Een Zoeklicht ORA EI LABORA Goed werken, wonen en leven in een snel groeiende stad Geen kans voorbij laten gaan! WOORD VAN BEZINNING v OP DE BOEKENMARKT 5e Jaargang no- Zaterdag 16 februari 1957 Op de Waterweg raakt men nooit uitgekekenook (en vooral) niet als in de vallende schemering het spel tussen licht en donker be gint. Het Delta-hotel tekent zich dan af als een donker silhouet, dat weldra een zee van licht zal worden, voor de schepen een baken, dat V laar dingen wordt gepas seerd. (Van een bijzondere medewerker) toria (de beide andere zijn in Amerika en Engeland), de Nieuwe Matex (plantaardige en eetbare oliën en vetten) en de Cincinnati (werktuigen en machines) behoren tot de modern ste en best geoutilleerde bedrijven van Nederland. Het havenbedrijf Vlaardingen-Oost (Vulcaanhaven), waar vorig jaar van de 27 miljoen ton massa goederen, die Indien wij vergeelde kronieken mogen gelo ven, is Vlaardingen wel eens „de oudste, de rijk ste, de wijste en de stoutste der Hollandse steden" genoemd. Het is moeilijk na te gaan in hoeverre deze superlatieven met de waarheid hebben ge strookt en het doet er ook weinig toe. Belangrijker is, dat de Vlaardingers van thans hun trotse tra ditie eer aandoen. Want deze meer dan zeven Vlaardingen heeft de wind mee gehad. Want niet alleen trok het door zijn gunstige ligging de aandacht van grote industrieën, het had ook ruimte en kon dus gronden beschikbaar stellen. Maar hiermee alleen is de opmerkelijke groei van deze stad nog niet verklaard. Deze was slechts mogelijk, doordat de Vlaar dingers zelf geen kans voorbij lieten gaan om bedrijven aan te trekken, woningen te bouwen en de stad uit te breiden, en daarbij ver vooruit zagen. Zodat deze snelst groeiende stad, die tien jaar geleden 40.000 zielen telde, thans ruim 62.000 Inwoners heeft en over 25 jaar aan 150.000 mensen onderdak zal bieden! Symbolisch voor Vlaardingens groei is wel het stadhuis op het eeuwenoude, pittoreske marktplein, in het midden waarvan de uit 1583 daterende kerk staat. Het stadhuis zelf werd gebouwd in 1650 (nadat het vorige tijdens de 80-jarige oorlog was verwoest) en toont aan de marktzijde de bekende 17-de eeuwse gevel. Maar alleen de raadzaal en de hal waarin men de blazoenen van elf rederijkerskamers kan bewonderen zijn intact geble ven. Daarachter verrees in de afgelo pen jaren een nieuw gemeentehuis, fraai en modern ingericht, met ge brandschilderde ramen en als muur versiering op de binnenplaats een vliegende schotel, geflankeerd door Venus en Mars. Harmonisch geheel De blazoenen van rederijkerskamers en een vliegende schotel in het deels 17-de eeuwse. deels 20-ste eeuwse stad huis, als symbolen van een roem ruchte historie en een vooruitziende blik, zijn typerend voor het beeld, dat Vlaardingen de bezoeker biedt. Staan de op de Oude Maasdijk, die dwars door de stad loopt, kijkt men neer op het oude Vlaardingen: kleine huisjes aan nauwe straatjes, beheerst door de oude kerk, waar eeuwenlang is gebe den voor de behouden terugkeer van de vissersvloot. Maar aan alle kanten van dit oude centrum verrijzen nu nieuwe woonwijken, hoge flatgebou wen. moderne fabrieken en andere bouwwerken: het nieuwe Vlaardingen. dat tot één harmonisch geheel met het oude vergroeien moet. „Het moet hier geen chaos worden," zegt mr. J. Heusdens, die sinds 1947 burgemeester van Vlaardingen is en aan wiens dynamische leiding de stad veel te danken heeft. „Om harmonie te bereiken heeft het gemeentebestuur de plicht het ruimteprobleem in de hand te krijgen en in de hand te hou den. Een stad moet aan drie voor waarden voldoen: men moet er goed kunnen werken, goed kunnen wonen en goed kunnen leven. Alle steden gaan tegenwoordig