VRIJHEID In ULSTER: krachtige herinnering aan „zure minderheidsperiode''' Wijd verbreide spionage onder diplomatieke dekmantel WEERZIEN MET IERLAND (V) In Belfast drinken Oranjemannenook nu nog op „de goede Koning W illem (onze Stadhouder) Grens tussen Groen en Oranje HET MOSKOUSE SPINNEWEB (I) Overlopen en uitwijzen met van de klok regelmaat Se Jaargang no. 12 Zaterdag 23 maart 1957 (Van onze reisredacteur) De stoel, waarin de sergeant had gezeten, stond nog voor de haard in de eenzame politiepost van Derrylin. De man had in zijn donkerblauwe uniform van de Royal Ulster Constabulary, de voeten- in-pantoffels naar het behaaglijk knetterende open vuur gestoken, met de krant naast zich zijn formulier van de voetbalpool zitten invullen. Zou Arsenal van de Spurs kunnen winnen En wat zou Manchester tegen Newcastle doen Zou zijn ene guldentje hem nog eens werkelijk de rijkdom in de schoot werpen Het antwoord op die droomvraag werd gegeven door een twintigjarige jongen, die buiten in de regen achtige nacht stond. Hij schouderde zijn geweer en mikte op de brede rug van de politieman. Het schot sloeg als een zweepslag door de stilte, de ruit spatte uit elkaar en voor de haard van de politiepost in Derrylin lag de eerste dode van de „campagne voor de bevrijding van Noord-Ierland". Sociaal - economi sch is het noorden ver voor op het zuiden De lange politie-inspecteur, die my op een nachteiyke tocht door het moerassig grensgebied onder Ennis- killen had meegenomen, waar de Royal Ulster Constabulary, versterkt door vrüwilligers en militairen over de kronkelpaadjes patrouileren en achter de heggen in hinderlaag ligt op zoek naar de IRA-terroristen, was in de stille kamer van Derrylin's politiepost zün goedmoedige vrolijkheid even kwyt geraakt. Hij wees door het raam: „Vandaar komen ze, van achter de grens. De grens tussen Groen en Oranje". Groen en oranje: ik dacht terug aan die avond in Belfast, toen dertig gla zen schuimend bier omhoog gingen en dertig mannen, met oranje sjerpen om, plechtig een dronk uitbrachten: „To good King William", op de goede Ko ning Willem". Die dronk werd dezelfde avond door de leden van tientallen loges van Ulsters Oranje-orde uitge bracht in het hoofdgebouw van de orde in Belfast. Vreemde ervaring voor de Nederlander, die meent dat er al leen in zijn eigen land op Oranje wordt gedronken! Welnu, het gebeurt in Noord-Ierland met tenminste evenveel vuur. Want de Ulster-men vereren in de Koning-Stadhouder Willem de man, die, toen hij met zyn roomskatholieke schoonvader James II afrekende in de slag bij de Ierse rivier de Boyne (1690) de protestantse bevolking in Noord- Ierland voor het eerst de status van vrije, gelijkgerechtigde burgers ver schafte. Daarom noemen die Ulsterse protestanten zich „Oranjemannen" en op 12 juli. de verjaardag van de slag bij de Boyne is er in Belfast net zo veel oranje te zien als op Koninginne dag in Den Haag. Als wij niet' oppassen Dat streelt de Nederlander, totdat hy merkt dat oranje in Ierland een scherpe religieuze scheidslijn symboli seert: Tussen de „groene Ieren", rooms-katholiek en voorstanders van een herenigd Ierland, en „Oranje- Ieren", protestanten, die zich hard nekkig vastklampen aan hun Britse status. Dat bleek overduidelijk in het gebouw van de Oranje-orde, waar de loges van deze organisatorisch in ze kere zin aan de Vrijmetselarij herin nerende orde byeen waren. In goed moedige gezelligheid weliswaar, maar met een duidelijke anti-papistische ondertoon. „Zy" betekenden in de ge sprekken rooms-katholiek en „wij" was protestant. En dat „wy" stond voor elkaar helpen, ook maatschappelijk, en pal staan tegen Rome en Dublin. Een typische minderheidssolidariteit, ogenschijnlijk vreemd voor een groep, die in