SNOUCK HURGRONJE HERDACHT IN HET STUDIUM GENERALE DER DIES-VIERING Een der grootsten onder de groten uit Leidse Universitaire historie Zeer vele oud-alumni voor twee dagen terug in de Sleutelstad Wetenschap en idealisme De invloed van het geloof op het maatschappelijk leven 95ste jaargang Maandag 11 februari 1957 Tweede blad no. 29059 Door prof. dr. G. W. J. Drewes Voorvechter van idealen Maar getuigt het gedenkraam in het Groot Auditorium alleen daarvan? Of geldt deze hulde ook de geduchte en onvermoeibare voorvechter van idea len in het menselijk verkeer en de menselijke samenleving, idealen die De viering van de 382ste dies natalis van de Leidse Universiteit is het afgelopen weekeinde na de diesrede van prof. de Boer besloten met de oud-alumnidagen, de na de bevrijding tot een traditie geworden ontmoeting van oud-Leidenaren uit het gehele land en van buiten de grenzen met de tegenwoordige Leidse Universitaire gemeen schap. In de reeks van colleges en andere bijeenkom sten nam het studium generale, gisteren in de Stadsgehoorzaal gehouden, dit jaar een bijzondere plaats in doordat Het gewijd was aan prof. dr. Chr. Snouck Hurgronje, die thans honderd jaar geleden op de verjaardag van de Universiteit werd gebo ren. Onlangs schreven wij uitvoerig over deze grote Leidse geleerde, in het studium generale belichtte prof. dr. G. W. J. Drewes het werk en de persoon van een van de twee grondleggers van de moderne Islam-wetenschap. In tegenstelling met andere jaren woonde Koningin Juliana ditmaal de hoogtepunten van de diesviering niet bij. In ons verslag van de oud-alumnidagen kunnen wij slechts korte fragmentarische belangstelling wijden aan de vele belangwekkende colleges, die faculteitsgewijze werden gegeven en tezamen met gemeenschappelijke maaltijden en andere ont vangsten vrijwel de gehele zaterdag in beslag ook thans nog geenszins zijn verwe zenlijkt? Prof. Drewes dacht in het bijzonder aan de magistrale rede van Snouck Hur gronje bij de dies in 1922. Herinnerd aan de rede van Matthias de Vries bij het derde eeuwfeest van de Leidse aca demie waarin het Praesidium Libertatis een belangrijke plaats innam, heeft Snouck daarin de hoop uitgesproken dat op het vierde eeuwfeest of wellicht reeds eerder de Leidse Academie zou kunnen worden geëerd niet alleen als het bol werk van de vrijheid maar ook als het bolwerk van de caritas generis humani. de liefde tot het ganse menselijk ge slacht. Daarmee heeft hij de aller vakwe tenschap overschrijdende doelstellin gen van de universitaire vorming Prof. Drewes betreurde In het in de Stadsgehoorzaal gehouden studium gene- le, dat de ruimte niet gedoogde de herdenking van Snouck Hurgronje in het Groot Auditorium te houden, waarbij hij had kunnen wijzen op het gebrand schilderde raam ter rechterzijde van het spreekgestoelte waarin een voortdurend getuigenis is terug te vinden van Snouck Hurgronje. Hij staat daar afgebeeld als een van de grootsten onder de groten uit de geschiedenis van de Leidse Universiteit. Nu is de generatie van thans wel terughoudend geworden in de hantering van het epitheton „groot" sinds zij de ervaring heeft opgedaan dat grootheid des te minder schijnt te worden aangevochten naarmate zij zich in een verder verleden heeft gemanifesteerd, maar dit neemt toch niet weg dat men uitzonderlijke geestelijke statuur op het eerste gezicht onderkent. Van een der gelijk statuur was Snouck Hurgronje. Het feit dat hij op de dies natalis van de Leidse Universiteit in dit jaar honderd jaar geleden geboren werd was reden voldoende om hem in dit studium generale te gedenken. de verwezenlijking van het ideaal ener universele beschaving. Prof. Drewes belichtte uitvoerig de betekenis van Snouck Hurgronje voor de Islamwetenschap aan de hand van de monumentale hoofdwerken van de geleerde uit de jaren tussen 1880 en 1893. dus voor zijn Leids professoraat, In het bijzonder sprak prof. Drewes over de voor de wetenschapsbeoefening van Snouck bepalende dissertatie „Het Mekkaanse Feest", het standaardwerk „Mekka" en het meesterlijke „De At- jehers". Naast Islam ook de Moslim Snoucks benadering van de Islam is blijkens die werken zodanig dat hij het niet voldoende acht de leer te kennen, maar dat hij naast de Islam ook de Moslim als individu en als lid van de gemeenschap bestudeert, als een sociaal wezen, waarnaast hij er op lette wat er van de Islamitische leer in de praktijk van het gewone leven terecht komt. Geen wonder