Gezellige bloemstukjes in hef vroege voorjaar
Sotten uit de Middeleeuwen voeren
plezierig in „De Blauwe Schuit"
Mediterend tussen vliegen
en hagedissen
O1
ZATERDAG 1 MAART WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2
Hoe druk het toenmaals was
Bewogen Leven
Schipsymbool van het beslotene
sprak de mensen sterk
aan
Kijkjes
in de
Natuur
Het bracht de mens naar zijn bestemming
Zijn er mensen met een bewogener leven dan de mensen van „de blauwe schuit?"
Wanneer wij iets gewaar willen worden van hen die met de blauwe schuit „gelo
pen" hebben, moeten we in werken duiken, die handelen over de varende luyden in de
Middeleeuwen. En al lezende zien wij het beeld van het middeleeuwse leven in al zijn
bontheid voor ons.
Op de meestal onverharde landwegen raasden geen auto's. Het geluid van de explosie
motor werd nog niet gehoord. Het meeste volk van die dagen reisde per pedes aposto-
lorum: te voet. Marskramers, bedelaars, kwakzalvers, tovenaars, kooplieden, wat niet al!
De oud-leerlingen van de Am
bachtsschool treffen voorbereidin
gen voor het vieren van het vijftig
jarig bestaan van hun school.
Het gemeentebestuur benoemt
tot opvolger van de heer Rosier als
chef van de afdeling Algemene Za
ken ter Gemeentesecretarie de
heer G. P. E. Wijer, administratief
hoofdambtenaar bij de Dienst van
Gemeentewerken alhier.
Mr. E. J. M. H. Bolsius, advocaat
te Leiden, wordt benoemd tot lid
van het college van Gedeputeerde
Staten der provincie Zuid-Holland.
Nadere bijzonderheden worden
bekend over het wetsontwerp tot
kredietverlening aan de (in hoofd
zaak Boskoopse) boomkwekerij.
Per kredietnemer zal een voorschot
kunnen worden verleend van ma
ximaal f. 20.000. Het totale krediet
voor Boskoop wordt becijferd op
2Vz miljoen.
Is dat nu werkelijk
al 25 jaar geleden
INDERDAAD IS HET DAT
(XV en slot)
In een raadsvergadering van de
gemeente Haarlemmermeer
wordt de gemeentesecretaris, de
heer Jansonius, gehuldigd in ver
band met het behalen van de
meesterstitel.
In Haar paleis aan het Voorhout
te D en Haag spreekt H. M. de
Koningin-Moeder voor een geluids
journaal een aanbevelend woord
voor de a.s. Emmabloemcollecte.
Dit Koninklijke woord zal onge
twijfeld zijn uitwerking niet mis
sen.
In verband met de zich steedi
uitbreidende crisismaatregelen,
wordt door het Rijk een speciale
Crisis-Accountantsdienst ingesteld.
Het Crisissteuncomité voor Ned.
Indiê doet een dringend beroep op
de Nederlandse bevolking om zijn
actie te steunen. De ingezamelde
gelden worden overgemaakt aan
het Centraal Comité voor Steun
aan Werklozen te Batavia.
Rotterdam en de crisis. Bur
gemeester Droogleever Fortuyn
spreekt de raadsleden moed in. In
een raadsvergadering kregen de le
den dit te horen Wanneer wij ons
al bij voortduring realiseren hoe
moeilijk de tijden zijn, mijne He
ren, dan mogen wij daarnaast toch
ook nooit vergeten, dat ivij hier
niet zitten als een vergadering van
liquidateuren van Rotterdam, maar
dat wij hier bijeen zijn als bestuur
ders van Rotterdam".
Soms waren de „varende luyden" een plaag voor de
omgeving. Ieder moest toch eten, en als er geen geld in
de buidel was, moest de varende man zijn kost verdienen,
en als hij dat niet kon, of daarin geen trek had, dan ging
hij bedelen. Dan verdiende hy zijn kost met medelijden
opwekken. In die kunst hadden velen het toen ver ge
bracht. Als wy de geschriften over die tyd en over dit
onderwerp mogen geloven, heeft menig man een kind
verminkt, om het later als slachtoffer te kunnen tonen,
heeft menig man zyn huid vol geschilderdmet zweren
om des te gemakkelijker een aalmoes te ontvangen
Zo wij de geschriften over deze tijd mogen geloven was
de middeleeuwse tyd de tijd by uitstek waarin men kon
smeken: um Gottes Willenen ontving. De lucht was
vol tovenary en bügeloof. Maar ook de reddende engel en
de helpende heilige waren héél naby.
