IN KAMER EN TUIN Die ellendige katten! AURELIUS AUGUSTINUS: eerst offerde hij z'n levensdrift naast de studie aanVenus ZATERDAG 30 MAART WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Maar ze handelen volgens de wetten der natuur!! Bewogen Leven „DE MENS BLIJFT ALTIJD MENS Levend op grens van twee werelden, werd hij de grote Kerkvader, de nieuwe Paulus Kijkjes in de Natuur MALLE GEVALLEN PANTOFFELBLOEMEN TEGEN DE AVOND geven ze wel eens een paar mooie strofen ten beste, als ze na ©en lange dagtaak van rondhippen, wormentrekken, hak ken in de aarde en onafgebroken ge kibbel met partijgenoten, op een dak vorst tot rust zijn gekomen en met de kop naar de ondergaande zon maar zo'n beetje voor zich heen zitten te prevelen. hebt ze natuurlijk ook in uw tuin, die bedrijvige zwarte vogels en u ge niet ook van hun aanwezigheid, de gave lijn van him lijfje en de sierlijk heid waarmee ze onvermoeid heen en weer vliegen, staartspreidend bij het neerkomen op tak of schutting, vleu- gelslepend bij het ronddraaien voor het vrouwtje. Behalve de overbekende merels hebt u ongetwijfeld ook de andere gasten, de bekendste mezensoorten, zoals het blauwgele pimpelmeesje, de groengele koolmees en misschien ook de zwart kopmees, een grauwbruin vogeltje, licht beige aan de onderkant en zwart op schedel, voorhoofd en keel. Al deze neel verschenen. Een sprong, een mep met een vijfvoudige genagelde klauw, een hoge angstschreeuwen uit is het. We houden in de holte van onze hand. een warm, kloppend vogellijf. waaruit het leven wegglijdt, we zien krampachtige pootjes, een brekend oog. En dan zeggen we: „Die ellendige kat ten!" en misschien nog wel meer, want een plotsling uitslaande woede, een wrang gevoel van spijt moet worden afgereageerd. R ZIJN MENSEN en dat zijn door is gaans lieve, zachtmoedige men- I—i sen, die hun poes na zo'n stroop tocht bestraffend toespreken. Een aar dige bezigheid, maar volkomen zinloos. Je kunt evengoed tegen een tafelpoot preken. Een kat is een jager van na tuur en zijn jachtdrift is in al zijn plotselinge felheid onuitroeibaar. Er zijn ook mensen, die razend worden en in hun woede de kat zouden willen vermoorden, als ze daartoe de kans kregen. Ook dit is dwaasheid, want je Misschien stamt Aurelius Augustinus, die geboren is in he, aar 354 wel van de Phoeniciërs af. Hij spreekt in elk geval hun taal. zóals zijn makkers dat ook doen. En deze avond gaan ze peren stelen. Nu de avond is gevallen, is de kans immers schoon. Zij gaan hun gang en slaan hun slag, zoals ook wij dat deden in onze jeugd. Luidruchtigheid verstomde, toen de schare op het oorlogspad trok. In gespannen stilte vol brachten zij hun duistere daad. Ook Augustinus nam wat hij krijgen kon en het bedenkelijke was wel dat zijn vader veel schonere vruchten had in eigen tuin: dat Augustinus stal, niet eens om te hebben, maar om het doèn. De gestolen peren wierp hij later voor de zwijnen! Hij verlustigde zich dus in de duistere daad. SOMMIGE lezers zullen zich nu misschien hoofdschud dend afvragen: „Wat is er uit zo'n verdorven kind uiteindelijk nog gegroeid? En als ze het antwoord horen, zullen ze ongetwijfeld even peinzen over dat won derlijke raadsel dat leven heet Aurelius Augustinus, die leefde op de grens van twee werelden, in de tijd dat het Romeinse Keizerrijk „op zijn laatste benen liep", werd tenslotte de grote kerk vader, de nieuwe Paulus van het zich langzaam orga niserende Christendom. Als zodanig wordt hij nog heden in de Rooms Katho lieke Kerk geëerd, doch ook het Protestantisme is hem grote dank verschuldigd, zo niet haar ontstaan. Want alle grote Hervormers grijpen op hem terug. De wek roep van Luther was wezenlijk nauwelijks iets anders dan een opnieuw in het centrum plaatsen van de ideeën van Augustinus: bovenal gaat het om. de Evangeliën. En de leer der Voorbeschikking, opnieuw uitgedragen door de militante Protestanten van de XVIe eeuw was wezenlijk geen nieuws onder de zon, want Augustinus had die reeds in grote lijnen geformuleerd. LANGER dan duizend jaar heeft Augustinus het Chris tendom beheerst, en nog in onze dagen laven dui zenden. honderdduizenden zich aan zijn bron. Wat wij van zijn leven weten stamt uit zijn eigen geschriften. Hij was namelijk de eerste, waarachtig grote mens in de