dat deze geleerde, die zulk een open oog had voor de locale adat, een der ontdekkers werd van het adat- recht. Prof. Drewes liet vooral aandacht val len op het baanbrekende werk van Snouck Hurgronje inzake de ontwikke ling en betekenis van de Islamitische plichtenleer. Hij wees er echter tevens telkens weer met nadruk op. hoe in de Islam-plichtenleer geloofsleer en mys tiek gezamenlijk de gewijde wetenschap uitmaken. De Duitse Islamoloog Becker heeft reeds vele jaren geleden het werk van de Leidse geleerde als volgt getekend: Wat wij thans de Islamwetenschap noe men is het werk van Goldziher en van Snouck Hurgronje. En dit oordeel heeft hij gemotiveerd door op te merken, dat bij alle verschil in benadering pas de door hen beiden in deze wetenschap in gevoerde vraagstelling er een eigen discipline van heeft gemaakt. Spreker noemde het een niet geringe verdienste, een der twee grondleggers van een nieuwe wetenschap te zijn. Met rechtmatige trots mag de Leidse Uni versiteit Snouck Hurgronje dan ook eren als een van de haren. klaar en bondig geformuleerd. Voor wie in de Leidse traditie is opgegroeid, is het dan ook geen vraag of in het gedenkraam in het Groot Auditorium meer wordt geëerd dan de Islam kenner. Hoe Snouck Hurgronje het ideaal heeft gediend in welks dienst ook de Universiteit wil staan waardoor hij aan spraak kon maken op de eretitel van een waarlijk nationale figuur, zal pas eerlang met volle klaarheid in het licht worden gesteld, wanneer met dankbaar heid zijn gehele levenswerk kan worden gezien zoals het geweest is. Met deze woorden, die ontleend waren aan wat Snouck Hurgronje schreef bij het over lijden van zijn vriend Van Vollenhove, besloot prof. Drewes het studium gene rale. Nadien vond als laatste officiële bij eenkomst in de diesviering een thee plaats in de Foyer van de Stadsgehoor zaal. Prof. Drewes (links) na zijn voor dracht over Snouck Hurgronje in het studium generale tijdens de thee die de dies-viering besloot in ge sprek met de president-curator van de Leidse Universiteit dr. J. E. ba ron de Vos van Steenwijk. (Foto L.D./Van Vliet) Bijeenkomst Christen Studenten Raad Belicht door prof. Banningen deheerHehvig Volgens traditie belegde gisterochtend de Christen Studenten Raad in de Zuiderkerk een bijeenkomst tijdens welke van Protestantse en van Katholieke zijde een algemeen gesteld probleem werd belicht. Dit jaar, waarin de Christen Studenten Raad het tweede lustrum heeft gevierd was in tegenstelling met andere jaren toen wetenschap en universiteit bij de probleemstelling betrokken waren, het meer algemene onderwerp van de invloed van het geloof op het maatschap pelijk leven besproken. Sprekers waren prof. dr. W. Banning uit Leiden en de heer W. L. Heiwig uit Rotterdam. Volle grootheid nog niet bekend De enige tegenwerping tegen een specifiek Leidse herdenking zou kun nen zijn. dat eerder een Nederlandse herdenking gepast ware. Het enige af doende antwoord op dit bezwaar is, dat een nationale herdenking, waarin de volle grootheid van deze geleerde en politicus en mens volledig tot haar recht komt eerst mogelijk is wanneer de niet-wetenschappelijke geschriften en adviezen, die nu nog in archieven be rusten. gepubliceerd zijn. Dank zij een initiatief van het Oos ters Instituut (een van de vruchten van de arbeid van Snouck Hurgronje) en de Rijkscommissie voor Vaderlandse Ge schiedenis is de uitgave van de adviezen ter hand genomen, en dezer dagen is het eerste deel van de publikaties daar- Eert 'fragment van het gebrandschilder de raam in het Groot Auditorium waarin de herinnering bewaard wordt aan enkele der grootsten onder de groten uit de Leidse universitaire historie. Aan dit raam werd door prof. Drewes herinnerd tijdens het studium generale. Boven de beeltenis van de stichter der Academie Prins Wil lem van Oranje, daar onder links Snouck Hurgronje. midden Thorbecke en rechts Van Vollenhoven, daaronder links Hui- zinga en rechts Lo- rentz. Dit raam be vindt zich rechts van het spreekgestoelte in het Groot Auditorium (Foto L.D./Van Vliet) omtrent verschenen. Waarschijnlijk zul len nog twee delen volgen. Evenzeer gewenst is verder de uitgave van al datgene wat Snouck Hurgronje heeft geschreven nadat het zesde en laatste deel van zijn Verspreide Ge schriften in 1926 was afgesloten. Drie vragen Snouck Hurgronje heeft zich als Arabist van meet af aan de Islam tot studieveld gekozen en het waren drie vragen die hem vooral bezig