Allerzielen Li Gomoelka voor de keuze: verdere liberalisering of dwangsysteem.... Een Zoeklicht Nog is Polen niet verloren(IV) Landbouwpolitiek bleek een doorslaand succes maar de industrie blijft het kritieke punt Belachelijke staatseconomie WOORD VAN BEZINNING OP DE BOEKENMARKT 5e Jaargang No. 44 Zaterdag 2 november 1957 i (Van onze reisredacteur) Warschau, oktober. „Volgende maand is het geld op en in maart het eten. Als het Westen niet bijspringt, is het met Gomoelka gedaan", zei een Westelijk diplomaat mij. „Onzin", meende een geschoold Amerikaans waarnemer even later, „er zitten ook gezonde tendenzen in de Poolse economische ontwikkeling. Enorme moeilijkheden zijn er, maar een ineenstor ting is niet te verwachten". Een Nederlandse zakenman dacht er wéér an ders over: „Het gebrek aan efficiency is ten hemel schreiend. Nu importeren ze consumptiegoederen op krediet. Het moet misgaan". De warwinkel van meningen, observaties en linistisch verleden cijfers biedt ook een rijk assortiment uit Poolse eind op weg". Een enorm economisch probleem Is ook de wederopbouw in dit door de oorlog geteisterde land. Dit prachtige plein van het oude Warschau is met liefde hersteld. Maar de woningbouw blijft achter. Een werkelijk onbevooroordeelde kijk op de Poolse economieNu, men ont komt niet gemakkelijk aan de neiging tot ironiseren over een groot aantal be lachelijkheden van een Marxistische staatseconomie in de praktijk. Neem het verhaal van de lege wodkaflessen. Een slimme staatsfunctionaris bedacht, dat het toch zonde was ze niet in te zamelen. Men stichtte derhalve een nieuwe instantie, die 17 miljoen zloty krediet kreeg en flessenverzamel-brigades het land inzond. Pas toen men een enorm quantum aan het staatsmonopolie voor alcohol aanbood, bleek dat deze instantie niet over flessenwasmachines beschikte. Men kon ze slechts na eindeloze moeite aan de staatsglasfabriek kwijt, maar niet voor dat men ze tot gruis had geslagen, aangezien de glasfabriek alleen mach tiging had om aan de spoorwegen wagons te vragen voor het vervoer van scherven! bron. Maar omdat dc economische ontwikkeling zonder enige twijfel beslissend zal zijn voor de evolutie van Gomoelka's „geliberaliseerd" regime, moet men trachten onbevooroordeeld - veelal gissend en in het duister tastend wel trachten hun in het oog te krijgen en moet men nagaan of prof. Bobrovsky, een van Polens leidende econo men, gelijk heeft als hij zegt: „Het is niet te ont kennen, dat Polen in de komende twee, drie jaar economisch gezien op het scherp van het mes zal balanceren. Kunnen wij in die overgangsperiode onze economie saneren, de fouten uit het Sta- corrigeren, dan zijn wij een De boerenvrouw, die haar waren aan de markt brengt, is niet ontevreden. De nieuwe agrarische politiek van de regering heeft snelle en tastbare resultaten gehad. gen in geen enkele verhouding stond. Met piepjonge ingenieurs, een enorm gebrek aan technici en uit een achter lijke boerenstand gerekruteerde arbei ders, bouwt men geen moderne in dustrie op. Het rendement van de Poolse arbeider is nu een van de laag ste in Europa. Hetzelfde gold voor de mijnbouw, waar men door arbeid van gevangenen en militairen alsmede werk op zondag en kolenproduktie (steenkoolexport is een pijler van de Poolse economie) trachtte te hand haven. Van deze „amateurmijnbouw" is men nu afgestapt. Men heeft de lonen met 40 procent verhoogd om beroeps mijnwerkers te trekken. De totale pro- duktie is nu weliswaar iets gezakt en bovendien is de wereldprijs voor steen kool sterk verminderd, maar de produk- tie per man neemt toe, hetgeen hoop voor de toekomst geeft. Lange adem nodig Het door de geforceerde industriali satie