Men geloofde dat bepaalde geneeskruiden geplukt moes
ten worden op de dag van Sint Jan, men kocht van alle
mogelijke kwakzalvers graag middelen, tovermiddelen, die
de liefde zouden opwekken voor de argeloze koper in het
hart der aangebenede.
Het hart, het hart was héél belangryk. Men geloofde
toen nog dat een hart door verdriet kon breken. Men
geloofde toen nog dat de kater op de viersprong, vooral
als die zwart was, en de roepende uil de mens iets
„slechts" te vertellen hadden. Men geloofde in legioenen
engelen enscharen duivelen.
Het was er druk, druk op de wegen in de Middel
eeuwen, eigenlijk veel drukker dan op onze moderne
wegen. Want Satan en- zyn trawanten lieten de reiziger
geen ogenblik met rust. Maar de engelen waren er ook,
en de heiligen. Zij streden om het behoud van de aan
zingenot verslaafde mens.
Met kan de Middeleeuwen zo belichten dat een diep
medelijden opwelt by de lezer, men kan het ook zo
doen dat de lezer een kriebeling in de kuiten voelt en
heimelyk verlangt naar die bonte Carnavalspret, die
ook de Middeleeuwen kenmerkte.
Dat onbedaariyke lachen in de Middeleeuwen!
Om de klucht, om elke sotterny, om de spotgilden,
die er in menigte waren. Soms waren de grappen
wel ruw en plat, zelden echter pervers. Vaak ook was de
humor der varende luyden zó adrem, zó twinkelend, dat
het nog heden een genot is ervan kennis te nemen.
Er waren er wat!
Potsenmakers, wonderdoeners, kwakzalvers, allen lieten
hun tong en hun fantasie vryelyk gaan. zy werden niet
geremd door de angsteen grammaticale fout te
maken! Zy waren vry, schiepen hun eigen taal!
En ver boven het vulgus van de wegen stonden de ge
zellen van de Blauwe Schuit! In de blauwe, schuit kwam
wel de bohémien, doch niet de volkomen gederailleerde.
In de blauwe schuitMaar wat was eigenlyk die
blauwe schuit? Hoe zag zy eruit? Waartoe diende ze?
Het cornet een schip gheladen
hent aen dat hoochste boort.
Maria hout dat roeder,
Die enghel stuurt dat voort!
symbool van het beslotene, waarin men veilig Is, be
waard is, en dat de mens „vanzelf" voert naar zyn ult-
elndelyke bestemming.
Wordt er nog niet heden ten dage by kerkenbouw ge
sproken van een lengteschip en dwarsschip? Dragen nog
niet in onze dagen sommige christeiyke kerken een
scheepje op de toren, in plaats van een haan? De haan
klaroent de nieuwe dag open, doch het scheepje voert de
mensen naar het nieuwe ryk.
Het is dus heel begrypeiyk dat de sotten uit de Middel
eeuwen, niet de gedegenereerde altyd zatte „sotten",
doch zij die behoefte hadden aan uitbundig plezier, aan
een leven als bohémien, het schip uitkozen als voertuig.
Sommigen denken dat de blauwe schuit werkelyk ge
varen heeft, dat dus de pretmakers en sotten er een
rondvaart mee maakten door de grachten, doch dit is
zeer vermoedelyk niet juist. Men liep met de blauwe
schuit ook in die steden waar geen water was en Juist dit
„lopen" spreekt voor zichzelf. In Nymegen, Den Bosch,
Bergen op Zoom, Antwerpen, noem maar op, heeft men
met de blauwe schuit gelopen en er uitbundig plezier mee
gehad.
Een groep mannen trok de blauwe-schuit-op-wielen
voort, en het gezelschap dat er in zat, vermaakte de
mensen en nog meer zichzelf. Niemand minder dan
Jeroen Bosch heeft de blauwe schuit geschilderd. De
blauwe schuit voer tussen twee werelden. Hy werd be
schermd door een schare engelen, ondanks het feit dat
de schepelingen fouten en zonden der geestelykheid
brutaalweg aan de kaak stelden. Hy werd belegerd door
een schare duivels, die hem gaarne naar de verdoe
menis hadden getrokken. Doch zij durfden niet, want
ook de brutaalste spot was in wezen nog onschuldig.