hielden. De eerste twee daarvan zijn de cen trale vragen van de Islamwetenschap geworden nadat hij ze voor het eerst had gesteld. In de eerste plaats de vraag hoe het stelsel van de Islam tot stand is gekomen en in de tweede plaats wat de betekenis is van de Is lam voor het leven van zijn belijders. Tenslotte de vraag hoe men de Isla mieten dient te besturen teneinde hun de weg tot de nieuwe tijd te effenen en hen als medewerkers te winnen bij Godsdienst of religie Het onderwerp, behandeld in de Open bare Bijeenkomst van de Geünieerde Loge van Theosophen van gisteren, werd ge vormd door de vraag: „Godsdienst of Religie"? Het is een algemeen verbreid denkbeeld, dat de Theosophie een mo derne godsdienstige stroming is, zoals bijv. Christian Science, de Adventisten enz. Dit is onjuist. Het is het gevolg van het feit, dat de beide termen „Gods dienst" en „Religie" willekeurig worden verwisseld. Bij de eerste ligt de nadruk op het dienen van een God; bij de tweede op de band, die al het gescha pene hoe men ook zijn wording denkt, verbindt. In de eerste zin is Theosophie zeker geen godsdienst, in de Westerse zin. Zij verwerpt het denkbeeld van een per soonlijke buiten-kosmische God, die schept en leiding aan alles en allen geeft. Het is gemakkelijk aan te tonen, hoe de gangbare voorstellingen daarom trent tot wijsgerige tegenstrijdigheden voeren. Oneindig zijnde is zijn schep pingsdrang eindig, beperkt tot één Heelal met bijzondere voorkeur voor de aardse mens; hij is onderhevig aan menselijke gemoedsstemmingen. Het is het oud testamentische godsbegrip, ontdaan van die diepere esoterische wijsheid, die de Joodse priesters voor zich behielden. Het Het Theosophische Godsbegrip gaat uit van een eeuwig „Goddelijk Beginsel", waaromtrent elke beschouwing voor het menselijk verstand onmogelijk is. Uit. dit grote onbekende welt op vaste tijden, in alle eeuwigheid, een kern van mani festatie op, die zich door de Goddelijke inspiratie, welke deze kern begeleidt, tot een Heelal ontplooit en in stand blijft tot deze inspiratie geheel is uitgewerkt en al het ontplooide weer geleidelijk wordt teruggenomen, verrijkt met erva ring. Geen schepping, geen werelvergaan derhalve. Het „Goddelijke Beginsel" is dus in iedere openbaring overal aanwe zig en werkdadig. De Theosophie ziet dit beginsel in alles en allen als de band, die alles met elkaar in diepste wezen verbindt. Dit is het denkbeeld van „Universele Broederschap", de ..Liefde" van Paulus, de hoogste zedelijke wet. Ook het Christendom kent deze, maar het mist de middelen om de kosmische noodzakelijkheid van een leven van naastenliefde voor alle medeschepselen, voor mens en dier, te ontvouwen. Deze gedachte van „Universele Broederschap" legt de nadruk op Religie in de zin van het Latijnse „relego", samenlezen. De Theosophie is dus geen godsdienst, kent geen God in de Westerse zin van het woord, maar zij is allerminst god deloos, want door haar Pantheïtisch karakter is zij in hoge mate religieus. Dialogische basis Prof. Banning vroeg zich in de aan vang van zijn betoog over de invloed van het geloof op het maatschappelijk leven af. of achter deze vaag-algemeen en vrij afgezaagde probleemstelling niet een principiële verontrusting schuil ging. een verontrusting die ontstaan is door de crisis die op zo talrijke en uit eenlopende maatschappelijke en ge meenschappelijke terreinen aan de dag zijn getreden. Bij het zoeken naar een uit die ge zichtshoek belangrijk antwoord moet geloof niet gezien worden als een theo logie of een levensbeschouwing, maar als de moed om dialogische beschouwing met God te willen aanvaarden.. „Er is een God die gesproken heeft en spreekt". Op basis van de aanvaarding hiervan moeten wij antwoorden. Spreker schetste de samenleving der mensen als een avontuur, waarin echter geen plaats is voor Donquichotterie en Machiavellisme. De twee polen van dit avontuur zijn het aandurven er van en het weten van de geborgenheid op grond van Gods Woord. Een beschouwing uit die uitgangspun ten brengt mee, dat de gelovige zich moet stellen op realistische basis en uit gaan van een reële solidariteit met ver mijding van pessimisme en optimisme. Reëel zijn betekent in dit licht bezien in de eerste plaats er ons voor te hoe den ons voor te doen als de kenners van de oplossing. Wij horen nu eenmaal tot de wereld die vol is van problemen, wij maken er deel van uit. EEN OPDRACHT Dit betekent een opdracht. Ondermeer de opdracht