BESCHERMING VAN DE GULDEN STAAT
BIJ
ALLES OP DE VOORGROND
Financiën
van het Rijk werden versterkt
Samenvattend begrotingsheeld
„Geen inflatoire financiering"
Activiteiten op liet gebied van
Verkeer en Waterstaat
Hoe het Rijk
een gulden besteedt
DINSDAG 17 SEPTEMBER 1957
OP WEG NAAR HET EVENWICHT?
Regering is doende de actuele gevaren,
welke ons land bedreigen, af te wenden
(Van onze financiële medewerker)
Als men zich door de op een enkel punt vereenvoudigde Miljoenen-nota
voor 1958 heeft heengeworsteld, kan men zich niet aan de indruk onttrekken,
dat ditmaal een verbetering van het begrotingsbeeld kon worden verkregen,
al is het misschien wat te optimistisch om met de minister van een aanzienlijke
verbetering te spreken.
Aanstonds moge echter worden gezegd, dat voor een alarmtoestand, zoals
die enige weken geleden in ons land scheen te zullen ontstaan, en die in een
vlucht uit de gulden naar mark en dollar zijn exponent vond, geen reden is.
Niet alleen geeft de ministeriële nota er duidelijk blijk van dat de regering
zich bewust is van de problemen, welke er door een overbesteding van ca. f. 1.
miljard in het leven zijn geroepen, ook de begrotingscijfers geven er blijk van dat
er ernstig naar wordt gestreefd door een verbetering van de financiën en van de
kaspositie van het Rijk, een bijdrage te leveren tot het herstel van het in ons land
verbroken evenwicht tussen de nationale middelen en de nationale besparingen.
Weliswaar blijft de vraag bestaan en zorg baren of ter verkrijging van
een evenwicht in de staatshuishouding de volkshuishouding en met name het
bedrijfsleven niet te zwaar wordt belast, de vermindering van de begrotingstekorten
en van het budgettair kastekort is voor de economische positie van ons land en
niet het minst voor de handhaving van onze monetaire positie van grote betekenis.
Het is de laatste weken immers wel
gebleken tot welke excessen een angst
psychose kan leiden. En al valt er ook
ditmaal op de Staatsbegroting en op
de maatregelen, welke zijn genomen en
worden voorgesteld om tussen de in
komsten en de uitgaven van de Staat
een betere verhouding te scheppen, kri
tiek te oefenen o.i. mag op de voor
grond worden gesteld, dat de thans in
gediende begroting ertoe kan bijdragen
om in en buiten ons land het vertrou
wen in de gulden te versterken.
Blijvend inperken
staatsuitgaven noodzaak
De minister is er zich ten volle van
bewust, dat sinds begin 1956 de natio
nale besparingen onvoldoende zijn ge
weest <18% van het nationaal inkomen
tegen 20% in 1955) en het wordt met
zoveel woorden in de nota gezegd, dat
de regering door het voeren van een be
leid, dat met kracht is gericht op ge
zond geld, het goede klimaat voor de be
vordering van de besparingen zal schep
pen.
Voor dat gezond geld is in de eerste
plaats een evenwichtige staatsbegroting
nodig, wanneer deze althans niet ten
koste van een verbroken evenwicht in
de volkshuishouding, dan wel met infla
toire middelen wordt verkregen.
Wat die volkshuishouding betreft, de
minister becijfert weliswaar voor 1958
een lager percentage voor de belasting
druk in verhouding tot het nationaal
inkomen 24,6% tegen 26,8% in 1957
maar ook in dit verband zal er reke
ning mee moeten worden gehouden, dat
in deze tijd een veel groter deel van
het nationaal inkomen via de besparin
gen voor nieuwe investeringen nodig is.
De minister zegt het ook zelf weer, dat
een hoog niveau van investeringen en
dus ook van de nationale besparingen
onontbeerlijk is.
