WAAR HET LAATSTE NOG NIET IS VERSNOEPT GOTTHARDSPOORWEG 75 jaar geleden in gebruik genomen ZATERDAG 25 MEI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 WONDERLIJKE METALEN WERELD Jacques Schulman (in munten en penningen) herkent intuïtief vervalsingen Doorboring van de Alpen belangrijk voor de verbinding tussen het noorden en hel zuiden Gigantisch werk duurde 15 jaar Indien we beweren, dat bij de heer Jacques Schulman aan de Keizersgracht te Amsterdam het laatste oortje nog niet versnoept is, dient men dit op de juiste wijze op te vatten. Want er liggen hier nog meer „oortjes" (d.w.z. koperen twee duitstukken uit de 17e en 18e eeuw) in de brandkasten. Wanneer de smalle laatjes achter de zware deuren openschuiven en een fascinerende weelde in goud, zilver, brons en platina zich aan het oog vertoont, begrijpt men, wat er achter de nuchtere beroepsaanduiding „in munten en penningen" schuil gaat. Wellicht stelt U zich de heer Schulman thans voor als iemand, die U in een schilderachtig curiosa-winkeltje een prachtig tiendukatenstuk anno 1703 (24 karaat goud) of een „Schellinkje" (een zes-stuiverstuk uit de 18e eeuw: juist toen genoeg voor de goed koopste rang van het theater) zal proberen te verkopen. Maar neenwe zfln hier name lijk in het enige Nederlandse handelshuis, dat zich in grote styl in munten en penningen specia liseerde: een grote veiling, waar maar „eventjes" voor een taxatiewaarde van f 140.000.ter tafel gebracht wordt, is volstrekt geen uitzondering. Meerma len zat ook tussen de biedende verza melaars de directeur van 'sRyks Pen ningkabinet om te zien, welke nieuwe aanwinsten hij voor zijn overigens zeer verzorgde nationale collectie zou kun nen bemachtigen Er is zeer veel kennis voor nodig om in deze .metalen wereld" de weg te weten en hoewel de heer Schulman in historisch opzicht bijna een wandelen de encyclopaedie is, grijpt hij nog bijna dagelijks naar de boeken van zijn zeer uitgebreide bibliotheek (de banden staan tot aan het plafonden na tuurlijk gaat het uitsluitend over mun ten en penningen, waaronder ook me dailles en ordens vallen) om zich te oriënteren. Uitgestudeerd raakt men in deze schier oneindige materie nooit: de eerste munt werd ook reeds 700 jaar voor Chr. geslagen EEN KLEINE AANLEIDING Hoe dit eigenaardige handelshuis ontstaan is? Een kleine aanleiding werd de kiem voor het grote. En dit „kleine" was de liefdevolle uitdrukking in de ogen van grootvader Schulman des tijds juwelier in Amersfoort toen hij omstreeks 1880 enkele fraaie gouden rijders en dubbele dukaten, hem ter smelting aangeboden, bekeek. Hij be gon te verzamelen en te bestuderen: hij verliet zelfs na enige tijd de zaak om zich geheel in de nieuwe wereld, die plots voor hem opdoemde, te ver diepen. In 1890 verscheen zijn eerste muntencatalogus en negen jaar later vestigde opa Schulman de thans nog door zijn kleinzoon geleide en in middels sterk gegroeide zaak aan de Keizersgracht. En thans is de naam Jacques Schul man, die ook voorzitter is van de „vakvereniging", de „Association In ternationale des Numismates Profes- sionnels", voor alle penningverzame laars en -handelaren over de hele aarde een begrip geworden. Het is niets bijzonder, wanneer men even uit Madrid of Curasao opbelt in de hoop, bestaande collecties met een bepaald stuk te kunnen verrijken. Munten, penningenpenningen, munten. Men gaat er hier bijna van duizelen. Maar leg voor de heer Schul man neer, wat U wilt. Het kan goud geld zijn uit de tijd van Nero, een in metaal geslagen herinnering aan de herroeping van het Edict van Nantes (1685), een dubbele Louis d'Or uit 1701, een gouden Rijnsgulden uit Arnhem met de beeldenaar van Willem I, een gouden reaal, een dukaten uit Dor drecht anno 1687, een stuiver uit 1749 met het Generaliteitswapen, een scheepjesschelling, penningen op Cae sar en Napoleonen in nagenoeg alle gevallen zal hij U ook op een af stand met één oogopslag kunnen zeg gen, wat daar ligt. ZONDER een ,/weterischappelijke knobbel" is