Geschiedenis der Mensheid, die zichzelf ont leed heeft, zo tot in de finesses, en dat terwille van het leven, beter: terwille van de redding van het leven, dat menig psycholoog uit onze dagen jaloers kan zijn op dit aangeboren, of ingeschapen vermogen tot analyseren. Zelfs de Ouden hadden deze kunst niet verstaan, waren er althans aan voorbijgegaan. Het antieke heidendom had trouwens de diepe zin van dit ontleden nog niet ontdekt, kón het niet ontdekken ook, omdat er in dat heidendom veel minder sprake was van de ziel in nood, die heimwee had „naar het Vaderhuis". HET ideaal dat Augustinus had, maakte hem bereid tot dit offer. Zijn bekentenissen zijn geen verhalen van kamertjeszonden, doch uitspraken van een mens die weet dat uiteindelijk het geheim van de persoon dient te worden aangewend tot het vinden van de weg naar de ontsluiering van het geheim van het Hogere Leven. In laatste instantie mag de mens geen persoonlijk geheim hebben. Ondanks zijn persoonlijkheid is hij een deel van het grote leven. En de wetten daarvan gaan boven al. De mens is geen maker van zichzelf. Hij is belast en beladen met vele gebreken en vele zonden, doch hij komt daar onder uit, zo gauw hij kan wan delen in de openbaring dat het kwade niet wezenlijk bestaat. Dat alleen maar wezenlijk bestaan kan wat goed is! Daar waar het goede ontbreekt, ontstaat als iets nega tiefs het kwade. Omdat het kwade dus eigenlijk is: het ontbreken van het goede, dient de mens, wil hij Méns zijn, voortdurend op het goede te zijn gericht. Was Augustinus in engere zin een mysticus? Neen. zouden wij willen ontwoorden, want de mysticus ziet als einddoel het zich verliezen in God. De mysticus kent als hoogste beleving de extase die hem onderdeel doet zijn van de Godheid. Augustinus had een groot geloof, doch gaarne wilde hij met zijn verstand bewijzen wat het Geloof hem ingaf. Het vermogen tot denken be schouwde hij als een grote gave en dit vermogen leerde hem zien, dat de mens nooit God gelijk kan zijn. De mens blijft mens, ook na zijn bekering, de mens die zich in extase met God verenigd voelt, leeft toch in een waan. MAAR laten wij, aleer verder in te gaan op zijn leer en betekenis, in kort bestek zijn levensloop nagaan, omdat immers geen mens aan zichzelf ontkomt en alles wat hij later in rijpheid schenkt, de geur en de smaak heeft van zijn eigen stam. Aurelius Augustinus werd geboren op de 13e november 354 na Christus. Zijn vader was een heiden, zijn moeder een Christin. Zijn vader, niet onbemiddeld, had de typi sche opvattingen van de meeste mannen van ..de pro vincie Africa" uit die tijd. Hij was dus een ..levensge nieter". met in het centrum: „zingenot", die het huwelijk meer als een natuurlijke zaak beschouwde, dan als een De bevolking van Noord-Afrika bestond niet uit nuch- gehteiligde verbintenis. terlingen. Klimaat en weersgesteldheid hebben, dat is wel bewezen, een sterke invloed op het temperament. De felle Afrikaanse zon is zo juist ondergegaan en snel wieken de schaduwen nader. In Tagaste, een kleine stad, niet ver van Carthago, schallen hoge kinderstemmen in de avondstilte. Een troep opgewonden jongens maakt plannen. De jongens hebben het avontuur in het bloed. Zij willen naar een grote vruchtentuin die niet ver van het huis van een der belhamels ligt: Aurelius Augustinus. Aurelius zelf is dus in hun midden, en hij, de geboren leider, die dus een sterk over wicht heeft op de anderen, vuurt hen aan. Weinig vuur is nodig, want de zonen van Afrika's noordkust hebben van nature temperament. Eens was het gebied, waar de stad Tagaste ligt, een kolonie van de Phoeniciers, de moedige zwervers op hun kleine handelsschepen; de koene zeelieden, die, naar men zegt, reeds Amerika hebben ontdekt en rond de Kaap zijn gevaren, zó verdat ze de zonin het noorden zagen HET IS FEEST in de tuin- Voor jaarsfeest! Uitbundig zijn de vo- gelgasten nog niet, al zijn ze wq) in hun beste pak, de merels in prach tig dof zwart, de dribbelspreeuwen groen en paarsglanzend en zwaar ge spikkeld. Maar die uitbundigheid komt wel, wacht maar, als het zachte weer maar even aanhoudt en we voor een onverwachte meteorologische bokke- sprong niet meer hoeven te vrezen. Want we hebben nog pas maart, de maand met de beruchte staart, en dan wacht ons nog april