Luguber „Indiaantje spelen" met
Oostduitsers bij ijzeren gordijn
Een Zoeklicht
Waarom werd het prikkeldraad weggehaald hij
het dorpje Bergen in Liineburger Wendland
Achter de slagboom een jungle
Bleke jongen in een
vaalbruin uniform
WAT?
OP DE BOEKENMARKT
6e Jaargang no. 2
Zaterdag 11 Januari 1958
.-Vw - i'..
De grens zonder prikkeldraad bij Bergen.
(Van een bijzondere medewerker)
(IV. Slot)
De lugubere en tevens zo tragi-komische sfeer van het ijzeren
gordijn heb ik niet eerder zo sterk beleefd als in het Liineburger
Wendland bij het plaatsje Bergen. Zoudtu wensen dezelfde ervaring
te ondergaan, dan dient u de weg te kiezen, welke van Hamburg via
de stad Liineburg in zuidoostelijke richting naar Maagdenburg of
desgewenst naar Berlijn voert. Of beter voerde, want waar deze route
bij het dorpje Bergen in de oostwaarts gerichte uitstulping, welke het
Wendland wordt genoemd, de grens tussen West en Oost bereikt,
is het eensklaps afgelopen. De situatie is bepaald merkwaardig. Kort
vóór het ijzeren gordijn staat een pasgeverfd richtingbord: Nach
Salzwedel '14 km. en ge merkt ook op, dat de weg onlangs is ge
teerd en opgeknapt. Een vorm van Westduits optimisme, een demon
stratie van vertrouwen in de toekomst of een gevolg van stompzinnige
bureaucratie? Langs deze weg immers zal geen sterveling het Oost-
duitse stadje Salzwedel kunnen bereiken, tenzij de wereld op een
gezegende dag eensklaps een ander gezicht krijgt. Die drie keurige
kilometers van het dorpje Bergen naar de grens zijn tot nader order
zinloos, omdat dit traject slechts leidt naar een roodwitte slagboom
waarachter de weg plotseling volslagen overwoekerd is door onkruid
en struiken alsof er de jungle begint en misschien is dat wel zo. En
waarachter Oostduitse grensbewakers met hun wapens tot schieten
gereed op de uitkijktorens loeren naar elke activiteit in de noodlots
zone. Deze stille dreiging kende ik ook al van andere plaatsen langs
het ijzeren gordijn, maar wat deze vroegere grensovergang bij Bergen
bovenal iets macabers geeft, is de afwezigheid van prikkeldraad!
„Sie haben Glück!" zei de jongste
toen we by de grens waren en hy wees
naar twee bruine vlekken aan de over
kant die snel van de ene boom naar
de volgende gleden.
„Die sind verrückt", zei de andere
Westduitser en hij overhandigde mij
zyn verrekijker.
Ik leunde over de slagboom. Myn
voeten stonden op een goede asfaltweg.
Een halve meter verder was er nau
welijks meer iets van de route Ham-
Over een lengte van vierhonderd
meter hebben de communisten onlangs
op deze plaats de prikkeldraadver
sperring opgeruimd. Volgens de West-
duitse gendarmen, die myn voorlichters
waren, is dit nergens anders gebeurd.
Waarom dan hier? Zy haalden hun
schouders op: je weet nooit wat ze aan
de overkant willen. Mijn reisgenoot
Eric en ik zeiden het op dat moment
niet maar later bleek dat we beiden
hadden gedacht aan het prikkeldraad,
dat de Duitsers in mei 1940 bij Venlo,
bij Nijmegen, langs de Achterhoek, by
de andere toegangswegen tot Neder
land enige dagen voor de inval hadden
weggehaald om de opmars van hun
troepen te vergemakkelijken.
Hier was het hoogstwaarschijnlijk
geen proloog tot agressie en toch
maakte deze open grens mij onrustiger
dan versperringen en mijnen voordien
elders hadden gedaan. Misschien ook
omdat ik tijdens mijn zwerftocht door
de Noordduitse laagvlakte wel heel wat
militaire bordjes, maar geen enkele
soldaat had gezien deze verontrus
tende gedachten waren echter te lo
kaal gericht: er behoeft maar één Rus
sische tank door dat gat by Bergen
te ryden en een uur erna breekt een
atoomoorlog uit.
