IN KAMER EN TUIN WAARNEMEN EN NOTEREN „de strijder voor zijn kerk" ZATERDAG 2 7 APRIL WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 BEWOGEN LEVEN AUGUSTINUS: Gevoelsmens: gebogen naar al wat leeft! 4 Kijkjes in de Natuur Aardige en nuttige bezigheid mits regelmatig gedaan JN de stormen van de Grote Volksverhuizing, bij het geweld van afbraak en vernieuwing, heeft hij zijn, werk gedaan. Van het moment af dat hij zichzelf had gevonden, dat hij „de genade deelachtig was geworden kon niets hem meer uit zijn koers drijven. Terwijl om hem de Barbaren het Romeinse Rijk afbra ken, Alarik stormde op Rome aan en veroverde het!, bouwde hij aan de bedding van een nieuwe godsdienst, die weldra een groot gedeelte van Europa beheersen zou. Bij die opbouw stelde hij het zwaard van de Staat, „dat de Overheid niet tevergeefs draagt", in dienst van de Kerk-in-nood. In tijd van nood en chaos ontstaan er ook uit het ge wone volk bewegingen tot redding van de wereld. Zo wa ren er in zijn tijd de Donatisten, mensen die een soort - om in hedendaagse termen te spreken - communistische heilstaat wilden stichten. Ofschoon Augustinus veel goeds in hun beweging zag, voelde hij toch dat deze gevaarlijk was voor Christendom en Staat. De beweging was te sim plistisch. De leuze: „alle bezit delen" is immers een dooddoener. Helder zag hij voor zich, dat, wilde het Christendom win nen, dit zó gefundeerd moest zijn dat het ook voor de denkende mens aanvaardbaar was. Een goedkope heilbe- weging zou het Christendom meer schade doen dan goed. Hij bleef een strijder voor zijn kerk, die hij als de „ware" accepteerde, tot in het uur van zijn dood. Op de 25ste augustus van het jaar 430, toen de stad Hippo belegerd werd door de Vandalen, vele katholieke priesters uitgeweken waren voor het vreselijke geweld, blies de grijze strijder, die drie kwart eeuw had geleefd, terwijl het waanzinnig oorlogsgeweld bezig was de muren te rammeien, de laatste adem uit, te midden van een kring vertrouwde geloofsgenoten. Tot in zijn laatste mi nuut drong het dreunende geweld van de bijl der vernie tiging tot hem door, doch hij wist, wat ook gebeuren zou, het werk dat hij gedaan had in de dienst van die God, die hij uiteindelijk in zichzelf had ontmoet, zou niet ver loren gaan. REIN BROUWER TN de tijd toen Augustinus het Christendom grond vestte. 'kraakte het Romeinse Rijk in zijn voegen, bij hopen stroomden de ..Barbaren" over de grenzen. In Spanje zaten de Vandalen reeds en de West-Goten zaten al in Frankrijk. Een tijd waarin een rijk ten gronde gaat dat eeuwen lang machtig is geweest, zó machtig, dat het wezenlijk met meer kan sterven, is een harde, chaotische tijd. Een tijd van vernieling en opbouw. Meer van vernieling voorlopig. Vandaar dat de mens die in zo'n tijd een groots werk wil ondernemen, of moet ver richten als geroepene, liever op God bouwt dan op de mensen. Liever op het Onvergankelijke, dan op het ver gankelijke. Wat zou Augustinus vandaag zeggen als hij opnieuw tussen ons was en wij hem vroegen naar zijn mening over het onsterfelijk worden vanuit de mens zelf, langs de weg der vrijmaking, of door genade? Het zou best kunnen zijn dat hij in onze tijd zou ant woorden: „Hoe dom zijn jullie, hebben jullie er dan niets van begrepen? Slechts het goed afgestemde instrument vangt de hemelse muziek. De genade kan IJ alleen maar bereiken, als U innerlijk gegroeid bent naar het verlos sende moment". Vloemans zegt: „Augustinus verstond de tekenen van zijn tijd, waarin een wereld, fel bewogen, ten ondergang neigde. Hij droomde van een Godsrijk, omdat hij wist dat het Romeinse Rijk in al zijn voegen kraakte". Augustinus heeft „meters" boeken geschreven. Alleen al zijn Godstaat omvat 22 delen. Voor zijn dood heeft hij al het geschrevene willen herzien. „Ootmoediger zelf correctie dan deze Herzieningen biedt de wereldliteratuur vAet", zegt Bakhuizen v. d. Brink. Zijn moeder was gestorven. Met zijn zoon zwierf hij door Italië, verlangend naar Afrika terug te keren. Ofschoon zijn moeder dood was, werd ze weer levend in hem. Hij hoorde haar stem, hij was gebonden aan de plaats waar ze begraven was, doch het verlangen naar Afrika groeide bij de dag, omdat hij daar zijn werkterrein voelde. Op een dag scheepten ze zich in. Vader