Dit geldt temeer omdat, zoals in
de nota wordt opgemerkt, na 1958
nieuwe staatsuitgaven te wachten
zijn en men zal er zich daarom ter
dege van bewust moeten zijn dat wij
er met een voor 1958 verbeterd be
grotingsbeeld niet zijn, maar dat
blijvend naar inperking van de
staatsuitgaven moet worden ge
streefd om de volkshuishouding in
staat te stellen voor de onvermijde
lijke investeringen de noodzakelijke
besparingen op te brengen.
Geen onbevredigende cijfers
Niettemin men kan er zich slechts
over verheugen, dat zowel de herziene
begrotingscijfers voor 1957 als die voor
1958 geen onbevredigende indruk maken,
in zoverre althans dat het natuurlijk
accres van uitgaven grotendeels door
verlaging van verschillende uitgaven
posten kon worden opgevangen, al kan
blijkbaar een nieuwe verzwaring van de
belastingdruk niet worden voorkomen.
Maar ln vergelijking met de geruchten,
welke daarover de laatste weken de ron
de deden, vallen de belastingvoorstellen
mee.
Wat 1957 betreft, kan het nadelig
saldo van de totale begroting van f.813
miljoen tot f.594 miljoen worden terug
gebracht. Dit is weliswaar het gevolg van
het opnemen van f.213 miljoen meer
tegenwaardegelden (uit de vroegere
Marshallhulp afkomstig), dan oorspron
kelijk geraamd, maar ook als men deze
bijdrage in de staatsinkomsten verwaar
loost, blijkt het tekort op de totale
dienst sinds de vaststelling van de oor
spronkelijke begroting niet te zijn ge
stegen, hoewel de staatsuitgaven sinds
dat tijdstip van f. 7.863 miljoen tot
f. 8.409 miljoen zijn toegenomen.
Vaste en vlottende schuld
van de gemeenten
Dit is het gvolg van het feit. dat
ook de inkomsten van het Rijk in 1957
opnieuw meer hebben opgeleverd dan
was geraamd. De gewone middelen ge
ven, ongeacht de f.213 miljoen opge
nomen tegenwaardegelden, een accres
te zien van rond f.550 miljoen, het
geen voornamelijk aan het ruimer
vloeien van de belastingen te danken.
Zien wij nu naar de cijfers voor
1958, dan blijkt dat het totale tekort,
dus voor de gewone en buitengewone
dienst de uitgaven en ontvangsten
van aflopend karakter zijn ditmaal bü
de gewone dienst gevoegd tezamen
met het Landbouw Egalisatie Fonds
op f.745 miljoen wordt geraamd. Een
bedrag, dat wel groter is dan dat van
het voor 1957 geraamde tekort (f.594
miljoen), maar dat niet op de ge
wone, doch op de buitengewone dienst
is ontstaan. Voor de gewone dienst,
inclusief het Egalisatie Fonds, wordt
zelfs een overschot van f. 302 miljoen
geraamd, in vergelijking met een voor
delig saldo van f. 174 miljoen voor
1957de buitengewone dienst laat
echter een tekort zien van f. 1.047
miljoen tegen f.768 miljoen voor 1957.
Dit is voornamelijk het gevolg van het
feit, dat de regering de woningbouw
voorschotten, welke tot dusver door de
gemeenten moesten worden gefinancierd,
thans voor rekening van het Rijk wil
laten komen en wel tot een bedrag van
f. 540 miljoen. En als niettemin het te
kort voor 1958 per saldo weinig verschilt
van dat voor 1957, moet de conclusie
volgen, dat op de overige uitgaven van
de Staat besparingen zijn toegepast,
ook al zijn deze niet alle even reëel. Het
verdient intussen de aandacht, dat de
regering, niet alleen trouwens ditmaal
maar ook reeds in voorgaande jaren,
het overschot van de gewone dienst ge
bruikt tot gedeeltelijke dekking van de
buitengewone dienst. Minister Hofstra
heeft onlangs trouwens als zijn mening
uitgesproken, dat het scherpe onder
scheid tussen beide diensten niet meer
behoort te worden gehandhaafd. Dien
overeenkomstig heeft hij ditmaal reeds
enkele uitgaven van de buitengewone
dienst naar de gewone dienst overgehe
veld.
