Honderd jaar geleden werd de haringvisserij van haar knellende banden bevrijd Er is weer toenemend vertrouwen op de aandelenmarkt gekomen Wet van 15 juni 1857 luidde nieuw tijdperk in Gedeeltelijk door verminderde politieke spanningen 96ste jaargang Zaterdag 25 mei 1957 Derde blad no. 29145 Strijd tussen haring- en schrobnetvissers werd beslecht bij de Noordzee-Conventie De Hollandse Nieuwe is weer in het land en binnenkort zal men weer overal en volop de nieuwe maatjes kunnen kopen. De haring- karretjes zijn weer versierd met rood-wit-blauwe vlaggetjes ten teken dat het malse zeebanket daar te koop is; ieder vlaggetje is een uit nodiging aan de liefhebbers een harinkje te verschalken. Tegenwoordig vinden wij het heel gewoon, dat overal de malse haringen te verkrijgen zijn, doch dat is lang niet altijd zo geweest. Er zijn tijden geweest dat de visserij zo aan banden was gelegd, dat de animo bij de vissers wel heel gering was om ter haringvangst uit te varen. De wet van 15 juni 1857 luidde een nieuw tijdperk in voor de visserij die toen van knellende banden werd bevrijd. Dankzij die wet kan de visserij nu vlaggetjesdag vieren, een haringrace houden, en kan het Nederlandse volk zijn harinkje verschalken. In 1813 zeilden 3 haringbuizen uit De grote- of zoutharingvissery die in de tiende en de elfde eeuw in Vlaanderen tot grote bloei was gekomen, verplaatste zich in de twaalfde eeuw naar- Zeeland en vandaar naar Holland, terwijl zij eerst in Vlaanderen en daarna ook in Zeeland ten onder ging. In het jaar 1601 werd de haringvisserij in Holland met meer dan 1500 vaartui gen uitgeoefend, terwijl het gemiddelde aantal vaartuigen in de zeventiende eeuw niet onder de 1000 kwam. Welis waar waren die vaartuigen heel wat kleiner dan de tegenwoordige, maar elk jaar werden tooh drie reizen gemaakt en veertig last haring per schip en per reis stond toen als een normale, gun stige vangst bekend. Daarna ging evenwel de Hollands? haringvisserij sterk achteruit. In 1747 bedroeg het aantal buizen nog maar 200. hetgeen zyn wzaak vond in de veelvuldige oorlogen, het sluiten van vreemde havens voor onze vis, slechte vangsten en niet in de laatste plaats ook de opkomende mededinging van Engeland en Schotland. Met bescher mende maatregelen en het uitloven van premies trachtte men verbetering te brengen, maar niettegenstaande de bescherming ging de haringvisserij in ons land allengs nog meer achteruit. Na de vrede van Amiëns in 1802 werd de haringvisserij met 168 vaartuigen hervat, doch de achteruitgang leek niet meer te stuiten. In 1808 zeilden nog maar dertig en in 1813 slechts drie haringbuizen uit. Ook in dit op zicht drukte de Franse overheersing wel heel zwaar op ons land. Maar na het herstel van onze onaf hankelijkheid kwam deze nijverheid vrij spoedig weer tot een betrekke lijke bloei, want in 1814 zeilden weer 98 haringbuizen uit en in 1830 was het aantal weer tot 173 gestegen. De Bel gische opstand en de daarop volgende afscheiding lieten hun invloed weer gelden, zodat in 1849 het aantal ha ringbuizen tot 110 was verminderd en in 1853 zelfs tot 92. rapport als zijn mening te kennen gaf, dat er twee oorzaken waren, die na delige gevolgen hadden t.w. voorna melijk de 6trijd tussen haringvissers en schrobnetvissers. De eersten laten zeer lange netten op zee drijven over grote afstanden om de haring te vangen, de tweeden maken een kuilnet, de treil, aan het schip vast en trekken dit, geballast over of dicht bij de grond der zee teneinde daarmee de zogenaamde lokale vis in tegen stelling met de trekvis als de haring dus tarbot, tong. griet, rog enz. te van gen. Vandaar een strijd tussen de ha ringvissers en de sohrobnetvissers. De eersten hebben geen zin hun netten in te halen voor de schrobnetvissers en kunnen dit ook bezwaarlijk doen, de tweeden toonden geen lust om het schrobnet of treil binnen te halen om de haringnetten niet te beschadigen. En als tweede