hoe langer hoe meer op elkaar gelijken, maar Vlaar dingen wil een eigen karakter, een eigen cachet houden!" Moderne bedrijven Dat het in Vlaardingen goed werken is, blijkt uit de snelle groei der bevolking. De vroegere vissers plaats is thans een industrieel cen trum, waarin de nog steeds belang rijke visseri' volkomen wordt over vleugeld door ruim 200 fabrieken en andere bedrijven. De Unilever vestig de er naast haar grote zeepfabriek een van haar drie wereld-research-labora- eeuwen oude stad heeft vooral sinds de tweede wereldoorlog een stormachtige ontwikkeling door gemaakt. Rijk door zijn ligging aan Europa's drukst bevaren water en recht tegenover Europa's grootste olie-industrie, wijs bestuurd door een voortvarende overheid, die stoute plannen weet te verwezenlijken, heeft Vlaardingen zich opgewerkt tot Nederlands snelst groeiende stad. Wereldconcerns tonen veel belangstelling In een stad moet het ook goed leven zijn. en in dit opzicht profi teert Vlaardingen van de belangstel ling van wereldconcerns als BPM en Caltex, die aan de overkant van de Waterweg hun grote raffinaderijen hebben in het tot de gemeente Rotter dam behorende Pernis. Voor de em- ployé's van deze en andere, in Vlaar dingen geïnteresseerde, bedrijven zijn scholen, gelegenheden tot ontspanning e.d. nodig. Zo leidde samenwerking tussen overheid en particuliere onder nemers o.a. tot de bouw van het be roemde Kolpa-bad (unieke zwem inrichting waar onze Olympische ploeg trainde) de ultramoderne Stadsge hoorzaal en het Delta-hotel aanen deels in de Waterweg met het al tijd boeiende uitzicht op de langs varende schepen met op de achter grond de tanks en de schoorstenen van Pernis. Vlaardingens energieke burgemeesterde 46-jarige mr. J. Heusdensaan zijn schrijftafel in het nieuwe gedeelte van het stadhuis. in het gehele Waterweggebied werden overgeslagen, 12x,i of wel rond 3.300.000 ton werd verwerkt, is Europa's grootste particuliere haven en be schikt over de grootste laadbruggen van dit werelddeel. Nauwe samenwerking Goed wonenOok 'in Vlaar dingen heerst woningnood, hoewel er sinds de oorlog ruim 6000 woningen gereed zijn gekomen, terwijl er nu 1400 in uitvoering zijn. Burgemeester Heus dens bekijkt dit probleem in groter verband. Er is reeds nauwe samenwer king met de aangrenzende gemeenten Maassluis en Maasland, terwijl een groep van tien gemeenten (waartoe ook Dordrecht behoort) een gemeen schappelijke commissie heeft gevormd teneinde op basis der bouwcapaciteit zo spoedig mogelijk tot vergroting van het aantal woningen te komen. Deze commissie wordt voorgezeten door de Vlaardingse wethouder voor stadsuit breiding, de heer T. de Bruijn, die ook buiten zijn eigen stad bekendheid heeft verkregen door zijn uitnemende „planning" en grote werkkracht. In nog groter verband zoeken, op initiatief van Rotterdam, 27 gemeenten in het Waterweggebied naar nieuwe bestuurs vormen om de ruimte- en bouwvraag- stukken op te lossen. Vlaardingen zelf heeft intussen ook in het buitenland de aandacht getrokken met het project voor een nieuwe Westwijk en een plan voor de sanering van de oude binnenstad (waarover in een volgend artikel meer. Zo is er reeds veel tot stand ge bracht om Vlaardingen te maken tot een stad. waar het goed werken, goed wonen en leven is. Er staat echter ook nog veel op stapel, waarop wij in een tweede artikel nader hopen in te gaan. AAN DE VOET van het in drukwekkende gebouw van de Verenigde Naties in New-York staat een merkwaar dige inscriptie, ontleend aan het tweede hoofdstuk van het boek Jesaja. Wij lezen daar: „Zij zul len hun zwaarden tot ploegscha ren omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard op heffen. en zij zullen