Blijkens de begrotingscijfers voor
1958 zal het tekort op de buitenge
wone dienst ad 1047 miljoen gulden
waarin dan 540 miljoen gulden voor
de woningbouwvoorschotten is begre
pen worden gedekt door 302 miljoen
ONTWIKKELING VAN DE NATIONALE SCHULD
De begroting in haar geheel vertoont een uitgaventotaal van
f 7.978 miljoen, waarvan f 6.330 miljoen aan lopende uitgaven en
f 1322 miljoen aan kapitaalsuitgaven; voor het Landbouwegalisatie-
fonds is een nadelig saldo geraamd van f 326 miljoen.
De middelen worden geschat op f 7.538 miljoen, zodat het nadelig
saldo van de gehele dienst f 440 miljoen beloopt.
Het begrotingsbeeld voor 1958 ziet er als volgt uit:
(In miljoenen guldens)
Omschrijving
Vermoedelijke
uitkomsten
begroting '57
Ontwerp
begroting
1958
Gewone Dienst
Uitgaven
Middelen
Saldo
Landbouw-Egalisatiefonds
Saldo
Buitengewone Dienst
(kapitaalsuitgaven en -ontvangsten)
Uitgaven
Middelen
Saldo
Gehele Dienst
Uitgaven (incl. nadelig saldo
Landbouw-egal. ionds)
Middelen
Saldo
6.847
7.428
6.330
7.263
581
407
995
227
933
326
1.322
275
768
8.249
7.655
1.047
7.978
7.538
594
440
Voorts zijn nog te verwachten de volgende additionele uitgaven ten
laste van de gewone dienst:
Defensie-uitgaven uit hoofde van
in vorige jaren niet opgenomen
gelden 96
Uitgaven, welke zullen voortvloei
en uit wettelijke en andere rege
lingen, die op het tijdstip van indie
ning der begroting nog niet tot
stand zijn gekomen.
Sanering algemeen burgerlijk
pensioenfonds en spoorwegpen
sioenfonds 159
Euromarkt- en Euratomverdragen 50
305
Nadelig saldo 745
gulden als overschot van de gewone
dienst, waarna een tekort van 745
miljoen gulden overblijft. Hierin is
210 miljoen gulden begrepen, dat eerst
na 1958 zal moeten worden uitgegeven,
waardoor het wezenlijke tekort tot 535
miljoen gulden daalt.
Geen beroep op open
kapitaalmarkt
Een bedrag van 130 miljoen gulden wil
de minister vinden door het aandeel van
het Rijk in de werkloosheidspremies van
tot 1/3 te verminderen, een verhoging
van de omzetbelasting op sigaretten, te
levisietoestellen en personenauto's, ver
der door een verhoging van de vermo
gensbelasting met 20%, terwijl de schor
sing van de investeringsaftrek voor 1958
zal moeten worden gehandhaafd. Een
bedrag van 405 miljoen gulden blijft dan
ongedekt, maar zal kunnen worden ver
kregen uit de voorinschrijvingen van de
institutionele beleggers in anticipatie
op een uit te geven Staatslening <345
miljoen gulden) en de blokkering van
de helft van de huurverhogingen <60
miljoen gulden).
In feite zal het totale tekort op de begro
ting voor 1958 dus voor slechts 345 mil
joen gulden uit leningsgelden worden ge
financierd.
Van een beroep op de open kapi
taalmarkt - en zeker van een ge
dwongen lening - zal dus in 1958
geen sprake zijn.
