„GOD VEROORDEELD"
CANADA - MERKWAARDIG LAND
Een Zoeklicht
„TLie en wat zijn wij eigenlijk
WOORD
VAN
BEZINNING
v OP DE BOEKENMARKT)
Het bestaat eerst 90 jaar!
Steeds een strijd
om verbindingen
5e Jaargang no. 29
Zaterdag 20 juli 1957
ENIGE tijd geleden voerde
men in Manhattan, New
York, een spel op. Er wer
den slechts drie voorstellingen
gegeven en toch was het een
enorm succes.
De spelers waren studenten
van een theologisch seminarie.
Deze jongelieden hadden maar
liefst in hetzelfde seizoen zes
toneelstukken opgevoerd en ze
besloten deze reeks met het stuk
van een Duitse predikant, dat
de Amerikaanse critici zo boeide,
dat ze met open mond toekeken.
Ds. Guenther Rutenborn uit
Oost-Duitsland schreef „Het te
ken van Jona" onmiddellijk na
de oorlog, toen Duitsland ge
schokt en geslagen de puinho
pen van het Derde Rijk voor
De mens veroordeelt God om
zelf de doodsangst van een „dis
placed person" door te maken,
zonder onderdak, hongerig, dor
stig en bevreesd voor de dood.
God moet het maar eens door
maken om, omgeven door el
lende en ziekte, bij het dode
lichaampje van zijn eigen kind
te staan en uiteindelijk zelf in
pijn en schande ten onder te
gaan.
De mens veroordeelt God tot
de helse levensreis van een
der de last van het mens-zijn,
dan zal ik hem slechts sterken
van verre, opdat hij verder lijdt
Het zal zijn precies zoals
hij zelf zijn volgelingen sterkte,
hen troostende, opdat zij meer
zouden lijden".
Raphael zegt: „En ik, Raphael,
zal er bij zijn als hij sterft en
ik zal bij zijn graf staan".
Dan gaan de aartsengelen weg
en in de lange stilte die volgt,
begrijpen de spelers op het to
neel en de toeschouwers in de
zaal, dat God allang zijn vonnis
heeft ondergaan.
De vraag: „Waarom laat God
het kwaad toe, waarom blijft Hij
toeschouwer, als er zoveel in de
wereld wordt geleden, als er zo
veel vrees is en de mensen zo
ogen zag. Het spel was bedoeld
voor lekenspelers, maar het ver
tolkte zo knap de gevoelens van
angst en vrees van de na-oorlog-
se mens, dat beroepsspelers kans
zagen er duizend voorstellingen
van te geven in West-Berlijn en
omgeving. Het duurt maar een
uur, maar in dat uur passeren
Babyion, Ninivé, het Nazi-Duits-
land en de Dag des Oordeels de
revue. Het thema van het spel
is de vraag die ons allen bezig
houdt: „Waarom laat God het
kwaad toe?"
De climax komt. als de mens,
die ter verantwoording geroepen
wordt vanwege de zonden in de
wereld, opstaat, zijn hand uit
strekt en God schuldig verklaart!
menselijk wezen. Aan drie aarts
engelen wordt het overgelaten
het vonnis ten uitvoer te bren
gen. En dan komt de indruk
wekkende wending in het stuk,
waaruit men de bedoeling ervan
kan proeven.
De aartsengel Gabriel zegt:
,.Ik, Gabriel, zal naar een maagd
gaan, die de naam Maria draagt.
Zij zal hem onder het hart dra
gen een Jood!"
De aartsengel Michael ver
klaart: „Ik, Michael, zal uitgaan
en de hemelse heirscharen be
velen hem op aarde te laten le
ven zonder enige bescherming..
En als hij zou ineenzinken op
zijn knieën, het zweet op zyn
voorhoofd en bloeddruppels on
vaak met de scherven in handen
staan", krygt een antwoord in
het Christelijk belijden dat zegt
over Christus: „Geboren uit de
maagd Maria, geleden onder
Pontius Pilatus, gekruisigd, ge
storven, begraven en nederge
daald ter helle". Dit belijden
houdt koppig vol, dat God in
Christus waarachtig deelneemt
aan het menselijke zijn. En net
eindigt in de jubel, dat God
meerder is dan het menselijke
zijn: „Opgestaan uit de doden,
opgevaren ten hemel, regerend
God heeft het laatste woord.
M. W. J. GEURSEN, voor
heen herv. predikant te
Leiden, thans te Mel
bourne.
Ab Visser, „De Vlag Halfstok".