dit niet mogelijk, want munten en penningen rol len reeds eeuwen over de aardbol en weerspiegelen in talloze variaties de facetten der algemene historie en van het menselijk leven. Ze gingen door de handen van soldaten, vorsten, am bachtslieden en pausen; zij herinne ren aan rampen, revoluties, oorlogen, staatkundige zwendel en bevrijdings feesten zij vormen dikwijls de tot metaal „verstarde geloofsbelijdenis" van menige verzonken cultuur en con junctuur. De heer Schulman is zijn titel „expert-numismaat" geheel waard: hij geldt niet slechts nationaal, doch ook internationaal als een der best geïn formeerde kenners en hij kan dan ook uren over zijn metalen „wonderrijk" vertellen. Wist U b.v., dat de oude gouden du katen anno 1587 tot het jaar 1937 op precies hetzelfde type, en gewicht (hoogstens enigszins moderner gesty- leerd) nog op de Rijksmunt te Utrecht geslagen werden? Het was een zgn. negotiemunt, met een zuivere goud- waarde van f. 5,20, die vooral als wet tig betaalmiddel voor de Indische ban ken dienst deed. De hand van de heer Schulman, die een oude en een „moderne" dukaat voor ons neerlegde, schoof daarna een uit perkament geslagen" munt aan: noodgeld anno 1574, waarvoor tijdens de dagen van het beleg van Leiden de kerkboeken verknipt werden. WINKELEN PER KRUIWAGEN DAN volgt de Zweedse munt (lie ver zouden we van een zware koperen plaat spreken), die in het midden van de 18e eeuw een zui vere metaalwaarde had van een zil veren Rijksdaalder en welks handels waarde thans op f. 100,— wordt ge schat. Indien men bedenkt, dat er ook munten bestonden met een achtvou dige waarde ongeveer ter grootte van een kwadraatmeter) zal men in die dagen wel met een kruiwagen zijn gaan winkelen. Het papiergeld en het loslaten van de zuivere dekking in metaalwaarde is een kwestie van de jongste historie: een zinken oorlogsdubbeltje, dat letterlijk nog geen cent waard is (over eeuwen zullen de verzamelaars er stellig om vechten, wanneer nagenoeg alle exem plaren door de zgn. „tinpest" uit elkaar gevallen zijn) werd een geschenk van de moderne tijd. Het goud verdween vrijwel geheel, terwijl ons schijnbaar zo fraaie zilvergeld voor het belang rijkste gedeelte uit koper bestaat. Maar er is zoveel meer. Zo gaven munten aan archeologen bij opgra vingen reeds zo dikwijls de historische sleutel, terwijl portretten van Romein se keizers veelal slechts door hun me talen conterfeitsels bekend geworden zijn. Dan zouden we het nog kunnen heb ben over stempels, het slaan der mun ten, graveren, gieten en drijven, als mede over de „muntmeesters", die in voorbije eeuwen hun eigen zaakje had den en aan de munt verdienen moes ten, het zgn. snoeien (stukjes metaal stelen) waardoor de munten steeds kleiner en lelijker werden, welk mis drijf overigens niet zelden met de dood werd bestraft. Het voorrecht van vele steden om een eigen munt te mogen voeren vormt ook een hoofdstuk apart; evenals de penningen van onze rijke burgerlijke voorouders, die bij doop en overlijden groot, breed en weelderig werden ge slagen. Men kan in de schatkamers daaraan de Keizersgracht makkelijk historisch verdwalen in de fijne de tails van reliëf-beeldhouwwerk op enorme „plakken" van goud en zilver (we noemen b.v. de Dreifaltigkeits- medaille door Hans Reinhart in 1SJ4 in ons land vervaardigd: taxatiewaarde f. 1500,en uren filosoferen bij het handboek van Nederlandse munten (1795—1946), dat door onze gastheer geschreven werd VERVALSINGEN MAAR laten we nog iets over het thema „vervalsingen" zeggen. Dikwijls kan onze munten - expert dadelijk zien. of er bedrog in het spel is b.v. wanneer een geu zenpenning anno 1872, die van origine gegoten werd. blijkens haar structuur geslagen blijkt te zijn. Maar soms is de zaak ook veel en veel gecompliceer der. Wanneer de heer Schulman de vraag „echt of ofnecht" niet meer met de tastzin der vingers beantwoorden kan, slaagt hij er vaak in, vervalsin gen met zijn intuïtie te ontmaskeren. In Italië zyn eohter knappe „vals