oorzaak werd door Higgins de sterke drank genoemd. de conferentie mr. E. N. Rahusen tot haar voorzitter koos. Het resultaat van deze conferentie was het tractaat van 6 mei 1882, goed gekeurd bü de wet van 15 juni van dat jaar. Alle gedelegeerden tekenden het tractaat met uitzondering van het toen nog verenigde Zweden en Noor wegen. Op het allerlaatste ogenblik begreep de toenmalige regering van dat land, dat zij tengevolge van het tractaat haar eigen wetgeving moest wjjzigen. Dit terugtrekken had evenwel geen invloed op het afsluiten van het trac taat door de overige mogendheden, die ten behoeve van Zweden en Noor wegen het protocol „open" lieten, dat wil zeggen dat aan dat land de gele genheid werd gelaten om later toe te treden. Noordzee-Conventie De volgende zaken werden by het tractaat, de zogenaamde Noordzee-Con ventie, niet te verwarren met de latere Noordzee-Entente, geregeld: Ten eerste werden de grenzen der Noordzee voor zover daarop een gemeen schappelijk politietoezicht zou worden uitgeoefend, omschreven, Deze zouden zijn van dé 61e graad N.B. de kusten van Noorwegen tot de vuurtoren van Reebok kwam in auto terecht De chauffeur Van Steenwyk heeft gis teren in de buurt van Exloo plotseling een reebok uit de Staatsbossen vlak voor zyn auto gekregen. Zwaar gewond kwam het dier in de auto terecht. De beide passagiers, een mevrouw uit Dwingelo en een mevrouw uit Bellen, die van een fa miliebezoek in Exloo kwamen, werden door het versplinterde glas van de voorruit vrü ernstig aan het hoofd ge wond en moesten naar het ziekenhuis in Emmen worden vervoerd. De chauffeur werd licht gewond; de reebok is aan de opgelopen verwondingen overleden. De auto werd licht beschadigd. Andere geest Inmiddels was er in Nederland een andere geest ontwaakt. Het keursiyf, waarin onze visseryen door allerlei wet ten en reglementen was geraakt, was ook wel al te knellend geworden. By Kon. Besluit van 9 februari 1854 werd een commissie van vier leden benoemd, twee uit het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en twee uit het college van Noord-Holland, nl. de heren D. van Koetsveld, C. B. Neder- burg, W. Kaars Sypesteyn en mr. G. de Vries A231., terwyi als secretaris aan dat college werd toegevoegd de toen nog jeugdige mr. J. Th. Buys, die later als secretaris van het College voor de Zee- vissery optrad, welk college krachtens de wet van 15 juni 1857 werd ingesteld. Gold vroeger de leer dat alles bij de zeevisserijen moest worden geregle menteerd, by de wet van 1857 werd de vryheid in plaats van de wet en het reglement gesteld. Wanneer men de wet van 12 maart 1818, die dus nog geen veertig jaren van kracht was geweest, vergelykt met de wet van 1857, dan is het verschil byna onge lofelijk. „Alzoo wij in overweging genomen hebben .dat de groote of haringvisschery van dit Ryk een voortdurend voorwerp is geweest van de bezorgdheid en de bescherming van het Gouvernement", zo luidde reeds de overweging in 1818 en dan volgen de algemene bepalingen, nl. 1) De haringvissery onder Nederlandse vlag vermag alleen te worden uitge oefend voor rekening van inwoners des Koninkrijks en met schepen aan dezel- ven toebehorende. 2) Niemand mag aan een vreemdeling in de uitrusting voor de haringvaart enig aandeel geven of hem zyn naam daartoe lenen op een boete van twee duizend gulden. 3) Op dezelfde boete is het aan alle Inwoners van het Rijk verboden zelfs indirectelyk deel te nemen in enige haringvissery, die onder vreemde vlag wordt uitgeoefend. 4) Al degenen welke mochten onder nemen ingezetenen van dit Koninkryk, direct of indirect uit te lokken, om in een vreemd land de haringvissery uit te oefenen, zullen gestraft worden met een boete van twee duizend gulden of een jaar gevangenis. 5) De visser die zich verbindt om vreemde haringvissery uit te oefenen of dit zal hebben gedaan, zal gestraft worden met een gevangenis van zes maanden. 