Honderd jaar geleden werd de haringvisserij
van haar knellende banden bevrijd
Er is weer toenemend vertrouwen
op de aandelenmarkt gekomen
Wet van 15 juni 1857 luidde nieuw tijdperk in
Gedeeltelijk door verminderde
politieke spanningen
96ste jaargang
Zaterdag 25 mei 1957
Derde blad no. 29145
Strijd tussen haring- en schrobnetvissers
werd beslecht bij de Noordzee-Conventie
De Hollandse Nieuwe is weer in het land en binnenkort zal men
weer overal en volop de nieuwe maatjes kunnen kopen. De haring-
karretjes zijn weer versierd met rood-wit-blauwe vlaggetjes ten teken
dat het malse zeebanket daar te koop is; ieder vlaggetje is een uit
nodiging aan de liefhebbers een harinkje te verschalken.
Tegenwoordig vinden wij het heel gewoon, dat overal de malse
haringen te verkrijgen zijn, doch dat is lang niet altijd zo geweest. Er
zijn tijden geweest dat de visserij zo aan banden was gelegd, dat de
animo bij de vissers wel heel gering was om ter haringvangst uit te
varen. De wet van 15 juni 1857 luidde een nieuw tijdperk in voor de
visserij die toen van knellende banden werd bevrijd. Dankzij die wet
kan de visserij nu vlaggetjesdag vieren, een haringrace houden, en
kan het Nederlandse volk zijn harinkje verschalken.
In 1813 zeilden
3 haringbuizen uit
De grote- of zoutharingvissery die in
de tiende en de elfde eeuw in Vlaanderen
tot grote bloei was gekomen, verplaatste
zich in de twaalfde eeuw naar- Zeeland
en vandaar naar Holland, terwijl zij
eerst in Vlaanderen en daarna ook in
Zeeland ten onder ging.
In het jaar 1601 werd de haringvisserij
in Holland met meer dan 1500 vaartui
gen uitgeoefend, terwijl het gemiddelde
aantal vaartuigen in de zeventiende
eeuw niet onder de 1000 kwam. Welis
waar waren die vaartuigen heel wat
kleiner dan de tegenwoordige, maar elk
jaar werden tooh drie reizen gemaakt
en veertig last haring per schip en per
reis stond toen als een normale, gun
stige vangst bekend.
Daarna ging evenwel de Hollands?
haringvisserij sterk achteruit. In 1747
bedroeg het aantal buizen nog maar
200. hetgeen zyn wzaak vond in de
veelvuldige oorlogen, het sluiten van
vreemde havens voor onze vis, slechte
vangsten en niet in de laatste plaats
ook de opkomende mededinging van
Engeland en Schotland. Met bescher
mende maatregelen en het uitloven van
premies trachtte men verbetering te
brengen, maar niettegenstaande de
bescherming ging de haringvisserij in
ons land allengs nog meer achteruit.
Na de vrede van Amiëns in 1802 werd
de haringvisserij met 168 vaartuigen
hervat, doch de achteruitgang leek
niet meer te stuiten. In 1808 zeilden
nog maar dertig en in 1813 slechts
drie haringbuizen uit. Ook in dit op
zicht drukte de Franse overheersing
wel heel zwaar op ons land.
Maar na het herstel van onze onaf
hankelijkheid kwam deze nijverheid
vrij spoedig weer tot een betrekke
lijke bloei, want in 1814 zeilden weer
98 haringbuizen uit en in 1830 was het
aantal weer tot 173 gestegen. De Bel
gische opstand en de daarop volgende
afscheiding lieten hun invloed weer
gelden, zodat in 1849 het aantal ha
ringbuizen tot 110 was verminderd en
in 1853 zelfs tot 92.
rapport als zijn mening te kennen gaf,
dat er twee oorzaken waren, die na
delige gevolgen hadden t.w. voorna
melijk de 6trijd tussen haringvissers
en schrobnetvissers.
