ÏN KAMER EN TUIN MUITERIJ OP DE „NIJENBORG" Een Zoeklicht BURGER CONTRA BURGER ZATERDAG 8 JUNI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 BEWOGEN LEVEN OOG OM OOG, TAND OM TAND! Wie zou deze drijvende wereld nu naar Brazilië sturen Ergste vijand was de zachtzinnige dominee VARIA OP DE BOEKENMARKT Een rijkbloeiende vetplant De Nijenborg koerste door het Kanaal* met gunstige wind. De saamgeraapte be manning werd elke dag gedrild. Niets is erger voor een bemanning als deze dan niets doen. Soms huilde de wind door het want. Dan dook de Nijenborg lustig de golven in. En zelfs de nieuwelingen beleefden er vreugde aan! Het was nog vroeg in de tijd. De herststormen waren nog lang niet in zicht. WIJ ontvingen uit het Italiaanse Fog- gia (met vertraging) een keurig blauw envelopje met de afbeelding van een ooievaar erop en een ge boortekaartje erin. Een gelukkig ouderpaar kondigde de lang ver beide komst van een nieuwe wereld burger aan die de naam Europa kreeg. Waarom? De spruit kwam ter wereld op de dag dat in Rome de verdragen voor Euratom en Euro- markt werden ondertekend. Daarom, De bekende Keulse fabriek van reuk water „4711" (eau de cologne om het even deftig te zeggen)had een pro ces aanhangig gemaakt tegen een mestrijder uit Siegen (Rijnland), die op de wagen, waarmee hij zijn vrachten vervoerde, zijn telefoon nummer 4(711 had geschilderd. In eerste instantie was de mestrij der verboden het nummer verder op deze wijze te gebruiken. Maar het hooggerechtshof in Keulen heeft bepaald', dat hij dit wèl mag doen. Christine Arnothy. „Gods Molens". Ad. Donker Rotterdam 1956. Hoezeer er dikwijls drukte wordt gemaakt om de verkeerde figuur heen* blijkt weer als men de twee jonge schrijfsters Christine Arnothy en Franjoise Sagan naast elkaar stelt. Er zijn ongetwijfeld in het Franse taalgebied meer opmerkelijke jonge talenten* doch het toeval of de reclame heeft deze twee* waarvan de eerste overigens een Hongaarse is* over de grenzen en dus ook in Nederland bekend gemaakt. Beide schrijfsters hebben in Frankrijk een literaire prijs ontvangen; Sagan de Prix des Critiques en Arnothy de Grand Prix vérité, beiden voor hun eerste publikatie. Thans is van beiden een tweede boek verschenen. Aan de bakken werd lustig gezongen, vooral aan de Duitse, waar de leden van de Zwavelbende te vinden waren. Men voer in verband. Dit verband werd nauwer toen men in de gebieden kwam, waar de Algerijnse zeerovers hun strooptochten hielden. De Zwavelbende hield zich koest. De leider, een zekere Johan Wolnar, had bij Willem in de Lantaern zijn man netjes wel gekozen. Men zou pas zijn slag kunnen slaan als het schip alleen voer. Het zou moeten gebeuren tijdens de Hondewacht, 's nachts dus tussen 12 en 4. In de dagen die kwamen verkenden de leden zoveel mogelijk het schip. Toen het gevaar van de Algerijnen geweken was, zocht ieder schip zijn eigen weg. Ook de Nijenborg. Enige dagen lag een Fransman in hun zog, doch de nieuwbakken Jantjes zetten alle zeilen bij. De stuurlieden hadden er ook schik in de Fransman te kloppen. Dit gelukte. Toen de Nijenborg in de buurt van de Kaap Verdische eilanden kwam, vervolgde zij alleen haar weg. Tot nog toe had men wèl gevaren. Geen averijen. Elke week slechts één dode. De opperzeilmaker Jan Witpaard was al spoedig na de aanvang: één, twee, drie, in Gods Naamover de fokkeschoot gezet. Drie waren hem ge volgd. Gewikkeld in hun kombaars, een kanonskogel aan de voeten, zo waren een paar soldaten in het zeemans graf gedaald. Dit was normaal: elke