den oorlog niet meer leren". Zoals deze Inscriptie daar staat, roept zij, met het gigantische bouwwerk voor ogen, het beeld op van op bouw aan een nieuwe, betere we reld, waarvan dit gebouw der Verenigde Naties de eerste of moeten wij zeggen de hoéksteen zal zijn. Toch wordt, wanneer de inscrip tie zo verstaan zal worden, er geen recht gedaan aan hetgeen in het boek Jesaja met deze woorden is bedoeld. Daér im mers zijn zij de schildering van Gods vrederijk, dat niet in de eerste plaats door menselijke prestatie zal komen, maar dat aan het einde van de tijden door God is toegezegd aan een hun- serend mensengeslacht. Even verder in de tekst lezen wij enkele regels, die juist met dit hoogoprijzend gebouw voor ogen, een merkwaardig contrast oproepen„Er is een dag van den Heer tegen al wat hoogmoedig is, tegen eiken hogen toren en eiken steilen muur". Het zou van een grote zin voor proporties, en van een fijne hu mor hebben getuigd, wanneer men het had aangedurfd, om aan de voet van dit bewondering af dwingende bouwwerk op een inscriptie niet alleen de regels over te nemen, die er nü op ver meld staan, maar ook die waar schuwende woorden van de dag des Heren, die zich richt tegen al wat hoog is bij de mensen. Zoals de tekst er nü staat is zij niet alleen op wetenschappe lijk onverantwoorde wijze uit het verband van de bijbeltekst ge licht, maar zij werkt gemakkelijk en lichtvaardig en oppervlakkig optimisme inzake de samenle ving der volkeren in de hand. Het klinkt of in het land der duizend en één mogelijkheden, met de bouw van dit gemeen schappelijk bezit der volkeren, nu ook die volkomen vrede onder mensen en volkeren een bij de hand liggende mogelijkheid is geworden Helaas heeft de werkelijkheid van een nog zeer recent verleden ons toch wel dui'delijk gemaakt, dat dit optimisme toch zeker on gegrond en oppervlakkig ge noemd moet worden. En dan dreigt eerst recht het gevaar dat dit fraaie gebouw mét de daarbij vermelde inscriptie wel een be zienswaardigheid voor ontelbare F. W. van Heerikhuizen: GESTALTE DER TIJDEN; de wereldletterkunde in hoofdtrekken deel H. A. W. Sijthoffs Uitgeversmij, Leiden, 1956. In 1951 zijn verschenen bij de Uitgeverij A. W. Sijthoff te Leiden, twee kloeke boeken van de hand van F. W. van Heerikhuizen. Het ene omvat de wereldletterkunde tot 1825 en het tweede is een hiermee corresponderende bloemlezing. Dat deze beide delen allerwege met gejuich begroet zijn is geen wonder. Want in de eerste plaats ontbrak in Nederland een goed overzicht van deze literatuur dat met recht de naam Gestalte der Tijden kon dragen en in de tweede plaats bleek dat Van Heerikhuizen zich loffelijk van zijn bijna onmenselijke taak gekweten heeft. Daar de vervolgen op deze beide werken, dus een wereldlitera tuurgeschiedenis met bijzondere bloemlezing die de moderne tijd zou bestrijken, ons in 1952 beloofd was, begonnen de belangstellenden zich bezorgd te maken en zij gingen de vrees koesteren, dat het deze onschatbare uitgave vergaan zou zijn zoals zovele literaire uitgaven van blijvende waarde in de Nederlanden, n.l. dat de uitgever zijn werk niet had kunnen voortzetten omdat het lezende publiek zich liever bezighield met ééndagsvliegen. Deze vrees is gelukkig in dit geval ongegrond gebleken, want althans het tweede deel van Gestalte der Tijden ligt voor ons en men kan dus wel verwachten dat het tweede deel van de bloemlezing Ziel en Gedachte binnenkort ook zijn entree zal maken. lijk is men kan niet verwachten dat één mens alle talen van de wereld be heerst hebben onmiskenbaar de toon van het eigene. Zij moeten het resul taat zijn van een diepe belangstelling voor en een helder nadenken over het gelezene. Met