De eersten laten zeer lange netten
op zee drijven over grote afstanden om
de haring te vangen, de tweeden maken
een kuilnet, de treil, aan het schip vast
en trekken dit, geballast over of dicht
bij de grond der zee teneinde daarmee
de zogenaamde lokale vis in tegen
stelling met de trekvis als de haring
dus tarbot, tong. griet, rog enz. te van
gen. Vandaar een strijd tussen de ha
ringvissers en de sohrobnetvissers. De
eersten hebben geen zin hun netten in
te halen voor de schrobnetvissers en
kunnen dit ook bezwaarlijk doen, de
tweeden toonden geen lust om het
schrobnet of treil binnen te halen om
de haringnetten niet te beschadigen. En
als tweede oorzaak werd door Higgins
de sterke drank genoemd.
de conferentie mr. E. N. Rahusen tot
haar voorzitter koos.
Het resultaat van deze conferentie
was het tractaat van 6 mei 1882, goed
gekeurd bü de wet van 15 juni van
dat jaar. Alle gedelegeerden tekenden
het tractaat met uitzondering van het
toen nog verenigde Zweden en Noor
wegen. Op het allerlaatste ogenblik
begreep de toenmalige regering van
dat land, dat zij tengevolge van het
tractaat haar eigen wetgeving moest
wjjzigen.
Dit terugtrekken had evenwel geen
invloed op het afsluiten van het trac
taat door de overige mogendheden,
die ten behoeve van Zweden en Noor
wegen het protocol „open" lieten, dat
wil zeggen dat aan dat land de gele
genheid werd gelaten om later toe te
treden.
Noordzee-Conventie
De volgende zaken werden by het
tractaat, de zogenaamde Noordzee-Con
ventie, niet te verwarren met de latere
Noordzee-Entente, geregeld:
Ten eerste werden de grenzen der
Noordzee voor zover daarop een gemeen
schappelijk politietoezicht zou worden
uitgeoefend, omschreven, Deze zouden
zijn van dé 61e graad N.B. de kusten
van Noorwegen tot de vuurtoren van
Reebok kwam in auto terecht
De chauffeur Van Steenwyk heeft gis
teren in de buurt van Exloo plotseling
een reebok uit de Staatsbossen vlak voor
zyn auto gekregen. Zwaar gewond kwam
het dier in de auto terecht. De beide
passagiers, een mevrouw uit Dwingelo en
een mevrouw uit Bellen, die van een fa
miliebezoek in Exloo kwamen, werden
door het versplinterde glas van de
voorruit vrü ernstig aan het hoofd ge
wond en moesten naar het ziekenhuis in
Emmen worden vervoerd. De chauffeur
werd licht gewond; de reebok is aan de
opgelopen verwondingen overleden. De
auto werd licht beschadigd.
Andere geest
Inmiddels was er in Nederland een
andere geest ontwaakt. Het keursiyf,
waarin onze visseryen door allerlei wet
ten en reglementen was geraakt, was
ook wel al te knellend geworden. By
Kon. Besluit van 9 februari 1854 werd
een commissie van vier leden benoemd,
twee uit het college van Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland en twee uit
het college van Noord-Holland, nl. de
heren D. van Koetsveld, C. B. Neder-
burg, W. Kaars Sypesteyn en mr. G.
de Vries A231., terwyi als secretaris aan
dat college werd toegevoegd de toen nog
jeugdige mr. J. Th. Buys, die later als
secretaris van het College voor de Zee-
vissery optrad, welk college krachtens
de wet van 15 juni 1857 werd ingesteld.
Gold vroeger de leer dat alles bij de
zeevisserijen moest worden geregle
menteerd, by de wet van 1857 werd de
vryheid in plaats van de wet en het
reglement gesteld. Wanneer men de
wet van 12 maart 1818, die dus nog
geen veertig jaren van kracht was
geweest, vergelykt met de wet van
1857, dan is het verschil byna onge
lofelijk.