week één dode. De 14e juni daalde de stemming by de matrozen. Het drinkwaterprobleem begon reeds nijpend te worden. De rantsoenen waren klein. Ieder wist dat het nood zakelijk was, en men schikte zich er in. Doch toen de bottelier op de Platvoet, de namiddagwacht, ontdekte dat een watervat was opgehoord en gezwikt, groeide de onte vredenheid. Johan Wllnar gaf zijn ogen en oren goed de kost. Hy kende het schip van binnen en van buiten. Hy wist waar de wapens waren. Vóór de Hondewacht werden de sla pende leden van de Zwavelbende gewekt 1 Deze nacht zou het gebeuren. Tot in de puntjes was alles geregeld. Plot seling moest de overval plaats hebben en met veel lawaai! Er moest een paniekstemming aan boord komen. Dan zou men gemakkeiyk het verzet neer kunnen slaan! Tegen middernacht liet de opperstuur het quart zingen door een Jong borstje dat het nog moest leren. Door dit porlied moesten de mannen voor de Hondewacht worden gewekt. De zee was betrekkelyk kalm, de opper stuur keek naar de stand der zeilen. Vóór het overgeven van de wacht wilde hy nog bybrassen. Aan boord was het rustig, de nachtwind floot zacht door het want, het schip vervolgde zyn weg over de oceaan, spelend met de golven. Plotseling was er een „geblaer", een wonderlyk ge schreeuw dat afkomstig moest zijn van de dikke soldaat Strauss, die bekend stond om zyn „blaeren". Daarna werd het weer stil. Toen de opperstuur, Epke Elders, een der weinigen die in het weldra volgend bloedbad, zyn hoofd koel zou houden, de wacht had overgegeven aan de onder stuur, die zich verslapen had, omdat het Jongmaatje het quart zo stuntelig had gezongen, ging hy terug naar zyn hut. Wéér hoorde hy dat vreemde „geblaer", en onmiddel lijk daarna was er een oorverdovend lawaai, dat weinig goeds beloofde. Bliksemsnel sprong de opperstuur terug. Hy was de verantwoordeiyke man. De kapitein lag ziek te bed. Er was echter geen redden meer aan. Een brul lende mensenkluwen stortte zich als een lawine over het dek en volgde stipt de commando's van de aan voerder. Die aanvoerder was Wolnar, te herkennen aan de witte rand, die hy om zRn hoed geschilderd had. De bende vloog de opperstuur voorby. Men herkende hem niet. Men waande hem reeds in bed. „Alons, Duitse broeders, valt aan, hout, smyt en steekt!" Dat was de kreet waarmee de mui terhoofdman zyn man nen aanvuurde, en zélf de kampanje bestormde. Daar op de brug was de onderstuurman Peterson, aan wie hy zojuist de wacht had overgedragen. En Peterson was ge haat by de matrozen door zyn optreden. De opperstuurman beende zo snel hy kon naar de kapitein. Luid kloppend maakte hy Ketel wakker en schreeuwde hem toe wat er aan de hand was. De zieke Ketel kroop zijn kooi uit, verbryzelde een ruit, stak de opper een revolver toe, doch toen die bemerkte dat deze niet geladen was, wierp hij haar weg. Overal was de muiterij begonnen, er was geen kans voor de opperstuurman zyn getrouwen te mobiliseren, daarom wachtte hij op betere uren en verstopte zich in de ba- zaansrust. De zieke Ketel nam hy mee. De bazaansrust is buiten boord en wordt gevormd door de zware balken, waarop de hoofdtouwen van het staande want worden bevestigd. Vreemde gewaarwording voor de beide hoofdofficieren, hier te moeten luisteren naar het gevloek en getier, de gillende kreten van mensen in doodsnood, terwyi ze zelf onmachtig waren iets uit te richten. De overrompeling was volkomen effectief! De onderstuurman Peterson vluchtte, terwyi hy een bloedspoor naliet, de hut van de opperstuurman bin nen, roepend om een