De Arbeiderspers, Amsterdam
1956.
Ab Visser is een schrijver die eigen
lijk te weinig gewaardeerd wordt. Hoe
meer men van hem leest, des te
sterker wordt men getroffen door zijn
persoonlijkheid, die uit dit werk naar
voren treedt. Oppervlakkig beschouwd
zou men hem kunnen rangschikken
onder de besten van de moderne
streekroman-schrijvers, maar wie na
denkt over het gelezene, voelt zich ge
troffen door een eigenschap, die uniek
is en die dus Ab Visser onderscheidt
van alle anderen.
„De Vlag Halfstok" is een vervolg op
de roman „De Buurt" en men zou deze
boeken tezamen de autobiografie van
een schrijversjeugd kunnen noemen.
Autobiografieën nu zyn er vele ge
schreven, evenals streekromans. Ge
zien de sterke indruk, die het werk van
Ab Visser maakt, is het dus van be
lang te onderzoeken, waarin de streek
roman met autobiografische inslag van
Visser zich onderscheidt van die van
anderen. Want dat deze zich onder
scheidt in de meest gunstige zin, is bui
ten twijfel voor een ieder, die inziet
of vermoedt, dat hij een voorkeur heeft
voor deze auteur en naar zijn werk
eerder zal grijpen dan naar dat van
zijn collega's. Ik zei reeds dat de per
soonlijkheid in dit werk sterk naar
voren treedt en daardoor aan deze
romans een unieke sfeer geeft. En in
dien men nagaat wat dit bijzondere
element dan wel is, dan meen ik het
beste te kunnen zeggen, dat het Vissers
volledigheid en eerlijkheid als mens is,
gepaard aan zijn uitzonderlijk vermo
gen om juist deze karakteristieken in
zijn schrijven tot uiting te laten
komen. Deze eigenschappen maken b.v.
dat zijn ik-figuur in de hier ge
noemde romans, die men voor een
groot deel wel met de auteur vereen
zelvigen kan, nooit de mooie rol speelt
en zelfs bij zijn minder fraaie bezig
heden volkomen sympathiek en zelfs
beminnenswaardig blijft. Visser be
schikt over de sans-gêne van alle goede
autobiografen, maar hij loopt nergens
te koop met zijn uitzonderlijkheden
ten goede of ten kwade. Daarnaast be
ziet hij zijn medemensen nuchter en
scherp, evenwel nooit zonder genegen
heid. Hij staat te midden van zijn mi
lieu van de kleine burger in de stad
Groningen maar hij ziet tevens dat
milieu als op een toneel. Hij is de
jonge schrijver Jo Rutgers, die vecht
tegen dat milieu, maar hij blijft er
organisch mee verbonden. Hij heeft er
kritiek op, zeker, maar hij verwerpt
het niet en hij veracht het niet. Het
is het zijne en hij erkent de onver
brekelijke banden. Dit zijn de zaken,
die er mij toe gebracht hebben te spre
ken over Vissers menselijke volledig
heid en eerlijkheid. Hoezeer zijn Jo
Rutgers ook streeft naar een doel, dat
volkomen buiten de maatschappelijke
structuur van zijn omgeving ligt, n.l.
om schrijver te worden, nooit acht hij
zich te goed om de plaats in te nemen
te midden van de zijnen en daar te
doen wat nodig is men leze het even
navrante als vermakelijke laatste
hoofdstuk van „De Vlag Halfstok".
Ab Vissers verteltrant is zeer leven
dig en vol humor. Zijn ongeneneerd-
heid gaat zelden of nooit over de
schreef en blijft binnen de perken
van de geestigheid. Het is geestigheid
van de spitse jongen,, die zijn rake ant
woord bij de hand heeft enerzijds en
anderzijds de humor, soms galgenhu
mor, van de begrijpende mens, die zo
dikwijls en zo ten onrechte voor „cy
nisch" wordt uitgekreten, omdat het
merendeel van ons de waarheid nu
eenmaal niet wenst te zien en stellig
niet de waarheid in narrenpak.
Ina BoudierBakker. „Finale".
P. N. van Kampen en Zoon N.V.
Amsterdam z. j.
Moet men er een oud auteur een
verwijt van maken, dat hij niet los is
kunnen komen van de tijd, die voor
hem van belang is geweest, de tijd van
zijn eerste volwassenheid? Of moet
men zijn werk altijd beschouwen in die
tijd, als een projectie dus in het ver
leden?