„Alzoo wij in overweging genomen
hebben .dat de groote of haringvisschery
van dit Ryk een voortdurend voorwerp
is geweest van de bezorgdheid en de
bescherming van het Gouvernement", zo
luidde reeds de overweging in 1818 en
dan volgen de algemene bepalingen, nl.
1) De haringvissery onder Nederlandse
vlag vermag alleen te worden uitge
oefend voor rekening van inwoners des
Koninkrijks en met schepen aan dezel-
ven toebehorende.
2) Niemand mag aan een vreemdeling
in de uitrusting voor de haringvaart
enig aandeel geven of hem zyn naam
daartoe lenen op een boete van twee
duizend gulden.
3) Op dezelfde boete is het aan alle
Inwoners van het Rijk verboden zelfs
indirectelyk deel te nemen in enige
haringvissery, die onder vreemde vlag
wordt uitgeoefend.
4) Al degenen welke mochten onder
nemen ingezetenen van dit Koninkryk,
direct of indirect uit te lokken, om in
een vreemd land de haringvissery uit te
oefenen, zullen gestraft worden met een
boete van twee duizend gulden of een
jaar gevangenis.
5) De visser die zich verbindt om
vreemde haringvissery uit te oefenen
of dit zal hebben gedaan, zal gestraft
worden met een gevangenis van zes
maanden.
6) Geen vreemde haring, hetzy vers,
gekookt, gezouten of gerookt zal binnen
dit Ryk mogen ingevoerd worden op
fine van verbeurdverklaring en een
boete van vijfhonderd gulden voor iedere
ton gezouten pekelharing en van vyf
gulden voor 100 stuks verse of gerookte
haring.
„Volkomen vrijheid"
En nu stelde de Staatscommissie
voor, die wet af te schaffen en tevens
af te schaffen alle reglementen der
Staten van Holland en, na de splisting
van Zuid- en Noord-Holland, alsmede
alle Koninklyke Besluiten op de zee-
vissery betrekking hebbende. De be
ginselen van de Staatscommissie von
den ingang by regering en volksver
tegenwoordiging en art. 1 der wet van
1857 behelsde het grote beginsel 1 ^Be
houdens de voorschriften van deze
wet wordt aan elkeen volkomen vrU-
heid gelaten de verschillende takken
van zeevissery naar eigen goedvinden
uit te oefenen".
En art. 2 voegde daaraan toe:
„Het verbod van invoer van gekaakte
en gezouten haring van vreemde vissery
en het tydelyk verbod van invoer van
vreemde ongekaakte gezouten haring
worden opgeheven". De voorwaarde van
reciprociteit (wederkerigheid) ten aan
zien van de invoer van vreemde zeevis
wordt ingetrokken.
Bij artikel 5 der wet werd „de bevor
dering van de belangen van de zeevis-
seryen opgedragen aan een college voor
de Zeevisserijen", aanvankelyk bestaande
uit negen, later uit vyftien leden van
wie de meerderheid bestaan moet uit
personen, op generlei wijze in de belan
gen der zeevissery betrokken. Aan dit
college werd tevens de keuring van de
haring opgedragen en de benoeming van
de keurmeesters onder goedkeuring van
de regering.
Katoenen netten
Alvorens nu de invloed na te gaan,
welke de wet van 1857 óp de haringvis
seryen heeft uitgeoefend, dient tevens
melding te worden gemaakt van een
wijziging in de uitoefening der haring
vissery, welke enkele jaren later plaats
vond. Op initiatief van de heer A. E.
Maas te Scheveningen werden allengs
de hennepnetten door katoenen netten
vervangen. De ondervinding toch had
aangetoond dat het katoenen net beter
vist, lichter is en dat de mazen ervan
beter openstaan. Het werd met cachou
geteerd en bleek duurzamer te zyn dan
het hennepnet.
Met de invoering van het katoenen
net valt gelijktijdig samen de bouw
van loggerschepen naar Frans model,
die beter voor de vissery geschikt
bleken en betere resultaten afwierpen
dan de oude, zware haringbuizen.