„Sie haben Glück""!
Op tweehonderd meter van de grens
deden twee Duitse gendarmen, verge
zeld van een stevige herdershond, ons
halt houden. Op hun uitnodiging ver
lieten we de auto en wandelden onder
militair escorte over de keurige weg
naar de slagboom. Het waren twee ste
vige knapen met zeker gevoel voor
humor.
burg-Maagdenburg te onderscheiden,
Rondom lag een vriendelijk golvend
landschap zonder huizen, doch met wat
berken en een beek en aan Oostduitse
zijde een donkere bosrand met voorin
een hoge houten wachttoren.
Ik blikte door de kijker naar de bo
men langs de overwoekerde weg. De
twee Oostduitsers slopen steeds dich
terbij door de greppel dekking zoekend
achter de stammen, alsof ze Indiaantje
speelden. Op ongeveer zestig meter
vonden ze het genoeg. De ene lag op
zijn buik in de koude berijpte gras
berm, de andere observeerde ons van
achter een boom door zyn kijker. We
keken elkaar van vlak bij brutaal in
het gezicht via de afstand-verkortende
verrekijkers. Ik zag een magere bleke
jongen in een vaalbruine uniform met
een veldmutsje op, die ons heel ernstig
gade sloeg en 6oms wat tegen zijn
kameraad zei. Deze had zyn karabijn
van de schouder genomen.
Eric en ik zwaaiden in een poging
tot toenadering zonder dat ze hierop
reageerden. Negers in het oerwoud, die
nimmer blanken hebben gezien, kunnen
niet wantrouwender handelen. Wan
neer we onder de slagbomen door zou
den kruipen en de begroeide weg op
lopen, zouden ze schieten. En uit de
houten toren zou waarschijnlijk een
mitrailleur gaan ratelen.
„Ze komen nooit dichterbij, en ze
groeten nooit terug", zeiden de YYfest-
duitse gendarmen. „We hebben het al
zo vaak geprobeerd. Hier is het werke
lijk der eiserne Vorhang".
Ze spraken schertsend en trokken
zich niets van de sluipers aan de over
kant aan. Dit stelde ons gerust. Zon
der dit escorte zou deze prikkeldraad-
loze grens tussen twee werelden angst
aanjagend zijn geweest.
Verrukkelijke dorpen
Eerder op deze heldere vorstige dag
had ik het Ijzeren gordijn in heel wat
VOOR allen, brood, voor al
len rozen: wij hebben de
eed gezworen; wij lopen
met reuzenschreden en de weg is
niet lang. Wij nemen geen rust en
mijden de slaap; snel door het
ochtendgloren, snel door de lente:
daden en tijden zullen wij bereiden,
naar de maat van ons dromen".
Is het een strijdlied van op
standige idealisten, dat ik dezer da
gen las. toevallig, of is het een be-
vleugeling van één. die hunkert
naar een nieuwe tijd. waarin voor
allen een leefbaar leven is - mate
rieel, maar ook voor de geest? Is
het overmoed, te zeggen, dat de
weg niet zo lang is; of is het een
maning. dat wie rust, de korte be
schikbare tijd ongebruikt voorbij
laat gaan?
Ik weet het niet. Ik weet ook niet
helemaal, of ik blij instem met een
élan. hierin zich uitend, of ietwat
geprikkeld ben door een activisme,
dat de waarden van de vóór-tijd,
van belofte en geboorte - en van de
rust - niet telt. Waarschijnlijk
trekken mij de woorden „naar de
maat van ons dromen".
Onlangs was ik in Hoorn, in de
kassen van één onzer grote, en we
reld - bekende, orchideeën - kweke
rijen. Cymbidium, maudiae, odon-
toglossum, phallenopsis en wat voor
woorden méér duiden een pracht
aan van orchideeën en andere uit
heemse planten, die hier veredeld
zijn, tot nieuwe variëteiten ontwik
keld en een rijkdom dragen van
bloemen. Het is een droom alleen
voor de bezoekers: het is een be
drijf. Toch is het woord van de
kweker zelf ook geladen van de
vreugde om die schoonheid, van de
liefde voor die planten, waar al zijn
zorg in steekt, van een blijdschap
ook. anderen hierin te laten delen.