6) Geen vreemde haring, hetzy vers, gekookt, gezouten of gerookt zal binnen dit Ryk mogen ingevoerd worden op fine van verbeurdverklaring en een boete van vijfhonderd gulden voor iedere ton gezouten pekelharing en van vyf gulden voor 100 stuks verse of gerookte haring. „Volkomen vrijheid" En nu stelde de Staatscommissie voor, die wet af te schaffen en tevens af te schaffen alle reglementen der Staten van Holland en, na de splisting van Zuid- en Noord-Holland, alsmede alle Koninklyke Besluiten op de zee- vissery betrekking hebbende. De be ginselen van de Staatscommissie von den ingang by regering en volksver tegenwoordiging en art. 1 der wet van 1857 behelsde het grote beginsel 1 ^Be houdens de voorschriften van deze wet wordt aan elkeen volkomen vrU- heid gelaten de verschillende takken van zeevissery naar eigen goedvinden uit te oefenen". En art. 2 voegde daaraan toe: „Het verbod van invoer van gekaakte en gezouten haring van vreemde vissery en het tydelyk verbod van invoer van vreemde ongekaakte gezouten haring worden opgeheven". De voorwaarde van reciprociteit (wederkerigheid) ten aan zien van de invoer van vreemde zeevis wordt ingetrokken. Bij artikel 5 der wet werd „de bevor dering van de belangen van de zeevis- seryen opgedragen aan een college voor de Zeevisserijen", aanvankelyk bestaande uit negen, later uit vyftien leden van wie de meerderheid bestaan moet uit personen, op generlei wijze in de belan gen der zeevissery betrokken. Aan dit college werd tevens de keuring van de haring opgedragen en de benoeming van de keurmeesters onder goedkeuring van de regering. Katoenen netten Alvorens nu de invloed na te gaan, welke de wet van 1857 óp de haringvis seryen heeft uitgeoefend, dient tevens melding te worden gemaakt van een wijziging in de uitoefening der haring vissery, welke enkele jaren later plaats vond. Op initiatief van de heer A. E. Maas te Scheveningen werden allengs de hennepnetten door katoenen netten vervangen. De ondervinding toch had aangetoond dat het katoenen net beter vist, lichter is en dat de mazen ervan beter openstaan. Het werd met cachou geteerd en bleek duurzamer te zyn dan het hennepnet. Met de invoering van het katoenen net valt gelijktijdig samen de bouw van loggerschepen naar Frans model, die beter voor de vissery geschikt bleken en betere resultaten afwierpen dan de oude, zware haringbuizen. Vrijheid van bedryf en beter mate rieel werkten dus samen om de haring vissery een betere toekomst te be zorgen. Stijgende welvaart Was het aantal buizen in 1864 tot 80 gedaald, het was in 1870 gestegen tot 120 sohepen en nog meer dan het aantal schepen was de opbrengst gestegen. Be droeg de verkoopwaarde der gevangen haring in 1864 slechts f. 587.000, in 1878 was die gestegen tot f. 1.670.000. Daar mee gingen een toenemende welvaart voor de vissersdorpen gepaard. Tal van bomschepen werden gebouwd en ook al bleef het gezegde waar dat visserij lotery is en goede met slechte jaren elkander afwisselen, de toestand was toch onein dig veel béter dan vroeger, ook al bleef de Schotse haring op de vreemde mark ten een gevaarlyke concurrent en al begon de haringvissery ook in de Duitse havens aan de Noordzee zich te ontwik kelen. Wanneer wy de jaarverslagen van het College voor de Zeevisseryen sedert 1880 opslaan, dan zien wij daaruit dat de opbrengst der haringvissery in 1880 bedroeg f. 1.879.897 en dat die in 1895, dus 15 jaar later, bedroeg f. 6.151.877, in 1905 ruim f. 10.000.000, in 1906 ruim f. 11.800.000, in 1907 f. 10.300.000 en in 1908 f. 8.100.000, welk laatste jaar een bepaald ongunstig jaar is geweest. Indien men deze cijfers vergelijkt met die van 1857 en vroeger, dan is de vooruitgang wel heel groot. De vissery werd uitgeoefend met 502 loggers, kot ters en sloepen, 38 stoomschepen, 188 bomschepen en enkele stoomloggers en motorschepen. Engels onderzoek Er is nog in een ander opzicht een belangrijke verbetering gekomen in de haringvissery. Naarmate de vissery rich uitbreidde werden ook de klachten over moedwillige benadeling en van illerlei gewelddadigheden veelvuldjger. Voornamelijk waren het Engelsen en Duitsers, die elkander het leven zuur maakten. 