dokter. De dokter, die zich een weg baande door het tierende geweld liep zelf een messteek op, doch voordat hy aan zichzelf toekwam, behandelde hy Pëterson. Hy had zich de moeite kunnen sparen, want juist toen hy zich naar de aangrenzende hut begeven had om zich daar door zyn leerling te laten verbinden, sleepten de woedende muiters de onderstuur uit het bebloede bed „by zijn haren" en onmiddellyk daarop doodde de muiter Fouquet hem met de degen van de kapitein, daarby schreeuwend: „Hij heeft het wel verdiend Ieder die het gezag vertegenwoordigde ging men te lijf. De ergste vyand bleek de anders zo zachtzinnige dominee te zyn. Op tegenstand van hem had men nau welijks gerekend. Nadat hy zyn hutjongen veilig ver stopt had in zyn kooi, ging hy onbevreesd de rebellen te Ujf. Een der ergste raddraaiers, een zekere Brand, die de bootsman van achteren was aangevallen en hem het mes in de rug gedreven had, werd nu een prooi van dominee's toorn. De muiter werd door de geesteiyke zwaar gewond. Indien alle officieren de doodsverach ting hadden gehad van de dominee, dan was er mis schien nog iets te bereiken geweest. Misschien! De overrompeling kwam totaal onverwacht en was tot in de finesses voorbereid. Bevend van angst en opwinding zag de 12-Jarige hut jongen Dirk Kleynhout, hoe zyn meester tenslotte door een grote overmacht werd overmand, nadat hij verscheidene muiters deerlyk had toegetakeld. Overal geschreeuw en getier. Schoten knalden. Binnen een half uur was er één dode en waren er zestien zwaar gewonden. De rebellen waren verre in de minderheid, maar hun organisatie had alle verzet lamgeslagen. In het holst van de nacht was de aanval begonnen, tijdens de Honde wacht. De rebellenleider Wolnar had zyn ogen overal! Zy die in de grote mars wilden klimmen om van daaruit de rebellen met handgranaten te bestoken, die daar, met het oog op de Algerijnse zeerovers, altyd voorradig waren, kregen een geduchte sabelhouw van Wolnar in de benen, waarna ze naar beneden rolden. De paar honderd „neutralen", gewekt door het rumoer, verstopten zich op de meest vreemde plaatsen. Tus sen de lading in het ruim, in het kippenhok, in het varkenskot! Zy werden, nadat de rebellen de baas waren geworden gezocht met brandende kaarsen en lantaarns. Wie gewantrouwd werd, werd „gevleugeld" opgebracht! Midden ln de grote oceaan, by volslagen duisternis, had een kleine, drijvende wereld een andere baas ge kregen. Die baas had zeventien trawanten, die er niets voor gevoelden hun leven te verdoen op een Oost- Indiëvaarder, en nochtans geronseld waren. Oog om oog en tand om tand! De onderstuurman was dood. De kapitein en de opperstuur waren nergens te vinden! Hoe moest dat nu? Was er onder hen één die voldoende verstand had van kaarten en sterren om hen naar Bra zilië te varen? De neutrale groep keek zwijgend toe. Zo nu en dan werd er nog iemand uit de lading gevist en met stompen en slagen naar boven gedreven! Nu was opeens Wolnar hun kapitein! REIN BROUWER. Een O.I.C.-schip ter grootte van de Nijenborg. De Crassula cocctnea of Rochea eocctnea ln volle bloei. Rochea coccinea pleegt men ook wel eens Crassula coccinea te noemen; in ieder geval een zeer mooie en ryk bloeiende vetplant. die op eenvoudige wyze te kweken is en waarvan men veel plezier kan hebben. Deze plant bloeit in de zomermaanden en dan is er eigenlyk toch al een gebrek aan bloeiende kamerplanten. U kunt dus dankbaar gebruik maken van deze tip Soms slaagt men er niet in om die plant in bloei te krijgen, doch aan de hand van deze