Er wordt hard gewerkt, want er
wordt gekweekt - en alle kweken
hoopt op later vrucht. Maar er is
ook de rust, de schoonheid nü.
Het is waarschijnlijk in onze tijd
van snelheid en spanning moeilijk
de waarden van het heden te zien.
Het is een tijd van gisting; er is
misschien enerzijds, althans in óns
leven, een overdaad van luxe, die
eer tot gemakzucht nodigt dan
aanzet tot een scherp stellen van
hoge eisen aan onszelf - anderzijds
is er stellig in onze wereld héél veel
waar wij ons niet bij willen en kun
nen neerleggen. Zo denken wij.
deels angstig, deels vol van meestal
vage hoop, steeds meer naar de
toekomst, gejaagd door ons eigen
levenstempo. In het beeld van ons
leven heeft de rust weinig plaats,
de stilte, en wat daarmee verband
houdt. Hebt U de tijd voor trouwe
Het ketkja van GUtenbeck
minder lugubere vorm gezien, name
lijk iets noordelijker in het stadje
Hitzacker, waar de Elbe de grens
vormt. Een nagenoeg compleet Hol
lands riviergezicht met uiterwaarden,
een brede stroom en roodbedaakte
huizen, ten dele zichtbaar achter de
dijk aan de overzijde. Noch hier, noch
bij Bergen is er enige vorm van con
tact met het Oosten. Geen vluchtelin
gen meer, geen smokkelarij, geen sei
nen. Niets. De wereld kon hier ook op
houden hoewel deze grenslijn dwars
door Duitsland heen. met zijn grillige
hoeken en bochten, twaalf jaar gele
den toch volslagen willekeurig getrok
ken werd.
Een van de consequenties van die
willekeur is de ongeveer zestig kilome
ter diepe uitstulping in Oostduits ge
bied, welke het Liineburger Wendland
wordt genoemd, waarschijnlijk van
wege vage historische relaties met de
Slavische volksstam van de Wenden.
Sinds het neerlaten van het ijzeren
gordijn is dit een hoek geworden waar
vrijwel geen vreemdeling komt. De on
bekendste sector in het Lüneberger ge
bied en ook de meest onbedorvene. En
daarbij denk ik ditmaal niet aan hei
devlakten, Heidschnucken en Wachol-
der, doch aan de boerendorpen. Voor
al aan de zuidzijde van de uitstulping,
rond het plaatsje Lüchow en dicht bij
de bovenbeschreven grens-zonder-
prikkeldraad ligt een allerbekoorlijkste
streek met vruchtbare, flauw deinende
akkers, bossen, appelbomen langs de
smalle oude keienwegen en ontelbare
kostelijke gehuchtjes, die tot de merk
waardigste van gans Duitsland beho
ren. Alleen al de mysterieuze namen
zijn een verrukking. Ik noteerde. Tol-
stefanz, Puttball, Satemin, Meuche
fitz, Kremlin!en dan niet te verge
ten dat onvergetelijke Mammoisel, dat
de streekbewoners Mammo-iessel
noemen.
Deze Saksische nederzettingen wor
den in vakliteratuur „Rundlinge" ge
noemd, omdat de boerderijen in een
wyde cirkel rond een royaal grasplein,
een soort brink, liggen. Het zyn de
schuren, die op deze ruimte uitmon
den, maar aan de achterzijde is dan
ook alle mogelyke zorg besteed. De
balken van het vakwerk vormen de
kunstigste geometrische figuren en de
stenen ertussen zijn ook al vaak in
sierlijke decoraties gezet. En voeg daar
nog aan toe, dat balken en stenen in
de mooiste dorpjes in heerlyke com
binaties geschilderd zyn donker en
lichtgroen, ossebloed en bruin, licht
blauw en oker, wit en donkerbruin
en ge kunt u voorstellen welk een kos
telijke aanblik deze Rundlinge bieden.