munters" doende om speciaal de oude Griekse en Romeinse munten zo na te bootsen, dat de genoemde Association het nodig geoordeeld heeft, een spe ciale commissie in het leven te roe pen, teneinde haar leden voor kostbare vergissingen te behoeden. De analyse van de metaallegering, alsmede de cor- rossie van het stuk geven reeds be paalde aanknopingspunten, maar zelfs de aanslag, in de grond verkregen (hetzij bruin, groen of geel), wordt zeer precieus nagebootst, zodat werke lijk het „oog van de meester" veelal niet meer bij machte is om de juiste diagnose te stellen. Natuurlijk kun nen bepaalde historische vervalsingen ook weer waardevol worden, maar we zullen op dit thema niet dieper ingaan. En laten we het boek „Munten in de Nederlandse Gebiedsdelen Overzee" ook maar gesloten houden, want het wordt teveel. Het werd geschreven door wijlen de heer Scholte. tot voor enkele jaren de „rechterhand" in de zaak, die als jongmaatje bij opa Schul man kwam. Hij had een halve eeuw nodig voordat hij zich sterk genoeg wist om deze materie goed gedocu menteerd te behandelen JAAP STIGTER De heer Jacques Schulman bij zijn schatten. (Links boven op de hoek van de brandkast de wonderlijke Vierkante Zweedse „rijksdaalder" van koper). Op 1 juni a.s. is het vijf en zeventig jaar geleden, dat de ver maarde Gotthardspoorweg tot stand kwam, voor de Zwitserse Bonds- spoorwegen, die het vorig jaar reeds het vijftigjarig bestaan van de Simplonspoorweg vierden, een nieuwe reden voor bijzondere verheu genis. Want de opening van deze rechtstreekse noord-zuidverbinding door de Zwitserse Alpen was driekwart eeuw geleden een gebeur tenis van vérstrekkende betekenis en werd door heel de wereld met grote belangstelling gevolgd. Het was eigenlijk wel de hoogste tijd, dat deze voor Duitsland, Zwitserland en Italië zo noodzakelijke ver binding tot stand kwam. Zij verbindt immers, dwars door het centrale massief der Alpen, de uitgestrekte spoorwegnetten van West-Duits- land, Nederland, België en Noord-Frankrijk langs de kortste route met die van Italië. Daarbij voert zij door streken, die tot de mooiste en machtigste van Zwitserland behoren. Steeds weer bewonderen de Gotthard-reizigers de verrassende overgang van de romantiek van het land ten noorden der Alpen met die van het warme Tessinese landschap. Honderdzeventien zagen het eindresultaat niet De Gotthard spoorweg - op ruim 1100 meter hoogte en 15 km lang - is in bouwkundig opzicht een meesterwerk, dat - gedurende tien jaar - geweldig veel van het men selijk kunnen en van de geldelijke fondsen vergde. Men dient er na melijk ook rekening mee te hou den, dat het boren van tunnels destijds niet op een vervolmaakte techniek kon steunen. Zeer fraai is het uitzicht van de trein uit op bijv. de Urnersee, het Reussdal of de bovenloop van de Ticino, maar wie belangstelling heeft voor tech nische vraagstukken bewondert de aanleg van de spoorlijn zelf met haar zeven halve-cirkelvormige en zelfs spiraalvormige keertunnels, die tot de grote attracties van een spoorreis door de dalen ter weers zijden van de Gotthard behoren en waarmede de bouwtechnici op de meest rationele wijze het over winnen van grote hoogteverschil len mogelijk hebben gemaakt zon der gebruik te maken van tand radbanen. Door genoemde keertunnels heeft men driemaal het gezicht op het kerkje van Wassen, telkens vanaf een andere hoogte. Met een doorsnede van een halve kilometer liggen daar bij Wassen drie baanvakken van hetzelf de traject boven elkaar, waardoor over een korte afstand een hoogteverschil van tweehonderd meter overwonnen wordt. Op het onderste en bovenste baanvak rijdt de trein in de richting van de Gotthard. op het middelste daarentegen, vier kilometer lang, juist in de tegenovergestelde richting, steeds geleidelijk stijgende. De reizi gers moeten nu eens naar het ene, dan weer naar het tegenovergestelde venster om van het uitzicht op het dal te kunnen genieten. Men kan aan de bergzijde op het van de Gotthard af lopende traject