Is het overlopen van begrotingsuitga
ven naar een volgend jaar niet anders
dan een schijndekking, dat voor een
totaal tekort van 1047 miljoen gulden
op de buitengewone dienst (kapitaals
uitgaven) slechts tot een bedrag van 345
miljoen gulden wordt geleend, moet on
getwijfeld als een blijk van conservatief
beleid worden beschouwd.
Hoezeer de regering hierop de laatste
jaren is bedacht geweest, blijkt uit de
gestadige vermindering van de Staats
schuld, welke van 19.033 miljoen gulden
op 30 juni 1956 tot 18.251 miljoen gul
den op 30 juni 1957 terugging, in ver
gelijking met 27.296 miljoen gulden op
31 december 1949. Ook het deficit van
de staatsbalans, dat ultimo 1947 nog
13.254 miljoen gulden bedroeg en van
6778 miljoen gulden op eind 1955 tot
5652 miljoen gulden is verminderd, duidt
Minister Hofstra
l
Inflatoire financiering is duidelijk in strijd met de een van de alge
mene economische situatie. Een voortzetting van hetgee te dien aanzien
in 1956 en 1957 is geschied, dient dan ook te worden 'ermeden, aldus
minister Hofstra in de miljoenen-nota.
Een voortgaande inflatie is in wezen een sluipendeen ongecontro
leerde belastingheffing, die op den duur niet slechts de matschappelijke
structuur ontwricht, doch die ook de spaarzin ondermijr. en die veelal
juist de economisch minst weerbaren het zwaarst treft. Deregering zal er
dan ook met vastberadenheid naar streven om, mede doorsar financiële
politiek, aan dit ernstige euvel een krachtig halt toe te rcoen.
op een versterking van de financiële
positie van het Rijk.
Zorg om kaspositie
Wij hebben er meer dan eens op ge
wezen, dat de sterke vermindering van
de staatsschuld en met name de ver
vroegde aflossing van buitenlandse
schuld op zichzelf een prachtig ding is,
maar dat men zich in dit opzicht wel
aan een wat lichtvaardig optimisme
heeft overgegeven door de deviezen,
welke door de verkoop van effecten naar
het buitenland vrijkwamen, voor aflos
sing van schuld te gebruiken, een schuld
waarover slechts een lage rente be
hoefde te worden betaald, terwijl men
thans wordt genoodzaakt om tegen hoge
rente te lenen. Het is vooreerst dan ook
de kaspositie van het Rijk om niet
te spreken van de gemeenten welke
zorg baart. De minister raamt het kas
tekort voor 1957 ditmaal wat lager dan
in de vorige begroting werd gedaan,
namelijk op 775 miljoen gulden tegen
toen 900 miljoen gulden door een ster
kere stijging van de begrotingsontvang
sten dan van de uitgaven.
Verblijdend is en met name voor de
gemeenten dat het Rijk op de kapi
taalmarkt geen groter beroep zal doen
dan tot het bedrag van de voorinschrij
vingen van de institutionele beleggers
<345 miljoen gulden) en dat de moge
lijkheid om de kapitaalbehoeften der ge
meenten tegen marktvoorwaarden op de
kapitaalmarkt te dekken, zal worden
bevorderd.
Dat dit een opheffing, dan wel een
radicale wijziging van het rente
gamma zal betekenen, lijkt ons niet
zeker te zijn. Wij hebben de indruk
dat het eerder in de bedoeling ligt
de gemeenten te helpen via de Bank
voor Ned. Gemeenten door aan deze
instelling, welke staatsrechtelijk een
andere figuur is dan c lagere over
heidslichamen, toe te taan zich bij
haar leningsvoorwaaren meer bij
de situatie op de kapitalmarkt aan
te passen.
Ver criteria
Vier criteria voor het inancieel be
leid in 1958 staan de rgering ten
slotte voor ogen:
herstel v n i n wicht ussen natio
nale m' n en mtiomte bestedin
gen; verdediging vin de gezondheid
van ons geld; vermtden vin inflatie;
financiering van de woningbouw.
