De glanzende (valse!) robijnen van de knappe Lucretia della Vista AAN DE STROOM mé I Miclièle Morgan binnenkort in de rol van een „dynamische vrouw SPIONNEN IN DE SCHADUW (VII) Mn eerste grote opdracht (buiten mijn weten) eindigde in een diepeschuldeloze slaap Domme rol had resultaat Interview met Frankrijks filmster no. één Zij houdt van eenzaamheid en stilte Mondain gedoe is een kwelling voor me, zegt zij 5e Jaargang no- 6 Zaterdag 9 februari 1957 w, i m 'i Lucretia della Vista (vertelde Arbetti mij) was niet, als haar Florentijnse naamgenote Lucretia Borgia, iemand, die met dolk en gif beker haar vrienden en minnaars naar de andere wereld hielp. Wel bezat zij, als Lucretia Borgia, een zeer bijzondere schoonheid. Zij wist dat ook. Zij verstond bovendien de kunst om haar schoonheid in het geding te brengen als het gold, andere mensen, meestal mannen natuurlijk, voor haar wagentje te spannen. Zij was de dochter var een rijke Zuid-Amerikaan. Op zeer jonge leeftijd trad zij in het huwe lijk met een zoon van een der deftigste Europese geslachten. Haar man was twee jaar na dat huwelijk gestorven. Zij had toen haar meisjesnaam weer aangenomen. Als weduwe, nee, als douairière bewoog zij zich in de allerbeste kringen. Natuurlijk beschikte zij over veel vrienden en invloedrijke relaties. Steeds wist zij hooggeplaatste en vooraanstaande figuren te bereiken, als het voor haar of voor anderen van belang was. Ook voor anderen namelijk, want zij was steeds voorkomend en behulp zaam jegens hen, die niet behoorden tot de upper ten. Zij was geestig en boeiend. Bovendien leidde zij wat men noemt een degelijk leven, zodat zij niet alleen in Parijs en Brussel, maar ook in minder vlotte steden gezien was. „Let vooral op La Bella", waarschuwde mijn chef mij Ik vertel je dit (vervolgde Arbet ti) om je een beeld te geven van de vrouw, die mij eens danig bij de neus heeft genomen. Dat was in 1935. Ik had mijn eerste grote op dracht gekregen. Er waren (had mijn chef gezegd) belangrijke ge gevens betreffende de defensie van twee Westeuropese landen op on naspeurlijke wijze in handen geval len van een beroepsspion, die ze aan de meestbiedende had ver kocht. Nieuwe transacties van ge lijke aard konden worden verwacht en moesten zo enigszins mogelijk worden voorkomen. Er ivaren ster ke aanwijzingen, dat de gegevens in Brussel verhandeld werden. Het ivas voorts waarschijnlijk, dat de „kooplieden" of de „koopman" zich bewogen in de kring van Lucretia della Vista. Het was mijn taak (zei mijn chefom ook tot die kring te gaan behoren en mijn ogen en oren danig de kost te geven. Ik beschik te over voldoende introducties, dank zij mijn chef en dank zij het feit, dat Lucretia's overleden man een verre neef van mij was. Mijn chef noemde mij voorts de namen van een tweetal vertrouwensman nen, met wie ik, zo nodig, sommige dingen discreet zou mogen bespre ken. Ik was zeer vereerd met die opdracht. Net een kolfje naar mijn hand, dacht ik. Ik zei het ook. Mijn chef lachte. Daarom had hij mij uitgezocht, hoorde ik. Zo toog ik ten stryde. Drie maan den lang bezocht ik diners, soirees, bridge-drives, dansfestijnen en andere samenkomsten. Lucretia ontmoette ik herhaaldelijk. En ik moet bekennen, dat zij mij boeide. Toch hield ik oren en ogen wijd open. Vergeefs. Wel ont dekte ik mensen, die als „verdachten" in aanmerking kwamen, doch na on derzoek hoorde ik steeds van mijn chef: ten onrechte verdacht. Eindelijk echter kreeg ik een positieve aanwij zing. En wel van mijn chef zelf. Dat