'De Engelse regering droeg daarom een onderzoek op aan de ad vocaat Higgins, die by uitgebracht Conferentie in Den Haag De Engelse regering stelde dit uitvoe rige rapport in handen van onze rege ring en deze vroeg daarop advies aan het College voor de Zeevisseryen. Naar aanleiding daarvan nodigde de toen malige minister van Buitenlandse Za ken, baron van Lynden van Sanden- burg, de regeringen der om de Noordzee gelegen landen uit tot een internationale conferentie te 's-Gravenhage. Alle mogendheden namen de uitnodiging aan en zonden afgevaardigden, die de 8e oktober 1881 in de residentie samen kwamen. Voor Nederland waren de gedelegeer den de voorzitter en de secretaris van net College voor de Zeevisserijen, terwykdus 5555 meter. Lindesnaes. vandaar een lyn getrokken naar de vuurtoren van Hantsholm in Denemarken, vandaar de kusten van Denemarken, Duitsland, Nederland, België en Frankryk tot de vuurtoren van Gris-Nez, vandaar naar de meest oostelyke vuurtoren van het Zuid-Voor land en eindelyk langs de oostelyke kusten van Engeland, Schotland, de Or kaden en de Shetlandse eilanden naar de 61e graad N.B. Ten tweede dat het gemeenschap- pelyk politietoezicht uitsluitend zou be treffen de ,.mer commune", dat is de zee buiten de territoriale gTenzen, ten derde dat de grenzen der territoriale zee voor elk land zouden bepaald wor den op drie zeemijlen van 60 in de graad Ten vierde dat dus binnen die grenzen de vissery zou behoren aan de bewoners van de oeverstaat. Ten vijfde dat de schrobnetvisser moet wyken voor de haringvisser of met andere woorden dat hy het schrobnet of de treil moet ophalen om het drijf net niet te beschadigen, hetgeen wel de belangrijkste bepaling van het trac taat was. Zy steunde op de overwe ging dat de drijfnetvisser niet uit de weg kan gaan en de schrobnetvisser met minder moeite zyn kuilnet kan ophalen. Het tractaat behelsde voorts nog enige bepalingen van orde. benevens de bepa ling, dat elk vaartuig voortaan zou moe ten dragen het letterteken van de plaats van herkomst en het nummer waaronder het op de lyst voorkomt en ten zesde de bepaling, dat de bevoegde rechter zou zijn de rechter van de plaats, waartoe de overtreder behoort. V-aars'a'; sterks H?esnk De conferentie van 1881 heeft zich met het vraagstuk van de sterke drank niet bezig gehouden omdat vele gede legeerden niet van afdoende volmach ten op dit stuk waren voorzien. Het duurde tot 1887 eer een nieuwe con ference te Den Haae byeen kwam. Bij onderzoek was namelijk gebleken, dat Nederland in dit epzicht het meest schuldige land was. Op 16 november van dat jaar werd een tractaat getekend, waarvan de voor naamste bepalingen waren, dat de grenzen, waarop het tractaat van toe- pa sring is. dezelfde zijn als vastgesteld bij het tractaat van 6 mei 1881, dat het verboden is sterke drar.k te verkopen aan personen, die zich bevinden aan boord van vissersvaartuigen of die tot deze vissersvaartuigen behoren en om gekeerd is het aan deze personen ver boden om sterke drank te kopen, sterke drank te ruilen tegen visserijprodukten tegen voorwerpen, behorende tot de uitrusting van het schip of tegen vis- gereedschappen. Het schip mag geen grotere hoeveelheid sterke drank aan boord hebben dan nodig geoordeeld wordt voor het verbruik der bemanning. Deze hoeveelheid is by beschikking van de minister van Waterstaat. Handel en Nijverheid van 5 april 1894 bepaald op 1 liter per man en per week. dat het schip vermoedelijk uitblijft. Nederlandse wet De Noordzeeconventie, welke de uitge breidheid der territoriale zee bepaalde, maakte natuurlyk een Nederlandse wet noodzakelyk om de handhaving dier be ginselen te waarborgen. Dat gesohiedde bii de wet van 26 