Vrijheid van bedryf en beter mate
rieel werkten dus samen om de haring
vissery een betere toekomst te be
zorgen.
Stijgende welvaart
Was het aantal buizen in 1864 tot 80
gedaald, het was in 1870 gestegen tot
120 sohepen en nog meer dan het aantal
schepen was de opbrengst gestegen. Be
droeg de verkoopwaarde der gevangen
haring in 1864 slechts f. 587.000, in 1878
was die gestegen tot f. 1.670.000. Daar
mee gingen een toenemende welvaart
voor de vissersdorpen gepaard. Tal van
bomschepen werden gebouwd en ook al
bleef het gezegde waar dat visserij lotery
is en goede met slechte jaren elkander
afwisselen, de toestand was toch onein
dig veel béter dan vroeger, ook al bleef
de Schotse haring op de vreemde mark
ten een gevaarlyke concurrent en al
begon de haringvissery ook in de Duitse
havens aan de Noordzee zich te ontwik
kelen. Wanneer wy de jaarverslagen
van het College voor de Zeevisseryen
sedert 1880 opslaan, dan zien wij daaruit
dat de opbrengst der haringvissery in
1880 bedroeg f. 1.879.897 en dat die in
1895, dus 15 jaar later, bedroeg
f. 6.151.877, in 1905 ruim f. 10.000.000, in
1906 ruim f. 11.800.000, in 1907
f. 10.300.000 en in 1908 f. 8.100.000, welk
laatste jaar een bepaald ongunstig jaar
is geweest.
Indien men deze cijfers vergelijkt
met die van 1857 en vroeger, dan is de
vooruitgang wel heel groot. De vissery
werd uitgeoefend met 502 loggers, kot
ters en sloepen, 38 stoomschepen, 188
bomschepen en enkele stoomloggers
en motorschepen.
Engels onderzoek
Er is nog in een ander opzicht een
belangrijke verbetering gekomen in
de haringvissery. Naarmate de vissery
rich uitbreidde werden ook de klachten
over moedwillige benadeling en van
illerlei gewelddadigheden veelvuldjger.
Voornamelijk waren het Engelsen en
Duitsers, die elkander het leven zuur
maakten. 'De Engelse regering droeg
daarom een onderzoek op aan de ad
vocaat Higgins, die by uitgebracht
Conferentie in Den Haag
De Engelse regering stelde dit uitvoe
rige rapport in handen van onze rege
ring en deze vroeg daarop advies aan
het College voor de Zeevisseryen. Naar
aanleiding daarvan nodigde de toen
malige minister van Buitenlandse Za
ken, baron van Lynden van Sanden-
burg, de regeringen der om de Noordzee
gelegen landen uit tot een internationale
conferentie te 's-Gravenhage. Alle
mogendheden namen de uitnodiging aan
en zonden afgevaardigden, die de 8e
oktober 1881 in de residentie samen
kwamen.
Voor Nederland waren de gedelegeer
den de voorzitter en de secretaris van
net College voor de Zeevisserijen, terwykdus 5555 meter.
Lindesnaes. vandaar een lyn getrokken
naar de vuurtoren van Hantsholm in
Denemarken, vandaar de kusten van
Denemarken, Duitsland, Nederland,
België en Frankryk tot de vuurtoren
van Gris-Nez, vandaar naar de meest
oostelyke vuurtoren van het Zuid-Voor
land en eindelyk langs de oostelyke
kusten van Engeland, Schotland, de Or
kaden en de Shetlandse eilanden naar
de 61e graad N.B.