Vooral dit laatste pnt is een domi
nerende factor in onzevolkshuishouding.
Terwijl in de goede aren het bouw-
program zich tot 40.00 50.000 wonin
gen beperkte, is het ;treefcijfer thans
tot 80.000 verhoogd, nede in verband
met de nog steeds vortgaande bevol
kingsaanwas. Verwezeüjking van dit
ideaal zal zeer zeker d uiterste kracht
inspanning vragen.
Ook als men ziet, Ut de „bezuini
ging" op de verschilsnde hoofdstuk
ken van de begrotin voor een goed
deel uit min of meer;oevallige verla
gingen bestaat, zal nn in deze be
groting nog geen redn tot groot op
timisme kunnen zien Maar in haar
totaliteit geeft zjj toe de overtuiging,
dat de regering, zow< intern, wat de
staatshuishouding beieft, als extern,
wat de maatregelen en aanzien van
de volkshuishouding angaat, bezig is
de actuele gevaren, wike ons land be
dreigen, af te wende.
Naarmate dit duidjjker blijkt, zal
haar beroep op het (ederlandse volk
om daaraan mee te verken, niet te
vergeefs zijn!
68 miljoen voor Deltawerken
Voortsetting kanalisatie Neder-Rijn en
Lek, aandacht Rotterdams havengebied
Omtrent de activiteiten van het Departement van Verkeer en Waterstaat
vermeldt de miljoenen-nota:
Wat betreft de waterwegen zullen de in uitvoering zijnde werken voor de
kanalisatie van Nederrjjn en Lek worden voortgezet. Het ter zake voor 1958
aangevraagde bedrag is voor een belangrijk deel (ruim 7 miljoen) betemd voor
het stuwcomplex bü Hagestein dat tevens dienstbaar zal worden gemaakt aan
de energievoorziening. Aan de aanpassing van het Noordzeekanaal en van het
Rotterdamse havengebied aan de daaraan door het scheepsverkeer te stellen
eisen zal veel aandacht worden besteed. Een bedrag van 5 miljoen is opgeno
men voor de bouw van nieuwe sluizen in het Julianakanaal.
De onverminderd voortgaande toeneming van het verkeer laat niet toe, dat
de voor 1958 uit te trekken kredieten voor aanleg en verbetering van wegen
ten achter blijven bij die van 1957.
door de dienst der Doreinen uit te voe
ren werken. Voortgejian zal echter
worden met verbeterin van gronden in
de in uitvoering zijnde'bjecten als „De
Kleine Geest", de Zwete, de Braakman
polder en de Noordeiuurtsepolder en
met verbetering van i vroegere jaren
ontgonnen gronden in et Witteveen en
in het land van Vollenove. De beschik
baar komende domeibedrijven zullen
onder meer worden beut voor sanering
van bedrijfsomstandiaeden op het
oude land.
Aan enige snelverkeerswegen zullen
weer belangrijke bedragen worden be
steed, terwijl zal worden voortgegaan
met de bouw van een brug over de Mer-
wede bij Gorkum <6 miljoen» en een
aanvang zal worden gemaakt met de
bouw van de brug in Rijksweg nr. 16 bij
Rotterdam—IJsselmonde (2 miljoen).
Voor afwerking van de tunnel te Vel-
sen met bijbehorende werken zal in 1958
nog rond 9 miljoen nodig zijn. De uit
keringen aan de provincies gezamenlijk,
bestemd voor de provinciale en andere
bij de provincie in onderhoud zijnde we
gen. zijn voor 1958 ruim 8 miljoen hoger
geraamd dan voor 1957 in verband met
de te verwachten gunstige ontwikkeling
van de opbrengst van de motorrijtuigen
belasting.