verbroken evenwicht, kwam, voor al ook tot uiting in de Poolse handels balans: vermindering van de traditio nele agrarische export, verhoging van de import van grondstoffen en machi nes. Die handelsbalans blijft een on gunstig saldo tonen, hoewel de beta lingsbalans blijkbaar door verleende diensten althans volgens de officiële cyfers een klein overschot toont. Kan Polen daarin door verhoogde afzet van mijnbouw- en industriële produkten verbetering brengen? Prof. Bobrovsky, die na de oorlog met zijn gematigd en realistisch drie-jarenplan duidelyk succes boekte, vervolgens in Frankrijk asiel zocht en thans door Gomoelka is teruggeroepen, gelooft van wel. Hij stelt, dat het industriële vermogen er in ieder geval is, dat Polen nu in die te grote industriële jas moet groeien door rendabeler exploita tie, convertering van de bewapenings industrie, betere gedecentraliseerde planning, waarbij men niet langer te voren vaststelt hoeveel augurken er in een fles „pickles" moeten zitten. Of dit lukken zal. is een andere vraag. Een werk van lange adem zal het zeker zijn, te meer daar de politieke noodzaak om tot gelijktijdige verhoging van de levensstandaard te komen het voortdurend doorkruist. Verheugend is, dat men capabele mensen in handel en industrie niet langer om politieke redenen terzijde schuift, dat men privé-initiatief in het klëinbedrijf, tot stimulering en aan vulling der genationaliseerde bedrijven, begint toe te laten en met kredieten begint te steunen. Marxistische remmingen De durf, die men in de landbouw politiek aan de dag heeft gelegd, is echter in industrie en handel onvol doende te bespeuren, wordt blijkbaar door marxistische psychoses zwaar ge remd. „Labor Relations", de betrekkingen tussen bedrijfsleiding en arbeiders, zijn onvoorstelbaar slecht, de Poolse socia listen zouden op dit gebied met vrucht bij Amerikaanse kapitalisten in de leer kunnen gaan. De nieuw ingevoerde arbeidersraden boeken, wat dit betreft, geen concrete successen. De materiële aansporingen tot pro- duktieverhoging zijn onvoldoende, overbezetting van de bedrijven en on voldoende scholing leiden tot te laag rendement. Poolse economen geven toe, dat de „zwartste kapitalistische prik kel", werkloosheid, onontkoombaar, maar tegelijk stimulerend kan zijn". HET Is vandaag „Allerzie len". Een groot deel der Christenheld bidt voor de zielen der gestorvenen; een ander deel heeft daar bezwaren tegen. Maar daarover spreken wij in dit Woord van Bezinning niet. Deze dag herinnert allen, tot welke kerk en confessie zij ook behoren, dat zij meer belang stelling moeten tonen voor de ziel van anderen, is het niet voor de gestorvenen, dan toch zeker voor de levenden. Iemand heeft de 20ste eeuw genoemd „de eeuw van het koude hart". Wij geven haar meestal andere' namen: de eeuw der techniek, de eeuw der industria lisatie, de eeuw van de wereld oorlogen, maar dan denken wij slechts aan de buitenkant. Van binnen uit gezien is het de eeuw* der vereenzaming. Vroeger kon men de mensen nog eens rustig en gezellig bij eenzien. De pleinen in het dorp, de ^straathoeken in de stad, de stamtafels in de restaurants, de wekelijkse of dagelijkse bezochte sociëteit waren plaatsen, waar men anderen kon ontmoeten. De gesprekken waren wel niet altijd verheffend en menig medemens ging er over de tong. Maar men had er tenminste gelegenheid om het hart nog eens te luchten. De Jongeren vinden op straat of in hun club nog wel een vriend of vriendin, met wie zij hun ervaringen kunnen uitwis selen. Maar voor oudere mensen is het nagenoeg onmogelijk ge worden. U moet 's middags tus sen 5 en 6 uur maar eens zien, hoeveel haast de mensen heb ben. Zij hebben in het drukke verkeer