. De klimmende soorten kunnen begin volgende maand ook al ge zaaid worden. Het is verleide- lyk om een mengsel van alle mogelijke kleuren aan te schaf fen, dóch toch niet verstandig. U kunt beter op soort en op kleur kopen; de bloemstengels en de hoeveelheid bloemen per stengel zyn over het algemeen beter dan van de bloemmeng sels. Indien u toch erg gechar meerd mocht zijn van zo'n bonte kleurenmengeling, kunt u de af zonderlijke kleuren voor het zaaien toch zelf mengen en dan bereikt u hetzelfde effect met betere bloemen. Lathyrus heeft veel voedsel nodig. De oude mest moet niet alleen in de bovengrond zitten, doch ook nog op een diepte van een halve meter, want vlinder bloemige gewassen zenden hun wortels diep de grond in en op de diepte van een halve meter komen de wortels aan zodra de eerste bloemstengels gevormd worden. Ze hebben dan juist, behoefte aan veel voedsel. De klimmende soorten zal men steun moeten bieden; ze kun nen langs rijshout gekweekt worden, doch ook langs gaas. Doet u dat maar zoals het uit komt en voor u voordelig is. G. KROMDIJK Lathyrus; mooie kleurige en sterk geurende snijbloemen. dryf van Valck en Zoon met zyn Goud-etiquet, zyn aandeelhouders, zijn afnemers en zyn personeel levend en bewegeiyk neergezet, hoewel men niet eens hoort wat Valck en Zoon eigenlyk de wereld in stuurt. Deze roman heeft echter ook nog een andere zyde, die misschien nog typerender voor deze tyd is. Wy vin den er ook de kunstenaar, die eigenlyk over niet voldoende talent beschikt om het recht te hebben zich als zodanig te willen handhaven. Eigenlyk is Thijs zelf zo'n figuur, maar sterker nog ont moeten wy die soort in Thys' antago nist. de beeldhouwer Jan Mansveld. Aangezien Radinger nergens een poging doet om ons te laten geloven in het genie van deze schreeuwlelijk, moeten wy wel aannemen, dat het inderdaad des schi-y vers bedoeling is om juist deze machteloze rancuneuze lawaaimakers de tegenspelers van Thys Valck te laten zyn. Een andere vorm van deze kracht vindt men in de Jonge vrouw Ems, die echter het ver stand heeft gehad om in te zien. dat zy nooit een grote violiste zal worden en op zyn hoogst een baantje by de tweede violen in een orkest zou kunnen bemachtigen, zy is dus maar getrouwd. Met deze figuren is de roman ook het verhaal geworden van de „vergis- sers", de mensen die in hun jonge jaren menen de wereld te kunnen ver overen met hun kleine gaven. En als zy zien, dat dat niet lukt, voortleven in brallende rancune (Mansveld) of in tragisch zelfbeklag (Ems). Thys Valck heeft het in zoverre gemakkelyker dan deze mensen, omdat zijn situatie als afstammeling van de Valcken hem een handje helpt bij zyn keuze. Daar hy een fatsoeniyke vent is. ziet hy wel, dat hy zyn firma en alle mensen, die daar hun bestaan in vinden, niet in de steek kan laten en men gelooft in de tranen, die hij in stilte en een beetje dronken naast zijn slapende vrouw vergiet als de slag gevallen is. Ik heb één bezwaar tegen deze roman en dat ls, dat Jan Radinger in zyn verlangen om z(jn verhaal vooral bitter en flink te maken en de tragische conflicten van zijn sujetten vooral weer te geven op de wyze van de zo in zwang zijnde „understate ment", soms vervalt in een gewilde quasi-kel-igheid die weieens in plat heid overgaat. Daaraan lijden in de eerste plaats sommige van zyn dia logen, waarin dan de z.g. grapjes zo flauw zijn, dat men byna aan Thys Valck zou gaan twyfelen. Doch over wegende dat het splrituële gesprek bepaald niet de sterke kant van Hol landse mensen is, zullen wy dit by het vele goeds maar op de koop toe nemen. Het is te hopen, dat Jan Radinger het hier niet by laat. Gezien de kracht waarmee hy harde realiteiten weet te bouwen tot interessante menseiykheden, moet hy tot meer instaat zyn. Sybren Polet. „De Steen". Uitgevers- maatschappij Holland. A'dam z.j. Over Sybren Polet wordt ons op de omslag (achterzijde) van dit boek het volgende medegedeeld: „Sybren Polet te Kampen geboren en woonachtig te Amsterdam, debuteerde in 1953 met de dichtbundel Demiurgasmen". Of wij deze titel letterlijk moeten nemen of op gnostische wijze uitleggen, is mij niet bekend. Verder horen wy, dat er „ver schenen van zyn hand twee bundels met vertalingen van science fiction- verhalen", iets dat wy met een gerust hart een pleonasme kunnen noemen, onder de titel(s) „De stenen bloedzui ger" en „De Vuurbollen" en een humo ristisch kinderboek „Klein Kareltje wordt Keizer". Sybren Polet was jaren lang redacteur van het avantgardistl- sche literaire tydschrift „Podium" en behoort tot de groep dichters, die sinds 1950 een belangryke vernieuwing in onze poëzie doorvoerden. Het is natuuriyk aardig avantgar- dist te zyn en vernieuwingen door te voeren waar dan ook. Doch wanneer men dat met enige trots vermeldt, dan moet men vervolgens niet aan komen met zo'n vervelend stuk maakwerk als „deze kleine roman voor volwassen kinderen en onvol wassen ouders", gebaseerd op een machteloos parabelt.je. Om de „poëtische, lichtevoetige toon" waar de andere zijde van de omslag- tekst van spreekt kracht by te zet ten, is het boek geïllustreerd met een eindeloze reeks van platvoeten. CLARA. EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 14