algemene wenken zal het vermoedelyk wel beter lukken. Wie nu een bloeiende plant by de bloemist koopt, moet de plant niet al te zonnig zetten; ze is dan te snel uitgebloeid en U kunt er op een koele en luchtige plek lang plezier van hebben. Dat wil niet zeggen dat ze maar ergens in een donker hoekje gezet moet worden; licht verlangt ze wel. Het is echt een plant, die tijdelijk gerust in een vensterbank op het noorden gezet kan worden. In volle bloei verlangt ze veel water en dan kan het ook geen kwaad haar nog eens een enkele maal te bemesten; de bekende kamerplanten kunstmest kan men voor dit doel heel goed gebruiken. Na de bloei zal men de dorre resten moeten verwyderen en dan kan ze eventueel ook niets teruggesnoeid wor den, doch over het algemeen zal dat niet nodig zijn. Oudere planten zal men echter na de bloei wel moeten te rugsnoeien ze worden wat lang en van onderen kaal en dan kan men er beter maar eens radicaal het mes in zetten. De jonge toppen, die men dan afsnijdt, kunnen als stek-materiaal dienst doen, want ze laten zich vry gemakkeiyk door middel van stekken voortkweken. Juist na de bloei is het de meest ge schikte tyd om dat te doen. Zou men wachten tot het vroege voorjaar, dan worden de toppen weg gesneden, die voor de bloemschermen moeten zorgen. In de wintermaanden mag men haar niet te warm zetten; ze heeft een hekel, aan een hoge kunstmatige warm te. Een matig verwarmd vertrek is al ruim voldoende. Zelfs in een onver warmde, doch wel vorstvrye kamer zal men haar met succes kunnen overhou den, doch geef vooral niet te veel wa ter in een dergelyke koele omgeving. Indien nodig, kan men zeer vroeg in het voorjaar nog verpotten en doe er dan maar een beetje kleigrond door heen; dat vindt ze wel prettig. Begin mei zal men de plant een beetje rust moeten gunnen en dan niet te veel water geven en voorlopig niet bemes ten; ze moet nu haar bloemscherm gaan vormen en als ze te snel door groeit, groeit ze door de bloemknopen heen. G. Kromdyk Zoals ik naar aanleiding van het verschijnen van Sagans tweede boek „Un certain Sourire" - „Als een verre glimlach" - reeds gezegd heb, heeft dit mij teleurgesteld. Na de verrassing van „Bonjour Tristesse", een verras sing die hoofdzakelijk haar oorzaak vond in een handig beheersen van het métier en het vertellen van zaken waar men gewoonlyk op zo jeugdige leeftijd niet zo openhartig over is, bleek haar tweede boek toch niet veel meer te zyn dan wederom zeer han dig, doch beperkt gebabbel over jeugd- erotiek, iets dat op het ogenblik toch by jong noch oud vooraan in de be langstelling staat. Maar ondanks dat heeft de naam Sagan een langdurige echo gekregen en nog steeds jagen re el amezuchti ge leesstofverzorgers ach ter haar werk aan, inplaats van te wachten tot er eens iets volwasseners uit haar pen komt. Christine Arnothy is nauwelijks ou der dan Fran?oise Sagan. zy is gede buteerd met „Ik ben vijftien jaar en wil niet sterven". Een tot verhaal her schreven dagboek van een meisje, dat met haar ouders en een groep burgers van Boedapest, drie maanden onder de grond zit, omdat boven hun hoof den Duitsers en Russen vechten om het bezit van het land. Het is een even eenvoudig als onvergetelijk re laas en de jonge schryfster geeft daar in reeds blyk van een uitstekende psy chologische kyk op de mensen om haar heen en van een goed begrip van de situatie, waarin haar land zal ko men. Het behoeft dus eigenlijk niet te verwonderen, dat haar tweede boek, waaraan zy duidelyker de vorm van een roman heeft gegeven, - de