oktober 1889 tot vast stelling van bepalingen tegen het vissen der opvarenden van vreemde vaartuigen in de territoriale wateren van het Rijk. Voor België moest evenwel een uitzon dering gemaakt worden, want by de scheiding tussen België en Nederland zyn de rechten van de vissery en vis handel voor zoverre die feitelyk beston den, rechtens toegekend. Wordt het inflatie-spook teruggedrongen? (Van onze financiële medewerker» Als men de effectenbeurzen als graadmeter van de publieke opinie over de ontwikkeling van de economische toestand beschouwt, moet men tot de con clusie komen dat deze sinds de laatste weken beter wordt beoordeeld. Op de Newyorkse beurs is het indexcyfer voor Industriële aandelen, dat dit jaar een laagste stand van rond 455 heeft gekend, weer tot boven 500 opgelopen en hier mee niet ver meer van zyn hoogtepunt voor 1956 (521) verwyderd. In A'dam staat het algemeen indexcyfer weer op 222, nadat het eind november 1956 tot ca. 179 was gedaald en by het begin van 1957 ca. 200 gold. Ook deandere beurzen hebben de laatste tyd tekenen van een betere tendens te zien gegeven, met name ook die van Brussel, waar men voor België zelfs van een economisch optimisme kan spreken. Volgens een recente raming van de minister van Eco nomische Zaken zou het indexcyfer van de Belgische produktie in 1957 met ca. 5kunnen oplopen, d.i. met hetzelfde percentage als voor 1956 werd bereikt. Deze verbeterde grondtoon op de aan delenmarkt zal, behalve als een natuur- lyke reactie op het pessimisme, dat ge ruime tyd de beurzen beheerste, voor een deel moet worden toegeschreven aan de verminderde politieke spanningen op het internationale front en met name aan de langzamerhand terugkerende rust rondom het Suezkanaal, ook al heeft de Westerse hegemonie door de capitulatie voor Nasser opnieuw een deuk gekregen. Op de goederenmarkten is reeds sinds enige tyd een belangryke prysdaling te constateren, welke vermoedelijk door de heropening van het Suezkanaal nog in de hand wordt gewerkt. In elk geval beweegt de vrachtenmarkt zich nog steeds in dalende richting, zodat voor de wilde vaart het indexcyfer thans la ger is dan sinds de laatste twee jaar, een prysdaling. waaraan ook de tank vaart zich niet heeft kunnen onttrekken. De indruk bestaat dat ook de beste dingsbeperking via de algemene kre dietbeperking zowel in de V.S. als in ons land invloed begint uit te oefenen en de heer Twijnstra van het Verbond van Nederlandsche Werkgevers is zelfs van mening dat de prijsstabilisatie tegen het eind van dit jaar kan af lopen, omdat het spook van de inflatie dan naar zyn schuilhoek zal zijn te ruggedrongen. Men moet de dag niet voor de avond pryzen en het lykt ons voor een uit spraak als die van de heer Twynstra wel wat vroeg. Want van een geconsoli deerde toestand is er in de economieën van de meeste landen nog geen sprake. Zo wordt byv. het bruto-nationaal in komen in de V.S. door het Ministerie van Handel in het eerste kwartaal van 1957 op een recordcijfer van 427 mil jard (op Jaarbasis) geraamd, waaraan echter wordt toegevoegd dat globaal twee derden van de styging ten opzichte van 1956 zuiver het gevolg is van hogere pryzen. Het ziet er nog niet naar uit dat aan de z.g. bestedingsinflatie reeds een einde is gekomen en de dreigende déconfiture van de Franse staatsfinan ciën, welke een nieuwe devaluatie doen vrezen, wyst er wel op dat ook in ons werelddeel de moeilijkheden nog niet zijn overwonnen. Het is echter al veel gewonnen als men zich van de impasse, waarin men zich bevindt, nuchter rekenschap geeft en enige verslapping van de economi sche ontwikkeling mag zelfs als een gunstige aanwyzing worden beschouwd als daardoor een overspanning van de conjunctuur kan worden bestreden. Het blyft altijd de moeilijkheid om tussen een overspannen conjunctuur en een economische depressie het juiste mid den te vinden en deze moeilijke bezig heid blijft vooreerst aan de