Ulster met 900.000 tegenover 450.000 rooms-katholieken een sterke inch", geen duimbreed wijken. „Ulster is British", Britser dan Brits zelfs, het werkt als een paard voor de Britse economie, vecht als een leeuw in En gelse oorlogen, voelt zich politiek, eco nomisch en in levenswijze op leven en dood met de grote Britse broer ver bonden. fin al kan men de spot van de Zuid-Ieren begrypen, wanneer de Ulster-men weer eens over hun eigen voeten struikelen in de haast om te bewijzen: „Wat ben ik toch een lekker oppassend knulletje en wat is die ka tholieke jongen van de buren toch een luie branieschopper", aan bewondering voor de harde onverzettelijkheid, durf en ijver van die eigenzinnige Ulster- men ontkomt men ook weer niet. Veelzeggende verschillen Die eigenschappen hebben er inder daad voor gezorgd, dat er twee Ier- landen zijn gegroeid. Aan de ene kant het speelse, bekooriyke onbekommer de Dublin, aan de andere het potige grauwe Belfast. Maar ook aan de ene kant de neutrale republiek, die een oorlogsprofijt van 400 miljoen pond over de balk joeg, economisch in al gebouwd. Dat slechts één werkloze op iedere 15 man telt en jaarlijks één emigrant op iedere 30, en aan de an dere kant Ulster, dat niet alleen de economische lusten, maar ook de oor logslasten van de Britse band kent en dat nu een in een eigenlijk even arm gebied als het zuiden een grootse Ulster is British": in het hoofdkwartier van de Unionistische partij, die de protestanten in Ulster vertegenwoordigt, zetelt partij-secretaris Billy Douglasdie men wel Ulsters ongekroonde koning noemt. Zolang de godsdienstige tegenstelling blijft be staan. kunnen de Unionisten de verkiezingen nooit verliezen. meerderheid bezit. „Maar wij hebben in onze historie een zure minder heidsperiode beleefd", zei een lid van de orde mij. „de rooms-katholieken krijgen meer kinderen en als wy niet oppassen zitten wij er zo weer onder". IJver en durf Al is oranje symbool van zijn pro testantse emancipatie, voor de verde diging van de huidige status steunt Noord-Ierland op een andere loyali teit. namelijk die jegens Groot-Brit- tannië en het Huis van Hannover. Ulster heeft locale autonomie, met een eigen parlement en een eigen kabinet, maar wil van zijn deelgenootschap in het Verenigd Koningrijk ..Not an IEDER mens zou zich de luxe moeten kunnen permitteren om op een aantal dag- en week bladen van verschillende kleur geabonneerd te zijn. Of. wanneer dat om financiële redenen niet mogelijk is, althans een wekelijks -bulletin te ontvangen, waarin de belangrijkste artikelen uit onze vele periodieken beknopt of uit voerig worden samengevat. Hij zou dan tot de ontdekking komen, hoeveel rake en beharti genswaardige, maar ook hoeveel tegenstrijdige woorden er iedere week aan het papier worden toe vertrouwd. Zo stonden er dezer dagen in een uitgave van een Persbureau twee, op zich zelf voortreffelijke, artikelen, die niet met elkander stroken. Het ene is ontleend aan het „Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk" en heet: „Open brief aan commissielijders". Die brief ver dient het op ruime schaal verspreid te worden en onder het oog van alle vergaderingzieke mensen te komen. De korte inhoud daarvan is: We weigeren deel uit te maken van commissies en besturen, waar in wij niet een eigen bijdrage kun nen leveren. We werken niet mee aan commissies, waarvan de om vang zo groot is. dat een werke lijke discussie niet meer mogelijk is en zeker niet, als de omvang tengevolge van de Nederlandse verruiling 4 tot 6 maal zo groot is als in verband met de aard van het onderwerp nodig zou zijn. Wij gaan alleen naar congressen toe, wanneer wij er pleizier in hebben. Ook voor plechtigheden (openin gen, sluitingen, jubilea, herdenkin gen