ik figuur byv. is verdwenen - een knap en boeiend werk zou zijn. De kern waar de roman „Gods Molens" (Dieu est en retard) om draait is die si tuatie van haar land na het gevecht geworden en de individuen, die zij tot leven brengt, leven ten sterkste bin nen de bancirkel van die situatie. Welke die situatie is moet allen be kend zyn. aangezien het toch wel nie mand ontgaan kan zyn, dat Honga- rye verpletterd ligt onder de Russi sche knoet. De mensen, die Arnothy op laat treden, kan men beschouwen als een staal van de burgery van welke grote stad ook. Het zyn de gewone mensen, de mensen die eigenlijk langs alles wat hun niet onmiddellijk regardeert, heenleven, die niet veel weten van po litiek, noch in dagelijkse, noch in we tenschappelijke zin. De mensen van de geestelyke lafheid, de mensen van potje koken, kleren kopen, naar de ra dio luisteren en Francoise Sagan le zen. Dat de jonge Christine Arnothy deze mensen uitstekend, hoewel zon der afkeer, getekend heeft, is knap. doch niet byzonder. Wat echter wel bijzonder is, dat is dat deze jonge vrouw meteen wonderbaarlyke lucidi teit deze onbelangrijke mensen tot be langrijke sujetten heeft gemaakt wan neer zy dag en nacht geschokt worden door de elektrische prikkels van het communistische regime. Zy laat hen reageren zoals zy van nature zouden reageren, karakterloos op zoek naar de eigen veiligheid, struisvogelpolitiek bedrijvend onder elkaar, als een ver stoord mierennest heen en weer dra vend als zij denken ergens anders vei lig te kunnen zijn. Met evenveel af stand en even lucide legt de schrijf ster de perfide manipulaties bloot van hen, die als by toeval de macht in handen hebben gekregen omdat zy net even slinkser, gewetenlozer en handiger zyn geweest dan hun mede burgers. „Als je in leven blyven wlit, moet je je eenvoudig aanpassen by de nieuwe tyd en bewyzen dat je verdient om in leven gelaten te worden". Deze alles verklarende volzin legt Arnothy in de mond van het vrouwtje Baby en daar mee is feitelijk, voor wie goed na denkt, alles gezegd. Behalve dan dat de familie Tasnady tot de ontdekking moet komen, dat haar karakterloze aanpassen nog niet helpt, aangezien j de willekeur van hun bewindvoerende soortgenoten niemand beveiligt tegen dood en deportatie. En even duidelijk en voor een ieder begrijpelyk wordt het lot van de we- 1 reld van het Westen beschreven in de cynische woorden van de afgevaardig de van het ministerie van Nationale Veiligheid Imre TÖrze op pag. 205-206. Daarin kunnen wij lezen hoe de com munist van heden denkt over de Wes terling. hoe hy deze hoont en hem i in snuggerheid verre de baas is. De baas niet alleen, omdat hy beschikt over oorlogsmateriaal, maar omdat hij de volmaakte moraalloosheid verte genwoordigt, een duivelse kennis heeft van de zwakke plekken van het Wes ten en in laatste instantie met zijn kritiek gelyk heeft. „Er is geen beter terrein voor onze i propaganda dan een teleurgestelde held", zegt hij o.a. En wat lopen er in het Westen naast de gedachtenlozen, anders rond dan teleurgestelde al-of- niet helden? De Hongaarse schrijfster Christine Arnothy heeft haar inzicht aan de realiteit kunnen toetsen. Zij heeft een goed talent meegekregen en een intelligentie die helder wakker is Met deze eigenschappen is zij ge worden tot een van de eerste ro manschrijfsters van deze tijd en over deze tijd. Eigenschappen, die voldoende moeten zijn om haar werk de voorkeur te geven boven de on volwassen erotiek van Sagan. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 12