onvermoeibare soepel heid heeft de auteur deze arbeid van de geest volgehouden. Deze verbazingwekkende geestelijke elasticiteit heeft tot resultaat gehad, dat deze literatuurgeschiedenis ik wees daar reeds op in mijn bespreking van het eerste deel zo vlot en boei end van stijl geworden is. Al lezende krijgt men zijn feitenmateriaal als het ware door een sprekend en commenta riërend mens voorgedragen, wat be- vruchtender werkt dan een academi sche beschouwing. Men heeft in deze werken voortdurend te doen met een persoonlijke ontmoeting. Zonder twijfel moet Van Heerikhuizen voor dit tweede deel dezelfde lof toe gezwaaid worden als voor het eerste. Wederom legt hij getuigenis af van zijn voortreffelijke smaak in zijn keuze van de genoemde auteurs. Nogmaals heeft hij hen allen met vaste hand betrok ken in een groot verband dat met klare lijnen getekend is. En meer nog dan in het eerste deel dat brengt de stof met zich wordt de lezer getrof fen door het persoonlijke element, dat echter aan de objectiviteit, waarvoor Van Heerikhuizens goede smaak borg staat, geen afbreuk heeft gedaan. De geestelijke arbeid die hij zich getroost moet hebben om dit boek te jnaken tot een levendig en welhaast meeslepend te noemen geheel, is op zichzelf een fenomenaal verschijnsel. De meningen toch, die Van Heerikhuizen geeft over de let terkundige gebeurtenissen en ver schijnselen voor zover hem dat moge- Langs een der nieuwe verkeerswegen van Vlaardingen staat een tien verdiepingen hoog flatgebouw, waar 300 bejaarden hun oude dag kunnen slijten in het genot van modern comfort en een prachtig uitzicht op de stad en de Waterweg. Het gebouw is verdeeld in een rusthuis en particuliere flats. Er is (tijdelijk) ook een kraamcentrum ondergebracht, zodat Vlaardingens gemeente bestuur wel het meest optimistische in den lande wordt genoemd vreemdelingen zal blijven, maar tegelijkertijd zijn eigenlijke func tie zal hebben verloren, omdat het een museum, een respec tabel museum, maar dan tóch sen museum zal geworden zijn in een op hol geslagen wereld. Laten wij de moed hebben, om de regels, die de inscriptie niet vermeldt, er maar bij te denken, en weten, dat dit ons merkwaar dig lot is: te bouwen en te wer ken met inspanning van al onze krachten, daarbij echter ruimte latende in ons leven voor gebed en bezinning, voor een geloof, dat vóór alles op God bouwt en op het vertrouwen, dat Hij ons door veel strijd en moeite heen Zijn uiteindelijke vrede niet zal wil len onthouden. Dat maakt ons eenvoudig en bescheiden, doet ons werken zon der een overmatig optimistisch zelfvertrouwen, maar met de in nerlijke kalmte en vrede, die ge schonken wordt aan mensen, die weten, dat hun leven geleefd moet worden tussen die merk waardige polen van-werken en bidden, van zélf doen en ver trouwen dat God, ondanks onze gebrekkigheid, het met en voor ons wil doen. Ja, wij hebben mensen nodig, die willen werken voor een be tere verstandhouding onder de volkeren, mensen die in een groot élan een hoog bouwwerk willen oprichten als een monu ment van menselijke goodwill, maar die tezelfder tijd in uren van stilte en gebed deze wijs heid hebben leren verstaan als de sterke kern van hun leven: „Daar moet veel strijds gestreden zijn, Veel kruis en leeds geleden zijn, Daar moeten heil'ge zeden zijn, Een nauwe weg betreden zijn En veel gebeds gebeden zijn, Zoo lang wij hier beneden zijn: Zoo zal 't hierna in vreden zijn." (Camphuysen» Ds. S. L. VERHEUS. Doopsgez. pred. Leiden. Dit grote persoonlijke element, dat dc frisheid van het geheel zozeer inde hand werkt, brengt en dat is niet te voorkomen want dan zou de per soonlijkheid hebben moeten zwijgen onoverkomelijk met zich mee