Het kerkje van Gistenbeck
Men vindt er de Saksische boeren-
romantiek terug. Het sterkst onder
vond ik dat in het plaatsje Gisten
beck, dat misschien wel het lieflijkste
kerkje heeft dat ik ooit zag: donker
bruin eiken vakwerk met wit-gepleis-
terde muurvlakken daartussen, een rie
ten dak en een houten torentje. En
alles bijeen niet groter dan een ouder
wetse daglonerswoning. Een erfstuk
uit de middeleeuwen dat de rampspoe
den van de dertigjarige oorlog over
leefde, wat van niet veel bouwsels in
het Wendland kan worden gezegd.
Rond dit miniatuur kerkje, met zijn
in hout gesneden gotische altaar, ligt
het rustieke dorpskerkhof en het was
hier, dat Gemeindedirektor Ebeling,
vriendschap, het geduld voor uren
lang luisteren of bezien? Houdt U
het werk van de handwerker, de
ambachtsman hoog? Ach neen: de
grote vragen van onze samenleving,
de wereldpolitiek en de zich snel
ontwikkelende wetenschappen vra
gen onze aandacht..".... en weer: zij
wijzen naar de toekomst.
Ik behoor tot-hen, die menen, dat
wij in een overgangstijd zijn en die
geloven, dat wij een toekomst moe
ten bouwen. Op dat bouwen komt
het aan. Dat betekent, dat wij al
lereerst visie nodig hebben. ..Naar
de maat van ons dromen", naar de
maat van onze visie zullen wij in
staat zijn. inderdaad vormen te ge
ven aan de nieuwe tijd. Wellicht is
het beste woord wel, dat wij de toe
komst moeten scheppen: op de
creatieve vermogens komt het aan.
Dat geldt in het enkele mensen-le
ven: de vaste patronen, waarin het
leven zich afspeelt, verliezen hun
zin - dan gaat het om het nieuw
herkennen van waarden en taken,
om daarmee zich een leven dat
waard blijft te verwerven. Dat geldt
nog meer de toekomst der mens-
Woord van Bezinning
heid, die wij mede opbouwen.
Brengt onze diepste overtuiging,
brengt ons religieuze geloof die
hoop voort, die visie dat ideaal, die
mensenliefde en die levensliefde,
dat er toekomst van uit gaat? Kunt
U de vraag met „ja" beantwoorden,
dan weet U ook wegen. Visies heb
ben wij nodig - vergezichten waar
aan wij trouw zijn en met volle
spankracht ons geven.
Mag ik in alle beperktheid enkele
visies noemen, dromen, naar de
mate waarvan ik geloof, dat wij de
toekomst moeten scheppen? Het is.
dat wij de menselijke waardigheid
dieper herkennen, en hooghouden;
het is, dat wij ons erop toeleggen,
tot grotere rijpheid te komen, en
innerlijke, geestelijke ontplooiing te
vinden. Het is, dat tussen mensen
boven recht en belang worden ge
steld: respect en verdraagzaamheid,
mildheid en barmhartigheid. En wij
weten allen, dat wij ten aanzien
van de wereld nimmer deze visie
uit het oog mogen verliezen: één
broederschap der mensen, één we
reld, in vrede en recht.
Hoge, verre visies? Goed: maar
naar die maat kunnen wij, moeten
wij ons inzetten. Het is zaak. niet
alleen de noden, maar ook de
noodzaken voor onze tijd helder te
zien. De verleiding is anders groot
naar de toekomst te glijden. De
vergezichten, de visie: zij zullen
bepalen.
Verder zal het zaak zijn, dat wij
veerkrachtig zijn en blijven. Hij
zal winnen, die het meeeste élan
heeft. Elan is meer dan levens
kracht, meer dan een spontane
kracht, die voortgang verzekert en
moeiten en bedreigingen bezweert.
Het is een voortscheppend vermo
gen - een vooruit kunnen zien, een
geloof in de toekomst hebben, een
soms onbewust weten van de grote
gedachten die geboren moeten wor
den; durven in te gaan. ook al is
't zicht niet helder, in actieve aan
vaarding. De religieuze mens weet:
onze bestemming ligt vóór ons. de
groeit gaat door, de rijping. Wie
gelooft in de bezielende, herschep
pende krachten, die tot ons komen,
de krachten Gods, gelooft in een
toekomst. Het geheim nu van mens
te zijn, schuilt wellicht in het elan.
dat trouw is aan de visie.