De spot was nooit godslastering, altyd draaide die spot
om hetzelfde: vraatzucht, drankzucht, zucht naar ero
tiek. In één woord dus: zingenot.
Geen mens kon zich beveiligen tegen de spot van de
gesellen uit de blauwe schuit. En nu we dit neer
schrijven vragen we ons af waarom die schuit per sé
blauw moest zijn. (Hy was blauw, dat blykt uit nog
bestaande rekeningen van schilders uit die dagen).
REIN BROUWER.
v P het uiterste puntje van de
kademuur, geleund tegen de
warme steen zit ik en kyk uit
over het water. Ver voor my uit, aan.
de overkant van dat water een dunne
streep land met witte vlekken van
huizen en hotels en daarboven de
wazige blauwte van het bergmassief;
links van my de korte golfslag van een
ommuurd stukje water, dat iets heeft
van een jachthaventje, want er liggen
enkele zeilbootjes gemeerd en een paar
lichte roeiboten zyn hoog op het steen
slag van de oever getrokken.
Als ik me nu een halve slag omdraai,
weet ik wat ik zal zien. Mensen. Toe
risten bij tientallen op de trappen van
het oude kasteel, een kanjer van een
burcht, steil oprijzend uit het water
met heel zyn barse afweer van gekan-
teelde torens en schietgaten. Toeristen
by honderdtallen op het terras hoog
boven en achter my, het gezellige ter
ras, zwaar beschaduwd, met zonnevon
ken op tafeltjes, op parasols en
zomersgeklede vakantiegangers.
Maar ik draai me niet om. geen
halve slag en geen hele. want ik zit
hier te goed, als een poes in de zon.
Laat die lui achter me maar slenteren,
laat ze genieten van hun koffie en hun
vruchtenijs, laat ze schuifelen langs de
stalletjes met prentbriefkaarten en
snuisteryen, laat ze staren in hun
beurs vol vreemde munten en worste
len met de vreemde valuta, laat ze
kibbelen met gehaaide verkopers, die
met snelle blik hun klanten taxeren.
Straksmisschienschuivel ik
mee door de hoge kasteelzalen in het
zog van een gidsalle hoofden naar
linksmooi! prachtig! hoofden
naar rechtshow lovely! aaah!
mais c'est merveilleux!trap op,
trap af, langs suppoosten met vlakke
gezichten, door plantenkassen, door
tuinen met exotische bloemenpracht.
Straksmisschienmaar dan
moet ik eerst opstaan en dat wil ik
nou juist net niet.
ER komt bezoek in het haventje.
Tussen de zware havenhoofden,
gekroond met het ornament van
yzeren lantaarns, glydt een zeilbootje
binnen, een slank en gladgepolyst
vaartuigje, dat bediend wordt door
twee opvarenden, een jonge man en
een meisje, beiden in badkostuum, bei
den in bruin als een noot en glanzend
in het zonlicht. Hun bootje komt tot
rust by een met roodwitte spiralen be
schilderde meerpaal, die, met zyn
kleurig metalen hoedje op, zo uit
Venetië kon zyn weggewandeld. Hun
stemmen tateren in vreemde tongval,
terwyl ze iets roepen naar de wal, waar
twee mannen in vredig nietsdoen, ken-
nelyk gidsen ob non-actief, de naviga
tie kritisch beschouwen. Het water
rimpelt en spiegelt in kringen blauw
en grys en wit, de kleuren van de
hemel, die zich onmerkbaar maar ge
stadig vult met grote wolkgevaarten.
Es kommet ein Schiff geladen
Bis an sein höchtsten Bord;
Es tragt Gottes Sohn voller Gnaden,
Des Vaters ewig Wort.
Das Schiff geht still im Triebe,
Es tragt ein theure Last,
Der Segel ist die Liebe,
Der heiige Geist der Mast.
Het schip als symbool van het Christendom, is over
bekend. Op zegels uit de Middeleeuwen zien wy het
scheepje Ecclesia afgebeeld, met aan het roer de paus.
Nog zingt het Leger des Heils in onze straten:
't Scheepken onder Jezus' hoede,
Met zyn kruisvlag in de top.
En sommige sekten zingen:
Zie ons wachten aan de stromen,
Aan de oever der rivier,
Straks zal onze bootsman komen
En dan gaan we ver van hier.