en geworden, die nu manmoedig alle lev zoon. De vader was een nieuw mens ensongemakkelijkheden op zijn schouders nam. Doch in Afrika werd hij weldra zwaar beproefd. Daar stierf namelijk kort na hun aankomst Adeodatus. Toen kwam de grote eenzaamheid bij hem, de eenzaamheid die een mens nodig heeft om iets groots te volbrengen. Zijn vaderlijk erfdeel schonk hij aan de armen en al zijn krachten stelde hij in dienst van het Christendom. Voortaan waren vrouwen zusters voor hem, voortaan waren alle mensen belangrijk voor hem, omdat zij een ziel bezaten. De Oudheid was daar eigenlijk nooit bij stil blijven staan. Het Christendom alleen kende de con flicten van het individu, het Christendom zocht naar de zin van het lijden en vond het. AUGUSTINUS werd weldra Bisschop te Hippo Re gius. Een Bisschop was in die dagen een zeer be langrijk man. Feitelijk was hij souverein in zijn gebied, want de katholieke kerk was in die dagen nog niet gecentraliseerd zoals nu. De Paus van Rome was in die dagen nauwelijks meer dan een Bisschop. Augustinus preekte en schreef. Ook organiseerde hij. En naarmate zijn levensweg verder ging werd het in zicht verdiept dat ook kerkelijke organisatie nodig is dat een bepaalde dogmatiek broodnodig is omdat anders het geloof zijn bedding verliest voor miljoenen. De kerk. „het lichaam van Christus", werd hem dier baar. Daarom begon hij te strijden voor die kerk. Hij bestreed hen die te „vrijzinnig" waren in de leer, hij be streed de Humanisten van zijn tijd. omdat hij bang was dat ze door te grote verdraagzaamheid de kerktucht zou den doen verslappen. Hij die eens zo ruim was geweest, in de periode toen hij zocht naar waarheid, werd nu beperkt door de ver worven zekerheid. DOCH in zijn Confessiones, in de geschriften waarin hij zijn zonden belijdten zijn geloof, is hij on danks alles de grote gevoelsmens, gebogen naar al wat leeft, en er diep van overtuigd dat ook een mens buiten de kerk wel zalig kan worden. Wij schreven het reeds: Augustinus is de eerste grote psycholoog, de eerste grote auto-biograaf, die zich zelf in stukken snijdt terwille van zichzelf en van de men sen. Hij heeft de wereld zijn eigen duisternis getoond, en daarna zijn eigen licht. Na hem is er langzaam maar zeker in miljoenen men sen van het Westen nieuw levensbewustzijn gekomen. De Antieken hadden in weloverwogen woorden over het Noodlot gesproken, het zelfs geïntroduceerd in de Kunst, doch als een wijsgerig motief, niet als een brandend probleem. Augustinus was geen aankondiger van het Noodlot, hij diende God bij de mensen aande God die door zijn Genade de mensen redden zou. Alle mensen?Hier komt nu het grote probleem: kan de mens zich redden door zich vrij te maken, door in zichzelf de waarheid te vinden of kan de mens alleen maar gered worden van buitenaf? Augustinus had het gevoel dat hij van buitenaf gered was. Eens had hij de stem van een kind gehoord: Néém en lees! Eens was de genade over hem gekomen als een bevruchtende dauw, neen. als een hemels wonder. Hij, de grote psycholoog, kon zich niet losmaken van zijn eigen ervaringen. Zijn zieleleven was een wereldzee, waarop ge dachten en gevoelens voeren als snelle schepen. Hij kon niet geloven dat het zieleleven van een ander princi pieel anders zou zijn. Als de genade hem had gered en de vrijheid het niet had gekund, dan was de goddelijke genade de levensredder voor iedereen. WIJ mensen die op de aarde leven, kunnen ons onmogelijk voorstellen dat er op Mars an dere wezens leven dan wij zijn. Mensen met twee hoofden bijvoorbeeld, of tien armen! Wat zot! Mars is ook een planeet, net als de aarde. Als er leven op Mars is. zal dat het leven van de aarde zijn. Zo denken wij. Augustinus voelde zichzelf als een wereld, waarom zou de ander dan geen wereld zijn? En als die werelden met elkaar kunnen spreken, elkaar kunnen verstaan, dan zijn ze toch wezenlijk gelijk? Hoe langer hoe meer raakte Augustinus ervan over tuigd datalles was voorbeschikt. Dat God door Zijn genade hen zou redden, die Hij daartoe verkoos Het zou interessant zijn hierop dieper in te gaan. te meer omdat de Rooms Katholieke Kerk Augustinus hier niet is gevolgd. Na Augustinus hebben vele priesters de Praedestinatie naar de opvatting van Augustinus bedek- telijk aangevallen. Men