Ten tweede dat het gemeenschap-
pelyk politietoezicht uitsluitend zou be
treffen de ,.mer commune", dat is de
zee buiten de territoriale gTenzen, ten
derde dat de grenzen der territoriale
zee voor elk land zouden bepaald wor
den op drie zeemijlen van 60 in de graad
Ten vierde dat dus binnen die
grenzen de vissery zou behoren aan
de bewoners van de oeverstaat. Ten
vijfde dat de schrobnetvisser moet
wyken voor de haringvisser of met
andere woorden dat hy het schrobnet
of de treil moet ophalen om het drijf
net niet te beschadigen, hetgeen wel
de belangrijkste bepaling van het trac
taat was. Zy steunde op de overwe
ging dat de drijfnetvisser niet uit de
weg kan gaan en de schrobnetvisser
met minder moeite zyn kuilnet kan
ophalen.
Het tractaat behelsde voorts nog enige
bepalingen van orde. benevens de bepa
ling, dat elk vaartuig voortaan zou moe
ten dragen het letterteken van de plaats
van herkomst en het nummer waaronder
het op de lyst voorkomt en ten zesde de
bepaling, dat de bevoegde rechter zou
zijn de rechter van de plaats, waartoe
de overtreder behoort.
V-aars'a'; sterks H?esnk
De conferentie van 1881 heeft zich
met het vraagstuk van de sterke drank
niet bezig gehouden omdat vele gede
legeerden niet van afdoende volmach
ten op dit stuk waren voorzien. Het
duurde tot 1887 eer een nieuwe con
ference te Den Haae byeen kwam. Bij
onderzoek was namelijk gebleken, dat
Nederland in dit epzicht het meest
schuldige land was.
Op 16 november van dat jaar werd
een tractaat getekend, waarvan de voor
naamste bepalingen waren, dat de
grenzen, waarop het tractaat van toe-
pa sring is. dezelfde zijn als vastgesteld
bij het tractaat van 6 mei 1881, dat het
verboden is sterke drar.k te verkopen
aan personen, die zich bevinden aan
boord van vissersvaartuigen of die tot
deze vissersvaartuigen behoren en om
gekeerd is het aan deze personen ver
boden om sterke drank te kopen, sterke
drank te ruilen tegen visserijprodukten
tegen voorwerpen, behorende tot de
uitrusting van het schip of tegen vis-
gereedschappen. Het schip mag geen
grotere hoeveelheid sterke drank aan
boord hebben dan nodig geoordeeld
wordt voor het verbruik der bemanning.
Deze hoeveelheid is by beschikking van
de minister van Waterstaat. Handel en
Nijverheid van 5 april 1894 bepaald op
1 liter per man en per week. dat het
schip vermoedelijk uitblijft.
Nederlandse wet
De Noordzeeconventie, welke de uitge
breidheid der territoriale zee bepaalde,
maakte natuurlyk een Nederlandse wet
noodzakelyk om de handhaving dier be
ginselen te waarborgen. Dat gesohiedde
bii de wet van 26 oktober 1889 tot vast
stelling van bepalingen tegen het vissen
der opvarenden van vreemde vaartuigen
in de territoriale wateren van het Rijk.
Voor België moest evenwel een uitzon
dering gemaakt worden, want by de
scheiding tussen België en Nederland
zyn de rechten van de vissery en vis
handel voor zoverre die feitelyk beston
den, rechtens toegekend.
Wordt het inflatie-spook teruggedrongen?
(Van onze financiële medewerker»
Als men de effectenbeurzen als graadmeter van de publieke opinie over
de ontwikkeling van de economische toestand beschouwt, moet men tot de con
clusie komen dat deze sinds de laatste weken beter wordt beoordeeld. Op de
Newyorkse beurs is het indexcyfer voor Industriële aandelen, dat dit jaar een
laagste stand van rond 455 heeft gekend, weer tot boven 500 opgelopen en hier
mee niet ver meer van zyn hoogtepunt voor 1956 (521) verwyderd. In A'dam staat
het algemeen indexcyfer weer op 222, nadat het eind november 1956 tot ca.
179 was gedaald en by het begin van 1957 ca. 200 gold. Ook deandere beurzen
hebben de laatste tyd tekenen van een betere tendens te zien gegeven, met
name ook die van Brussel, waar men voor België zelfs van een economisch
optimisme kan spreken. Volgens een recente raming van de minister van Eco
nomische Zaken zou het indexcyfer van de Belgische produktie in 1957 met
ca. 5kunnen oplopen, d.i. met hetzelfde percentage als voor 1956 werd bereikt.