enz.) nemen we als vaste regel aan. dat wy er alleen verschijnen, als wij er toevallig pleizier in heb ben. Dit is gezonde taal. Er wordt in Nederland dagelijks veel kostbare tijd verspild aan vergaderingen en representaties, welke tijd beter gebruikt kon worden voor het ge zin, voor studie of voor ontspan ning. Menigeen zou er verstandig aan doen de sleur voor zijn dage lijks leven eens onder de loep te nemen en zich af te vragen, of hij zijn korte leven niet beter beste- WOORD VAN BEZINNING den kan dan op de wijze, waarop hij het nu doet. Deze „open brief" getuigt in elk geval van vrijheids- en onafhankelijkheidszin. Maar als wij er over nadenken, komt er toch twijfel aan de juist heid van deze woorden bij ons boven. Kan en mag deze brief wel richtsnoer voor ons handelen zyn? Is het geoorloofd om bij jubilea en herdenkingen alleen maar tegen woordig te zijn. als wij er toevallig pleizier in hebben? Wanneer het gewenst is, dat een commissie uit personen van verschillende rich ting is samengesteld, mag ik dan verstek laten gaan? Gaat het bij jubilea om myn pleizier of om de vreugd van de ander? Gaat het om mijn rust of om het belang van de zaak? Vrijheid is een kostelijk goed. Maar is dit de ware vrijheid de vrijheid van een christenmens? In hetzelfde persbulletin staat ook de Vastenbrief van de Aartsbis schop en de bisschoppen der Oud- Katholieke Kerk, die dit jaar de christelijke vrijheid tot thema heeft. Daarin lezen wij: „Vrijheid is niet het zich niet bekommeren om wereldlijke wetten en geboden, het zich niet storen aan de mede mens met zyn wensen en noden, zijn eisen en opvattingen. De ware vrijheid is de vrijheid. die maar één band kent: de gebondenheid aan God en aan Zijn wil. De christen staat in de vrijheid, om dat zyn Heer hem heeft vrijge maakt. Hy kent slechts één angst, deze. dat enige macht hem zou scheiden van de Heer. die hem tot vryheid verloste". In deze vasten brief wordt gezegd, dat een vrij mens zich wel heeft te storen aan zijn medemens „met zijn wensen en noden, eisen en opvattingen". Wat is vrijhid? In zijn beroemde geschrift: „Over de vrijheid van een christen" (uit het jaar 1520) gaat Luther van twee stellingen uit: I. Een christen is in het geloof een vryheer over alle dingen en niemands onderdaan. De schrijver van bovengenoemde „open brief" schrijft van Luther gelijk te krijgen. Een christen is een vrijheer over alle dingen, ook over zyn eigen tijd. Hij behoeft niet in elke commissie zitting te nemen en bij elk jubileum tegen woordig te zijn. Hij mag gerust kritisch en afwijzend staan tegen over al die conventies, tradities, representaties van deze tijd. Hij mag het juk der verplichtingen, dat mensen hem willen opleggen, ook van zich afwerpen. Hij heeft, behalve plichten tegenover de ge meenschap. ook plichten tegenover zichzelf en zijn gezin. En hij mag zelf beslissen, welke verplichtingen by hem de doorslag moeten geven. II. Maar de tweede stelling van Luther luidt: „Een christen is in de liefde een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan". De schrijver van de „open brief" krijgt toch ongelijk. Wij zyn er niet alleen voor onszelf, maar ook voor anderen. We gaan wel eens naar herdenkingen en jubilea, niet omdat wij er pleizier in hebben, maar omdat wij er anderen vreug de mee kunnen verschaffen. Wij gaan wel eens naar vergaderingen, niet omdat we met onze tijd geen raad weten, maar omdat het be lang van de zaak het vereist. Voor heel veel dingen in ons leven geldt de stelregel: Wy ..moeten" niet en toch doen wij het in vryheid. D. J. VOSSERS, Hervormd predikant te Leiden. (Speciale berichtgeving) De politieposten van de Royal Ulster Constabulary aan de grens liggen in de eerste linie tegen de terreur-actiesvan de