was bang dat de mens zijn goede werken zou verwaarlozen. Men kon het er ook eer lijk gezegd niet mee eens zijn dat van de mens uit niet in belangrijke mate aan de bekering kon worden gewerkt Ogenschijnlijk lijkt het vreemd dat de grote Hervor mers als Luther en Calvijn juist ten aanzien van dit dog ma Augustinus bijna letterlijk hebben gevolgd. Maar zij leefden in een tijd toen de oude kerk de goede werken „liet afkopen door geld". j| GODETIA GRAND1FLORA Rozenkoningin JU HAANTJES - ESCHSCHOLTZIA CALIFORN/CA EEN aardige en tevens nuttige bezigheid voor iemand, die graag let op allerlei verschijnselen in de levende natuur, is het maken van korte aantekeningen over het geen men in de loop van de seizoe nen buiten (eventueel binnenshuis!) te zien of te horen krijgt. Aardig, omdat er van dat letten op al die kleine wonderen altijd iets opge wekts, iets fleurigs uitgaat, er zit altijd iets in van het onverwachte, de verrassing en dat houdt onze geest actief. En nuttig is dat opschrijven, omdat het je dwingt, dat wat je hebt ge zien. kort en puntig onder woorden te brengen waarby de opschrijver er wel toe wordt gedwongen zich het waargenomene nog eens helder in de geest terug te roepen. Op die manier beleef je het ondervondene nog eens opnieuw. Zo gaat het mij tenminste. Als ik van een zwerftochtje thuiskom, al of niet met een bagage voor allerlei klein goed, dat ik niet kon nalaten mee te nemen, een mooie steen, een tak met grijze korstmossen, wat frisse sloot- plantjes, als ik deze voor menigeen waardeloze dingen nog eens door m'n handen laat gaan en me herinner waar ik ze vond en wat ik nog meer zag en hoorde, een paar vluchtende reeën, de krachtige stem van een zanglijster, de schorre kreet van een fasantehaan, dan weet ik zeker, dat ik het genotene nog eens weer geniet. Van die oude notitieboekjes kijk ik er nog wel eens door. om te vergelij ken met vroegere Jaren, om bv. te lezen hoe vroeg de zanglijster er toen al was (daar heb ik al een oude datum: „16 februari 1937 de eerste zanglijster") of hoe lang het winterijs nog diep in de grond was blijven zit ten. JONGE mensen zo van de leeftijd, waarop ze graag lid van een jeugd studieclub zijn, met wie ik wel eens over deze zaken, de natuur betreffend, contact heb, raad ik altijd aan, met dat regelmatig noteren van hun bele venissen te beginnen. Niet als een soort bevlieging, maar werkelijk se rieus. als een vaste werkwijze. Op die manier krijgen zij op den duur een aardige verzameling van waarnemin gen, die tenslotte uitgroeit tot een geestelijk bezit, waarvan de waarde hoog mag worden aangeslagen. Want wie zichzelf heeft getraind in goed te letten op de vele kleine dingen om hem heen, die heeft op zijn levensweg meer meegekregen (laten we voorzich tig zeggen „niet minder") dan hij, die veel boekenwijsheid heeft geslikt, maar voor wie de levende natuur een gesloten boek is gebleven. Dit houdt in het geheel geen mis kenning in van het vergaren van boe kenwijsheid. De natuurstudie zelf kan deze wijsheid niet eens missen! Maar het volkomen ontbreken van ook maar 'de meest elementaire kennis op het gebied van planten en dieren en van hun plaats in de huishouding der na tuur, hun betekenis, hun onmisbaar heid, dat mogen we toch wel een te kort noemen. Of een armoede van de geest. Hoe zo'n tekort in ontwikkeling ontstaat? Dat kan ik in het korte bestek van dit artikel niet uiteenzet ten, ik constateer slechts een feit, dat algemeen bekend is. Wat niet zo bekend is, dat is het feit. dat je om wat van de natuur te weten, niet vreselijk knap behoeft te wezen. Hierover heerst nog al eens misver stand. Belangstelling voor de natuur b.v. het plezier hebben in wat er in zo'n kersvers voorjaar al zo boven de grond komt en hoog boven de grond leeft, och kom, daar hoef je toch geen geleerd gezicht bij te zetten en moei lijke woorden bij gebruiken. INDERTIJD heb ik eens een aardig voorvalletje verteld en dat doe ik gaarne opnieuw omdat het zo'n duidelijk bewijs is voor mijn stelling, dat kennis van de levende natuur kan samengaan met een volkomen afwezigheid van geleerdheid. Ik stond n.l. eens op een vroege lentemorgen te kijken naar een vogeltje, dat op een telegraafdraad zat te zingen. Het was geen alledaagse vogel van park en tuin en ik