was in juni. Arbetti (zei hij), let vooral op La Bella. La Bella, zo noemde hij Lucretia. Ik beloofde het. Eindelijk de kans Een paar dagen na die aanwijzing belde Luoretia ik noemde haar nicht Lucretia mij op. Zij verzocht mij, bij haar te komen, want zy had een lastig probleem op te lossen, waarbij ik haar misschien zou kunnen helpen. Natuurlijk aanvaardde ik de uitnodi ging graag. Wij maakten een afspraak voor de volgende dag. Nu kreeg ik meende ik een goede gelegenheid om haar werkelijk te peilen. Ik liet mij -op het afgesproken uur bij Lucretia aandienen. Eerst praatte wij over gemeenschappelijke kennis sen, over Zuid-Amerika en over mijn land. Toen kwam zij met haar pro bleem voor de dag. Het was (zei ze) een robijnen-probleem. En zij toonde mij enige prachtige robijnen. Zijn die echt of vals?, vroeg zij. Ik had haar vroeger eens verteld, dat ik wel enig verstand had van edelstenen. Dat was juist geweest. Ik bekeek de robijnen en zag, daf ze vals waren. Ik zei haar dit. Onbegrijpelijk (antwoordde Lucretia), een jaar geleden in New York gekocht en voor veel geld. Dat begreep ik, als het echte robijnen waren geweest. Lucretia keek nadenkend en zei toen: Neef. wil je mij een dienst bewijzen? Wil je voor alle zekerheid nog eens het advies inwinnen van twee vak mensen, deskundigen, juweliers be doel ik? Ik beloofde haar dat. Ik deed de robijnen in het etui en stak dit in myn zak. Een half uurtje later nam ik afscheid. Ik vroeg my af, wat Lu cretia beoogde. Ik mocht niet aanne- nen, dat dë Newyorkse juwelier haar bedrogen zou hebben. Maar waarom dan haar verlangen naar myn oordeel? Ze wist natuurlijk, dat de stenen vals waren. Wat voor doel streefde zij na? De volgende dog Zodra ik de volgende ochtend wak ker werd, dacht ik aan Lucretia's ro bijnenraadsel. Ik besloot om het voor te leggen aan de beide vertrouwens mannen, die mijn chef mij had ge noemd. De eerste, die ik bezocht, was een in Brussel geaccrediteerd diplo maat van een klein land. Hy zei, dat hij er geen touw aan kon vastknopen. De tweede was een jurist van naam (geen Belg). Ik toonde hem de robij nen en vertelde hem van mijn gesprek met Luorëtia. Hij zei: Zoudt U een kwartiertje willen wachten? Ik moet nog een dringende brief afmaken Ik geef U een glas Sherry. Hij nam uit een kast een karaf en twee glazen. Hij schonk de glazen vol. Hij nipte aan het zijne en ging aan zijn bureau zit ten. De sherry was voortreffelijk. Mijn glas was spoedig leeg. Toen vervaagde het beeld in de kamer. Er kwam een mist voor mijn ogen. Toen ik ontwaakte, was het schemer duister in de kamer. Myn gastheer zag ik niet. Ik had een zware hoofdpijn. Ik ging naar de hal. Geen huisknecht of dienstmeisje vertoonde zich. Ik reed naar mijn hotel. Ik vond een briefje met de mededeling, dat Lucretia my verzocht, haar op te bellen. Ik deed zulks. Haar eerste vraag was: En wat zeiden de juweliers? Mijn antwoord was onaardig, al vertelde ik haar niets van mijn ervaringen. Toen zei La Bella: „Maar neef Arnold dan toch, anders ben je zo hoffelijk en nu zo kortaf. Je hebt toch geen geheimen voor me? Niet nodig hoor, ik ken ze allemaalmaar je bent heus een lieve gehoorzame jongen. Kom maar gauw naar mij toe. Je vindt hier een oude bekende en goede vriend". Toen ik vroeg: wie?, werd de verbinding verbroken. Ik diende mijzelf een snelle en krachtige koudwaterbehandeling toe en reed vervolgens naar Lucretia's woning. Gastheer geknipt Luoretia begroette my bijna uitbun dig. En bij de schoorsteenmantel stond mijn chef. Hy