niet eens de kans om elkander te groeten, laat staan, een praatje met elkaar te ma ken. En 's avonds zit ledereen bij radio of televisie, op school of in een gewichtige vergadering en daar is geen gelegenheid een babbeltje te maken van mens tot mens en van hart tot hart. Zo gaan velen gebukt onder de drukkende last der vereen zaming. Onlangs informeerde een dokter in Hamburg in een groot flatgebouw naar het adres van een patiënt. De bewoners haalden allen hun schouders op, ze kenden hem niet. Toen de dokter na lang zoeken zijn ka mer gevonden had, bleek, dat die man reeds tien Jaar in dat flatgebouw woonde. Misschien kende men wel zijn gezicht, maar niet zijn naam en nog minder zijn „ziel", zijn vreugde en verdriet, zijn geloof en zijn twijfel. De dichter van de 142ste psalm heeft die eenzaamheid ook gekend. Hij zegt „Schouw ik naar rechts en zie ik uit niemand ziet naar mij om; is mij de toe- rechts en zie ik uit niemand vraagt naar mij". Gelukkig kan hij er aan toevoegen: „Tot U roep ik, Heer; ik zeg: Gij zijt mijn schuilplaats, mijn deel in het land der levenden". Dat maakt natuurlijk de een zaamheid nog groter, als men nog niet weet of het niet meer weet, dat de weg tot God een regelrechte weg is, die men elk uur van de dag kan gaan. Want anders zou men zich wel een zaam gevoelen, maar toch nooit alleen. In Berlijn en naar ik meen ook in Zweden heeft de kerk een „zielzorg per telefoon" inge steld. Dag en nacht zit er op het bureau een predikant of geeste lijke, die ieder ogenblik te be reiken is. Volgens de berichten hebben zij het druk. Soms is het een mens op de rand der ver twijfeling, die zich tot hen wendt. Men houdt hem per tele foon zo lang aan de praat, tot dat een zielzorger op zijn huis bel heeft gedrukt en een per soonlijk gesprek met hem kan beginnen. Maar soms is het een gezonde eenzame, die opbelt, omdat hij of zij alleen maar be hoefte aan een praatje heeft. zy houden op de lange avonden de stilte niet meer uit. God heeft ons in een gemeen schap geplaatst. Mens-zijn bete kent met God en met de naaste samen te zijn. Stokt het met de gemeenschap in de vertikale lijn met God dan verkommert op den duur een mens. Maar hapert het met de gemeenschap in de horizontale lijn met de naaste dan verkommert hij evenzeer. Wij blijven voor el kander verantwoordelijk. Ja, Juist als wij zelf de drukkende last der vereenzaming niet ken nen, zijn wij des te meer ver plicht het contact met de een zamen te zoeken. Nu hebben wy de kans er nog toe. En zo spoort „Allerzielen" ons aan om ons heen te zien naar de vergetenen, vlak by of ver af. Of zyn wy al slachtoffers ge worden van „de eeuw van het koude hart"? D. J. VOSSERS. Herv. pred. te Lelden. De gecentraliseerde planning is nu veroordeeld, maar met marxistische halsstarrigheid houdt men de noodzaak van gedetailleerde planning vol en met marxistische breedsprakigheid is men nog steeds doende over de nieuwe vorm van gedecentraliseerde planning te discussiëren. En inmiddels blijken Britse textielmaehines uit de vorige eeuw nog steeds produktiever en be trouwbaarder dan de nieuwste Poolse, die met eentonige regelmaat naar de schroothoop verdwijnen. Dreigende inflatie Moet men dus tenminste terughou dendheid betrachten jegens prof. Bobrovsky's optimisme voor de toe komst. zijn erkenning omtrent de moeilijkheden op korte termijn kan men ten volle delen. Inflatie is een leiyk woord In een marxistische eco nomie, maar zij dreigt in Polen. Tegen over de uit politieke overwegingen ge geven loonsverhogingen staat slechts een gering tegenwicht: binnenlandse kredietbeperking, minimale spaarnei- ging en goederenvoorraden, die reeds tot het uiterste zijn teruggebracht. Van de