ons bewust te worden van de invloed van het geloof op de maat schappij. De apologeten menen, dat die invloed groot is geweest in het verleden: zoals een verzachting van de zeden, het omhoog brengen van de positie van de vrouw, de afschaffing van de slavernij. Maar dat is niet een betrouwbaar ant woord. Want de kerk heeft ook in de loop der eeuwen dikwijls slechte dingen bevorderd, en dan zouden wij, om een indruk te krijgen van de waarde der Een scene uit het dies-toneel The Philanderer" van Shaw. waarvan onder regie van Peter Holland za terdagavond de officiële voorstel ling plaats vond. Onlangs schreven wij uitvoerig over het spel van de Leidse studenten naar aanleiding van de eerste voorstelling, die de dies-viering inleidde. Op de foto van links naar rechts mej. E. Gos lings. de heer H. Hillebrand en mej. C. v.d. Borg. (Foto L.DyVen. Vliet) invloed, debet- en credit-posten moeten invoeren. Evenmin kan men een institu tionele opsomming in statistische vorm hanteren om de invloed te bepalen DRIE HOOFDPUNTEN De invloed van het geloof ligt op een ander niveau, het dialogisch niveau dat ons er toe brengt te luisteren naar God wiens woord wij accepteren. Daar vloeien drie principiële pun ten uit voort. Wij moeten zorgen, dat Gods boodschap blijft doorklinken, hetgeen de profetische functie van het geloof kan worden genoemd. Voorts moeten wij een eerlijke houding van kritische solidariteit vinden, waarin de Christenen niet uit de hoogte een oplossing trachten op te dringen, maar waarin zij in een eerlijk en van eigen onvolmaaktheid bewust gesprek slechts heenwijzen naar een gegeven vorm. En tenslotte is een houding van dienst baarheid van het allergrootste belang. Dit brengt een reëel afstand doen van Christelijke machtsposities mee en een bereidheid om op elke post in eenvoud te dienen, zonder hoop op beloning, erkenning of onderscheiding. Slechts een dienen als een goed instrument van potentaat der potentaten, van Jezus Christus, onze Heer. BEVESTIGDE ONMACHT De heer W. L. Helwlg, die als katho liek zijn visie gaf op de geloofsinvloe- den op het maatschappelijk leven, her innerde aan uitspraken van grote chris telijke filosofen die deze invloed mini maal achtten. Telkens weer leert de historie volgens deze zienswijzen, dat het geloof onmachtig is invloed op het maatschappelijk gebeuren uit te oefe nen. Niet alleen nu, maar ook in het verleden. In de eerste eeuwen van het Christendom en in de Middeleeuwen werd de vraag over de invloed van het geloof op de maatschappij ook met een pessimistisch antwoord bekroond. Spreker zag twee extreme vormen van de verhouding tussen geloof en maat schappij: die waarin het geloof als god delijk en de maatschappij als duivels wordt gezien en waarin slechts een kleine groep begenadigd is en waarin bovendien het fetsjisme van de bijbel opgeld doet, en anderzijds die waarin het christendom vereenzelvigd wordt met een bepaald maatschappelijk, soci ologisch, politiek en economisch systeem waarbij in de fout van theocratie ver vallen wordt. SOCIALE DIMENSIE De heer Heiwig wees er met afwij zing van beide extreme zienswijzen op, dat de christen als het ware ge dwongen wordt aan zijn geloof een sociale dimensie te geven. Hij zag die dimensie zodanig, dat de kerk in diep ste wezen Christus zelf is, dat de kerk Christus in de wereld Is en dat God op deze wijze in de maatschappij zelf en in de profane geschiedenis is in getreden. De profane geschiedenis als beeld van de maatschappelijke ont wikkeling is niet meer dan de uiter lijke verschijningsvorm van de heils geschiedenis. Beschaving en samenleving hebben zo gezien een taak (en dus een invloed) in de heilsgeschiedenis namelijk door instrument te zijn van het dichterbij brengen van het einde der geschiedenis zelve. ANALOGIE MET ADVENTSTIJD De tegenwoordige maatschappelijke crisis zag spreker 'als een analogie van de adventstijd, de beproevingstijd maar tevens de tijd die een grote belofte in houdt. Daarbij moet men zich realise ren. dat afscheid genomen moet worden van wat geen taak meer heeft, dat de aanvaarding van een dergelijk afscheid bok een kernmerk van de adventstijd is. En de onmacht van vandaag moet ge zien worden als een analogie van de onmacht van het kruis. Het kruis was een gigantisch teken van onmacht van de machtshebbers van toen. maar het is tevens de bron van onze verlossing, dan onze bevrijding geworden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 3