I.R.A. scheepsbouw en textiel-industrie heeft gebouwd. Dat slechts én werkloze op 25 mannen heeft en zich een stelsel van sociale voorzieningen kan permit teren. waarbij het nog zeer achteriyke systeem van de republiek volslagen in het niet zinkt. Niet alleen de Oranje Ulster-men peinzen er niet over die sociaal-econo mische verworvenheden te zien weg- schrompelen achter de tariefmuren van de republiek, ook de rooms-katho lieken. die nu op de nationalistische partij stemmen, zouden wel twee keer in hun huishoudboekje kijken, wan neer zij werkelijk de kans zouden krij gen voor een hereniging van Ierland te stemmen!! „Zij ageren er slechts voor", zei een hoge functionaris van de Ulster-regering mij, „omdat zij we ten, dat die toch niet verwezenlijkt zal worden. Maar ja", zo voegde hij er met Ierse overdrijving aan toe, „Ierland is nu eenmaal het grootste openlucht gekkenhuis van de wereld". Komische overdrijving Zonder die overdrijving te onder schrijven, kan men niet ontkennen, dat de argumenten in de Ierse politiek wel eens wat komisch aandoen. Wan neer men bijvoorbeeld in Dublin ver neemt, dat „de onderdrukking van de rooms-katholieken door de Britse be zettingstroepen in Ulster vergelijkbaar is met het Russische optreden in Hon garije". dan moet men bij het zien van de brave Engelse jongens in uniform, die door Belfast flaneren, wél even glimlachen Zeker er bestaat in Ulster een ze kere mate van godsdienstige spelden- prikkerij. van maatschappelijke be voordeling, die de buitenstaander nogal kinderachtig aandoen. Maar daar staal tegenover, dat de bevolking van Ulstei met bewonderenswaardige zelfbeheer sing reageert op de in ieder opzicht ongerechtvaardigde terreur-acties uit het zuiden. Dat de regering onder de „Wet op de speciale bevoegdheden" zich het recht t i meet verdachte elementen te interne n. kan men haar, gezien het aantal gevallen van overduidelijke il- loyaliteit, niet kwalijk nemen. Maar als vandaag of morgen by een nieuwe aanslag van de IRA weer een paar onschuldigen omkomen, zou de latente spanning tussen Groen en Oranje, de tragische verdeeldheid van Ierland, wel eens ln repressailles uit kunnen barsten. Met kwade gevolgen. Ieder land, iedere staat, maakt gebruik van spionnen, van agenten, van geheime berichtgevers. Zowel de Unie der Socialistische Sovjet Republieken als de Verenigde Staten van Noord-Amerika, zowel Pe- king-China als Frankrijk, zowel Guatemala als Argentinië hebben mannen en vrouwen in dienst, die in nabuur-landen of elders werk verrichten, dat het daglicht niet kan velen. Niet alleen in de laatste veertig, vijftig rumoerige jaren, maar door de eeuwen heen heeft de agent zijn wat men pleegt te noemen sinister en geslepen spel gespeeld. Spionage is dan ook geenszins een modern verschijnsel. Gebeurtenissen, die zich de laatste jaren en dagen op ongezette tijden hebben afgespeeld, deden dit duister bedrijf echter meer dan ooit aan de oppervlakte komen, temeer ook omdat wat geschiedde zo spectacuplair was. Men denke slechts aan mannen als Igor Gouzenko in Canada, Wladimir M. Petrov in Australië en Joeri Rastworow in Japan, alle drie Russische diplomaten, die hun land de rug toedraaien en om asiel verzochten; aan Pawel Koeznetsow, G. W. Popow, L. J. Nowikow en zo vele andere ambtenaren van de Sovjet- Russisch diplomatieke dienst, die het land, waar zij gedetacheerd waren, moesten verlaten omdat zij de rechtsregels overtreden hadden, maar ook aan dr. Allan Nunn May, een Donald D. MacLean, een Guy Burgess en een prof. Bruno Pontecorvo, mannen uit het weste lijke kamp, die naar de andere zijde overliepen en de U.S.S.R. inlich tingen verstrekten over dingen, die geheim hadden dienen te blijven. Hoezeer de publiciteit zich destijds ook van