uit het Westen (200 miljoen dollar) en het Oosten (driehonderd miljoen dollar) verkregen kredieteg, die nu een adempauze geven, maar straks bij aflossing de Poolse beta lingsbalans zullen belasten, is inder daad een vry aanzienlijk deel „opge geten", in de consumptieve sector aangewend, dus om inflatie tegen te gaan. Voor de oplossing van haar econo mische problemen staat de Poolse regering nu voor de beslissende keuze: verdere liberalisering of terugkeer naar het dwangsysteem. Het is de vraag of Gomoelka het eerste aandurft of zelfs wenst. Maar vast staat, dat hy er voortgezette Westelijke hulp voor nodig zou hebben. Krijgt hij die niet, dan valt te vrezen dat wederom met dwang zal worden -heerd de onverzoenlijkheden te verzoenen. Met alle politieke gevolgen van dien. v.. Mary MacgTegor „De geschiedenis van Griekenland". C. A. J. van Dishoeck. Bussum 1956. De geschiedenis van Griekenland is werkelijk belangryk genoeg om er iedere jeugdige Europeaan mede te laten kennis maken, ook al zal hy later geen z.g. klassieke opvoeding ontvangen. Dit land is de zetel van de Europese beschaving geweest; het heeft de gTondslag gelegd voor staats vormen, die heden nog bestaan en een cultuur nagelaten, die thans meer dan ooit de bewondering en eerbied van de moderne mens oproept. Het is moge- ïyk, dat de moderne jongeling dit boek is in de eerste plaats voor de jeugd geschreven goedmoedig lachend de schouders op zal halen over de slag bij Thermopylae, de Pelopon- nesische oorlogen en de krygsverrich- tingen van Alexander de Grote. Doch een beschaafd jong mens moet wel haast belangstelling koesteren voor aard en wezen van een volk, welks ge schriften en bouwwerken het heel wat langer uitgehouden hebben en zullen uithouden dan welke machine ook, de kunstmaan incluis. En in dat geval kan hij aan dit boek veel genoegen beleven. Daar is in de eerste plaats de Griekse godengeschiedenis, die om haar menselijke psychologie een grote merkwaardigheid is en daarbij amu sant om diezelfde menseiykheid. Deze godenwereld heeft bovenmenselyke schoonheid, maar verder zijn deze goden zo menselijk als hun aanbidders toen waren en wy nu nog zijn. Het is ook de moeite waard om te lezen over onsterfelyke figuren, zoals de wyze Socrates, de lepe Alcibiades en de volhardende Demostenes en te horen wat een begrip, dat ons nog dagelyks Geplande economie: men struikelt in Warschau over de kan toren van de bureaucratie. bezighoudt, n.l. democratie, betekende vele eeuwen vóór de christelijke Jaar telling. De Engelse schrijfster van dit boek, Macgregor, heeft haar best gedaan de Griekse geschiedenis in uiterste een voud op te tekenen. Ik ben geneigd te zeggen: wat è.1 te eenvoudig. Men moet het kinderlijk bevattingsvermogen vooral niet onderschatten. Het is b.v. begrypeiyk, dat de auteur zich in vage termen uitlaat over de erotische avon turen van Zeus en daar desnoods een barmhartig tintje aangeeft, maar de figuur van Socrates had toch wel iets meer mee kunnen krygen dan het ver haal van zyn redevoeringen op de markt en de boosheid van zyn vrouw, omdat hy niet genoeg geld inbracht. Op deze manier zal niemand begrypen waarom 's mans naam nog steeds op welhaast ieders lippen ligt. Nikos Kazantzakis. „Het stenen Hoofdkussen". W. Gaade. Delft 1957. Het stenen hoofdkussen is de rust plaats van de jeugdige schedel van Francesco Bernardone <11821226), zoon van een welgesteld» koopman in Assisi; hij die later de stichter zal worden van de orde der Franciskanen en heilig verklaard. Het leven van deze Francesco is in het heel kort als volgt verlopen. Als jongeman was hij in letteriyke zin een vrolijke Frans. De wapenhandel en feestvieren waren zyn geliefkoosde be