een wegwijzer zien. die de reizigers eraan herinnert, dat zij zich nog steeds op de meest recht streekse weg naar Göschenen aan de ingang van de tunnel bevinden. De bouw van de Gotthardtunnel heeft totaal aan 117 mensen het leven gekost. De herinnering aan deze „offers van de arbeid" is nog niet ver vaagd. Naast het station Airoio staat ter nagedachtenis en ter ere van deze 117 slachtoffers een monument uit graniet met een reliëf, vervaardigd door de Tessinees Vincenzo Vela. Deze bekende uit Ligoretto afkomstige beeldhouwer, die vooral in Italië naam maakte, heeft hier een van zijn beste werken geschapen. Het hoge reliëf laat op volkomen natuurgetrouwe wijze zien hoe twee tunnelarbeiders een dode kameraad op een brancard wegdragen. Een derde richt het zwakke schijnsel van een mijnlamp op het slachtoffer; andere arbeiders begeleiden hun dode makker in diepe verslagenheid. Het zien van dit kunstwerk maakt onmid dellijk grote indruk op de Gotthard- reiziger. Een ogenblik neemt hy in gedachten deel aan de eer. die mét dit "i^Tv-nent aan de 117 slachtoffers van de Gotthardtunnel wordt bewezen. H laas niet allen, die aan dit grote werk deel hadden, hebben ook het re-uüaat beleefd, waar de dank naar uitgaat. In Fluëlen, waar eens de Gotthard- reizigers van de boot die hen over het Vierwoudstedenmeer hierheen bracht, in de postkoets moesten over stappen, staat op een klein gazon bij het station een gedenksteen ter ere dr. H. C. Emil H u b e rS t o c k a r (1865—1939) uit Zürich. wie grote dank verschuldigd is voor zijn aandeel in de elektrificatie van de Gotthardspoor- lijn, die sinds 1909 door de Zwitserse Bondsspoorwegen wordt geëxploiteerd. De overschakeling van deze Alpen spoorweg op elektrische tractie kwam in 1922 tot stand en leidde de elektri ficatie van het gehele Zwitserse spoor wegnet in! Voor de Gotthardspoorweg wordt de stroom geleverd door de cen trales Amsteg (in h'et Reussdal) en Ritom (aan de bovenloop van de Ti cino). die men beide vanuit de trein kan zien. Hoofdingenieur Hubert- Stockar was technisch adviseur van de Zwitserse Bondsspoorwegen voor de elektrificatie en hij bleek iemand met een vooruitziende blik te zijn. Aan de hoge verwachtingen die men van de elektrificatie van de Gotthardspoorweg koesterde, is volledig beantwoord. Door de grotere snelheid, die de treinen op de stij gerilde baanvakken daardoor konden bereiken, werd een belangrijk kortere rijtijd verkregen. Machtige elektrische locomotieven zijn in staat de langste personen- en goederentrei nen tot een hoogte van lf50 meter te trekken. Bijna een derde onderaards Het geluid der eerste ontploffingen van de springstoffen voor het doorbo ren van de Gotthard klonk over de hele wereld. Men volgde met niet min der belangstelling het verloop va,n het werk. dan waarmee men kort tevoren de aanleg van het Suezkanaal had ge volgd. De gestage voortgang van het werk, ondanks de toenemende moei lijkheden van technische en financiële aard, hield de lezers van alle kranten ter wereld in zijn ban. Een vaardige tekenaar uit Baden maakte tekeningen van de werkzaamheden en van de arbeiders en zond deze aan geïllus treerde tijdschriften in het buiten land. De fantasie der tijdgenoten vond Het grootse moment, waarop de verbinding in de Gotthardtunnel tot stand kwam. (Naar een tekening van Karl jauslin; Nationaal Zwitsers Verkeersbureau). gretig voedsel in de gedachte, dat voor de spoorlijn door de Alpen een tunnel van 15 km lengte en vele andere, deels langzaam in grote bochten stijgende, tunnels nodig waren. Bijna een derde van de hele spoorlijn moest onderaards gemaakt worden; over onstuimige bergbeken, diepe kloven en de rivieren Reuss en Ticino moesten bruggen en viaducten komen. De aandeelhouders van de Gotthardspoorweg hadden echter geen reden tot lachen, want de internationale crisis in de jaren '70 veroorzaakte grote koersverliezen en men begon aan de resultaten der ge weldige onderneming te twijfelen. Des te prettiger was op zondag 29 februari 