Daar hebben we het: ver van hier. Het schip was in
vroeger eeuwen by uitstek het voertuig dat de
mens naar een andere wereld bracht. Het schip
voer tot achter de horizon. Zy die aan de oever stonden
zagen het verre land niet. Zó ver was het weg. Doch
het schip bracht de mensen er heen.
Zo bracht, in de Germaanse sage ook een schip de
zielen der gestorvenen naar het andere ryk. Fedder
Viskerman bracht de zielen naar Helgeland! De licht
god Balder werd, nadat hy door de blinde Hödur was
gedood, op een schip naar zee gevoerd en ver, ver uit
de kust verbrand.
Maar niet alleen by de Germanen, ook by andere
rassen vinden we vele 6poren van „schepensymboliek".
Voer ook niet Charon, als psychopompos, de zielen der
gestorvenen over de rivier, de Styx?
Men dacht in vroeger eeuwen meer in het platte vlak,
dan wy, die de ruimte veroverd hebben. Wel zag men dat
de vogels vleugels hadden, wel beeldde men gevleugelde
engelen af, doch de fantasie dat de goede mens gevleu
geld ten hemel zou vliegen, waste stout.
Schepen! Schepen hadden mensen naar nieuwe,
wonderschone werelden gebracht. Christus was
eens, ten aanschouwe van de schare, in een schip
gegaan en had gezegd waar men de netten uit moest
werpen. Christus had Simon Petrus gered, die over het
water wandelen wilde, en hij had de stormen het
zwygen opgelegd. Bovenal dat laatste was behingryk.
liet scheepje met Christus als stuurman, was veilig
temidden der woedende baren.
Ja, het schip sprak de mensen aan, vooral in de
Middeleeuwen. By heidenen en christenen was het het
De versierde stoel van Vader geflankeerd door bloemstukjes die het goed doen.
Vroeg in het voorjaar biedt de zyn met bloemen? Hier moeten het bloemschikken gegeven wor- voor dat de armleuningen niet a
ifimr o 1 u'Dor hnf opn en Hof oïfiiH mooi" frvnfo hnccon Hon on Hio n.fti*rton cnooiool ,fnn. pnHpr rlo Wlnomon r711 Inn T"\o
natuur
ander
al weer het een en het altyd maar grote bossen zijn. den en die worden speciaal voor onder de bloemen zitten. De
Waar de eigen tuin te In het buitenland is dat heel
kort schiet, kan men nu by de
bloemwinkelier ook terecht. Het
is zo gezellig om juist nu van
die aardige voorjaarsstukjes te
maken. Al heeft U dan zelf nog
geen bloeiende trompetnarcissen
anders. Daar vindt men het heel
gewoon in de winkel te stappen
en te vragen: bezorgt U daar
vandaag maar eens drie rozen.
de dames belegd. Dat wil overi
gens niet zeggen, dat de heren
hier ook geen gebruik van
zouden kunnen maken. De opzet
is niet van U een volleerde
ie trompet
Fn eigen tuin, misschien zyn er hetgeen overigens heus nog niet
toch wel enkele takjes van de wil zeggen dat dan ook maar
hazelaar of van de els te veel gebruikt moet worden U
Gelukkig dus maar, dat wy wat bindster te maken, doch alleen
royaler in de bloemen zitten,
vinden. De katjes doen het ook
altyd goed samen met gele nar
cissen en blauwe druifjes
voor zo'n eenvoudig stukje heeft te maken.
ziet het wel aan de voorbeelden
hoe weinig mooie bloemen er
voor nodig zijn om iets aardigs
om U te leren hoe bloemen
gebruikt en verzorgd moeten
worden. Het is wel eens de
moeite waard er navraag naar kening met de
te doen. Men zal U daar heus vorm. Eigenlyk
niet leren hoe een bruidsboeket
gemaakt moet worden; dat is hebben; liefst vazen
U slechts enkele bloemen nodig
Weet U wel dat wy in Neder
land eigenlyk altyd verwend
Ik wil U er ook nog eens op
attent maken, dat in stad en
omgeving tegenwoordig lessen in
niet de opzet, doch misschien
wel hoe Vaders of Moeders stoel
op hun verjaardag versierd
moeten worden. Zorg er dan
jarige kan anders immers niet
eens gemakkeiyk zitten. Een
versiering moet steeds sierlyk,
doch aan de andere kant ook
doelmatig aangebracht worden.