orde. Economisch en psychologisch zal de verdere ontwikkeling van de gang van zaken in de V.S. voor Europa en ook voor de Amsterdamse beurs van beteke nis zyn, zoals trouwens ook wel geble ken is uit de gunstige invloed, welke er de laatste tyd van de koersstyging in New York op de Amsterdamse beurs is uitgegaan. In niet mindere mate echter hebben de jaarverslagen, welke de laatste tyd zyn gepubliceerd en de aangekondigde dividenden over 1956 het vertrouwen in de economisch toekomst van ons land versterkt. Wellicht kan hierdoor op de kapitaal markt een ontspanning intreden. Hieraan heeft de wereld en zeker ook ons land grote behoefte. Wel is er de vorige week voor kort geld wat meer aanbod gekomen, maar op langere ter mijn blyft het geld duur. hetgeen vooral de overheidslichamen In de financiering van hun uitgaven bemoeiiykt. zy wor den thans genoodzaakt voor hun inves teringen op lange termyn (woningbouw) geld op korte termyn op te nemen, waar aan tenslotte ook grenzen zyn. Uit de cyfers inzake de kredietgeving by de banken in het eerste kwartaal van 1957 is gebleken dat. terwijl de particuliere kredieten by 35 bankinstellingen met f 19.2 miljoen zyn teruggegaan, de over heid f 194 miljoen heeft opgenomen en zoals bekend kampt de Rijksschatkist, ondanks het versneld tempo, waarmee de voorlopige aanslagen voor de I.B. worden opgelegd, nog altyd met een ge brek aan geldmiddelen. Nu behoeft men hierover niet te treuren. Toen de voorstellen van de regering inzake de bestedingsbeperking verschenen, hebben wy en anderen aanstonds betoogd dat het aandeel, dat de Overheid hierin wil nemen, in verhouding tot de voor het bedrijfs leven gewenste bestedingsbeperking te gering is. Het zyn vooral de over heidsuitgaven, welke moeten worden teruggedrongen om tot de voor ons land noodzakelijke besparingen te ko men en het is in zoverre dus een be moedigend verschijnsel, dat ook de lagere overheid als gevolg van de krappe kapitaalmarkt en de hoge rente tot inkrimping van haar uitgaven wordt gedwongen. In dat opzicht doet het rentegamma waarlyk deugd. Wat het Nederlandse bedryfsleven betreft, ook dit wordt uiteraard in zyn expansie wel door de krappe kapitaal markt en de hoge rente geremd, maar toch lang niet in die mate als de over heid. omdat voor haar geen rentegam ma bestaat en de rente, welke van het benodigde bedrijfskapitaal moet wor den betaald, op de totale kostprijs van de produkten veelal geen dominerende rol speelt. Grondstoffenpryzen. lonen en salarissen en sociale lasten zyn veel be- langryker componenten van de kostprys en goed gefundeerde ondernemingen kunnen doorgaans by de geldgevers nog wel terecht. Het is alleszins begrypelyk dat vele ondernemingen, die hun geldmiddelen moeten verstrekken, aan de uitgifte van obligaties boven een uitbreiding van hun kapitaal de voorkeur geven, omdat de rente op de obligatieschuld als een be- dryfslast op de winst in mindering kan worden gebracht en de fiscus dus als het ware in die rente meebetaalt. Overigens kan met voldoening wor den geconstateerd dat ook de belang stelling voor de aandelenmarkt toe neemt, hetgeen blykt uit het feit dat de vele dividenden, welke in aandelen worden uitgekeerd, op de koers van de oude aandelen geen of weinig druk veroorzaken, hetgeen enige tyd gele den wel het geval was. Het is verheugend dat het vertrou- ?n in ons bedryfsleven weer toe neemt: Want voor een verdere expansie is dat vertrouwen een eerste voorwaarde! I Jauvlüyi Laidse boys uit. (rtas* QjnviUixxJujjrc i En Ex ftnjjriG's pnopxan daden. muzï&odi tuui best Ut tyojn&wxjnïr STE Oinss BEPER Kmc Uuiayi Zal dü jont vooe f 3.000.000. mindflï w«k 1 uiivoeeayi Onze. roemxuckkjliu- we Umrwf stond weet in de telflJAtysktLCmq Uddfln tayqjfc volop eo~ oviniudc+hLoavwM. inhei v.d Wet}- pack}ijn V* 1 - t invd.Wotfpaxkwaseen op4niucktcovujett„m£>,.. ..Wdse Unie'; „kiept.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 9