met z'n befaamde hoedje Nog even wachten, zeggen de merels, en vooral kalm aan met zingen, vooral niet te vroeg je kruit verschieten. schiet er niets mee op; voor de gedode kat komt een levendie in de plaats. Toch kan ik die plotselinge drift, die een soort heilige verontwaardiging is, beter plaatsen dan de stille berekening waarmee een strik wordt gemonteerd of vergif wordt neergelegd. Ik heb iemand gekend, die met grote toewijding een ouderloze zang lijster had grootgebracht, zo goed, dat het diertje hem in zijn tuintje achter na wandelde. Achter in dat tuintje had hij een strik .scherp" staan, die hij me met enige trots toonde. Ik had op slag een hekel aan de man. Als kind heb ik eens de doodstrijd gezien van een kat, onze eigen kat, die vergiftigd was, hetgeen een onuitwis bare indruk op me heeft gemaakt. Het beeld van dat krimpende, kokhalzende dier, het hevig schokkende lichaam en de klaaglijke kreten, die het VTeselyk lijdende beest uitstootte, het is me tot op de huidige dag bijgebleven. Maar wat wilt U dan, zal men mij vragen. Ik zou willen, dat de mensen allereerst hun gezonde verstand ge bruikten en de kat als dier redelijk be oordeelden. Laten we de hond er met een bijnemen, want dde is, als het er op aan komt, geen haar beter dan een kat. Hoeveel vogels, eekhoorns enz. zijn mij niet gebracht, gebeten door een hond! We kunnen de aard van deze dieren niet veranderen. We kunnen onszelf echter wel bewust maken, dat, wat in ons tuintje voor valt, in de natuur, „dus in het wild", dagelijks en regelmatig gebeurt, terwijl niemand daar grijze haren van krijgt. Daar, in die natuur, wordt elk dier, dat niet oplet, of ziek is, door een sterker dier gegrepen en vernietigd. En in de mensenwereld wordt de zwakke ook door de sterkere onder de voet gelopen, wat onder denkende wezens wel iets erger is dan bij redeloze dieren. DE duivenhouder en de volièrehou der zullen echter vinden dat hun rogels niet in een wilde natuur staat leven, zoals de tuinmerels en de roodborstjes, en dat zij van buurman® kat veel overlast ondervinden. Inder daad, ligt hier de zaak anders. De fout ligt hier namelijk bij de eige naar of eigenares van de kat, die hun huisdier niet thuis houden, maar ze vrij laten rondzwerven. Tegen deze „el lendige katten" heb ik mijn vogelhok altijd afdoende beschermd door een rietmat te plaatsen, 's nachts en soms overdag, als ons huis enige tijd „onbe woond" was. Ik geef toe, dat hier een grote moei lijkheid aanwezig is, die niet opgelost wordt, als we niet kunnen rekenen op de medewerking van de kattenhouders. Niettemin moeten we het strikken en het vergiftigen van dieren met alle kracht, die in ons is, afkeuren. Het is laf, het is wreed, en het is onbeschaafd. SJ. VAN DER ZEE. De Franse onderwijzer Marcel Weber heeft wat nieuws uitgevonden, na melijk rubber „luchtzolen". Ze kun nen met een fietspomp worden op gepompt. De reden van deze uitvin ding ontgaat ons. Maar daar trekt Marcel zich natuurlijk niets van aan. Geef hem ongelijk. Hij is druk bezig met he tuitdenken van een methode om de zolen lekvrij te maken. Inder daad, van het één komt het ander. Calceolaria's pleegt men elders ook wel pantoffelbloemen te noemen. In het zuiden en westen van ons land komen ze ook wel voor onder de naam van damesbeursjes. Die bloemen doen er toch ook echt wel een beetje aan denken; die beide namen zijn dus nog niet zo mal. Een zeer kleurige kamerplant, die echter niet veel warmte kan verdra gen en die men op dezelfde manier moet behandelen als een cineraria, die we hier al eerder behandeld heo- ben. De Calceolaria is echter nog ge voeliger voor luis en tocht moet dus zo veel mogelijk vermeden worden. Het is belangrijk bij het aanschaffen van zo'n plant nauwlettend toe te zien. dat ze reeds niet vol luis zit; zelfs al zitten er maar een paar luis- jes op. dan zal de plant binnen enkele weken vol zitten. Er zijn tegenwoordig wel heel goede bestrijdingsmiddelen, doch het is beter te voorkomen dan te genezen. Vrijwel elke bloeiende plant heeft er toch van te lijden in dien bepaalde middelen gebruikt wor den. Zet haar in ieder geval zo keel en luchtig mogelijk; voor een open raam kan geen kwaad; tenminste overdag en dan moet men het weer wel heel erg méé hebben. Rijk bloeien de planten kan