zigheden en hy was by sport en spel de aanvoerder van zyn vrienden. Een langdurige ziekte bracht hem tot het bewustzijn van een onvrede met deze vorm van bestaan. Niet voldoende her steld trekt hy te velde, doch moet tot zyn grote teleurstelling na een dag naar Assisi terugkeren. Een geestelyke crisis, gepaard aan een ervaring, die hy opdoet als hy zich als bedelaar vermomd heeft, brengen een totale ommekeer in zyn zieleleven teweeg. Wanneer zijn vader, verontrust door zyn overmatige milddadigheid, hem wil onterven, geeft hy hem zelfs de kleren terug, die hy aan het lyf heeft en ge huld in een py, die de harmhartige bisschop hem reikt, trekt hy in het vervolg door het land totaal zonder bezit, in navolging van Christus, de armen en zieken helpende en later ook predikende. Als hy twaalf volgelingen heeft, staat de Paus hem toe een broe derschap te vormen en zich te vesti gen (1210). Het streven van deze broe derschap is het navolgen van Christus' openbare leven, niets te bezitten, te leven van handarbeid en van dag tot dag armen en zieken te verzorgen, niet te bedelen, geen geld te hanteren en in ernstige opgewektheid Gods woord te verspreiden. Er zijn vele levensbeschryvingen van St.-Franciscus van Assisi. Het wonder van deze bekering is iets, dat door alle eeuwen heen de dfenkers geboeid heeft en tot schryven gebracht. En het is de eigen visie die een schryver, in- tegenstelling tot de geschiedschrijver, bieden moet en kan. Zo ook de moderne Griekse auteur Kazantzakis. In zijn woord vooraf zegt hy: „Want voor my is Franciscus het prototype van de strydende mens, die onvermoeibaar in een eindeloze worsteling zyn hoogste menselyke plicht vervult „nameiyk de stof. die ons door God is toevertrouwd, tot geest maken". Op deze zijde van dit heiligenleven heeft Kazantsakis dus het zwaarte punt gelegd en daar hy zyn boek grotendeels in gesprekvorm geschre ven heeft het is St.-Franciscus' ge zel. die van hun omwandelingen ver slag uitbrengt is het zeer levendig en lezenswaardig geworden voor hen, die zich tot deze stoi voelen aange trokken. CLARA EGGINK. Zulke verhalen zijn er legio. Maar andere dan economische overwegingen bepalen nu eenmaal, dat Polen een socialistische economie zal hebben. Werkelijkheidszin dwingt tot die er kenning, al verheugt men er zich over, dat Polens regering op economisch ge bied ook tot enig realisme is geraakt, met name in haar nieuwe landbouw politiek, die op goeddeels liberale pijlers rust. Men heeft de indirecte dwang tot collectivisering, die, door vergaand voortrekken van de 10 procent coöpe ratieve landbouwbedrijven, alleen maar de individuele boeren ontmoedigde, laten varen, de boeren hun land te ruggegeven, de verplichte leveringen verlaagd, de pryzen verhoogd en de boeren in staat gesteld grond en land bouwmachines te kopen. Resultaat: afremming van de trek naar de steden, nieuw vertrouwen van de boeren in de regering, dat tot uiting komt in sparen om land en machines te kopen (hetgeen het inflatiegevaar vermindert), afrastering van land, veel betere bedrijfsvoering en sterk ver hoogde produktie. Die laatste steunt weer de wankele handelsbalans, door agrarische importen zwaar overbelast. De agrarische politiek is een uitge sproken succes, groter zelfs dan de regering durfde hopen. Laag rendement Veel moeilyker echter zijn de cor recties in de industriële sector. Het over-ambiteus stimuleren van de in dustrie, vooral de zware industrie, het blindelings kopiëren van het Sovjet- russische model heeft de Poolse eco nomie levensgevaarlijk geforceerd. Men schiep een theoretische capaciteit, die tot het werkelijke exploitatie vermo-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 13