stond te zoeken naar z'n naam, toen een man in werkkleding, en met bemo'dderde rubberlaarzen, schep op de bagage drager, me in 't voorbijgaan toeriep: „Dat's een roodborsttapuitü" Zo maar even met een hoofdbeweging en het was raak ook. Zo zijn er heel wat mensen, die wel geen wetenschappelijke belang stelling hebben, maar die toch gevoe lig zijn voor mooie en merkwaardige dingen in hun omgeving en ze met een verduiveld scherpe blik bekijken. Meestal komen deze mensen er van zelf toe, eens een boek te raadplegen, waarin zij op een eenvoudige manier iets aan de weet kunnen komen over hetgeen hun aandacht heeft geboeid. Wel. en dan zijn ze precies, waar ze wezen moeten. Want is de belangstel ling er eenmaal, dan groeit er wel meer. Dan komt er ook wel op den duur het besef, dat ook zij mede ver antwoordelijk zijn voor het behoud en de bescherming van wat er aan ons allen gezamenlijk is toever trouwd. DEZE en nog meer dingen over dacht ik zo bij het doorblade ren van zo'n oud opschrijfboek je. En dit kwam weer door de zang van de verrukkelijkste onzer voor jaarsvogels, de zanglijster. 16 februari 1937! Dat was toen een vroegertje. Ook dacht ik aan de jongelui, die indertijd aan die aantekeningen had den meegewerkt. Zouden ze het nog weten? Zouden ze nog wel eens naar een vogel luisteren? En zouden ze hebben gekregen, wat ik me indertijd had voorgesteld: het vermogen vreugde te hebben aan de kleine din gen. die ieder mens dagelijks kan beleven? Gisteren passeerde ik een klein meisje, dat onder een boompje stond te luisteren en te kijken naar een merel, die in de regen zo kostelijk zat te zingen. Een paar meter boven haar opgeheven kindertoet. Zo'n aan dacht en stille verwondering als er op dat gezichtje stond te lezen. Zo een! daar hoef je je, wat haar houding ten opzichte van de natuur betreft, geen zorgen over te maken. SJOUKE VAN DER ZEE. Wilt u een tuin vol echte zomerbloe men, bloemen die niet veel geld kos ten en waarvan u de ganse zomer kunt plukken? Bestel dan zo spoedig mogelijk uw bloemzaden: het is er nu de goede tijd voor. Voor sommige soor ten heeft u echt een beetje warmte no dig kunstmatige warmte doch de soorten die ik u hier ga noemen, kunnen in elke zonnige tuin zo maar in de volle grond van de tuin gezaaid worden. Eenjarige zomerbloemen heb ben beslist volle zon nodig en ze ver langen ook een beschut plekje; zorg bovendien dat de grond goed los ge maakt wordt en dat die ook voldoende voedsel bevat. Oude stalmest is heel nuttig, doch men kan ook de bekende rose tuin- en gazonkorrelmest gebrui ken. doch dan zal er wel een flinke portie humus aanwezig moeten zijn. Er worden bij het zaaien van zomer bloemen fouten gemaakt: het zaad wórdt veel te diep weggestopt: voor de meeste soorten is het al voldoende als de zaadjes maar net onder de opper vlakte zitten. Ziezo en dat weet u nu en nu gaan we eens kijken welke soor ten onder andere voor dit doel in aan merking komen. Om te beginnen zijn er dan de fel oranjekleurige Juliaan- tjes Eschscholtzia Califomica die toch eigenlijk in geen enkele tuin mogen ontbreken. Het is zulk gezellig goedje en u kunt er zo veel mooie •satijnachtig glanzende bloempjes van verwachten Ze komen het best tot hun recht indien ze in kleine donkere pulletjes geschikt worden. En als we het dan toch over oranje hebben, zul len we niet vergeten ook wat gouds bloemenzaad te bestellen Calendula officinalis noemt de botanicus haar. Er zijn tegenwoordig soorten met zeer grote gevulde oranjebloemen: echt iets voor u en zaai er dan eens lilakleurige Iberis of scheefbloemen naast. En indien dan toch met Iberis in zee gegaan wordt, moet u niet ver geten de sneeuwwitte Iberis coronaria Empress of India te vragen, dat is echt iets bijzonders. Godetia's noemt men ook wel eens zomer-azalea's: ze bloeien dat het een lieve lust is en u heeft er een keur van bloemen van. Lavatcra trimestris is allerliefst; de schone helder rose bloemen trekken al van ver de aandacht en ze voldoen het best indien ze iets op de achter grond in de border gezaaid worden. Overigens zal men ze niet te dicht op elkaar moeten laten staan; een onder linge afstand van ongev. vijftien cen timeter hebben ze heus wel nodig. G. Kromdijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 12