al deze zaken en van nog tal van andere meester maakte, men hoorde er bijkans nimmer alles van. En terecht, want zaken als spionage zijn nu eenmaal geen dingen, die men gaarne aan de grote klok hangt. Noch aan tal van romantische zowel in boeken beschreven als ver filmde verdichtsels rond een reeds legende geworden Mata Hari. de in Leeuwarden geboren Nederlandse Margarethe Geertruida Zelle, noch aan de fantastische vertelsels van een Een hard en onverzettelijk volki twee dokwerkers uit Belfast E-7. een man, die zich in zijn goed koop-populaire „gedenkschriften' aan diende als „internationale spion", be hoeft men al te veel autenticiteit te verbinden. Spioneren toch heeft in verreweg de meeste gevallen niets romantisch, niets fantastisch. Inte gendeel. Het is meestentijds een rus tig, nauwelijks meer heimelijk verga ren van maar al te vaak zeer frag mentarische gegevens, een arbeid, welke geenszins behoeft op te vallen of nauwelijks argwaan behoeft te wekken, daar het zo „gewoon" gedaan wordt door zulke „gewone" mensen. Slechts zelden, hoogst zelden, zijn het bravour-stukjes, waarbij angstval lig goed bewaarde geheimen uit brandkasten of kluizen verdwijnen. Spioneren bestaat dan ook in tal van gevallen uit een pijnlijk-nauwkeurig napluizen van alle mogelijke publika- ties, waarin lang niet zelden op zich zelf onschuldige berichtjes of berich ten binnensluipen, die echter veelbe tekenend genoeg kunnen zijn. indien in verband gebracht met andere even onschuldige nieuwtjes. Gezeten ach ter een bureau, met schaar en lijm pot bij de hand, kan men tal van fei ten verzamelen, van belang voor een „vreemde mogendheid". Fritiof Enbom, Lilian Ceder, Ernst Hilding Andersson, Nicholas Calou- menos, Joannes Karppinen. William Martin Marshall. Otto Verber en Kurt Bonger, het waren allen mannen en vrouwen, die niet opvallend leefden, die naar het leek een doorsnee leven leidden. Maar onder de rustige, rimpelloze oppervlakte van hun dage lijkse doen en laten brandde een vuur, dat niet te temperen was. Een vuur, dat gevoed werd door hun aanhanke lijkheid aan de communistische ge dachte, door de oprechte overtuiging, dat wat zij deden goed was en dat zij daarmede de idee van de communis tische wereld-revolutie een dienst be wezen. Zeker, zij ontvingen vaak ook geld voor hun werk, doch die bedra gen waren van zulk een geringe om vang, dat zuiver materiële overwegin gen al bij voorbaat uitgesloten waren. Het was een ideaal, waar zij voor werkten, het ideaal van het wereld communisme. En dat bracht hen er toe hun vaderland te verraden. Het zijn echter niet alleen de mili tante. door hun innerlijke overtuiging gedreven communisten, die het kwaad van de spionage bedrijven. Ook de le den van de officiële diplomatieke Rus sische vertegenwoordigingen weten zeer wel wat spioneren is. Sterker zelfs: zij zijn vaak schakels van een zeer zorgvuldig opgebouwd systeem, dat nu al tal van jaren in de praktijk wordt toegepast. Alle onder diploma tieke onschendbaarheid staande Rus sen, die tot „persona non grata" wer den verklaard, en alle andere Russen, die hun ambassades de rug toedraai den. zijn daar één voor één de bewij zen van. En dat waren, om enkele namen te noemen. Vasili D. Drankov in Den Haag. generaal Vassili Zoebilin in Washington, Anatoli Rogof in Kopen hagen, J. Nowikow in Washington. L. W. Pissaren, in Den Haag. majoor Iwan Poeposjew en majoor Andrei Goedkow in Londen. G W Popow in Ottawa. Pawel Koeznetsow in Londen. Nicolaj Skwortsow in New York. Joeri Krilif in Washington, Konstantin Ro- lionow in Stockholm en nog tal van anderen. In een volgend artikel meer over de activiteiten van deze diplomaten met een Janus-gezicht. Éi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 13