men beter niet in een vensterbank op het zuiden plaatsen, de bloei verloopt dan veel te snel. Zo lang de plant nog niet in volle bloei staat, verdient het aanbeveling haar wekelijks een weinig opgeloste kamerplantenkunstmest te geven, docl^ begiet eerst de potgrond met gewoon water; droge planten moet U beslist niet bemesten. Dat is niet alleen van belang voor de Calceolaria, doch dat geldt voor elke kamerplant. Ze kan tamelijk veel water hebben, doch mag eenmaal in bloei, beslist niet be sproeid worden; er zouden vlekken cp de schoon getekende bloemen komen en dat zou jammer zijn. De bloemist kweekt deze plant voort door middel van zaaien en dat doet hij al in juli augustus. Zonder veel warmte wordt de plant vorstvrij door de winter ge bracht en daarom behoeft ze ook niet zo duur te kosten. Er zijn liefhebbers, die beweren dat ze de pantoffelbloem elk jaar goed overhouden: ik geloof het. doch ik geloof ook "dat de moei ten en zorgen, die men er aan beste den moet, toch niet tegen de resulta ten opwegen en dat men beter elk voorjaar een nieuwe plant kan aan schaffen. G. KROMDIJK. In verschillende werken wordt het karakter van Augus tinus zelf gekenschetst als dat van een woestijnbewoner, doch ik meen dat dit toch een gevaarlijke kenschetsing is. Waar liep de Saharagrens precies in die dagen? Zo een van mijn lezers mij hierover gegevens verstrekken kan. ben ik- hem dankbaar. In elk geval was die Sahara toentertijd veel kleiner geleefd heeft van de dan nu en ik geloof niet dat Augustinus „in het teken geleefd heeft" van de woestijn. Wel was hij een kind van het warme zuiden, dat zeer gevoelig wós voor wat door de zinnen tot hem kwam. Eéns zou de leer van Mohammed, de bij uitstek „zinne lijke" leer, de ganse Afrikaanse kust veroveren, zelfs zijn weg vinden naar Spanje ZIJN vader Patricius. een niet onaanzienlijke landedel man, was dus een heiden, hetgeen beter omschreven kan worden met de woorden: „een man van de we reld", en zijn moeder: Monnica. een Christin. In zijn geschriften, waarin Augustinus zichzelf niet heeft gespaard terwille van het begrip voor het Eeuwige Leven, heeft hij voor zijn moeder een standbeeld opge richt. en de Room-Katholieke Kerk heeft haar later dan ook heilig verklaard. Nu moet men niet denken dat zijn Confessiones in de sfeer geschreven zijn van volkomen onpartijdigheid. Neen. zij zijn geschreven uit de hoek van de „pas-be keerde", van de mens voor wie de poort naar het eeuwige leven, is opengegaan. Zijn ouders, hoe verschillend ook van karakter en levensovertuiging, waren het over één ding eens: hun zoon Aurelius zou studeren, opdat hij een belangrijk mens zou worden. anezen zijn onmiddellijk herkenbaar aan hun witte wangen en hun zwarte bef. Het onderscheiden van de geslach ten op het uiterlijk is echter-ondoen lijk. Je kunt hoogstens zeggen: als 2 mezen elkaar op het voer verdragen is het een paartje. Ook roodborst en heg- gemus zijn geregeld van de partij, even als de vinken, die nu wel zo prachtig in de veren zitten, dat het een lust is, naar ze te kijken. Ook zij zingen al sinds enige weken, de eerste twee tame lijk ingetogen, maar de laatste de vin ken, zo opgewekt, dat je zou denken, dat het meizangconcours nu al voor de deur stond. En zo genieten we allemaal van het vogelleven, dat overal om ons heen opbloeit, niet anders dan we het 't vo rig jaar beleefd en toch weer nieuw en toch weer anders. EN NU IS ER, ook by u, plotseling de domper op pgezet op die feest vreugde! Onverwacht is buur- mans kat, of uw eigen kat, op het to- Zo volgde hij, om In onze termen te spreken, na dc lagere, de middelbare school en tenslotte de „universi teit" van Carthago. En tijdens dit studentenleven ging de wereld voor de jonge student open. Niet de wereld van het Onsterfelijke Leven, doch de wereld van zingenot. Carthago Veneris, zo noemden de Romeinen deze stad. De stad dus van de godin der Liefde. Een jonge provinciaal „offerde er met heidense losbandigheid zijn ganse levensdrift, naast de studie, aan Venusmaar gelükkig was hij niet. REIN BROUWER. Augustinus op betrekkelijk jeug dige leeftijd: een devote voorstel- ling van Fra Angelico in het Museo di S. Marco (Florence), geschil derd in een nis. OlM-vJe-rZëe

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 12