Bloemen kunnen in allerlei
vazen en pulletjes geschikt
worden, doch men houdt over
het algemeen nog te weinig re-
kleur en de
mort U een
ruime keus van pullen en vazen
in ver-
Hiervan
schillende kleuren,
heeft U nooit te veel.
G. KROMDIJK.
TERWIJL ik dit zomertafreeltje op
het water op mijn gemak en in
volstrekte tevredenheid bekijk,
heb ik toch een beetje slagzy gemaakt
op m'n muurtje en is myn blik gegle
den langs de bruinrode verweerde
steen toe op de grond, waar het
onkruid welig is opgeschoten. En nu
weet ik werkelijk niet, of ik het me
verbeeld of dat mijn ogen het goed
hebben gezien: er beweegt iets, telkens
is er een byna onmerkbaar sidderen,
een trillen tussen de plakken sedem en
steenbreek, die met veel soortig ander
gewas in de brokkelgaten zichtbaar
zyn. Myn nieuwsgierigheid is gewekt,
ik sluip voorzichtig langs de muur tot
waar de zandige en stenige bodem is
versierd met het bekende afval, dat
hier ligt te* wachten, tot het hoge
water er zich eens over wil ontfermen.
In afwachting hiervan vinden vlie
gen van allerlei soort er een arbeids
veld. waar zy zich met overgave aan
hun belangrijke bezigheden kunnen
wyden. Toch wel sympathiek van de
inboorlingen en de vreemdelingen, om
zo eendrachtig voor deze nuttige dier
tjes te zorgen. Alleen jammer voor
deze bromvliegen, dat zy dit kleine
stukje paradys aan de voet van de
muur moeten delen met hun doods-
vyanden, de weerlichtvlugge hagedis
sen, die de donkere schaduwholen
onder de planten, als hun vaste ver-
blyfplaats hebben gekozen.
Dat is nu, wat myn aandacht heeft
getrokken en waarvoor ik nu op m'n
hurken, met de stekende zon op m'n
nek, te midden van de weinig frisse
rommel zit te kyken. Het is het flit
send heen en weer schieten van de
levende reptielen, die met een razend
snelle sprint of soms met een sprong
hun prooi van de stenen of planten
weggrissen.
Het klinkt misschien vreemd, maar
op dit ogenblik betreur ik *t, dat ik
geen weckfles en geen netje by me
heb. Het is 't restje jachtdrift, dat bij
ieders mens op de bodem van zyn hart,
ergens diep verborgen, nog leeft, een
restje dwaasheid, die hy al lang meen
de te hebben overwonnen. Want het is
volkomen dwaasheid, er zelfs maar
aan te denken, dat iemand met een
netje iets zou kunnen uitrichten
tegenover deze onbegrypeiyk vlugge,
maar tevens waakzame dieren. Zodra
myn schaduw en hpt gekraak van
schoenen hun wereldje zijn binnenge
komen, is met één flits het hele terrein
uitgestorven, leeg, volkomen stil. Alleen
de vliegen zoemen en de zon brandt.
En de grond geurt. Dan, na enige
minuten wachten, jadaar ver-
schynt een spits snuitje, een kopje met
oranjegele ogen. die de myne schijnen
te doorboren. Een fyngenageld pootje
wordt driftig verzet, maar myn oog
leden trillen even en roetsj! daar rukt
het schrikachtige dier zich precies
andersom en laat een sierlyk staart-
puntje uit de opening steken. In an
dere gaten herhaalt zich het spelletje,
uit drie. vier stenen loert een intelli
gent kopje, een zwartglimmend ton
getje lepelt in en uit en ik hoor (want
kijken mag ik niet) dat er schuin ach
ter my over stenen wordt geschuifeld.
Zal ik nu in tien tellen heel lang
zaamdrommels, wat brandt die
zon!nog een tel enroef! weer
is er een haastig geglis van pootjes en
weer heeft de muur zyn hele levende
have opgeslokt.
IEMAND roept iets van boven. Het is
myn vrouw, die haar echtgenoot
niet meer op 't muurtje vindt, maar
in de diepte en mediterende tussen
vliegen en hagedissen. Of ik maar wil
voortmaken, de gids zegt dat er onweer
op komst fs.
Zo, zegt de gids dat. die gladde jon
gen! Zullen wy hem dan zeggen, dat
hij bedankt wordt, dat we nog een uur
tyd over hebben? En dat we dol zijn
op onweer op mooie eilanden?
Maar hoe zeg je dat allemaal in het
Italiaans?
SJOUKE VAN DER ZEE.