Deze vraag, die na de kloof in de tijd
gevormd door de tweede wereldoorlog,
even dringend als gemakkelijk op
duikt, zal wel nagenoeg onbeantwoord
baar blijven. En dat zij op zal komen
in het hoofd van wie deze nieuwe ro
man van Ina BoudierBakker leest, is
werkelijk niet verwonderlijk.
Deze getalenteerde schrijfster be
hoort tot de oudsten der nog werkende
auteurs en zij spreekt over een maat
schappelijke groep, waarvan men zich
af gaat vragen of zij nog bestaat en zo
ja, hoe lang nog. En daar zij zich in
het merendeel van haar werk een af
stammelinge van de realistische school
toont, doet zich het probleem voor of
haar nog steeds even krachtig vertel
talent de overhand kan behouden tij
dens het lezen van haar werken, op
een milieuschildering, die aandoet als
verleden en verloren.
De roman „Finale" is ontegenzegge
lijk een knap werkstuk. Als psycholo
gisch relaas van de crisis in het leven
van de oude vrouw, die eindelijk hoopt
zichzelf te kunnen vinden, doch, geen
kans ziende het moederhart het zwij
gen op te leggen, zich weer inzet ter-
wille van twee eenzame kinderen, kan
men hem alleszins boeiend noemen,
daar dit een probleem van alle tyden
is en blijft.
Echter, een roman bepaalt zich nu
eenmaal niet tot de uitwerking van
een probleem. Men treft er mensen in
aan, entourage, stoffering. En wanneer
men daar de blik op richt, dan duikt
de vraag op, die ik aan het begin van
deze bespreking gesteld heb. Want het
is dóArby dat men het gevoel krijgt,
dat dit beeld toch niet meer past in
een tijd als deze, waarin het stands
verschil een factor is, die steeds verder
naar de achtergrond gedrongen wordt.
CLARA EGGINK.
Hijgend en stomend ploegt dit gevaarte van de Canadian Pacific Railway zich voort
door de Kicking Horse Canyon in de Rocky Mountains. Anderhalve kilometer moet de
lokomotief klimmen om de pas te bereiken.
Van onze correspondent in Canada)
Natuurlijk is het toeval, maar daarom niet minder opmerkelijk, dat
Trans Canadian Airlines juist dezer dagen begonnen is om in één ruk van
Oost- naar West en van West- naar Oost-Canada te gaan vliegen. Men
kan nu 's morgens om elf uur in Toronto het vliegtuig nemen en dan ziet
men 's middags om vier uur Vancouver onder zich liggengenesteld tus
sen blauwe bergen, aan de Stille Oceaan. 3500 kilometer akkerland, bossen,
weide en hooggebergte zijn er onder U doorgeschoven, 3500 kilometer
Canada, alsof het nooit anders is geweest. Zittend aan het raam van een
modern vliegtuig is het niet gemakkelijk om zich voor te stellen dat het
negentig jaar geleden is, dat Canada begon te bestaan. In naam althans.
Nederlandse invloed
Er zijn nog heel wat leemten en open
gebieden in Canada. Toen we onlangs
terugvlogen naar het oosten, zei de
steward: „Kijk, daar ligt Mount Slesse".
Hij wees op een machtige bergtop, die
sneeuwwit te glinsteren lag in de zon.
We wisten wat hij bedoelde: tegen die
top was vorig jaar een vliegtuig met 62
mensen te pletter gevlogen en verdwe
nen. Ondanks de uitgebreidste opspo
ringspogingen bleef het toestel weg, met
62 mensen. Pas dit voorjaar, een half
jaar later, stootte een Alpinist, by
toeval op wrakstukken ervan. Zo iets
kan nog gebeuren in Canada. En waar
schijnlijk niet voor het laatst.
Negentig jaar is dit land nu. Naar
Europese maatstaven gemeten begint het
pas. En dat kan best zyn. Wü dachten
dat we Edmonton kenden, maar vier
jaar afwezigheid deden ons in een an
dere stad wanen. Het silhouet van
Regina herkenden we niet meer en
Calgary leek een gedaanteverwisseling te
hebben ondergaan. We zagen er ook
andere dingen, in Winnipeg winkels met
namen als „Dutch Mill" en „House of
Amsterdam", in Vancouver-west was het
„The Hague Shop".
130.000 Naoorlogse immigranten nit
Nederland hebben hun sporen nagela
ten. Zij zijn hier komen wonen in een
nieuwe wereld, die in beweging is, en
ze zullen het moeilijk hebben gehad.
Ze hebben heel wat moeten leren. En
afleren. De meesten zullen het, na wat
aarzeling wellicht, eeriyk bekennen.