De noodzaak tot bestedingsbeperking
heeft ertoe geleid dat het in de oorspron
kelijke raming 1957 opgenomen bedrag
voor de kapitaalsverstrekking aan het
Zuiderzeefonds in de vermoedelijke uit
komsten voor dat jaar 5,5 miljoen lager
is gesteld. Om dezelfde reden wordt voor
1958 een verdere verlaging <12 miljoen
minder dan in de oorspronkelijke begro
ting 1957) noodzakelijk geacht.
In 1958 zal worden voortgegaan met
de bouw van woningen en andere ge
bouwen in de Noord-Oostpolder. De
werkzaamheden in Oost-Flevoland zul
len voornamelijk van waterbouwkundige
aard zijn, behoudens die met betrekking
tot een gebied van rond 4000 ha., waar
van wordt aangenomen dat het zal kun
nen worden ontgonnen. Op laatstbedoeld
gebied zal ook een aanvang worden ge
maakt met bouwkundige voorzieningen
(boerderijen, woningen, arbeiderskam
pen en dienstgebouwen). Aan de voort
zetting van de indijking van de Mar
kerwaard zal met inbegrip van sluizen
bouw naar raming een bedrag van 11,7
miljoen worden besteed.
Voor 1958 wordt voor de verbetering
van zwakke plaatsen in bestaande hoog
waterkeringen 7,5 miljoen aangevraagd.
Voor de uitvoering van de Deltawer
ken is in 1958 in totaal 68 miljoen ge
raamd. Dit hogere bedrag houdt ver
band met het op gang komen van de
werken tot afsluiting van het Ha
ringvliet, do bedijking van het Zeeuwse
Meer en van het Drie-eilandenplan.
Voor het voltooien van de bouwput en
het maken van een aanvang met de
bouw van spuisluizen in het Haring
vliet is 24 miljoen uitgetrokken.
Ten behoeve van het Drie-eilanden
plan, het afsluiten van de wateren tus
sen Walcheren. Noord- en Zuid-Beve
land, wordt 12 miljoen aangevraagd. Het
eerste gedeelte van de bedijking welke
te zijner tijd de afscheiding zal vormen
tussen het Zeeuwse Meer en de noorde
lijke wateren, zal 5,5 miljoen kosten.
Voor subsidiëring van verbetering van
de dijken langs de Westerschelde, de
kust van Zeeuwsch-Vlaanderen en el
ders is 12,5 miljoen uitgetrokken. Een
aantal andere werken vergt tenslotte nog
13 miljoen. De opheffing van gelijk
vloerse kruisingen van spoorwegen met
in hoofdzaak niet-Rijkswegen, zal ook
in 1958 voortgang vinden. Een beperking
is aangebracht in het programma van
II
Ook dit ja;r geen
investeringaftrek
De voor 1957 opgeeven inves
teringsaftrek wil rtnister Hof
stra oók voor 1958 niet verle
nen. Ter bevorderig van de
modernisering van e bedrijven
was 't aanvankelijk toegestaan
bij de aanschaffing tan nieuwe
machines en voor ndere ver
nieuwingen extra a te schrij
ven voor de belastim maar als
gevolg van de ovcbesteding
werd de investeringsótrek voor
1957 opgeheven. Hndhaving
van die opheffing act de mi
nister ook voor 1958 oodzake-
lijk omdat de algemen finan-
cieel-economische toesand nog
steeds wordt gekenmekt door
een voortzetting van d< overbe
steding. Er is wel enig^erbete-
ring merkbaar, maar iet vol
doende, zodat verdere bperking
van de overheidsuitgaen en
verhoging van de beletingen
met de reeds genoemde 97 mil
joen onvermijdelijk wertzn ge
acht.
Bij het opstellen van le be
groting is er van uit gegan, dat
er zich in 1958 geen alpmene
loonronden zullen voorden en
dat het algemeen prijspil na
1957 globaal genomen even
wichtig zal zijn.
TM