dat de lezer, die zelf een poging heeft gedaan om altijd de literaturen van Frankrijk, Duitsland en Engeland tot op zekere hoogte te leren kennen, zijn eigen op vatting weieens gedwarsboomd vindt. Doch dit feit doet aan het belang van het werk stellig niet af daar verschil van mening met Van Heerikhuizen al tijd betekent verschil van mening met een waardevolle tegenstander. Want deze toont zijn waarde niet alleen in zijn uitstekende schifting tussen groot en minder groot; zijn opinie is altijd interessant ook wanneer men het er niet mee eens mocht zijn. Vooropgesteld dus dat ik een onver deelde bewondering heb voor dit werk als geheel en deze boeken voor mij een verheugend bezit uitmaken, neem ik de vrijheid een enkel verschil van mening met de auteur te bespreken. Stellig zou ik dat op deze plaats niet doen wan neer het punt in kwestie slechts een onderdeel betrof, maar aangezien het hier gaat om een gehele uiterst om vangrijke letterkunde, meen ik voor mijn bezwaar te moeten uitkomen. Vol gens mijn opvatting onderschat Van Heerikhuizen de Engelse literatuur in zijn geheel, onderschat hij bepaalde Engelse schrijvers en overschat hij anderen. Ik heb een poging gedaan om te proberen na te gaan waarop deze afzijdigheid van in het Engels geschre ven werken berust en ik zal trachten mijn bevinding onder woorden te bren gen. Want dat deze houding uit een persoonlijke gesteldheid moet voort komen is duidelijk. Mogelijk heeft het feit dat Van Heerikhuizen een duidelijke voorkeur heeft voor de ge tourmenteerde, voor de problemen verwerkende auteur de hand in dit verschijnsel. Het „hartstochtelijk be spiegelen" (pag. 93) heeft zijn voor liefde, indien dit tenminste wordt voorgedragen op het niveau dat Van Heerikhuizen zo terecht onmisbaar acht. Nu lijkt het mij mogelijk dat Van Heerikhuizen de Engelse auteur in het algemeen een gebrek aan hartstochte lijkheid toeschrijft enerzijds en een te grote afzijdigheid van tijdsverschijn selen anderzijds. Daaruit zou zijn overschatting van iemand als Christina Rossetti te verklaren zijn, echter niet zijn onderschatting van figuren als Patmore of D. H. Lawrence. Zo rede nerende zou men zich ook moeten verbazen over de afwezigheid van de essayist John Middleton Murry, doch het niet noemen van de dichter Gogarty komt voor rekening van de Engelsen zelf. Zij verzwijgen hem unaniem. Ik geloof daarom, dat men Van Heerikhuizens houding tegenover de Engelse literatuur eerder moet zoeken in een onderkennnen van het voornaamste element van deze litera tuur. Dat hij daarvoor blijkbaar een blinde vlek heeft, maakt b.v. dat hij een eigenschap van de Spaanse dichter Lorca ziet, maar dezelfde kwaliteit bij Dylan Thomas niet; n.l. het samen gaan van modern levensgevoel met be wustzijn van volkstraditie. Wat de Engelse letterkunde onderscheidt en m.i. ook heft boven anderen is iets wat ik creatieve bevlogenheid zal moeten noemen. De Engelse schrijver bezit een alomvattendheid van conceptie, een originaliteit van persoonlijkheid en de abstrahering van het tijdelijke op een zo concreet vlak, dat men weieens ge neigd is deze geniale eisenschappen te verslijten voor een combinatie van romantiek en realisme. Die kwaliteit geeft de Engelse lite ratuur zijn extreme zuiverheid, want hij begeeft zich niet op eventueel ver wante terreinen zoals filosofie b.v. maar trekt deze terreinen binnen de creativiteit, binnen de literaire concep tie. Doch laat ik in deze dezelfde redelijkheid betrachten als Van Heerik huizen zelf en het gevaar voor gene raliseren inzien. Dat hij dit laatste ook nog heeft gedaan is een zoveelste kwaliteit van deze machtige prestatie. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 11