Maar misschien hebben ze ook wat
bygedragen tot dat werkwaardige land
en dat merkwaardige volk, dat zich
nu, na negentig jaar, afvraagt: „Wie
en wat zijn we eigenlijk?"
Vier provincies groot was het „domi
nion", dat op 1 juli 1867 met 101
vreugdeschoten in Ottawa werd be
groet: Ontario, Quebec, New Bruns
wick en Nova Scotia. En wat verder
westwaarts lag, was op enkele ver
spreid liggende nederzettingen na
een wildernis van vlakten, bossen en
bergen, een gebied van avonturiers,
jagers, Indianen en wild.
John A. Macdonald, Canada's eerste
eerste-minister, moet wel erg optimis
tisch zyn geweest, toen hy in die dagen
aan een vriend schreef: Als we nu
maar ons gezonde verstand gebruiken
en wat van dat soort patriottisme heb
ben, dat wordt aangeduid met de naam
eigenbelang, dan geloof ik stellig, dat
dit samengaan tot wederzyds nut zal
zijn". Wat hy schreef kwam eigenlijk
hierop neer: We moeten een half con
tinent gaan bedwingen en als we een
natie willen worden, moeten we oost en
west met elkaar verbinden, ondanks alle
politieke, geografische en economische
onwaarschynlykheden. Canada, dat zich
zou uitstrekken „van zee tot zee", zoals
de vaders der confederatie voorzagen,
moest in de eerste plaats beginnen aan
een stryd om verbindingen en daarin is
de superconstellation van 90 Jaar later,
die non-stop van Toronto naar Vancou
ver vliegt, maar één van de wapens.
Bijna bovenmenselijk
Het eerste succes was de trein, die
uiteindeiyk in 1885 de westkust bereikte.
Van vyf kilometer hoogte lykt een
spoorweg een nietig ding, maar het
kostte het jonge land byna bovenmen-
seiyke inspanning om de lyn te bouwen
over duizenden kilometers onbekend
terrein. Het resultaat was echter, dat
het westen, het land van de toekomst,
werd opengelegd voor de immigranten.
In Winnipeg spraken we één van die
oudgedienden, die zo omstreeks de eeuw
wisseling in Canada kwamen. Mevrouw
Kooijman, een Friese, sprak nog vlekke
loos Nederlands en in haar gezellige
huis, dat als het ware Nederlands adem
de, vertelde ze: „Er is hier veel veran
derd in Canada, maar één ding is gelyk
gebleven: je moet hier hard werken,
voor iemand, die wil, is er hier werk,
maar er ligt geen positie te wachten.
Daar moet je voor vechten".
Hard werken
Aan die woorden moesten we terug
denken. toen we in de „Star Weekly" een
beschouwing lazen over de vraag wat
een Canadees nu eigenlyk is. Het artikel
was geschreven door Bruce Hutchison,
een van de bekendste publicisten hier,
en hy zei zo ongeveer: „Wy zyn opge
groeid in een hard land, onder moeilyke
omstandigheden en we konden niet
voorzien, dat het ooit anders zou wor
den. Als de Canadees deugden heeft, dan
komt dat voornamelyk door tegenspoed,
door hard werken en eenzaamheid
en ondanks de grote welvaart van nu is
dat nog steeds zo, geloven we. Er wordt
nog gevochten om de „verbindingen", in
toenemende mate ook om geestelyke.
De St.-Lawrence-waterweg wordt be
vaarbaar gemaakt voor grote zeesche
pen, op de prairies is men bezig met
de aanleg van een aardgasleiding van
Alberta naar het oosten, er wordt druk
gewerkt aan een transcanadese ver
keersweg, spoorwegen gaan verder
noordwaarts en het vliegtuig legt de
poolgebieden open. In de westelyke
prairies staan al de torens voor het
landelyk televisienetwerk, dat de Ca
nadezen, meer nog dan de radio, tot
elkaar zal brengen, en de pas-opge
richte „Canada Council" moet een
stimulans zijn voor een rijker natio
naal cultureel leven.
Het jasper National Park in Alberta is een paradijs voor hen.
die de nog ongerepte natuur in alle comfort willen gadeslaan. De
beren, die er nog rondlopen, zijn volkomen ongevaarlijk, zolang
men ze niet plaagt. Alleen moet men oppassen, want deze beren
zijn handige dieven. die het vooral op broodmandjes en dergelijke
voorzien hebben. Voor het overige kan men ongestoord genieten
van een rijke natuur.