1880 het bericht, dat de van beide kanten van de Gotthard uit ge boorde gangen elkaar bereikt hadden. Enkele dagen later konden de officiële gasten door de met ongelooflijke moei te gebouwde tunnel rijden. Op 23 mei 1882 volgde de feestelijke inwijding van de Gotthardspoorweg in aanwezig heid van delegaties der drie landen en op 1 juni van hetzelfde jaar werd hij voor het doorgaande verkeer ge opend. De feestelijkheden vonden in Luzem, het officiële beginpunt der spoorlijn, en in Milaan plaats. Reeds spoedig na de opening traden de geweldige voordelen van de door boring der Alpen voor het internatio nale verkeer duidelqk aan het licht. De rijtijd werd aanmerkelijk bekort en de reis comfortabeler gemaakt, het goederenverkeer vereenvoudigd en be spoedigd. Het hele, 226 km lange tra ject van Luzem naar Chiasso, telt 74 tunnels en galerijen en 65 bruggen en viaducten, zodat deze bflna geheel dubbelsporige lijn gerust als het meest grootse technische werk van het Euro pese spoorwegnet kan worden be schouwd. Toen de Gotthardspoorweg in het jaar 1909 onder beheer der Zwit serse Bondsspoorwegen kwam, werden de vroegere staatsverdragen door een nieuw verdrag tussen Zwitserland Duitsland en Italië vervangen. Escher en Favre De verwezenlijking van een geweldige onderneming als deze rechtstreekse spoorwegverbinding noord-zuid, dwars door de Zwitserse Alpen, eiste van allen, die daarbij betrokken waren, een enorme prestatie en wilskracht, moed en volharding. Vergeten zyn thans de organisatorische en financiële moei lijkheden. die zich toen voordeden, maar wat deze pioniers en hun leger van helpers destijds hebben gepresteerd is zeker waard in het Gotthard-jubi- leumjaar 1957 in het kort vermeld te worden. Op de Bahnhofplatz in Zürich staat een hoog monument van de staatsman en econoom Alfred Escher (1819- 1882». Hy stamde uit een Züricher pa triciërsfamilie en stond als grondvester van de „Schweizerische Kreditanstalt" en van de „Schweizerische Nordost- bahn-Gesellschaft", die de eerste recht streekse spoorwegverbinding van Zü rich naar Zwitserlands noordelijke grens tot stand bracht, in hoog aan zien en in het middelpunt van de pu blieke belangstelling. Met grote energie nam hij deel aan de voorbereiding van de Gotthard-onderneming, die hij ver volgens zeven jaar lang leidde. Op de sokkel van zyn gedenkteken staat in een rotsblok uit brons dat éne woord „Gotthard". Dit symboliseert een groot deel van het levenswerk van Alfred Escher. In Chêne-Bourg, een vlak bij de Franse grens gelegen voorstadje van Genève, verheft zich het standbeeld van de grote ingenieur Louis Favre (18261879), de bouwer van de Got- thard-tunnel. Nadat Louis Favre reeds verscheidene tunnels in Frankrijk en West-Zwitserland had gebouwd, sloot Alfred Escher, als president van de Gotthard-Gesellschaft, op 7 augustus 1872 een overeenkomst met hem voor de bouw van de hoofdtunnel door het Gotthard-gebergte, waarvoor een tijd van acht jaar werd vastgesteld. Reeds spoedig stapelden zich de moeilijkhe den op: het binnenste van de berg bijv. plaatste de boorders voor enorme en onverwachte hindernissen. Het ge steente bood aan de toentertijd als modern beschouwde slag-boormachi nes (die ons nu als hoogst primitief voorkomen!) geweldige tegenstand. Ook het binnendringen van water en grote, door de druk van het gebergte veroorzaakte instortingen maakte het werken in de beide gangen veel moei lijker dan men zich aanvankelijk had voorgesteld. En al spoedig bleek, mede door deze moeilijkheden, de noodzake lijkheid van het verstrekken van een groot aanvullend krediet. Louis Favre, die zich bij de tunnelbouw tot het uiterste heeft gegeven, overleed geheel onverwacht tengevolge van een hart aanval op 19 juli 1879, zes maanden voor de doorboring van de Gotthard en de voltooiing van zijn levenswerk. Ook in Göschenen, vlak bij de noordelijke ingang van de tunnel, is voor deze dap pere mens een gedenkteken opgericht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 14