Maar wij moeten weten in het
heden gesteld te zijn en te leven in
het nu. Wie dan niet aanvaardt,
vlucht. Wij moeten nü demogelyk-
heden en de opdrachten herkennen,
waaraan wij nu hebben te werken.
Dan betekent onze daad, ons leven
nu minstens zo veel als de toe
komst, waarvoor wij ons inzetten.
Ik zou wel willen, dat Uw geest en
hart meer stil stonden voor wat wij
heden hebbeneen overvloed
van goed, door het werk van voor
geslachten ons deel; en nog altijd
de schoonheid der schepping, en
de schoonheid van kunst; en nu
Uw liefde. Uw vriendschap, Uw toe
wijding. Nü leven wij en op dit
ogenblik ontvangen wij de toevloed
van levenskracht. De bronnen van
ons leven hebben wij nu te vinden.
En kent U het woord: „houdt vast
in Uw hart het geloof in de bron
nen van Uw kracht, in de oor
sprong van Uw veerkracht"?.
De Indische denker Tagore schreef
eens ,wij bidden U. dat een on
weerstaanbare stroom van Uw al-
lesdoorstromende energie over ons
komt als de sterke lentewind. Laat
het waaien over onze velden, de le
vens der mensen, laat die de geur
der bloemen tot ons brengen, het
geruis van de wouden, laat die de
levenloosheid van ons verdroogde
zieleleven veranderen in volheid en
zoetheid. En laat dan onze nieuw
ontwaakte krachten roepen om ver
vulling van velerlei bloem en
vrucht".
Mackenzie.
Remonstr. predikant
te Leiden.
Bert van Aerschot. „De Lift". J.
M. Meulenhoff. Amsterdam 1957.
Bert van Aerschot heeft zijn talent
getoond in zijn eerste roman ,3ittere
Wyn" (1954), een even barre als aan
grijpende zelfbekentenis van een maat
schappelijk geslaagd, maar volkomen
eenzaam mens. Hy laat zijn John
Draes tot het bewustzijn komen, dat
zijn welvaart tot stand is gekomen ten
koste van anderen. Hij heeft zijn leven
een dag lang „van alle leugens ont
daan" en komt aan het eind tot de
enige positieve conclusie, die hij vinden
kan, namelijk dat hij leeft. Dit boek,
dat slechts 150 wijdgedrukte bladzijden
telde, heeft door de samengebalde
beelden, die de auteur achter elkaar
op laat flitsen, een waarlijk dynami
sche kracht. Er staat geen woord te
veel in en ondanks dat roept het een
volledig en representatief mannenle
ven op.
Opvallend is de volkomen andere be
naderingswijze van dit nieuwe boek.
Langzaam en precies volgt dit verhaal
de overwegingen en reacties van het
meisje Jany, helpster in een café, dat
aan een grote autoweg gelegen is.
Jany weet niet wie haar ouders zijn.
Al heel jong heeft zij kennisgemaakt
met wat men „het rosse leven" pleegt
te noemen en veel illusies betreffende
het genus „man" zijn haar niet gela
ten. Dit heeft er haar echter niet van
weerhouden door vele handen te gaan,
hoewel een innerlijke onvrede gemaakt
heeft, dat zy nooit berust heeft in
haar rol van betaalde geliefde. By een
onverwacht samentreffen de lift
met de vrachtauto met een jonge
chauffeur, komt bij de beide jonge
mensen het verzet tegen de maat
schappij, die hen tot „underdogs"
heeft verklaard, tot een woedende uit
barsting, die tevens de katharsis te
weegbrengt en hen laat voelen, dat
de „baas" van Gistenbeck, me naar de
naamloze zerk bracht van boer Meyer,
die vijftien jaar geleden als 93-jarige
grijsaard voor goed de ogen sloot. De
zerk lag vlak tegen de muur van een
aan het kerkhof grenzend boerderijtje.
Met name tegen de deel. En dit hield
verband met een wens, welke Meyer al
jaren eerder tegenover de Gemeindedi
rektor had uitgesproken en die hy op
zyn doodsbed herhaalde: „Ik weet dat
er in dat hoekje nauwelijks plaats is,
maar ik smeek u: begraaf me toch daar
zodat ik ten eeuwigen dage horen kan
of de dorsers op myn deel de maat we
ten te houden".