Deze verbeterde grondtoon op de aan
delenmarkt zal, behalve als een natuur-
lyke reactie op het pessimisme, dat ge
ruime tyd de beurzen beheerste, voor
een deel moet worden toegeschreven aan
de verminderde politieke spanningen op
het internationale front en met name
aan de langzamerhand terugkerende rust
rondom het Suezkanaal, ook al heeft de
Westerse hegemonie door de capitulatie
voor Nasser opnieuw een deuk gekregen.
Op de goederenmarkten is reeds sinds
enige tyd een belangryke prysdaling te
constateren, welke vermoedelijk door de
heropening van het Suezkanaal nog in
de hand wordt gewerkt. In elk geval
beweegt de vrachtenmarkt zich nog
steeds in dalende richting, zodat voor
de wilde vaart het indexcyfer thans la
ger is dan sinds de laatste twee jaar,
een prysdaling. waaraan ook de tank
vaart zich niet heeft kunnen onttrekken.
De indruk bestaat dat ook de beste
dingsbeperking via de algemene kre
dietbeperking zowel in de V.S. als in
ons land invloed begint uit te oefenen
en de heer Twijnstra van het Verbond
van Nederlandsche Werkgevers is zelfs
van mening dat de prijsstabilisatie
tegen het eind van dit jaar kan af
lopen, omdat het spook van de inflatie
dan naar zyn schuilhoek zal zijn te
ruggedrongen.
Men moet de dag niet voor de avond
pryzen en het lykt ons voor een uit
spraak als die van de heer Twynstra
wel wat vroeg. Want van een geconsoli
deerde toestand is er in de economieën
van de meeste landen nog geen sprake.
Zo wordt byv. het bruto-nationaal in
komen in de V.S. door het Ministerie
van Handel in het eerste kwartaal van
1957 op een recordcijfer van 427 mil
jard (op Jaarbasis) geraamd, waaraan
echter wordt toegevoegd dat globaal twee
derden van de styging ten opzichte van
1956 zuiver het gevolg is van hogere
pryzen. Het ziet er nog niet naar uit
dat aan de z.g. bestedingsinflatie reeds
een einde is gekomen en de dreigende
déconfiture van de Franse staatsfinan
ciën, welke een nieuwe devaluatie doen
vrezen, wyst er wel op dat ook in ons
werelddeel de moeilijkheden nog niet
zijn overwonnen.
Het is echter al veel gewonnen als
men zich van de impasse, waarin men
zich bevindt, nuchter rekenschap geeft
en enige verslapping van de economi
sche ontwikkeling mag zelfs als een
gunstige aanwyzing worden beschouwd
als daardoor een overspanning van de
conjunctuur kan worden bestreden. Het
blyft altijd de moeilijkheid om tussen
een overspannen conjunctuur en een
economische depressie het juiste mid
den te vinden en deze moeilijke bezig
heid blijft vooreerst aan de orde.
Economisch en psychologisch zal de
verdere ontwikkeling van de gang van
zaken in de V.S. voor Europa en ook
voor de Amsterdamse beurs van beteke
nis zyn, zoals trouwens ook wel geble
ken is uit de gunstige invloed, welke er
de laatste tyd van de koersstyging in
New York op de Amsterdamse beurs is
uitgegaan.
In niet mindere mate echter hebben
de jaarverslagen, welke de laatste tyd
zyn gepubliceerd en de aangekondigde
dividenden over 1956 het vertrouwen in
de economisch toekomst van ons land
versterkt.
Wellicht kan hierdoor op de kapitaal
markt een ontspanning intreden.