Ze liggen wat opzij van de grote weg,
verscholen in het vruchtbare land
Kremlin, Mammoisel, Gistenbeck,
YVaddeweitz en de tientallen andere
Rundlinge. In de lente als de appel
bomen langs de wegen bloeien en het
jonge koren op het land frisgroen is,
zal dit een gezegende streek zyn. Het
moet er iemand zelfs licht vallen te
vergeten, dat de waanzin van het
ijzeren gordijn zo dichtbij is. Benau
wend dichtbij: in nog geen vyf uur
reed ik van hieruit terug naar onze
grens.
H. A.
ware liefde tussen man en vrouw de
enige verlossing is uit vernedering en
innerlyke verscheurdheid.
„Wie zich weet te onthechten, is
vry" schreef Van Aerschot in zyn vo
rige boek. Dit principe heeft hy in
„De Lift" voor een ogenblik waar ge
maakt. Daar Van Aerschots boeken
niet zomaar verhalen zyn, doch dui
delijk een principiële ondergrond heb
ben, kan men zijn volgende roman met
belangstelling tegemoet zien, ook om
de verdere uitwerking van maatschap
pelijke tendenzen.
Wilhelm Speyer. „Het Hof der Be
koorlijke Meisjes". H. P. Leopold,
Den Haag 1957
Een amusant en intelligent geschre
ven boek is deze historische roman uit
de tyd van Napoleons optrekken te
gen Oostenrijk en de ophanden zijnde
verovering van Pruisen en Polen. Het
leven in het fictieve Duitse hertogdom
Kreu-Reuthe wordt reeds beheerst
door de daden van de Franse keizer en
door het probleem of men zich zal
scharen bij Rusland in het bondge
nootschap met Engeland of ronduit
pro-Frans zal zijn. Doch daar Napoleon
overtuigd is van het feit, dat „de weg
tussen Straatsburg en Wenen" naar
de Donau en de Wolga voert, wordt het
lot van dit hertogdom eerder beslist
dan men denkt, een lot dat echter door
de rijkskanselier Von Ungemach wel
voorzien is. Wat deze profetische di
plomaat echter niet voorzien had. dat
was dat zyn zoon Alexander tegen zijn
zin zal trouwen met Ulrike Murray,
de dochter van de opperjagermeester
en een van de „bekoorlijke meisjes".
Deze roman tjokvol diplomatie en
huiselijkheid is evident geschreven op
het voorbeeld van Tolstoy's „Oorlog en
Vrede" en het pleit voor de auteur, dat
zijn werk met dit feit niet tevens ver
oordeeld is.
Phyllis Gordon Demarest. „Het
naakte Risico". Zuid-Hollandsch*
Uitgeversmy. Den Haag i.J.
Afgrijselijk is het huwelijksdrama,
dat beschreven wordt in de roman, die
de onbegrijpelijke titel van het naakte
risico draagt. Indien men de flaptekst
mag geloven, dan bevat deze geschie
denis de gegevens van een proces van
een halve eeuw geleden, maar daar
wordt het verhaal werkelijk niet min
der drakerig van.
Een jonge vrouw, voorzien van een
voordrachttalent, treedt in het huwe
lijk met een man met blauwzwart haar
en leisteenkleurige ogen. Behalve deze
uiterlijke aantrekkelijkheden blijkt hij
echter niet anders op te brengen dan
drank- en moordzucht. Natuurlijk is
die boosdoener een Ier, want wie zou
durven veronderstellen, dat dergelijke
eigenschappen bU anderen dan bij de
bewoners van het Groene Eiland voor
komen in de schijnheilige staten van
Noord-Amerika? In ieder hoofdstuk
staat de lezer versteld, dat de arme
Abby gelukkig alweer aan de klauwen
van de woeste dronkaard is ontkomen
en als het op een kwade dag misloopt,
dan is haar nieuwe liefde, de edelaar
dige held van vele oorlogsreportages,
het slachtoffer. Gelukkig houdt Abby
altijd nog haar talent plus twee kin
deren uit het akelig huwelijk over om
haar op haar levenspad te troosten.
Clara Egglnk.