Hieraan heeft de wereld en zeker ook
ons land grote behoefte. Wel is er de
vorige week voor kort geld wat meer
aanbod gekomen, maar op langere ter
mijn blyft het geld duur. hetgeen vooral
de overheidslichamen In de financiering
van hun uitgaven bemoeiiykt. zy wor
den thans genoodzaakt voor hun inves
teringen op lange termyn (woningbouw)
geld op korte termyn op te nemen, waar
aan tenslotte ook grenzen zyn. Uit de
cyfers inzake de kredietgeving by de
banken in het eerste kwartaal van 1957
is gebleken dat. terwijl de particuliere
kredieten by 35 bankinstellingen met
f 19.2 miljoen zyn teruggegaan, de over
heid f 194 miljoen heeft opgenomen en
zoals bekend kampt de Rijksschatkist,
ondanks het versneld tempo, waarmee
de voorlopige aanslagen voor de I.B.
worden opgelegd, nog altyd met een ge
brek aan geldmiddelen.
Nu behoeft men hierover niet te
treuren. Toen de voorstellen van de
regering inzake de bestedingsbeperking
verschenen, hebben wy en anderen
aanstonds betoogd dat het aandeel,
dat de Overheid hierin wil nemen, in
verhouding tot de voor het bedrijfs
leven gewenste bestedingsbeperking
te gering is. Het zyn vooral de over
heidsuitgaven, welke moeten worden
teruggedrongen om tot de voor ons
land noodzakelijke besparingen te ko
men en het is in zoverre dus een be
moedigend verschijnsel, dat ook de
lagere overheid als gevolg van de
krappe kapitaalmarkt en de hoge rente
tot inkrimping van haar uitgaven
wordt gedwongen. In dat opzicht doet
het rentegamma waarlyk deugd.
Wat het Nederlandse bedryfsleven
betreft, ook dit wordt uiteraard in zyn
expansie wel door de krappe kapitaal
markt en de hoge rente geremd, maar
toch lang niet in die mate als de over
heid. omdat voor haar geen rentegam
ma bestaat en de rente, welke van het
benodigde bedrijfskapitaal moet wor
den betaald, op de totale kostprijs van
de produkten veelal geen dominerende
rol speelt. Grondstoffenpryzen. lonen en
salarissen en sociale lasten zyn veel be-
langryker componenten van de kostprys
en goed gefundeerde ondernemingen
kunnen doorgaans by de geldgevers nog
wel terecht.
Het is alleszins begrypelyk dat vele
ondernemingen, die hun geldmiddelen
moeten verstrekken, aan de uitgifte van
obligaties boven een uitbreiding van hun
kapitaal de voorkeur geven, omdat de
rente op de obligatieschuld als een be-
dryfslast op de winst in mindering kan
worden gebracht en de fiscus dus als het
ware in die rente meebetaalt.
Overigens kan met voldoening wor
den geconstateerd dat ook de belang
stelling voor de aandelenmarkt toe
neemt, hetgeen blykt uit het feit dat
de vele dividenden, welke in aandelen
worden uitgekeerd, op de koers van de
oude aandelen geen of weinig druk
veroorzaken, hetgeen enige tyd gele
den wel het geval was.
Het is verheugend dat het vertrou-
?n in ons bedryfsleven weer toe
neemt:
Want voor een verdere expansie is
dat vertrouwen een eerste voorwaarde! I
Jauvlüyi Laidse boys
uit.
(rtas* QjnviUixxJujjrc i
En Ex ftnjjriG's pnopxan
daden. muzï&odi tuui best
Ut tyojn&wxjnïr
STE
Oinss
BEPER
Kmc
Uuiayi Zal dü jont vooe
f 3.000.000. mindflï w«k
1 uiivoeeayi
Onze. roemxuckkjliu-
we Umrwf stond weet
in de telflJAtysktLCmq
Uddfln tayqjfc volop eo~
oviniudc+hLoavwM. inhei
v.d Wet}- pack}ijn
V* 1 - t
invd.Wotfpaxkwaseen
op4niucktcovujett„m£>,..
..Wdse Unie'; „kiept.