glunderde van pret. Arbettizei hij), je hebt je prachtig gehouden, al was je dan vandaag wat slaperig. Maar dat was in het belang van de goede zaak! Ik ben je een ver klaring schuldig. Welnu, toen ik jou naar Brussel stuurde, wist ik. dat een van de beide mannen, die ik je noemde als vertrouwensmannen, de .schakel", tussenpersoon of koopman was. Wie van beiden, dèt wist ik niet. Ik moest volstrekte zekerheid hebben, alvorens ik iets kon ondernemen. Ik rekende op jou. Ik gaf je aanvankelijk te verstaan en zei het je later duidelyk, dat Je vooral op je schone nicht moest let ten, omdat zijeen van mijn beste „medewerkster in de schaduw" is, ook al leeft zij dan -in het licht van de grote wereld. Jouw wantrouwen je gens haar ja, je was discreet, maar een scherp waarnemer zag toch je reserve! moest het vertrouwen ln haar van de tegenpartij versterken. Door de beide verdachten aan te wijzen als jouw vertrouwensmannen, ver sterkte ik hun geloof in je onnozelheid. Vertrouwen is een merkwaardig ding in ons vak, Ai^betti. En nu het robijnenraadseltje. Ik ivist dat, door de robijnen aan de „schakel" te tonen, deze met alle voorradige stukken het land on middellijk zou verlaten. De schel men wisten - daarvoor had Lucre tia gezorgd - dat ze in de gaten iverden gehouden. Lucretia was het namelijk, die uitvond, wie de le verancier der informaties was. Zij genoot zijn volle vertrouwen en pakte zelfs geld van hem aan. Wie het was? Dat zeg ik je niet. Maar goed. toen ik dezer dagen hoorde, dat de „schakel" weer bezig was met een transactie, besloot ik te handelen. Lucretia gaf jou dat ro bijnenraadsel op. We rekenden er op, dat jij het weer zoudt voorleg gen aan je beide „vertrouwensman nen". Bedenk, dat zij allebei Lucre tia vertrouwden. De diplomaat te recht, de jurist ten onrechte. En als ik niet naar die vertrou wensmannen zou zijn gegaan? Ja, Arbetti (zei de chef), dan had ik wel gezorgd, dat je het advies had gekregen namens mij om die bezoeken wél af te leggen. Er wa ren natuurlijk twee van mijn man nen, die op jou letten. Geheel on- vaarlijk was je werk niet. En die sherry-gastheer van mij? Geknipt. Met de papieren. Even als de leverancier. De koper is bui ten ons bereik. Trouwens, hij is voor ons onaantastbaar. Waarom moest ik, ondanks mijn domme rol, in slaap gesust worden vandaag?, vroeg ik nog een beetje nydig. Toen zei Lucretia: Neefje, dat was mijn schuld. Ik vertelde die jurist, dat je gevaarlijk kon zijn, sterke man je weet wel. zo'n opmerking terloops. De diplomaat vertelde ik dat ook. Hij glimlachte, maar de jurist nam maat regelen en gaf je sherry met een poe der. Ik deed het heus om jou een ge noegen te doenDenk eens aan, je eerste grote opdracht en dan al met een zo'n sensatie! En ze gaf me een stevige zoen. Niet in de schaduw. (Nadruk verboden) „Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan Deze woorden van onze grote dichter Marsman kwamen mij in herinnering, toen ik om streeks de jaarwisseling enkele da gen doorbracht in d" onmiddellijke omgeving van de Rijn. De kalme, wat sombere weersgesteldheid van die dagen, vervolmaakte, zo dik wijls als ik uit het venster van mijn kamer over de stille, grote rivier uitzag, het beeld, zoals dat in het gedicht van Marsman op onnavolgbare wijze getekend is. En kele woorden uit dit gedicht dron gen zich. naarmate in de rustige verpozing van enkele vakantieda gen het riviergezicht meer en meer tot mij ging spreken, als vanzelf steeds meer aan mij op. In het ge dicht immers, wordt gesproken van ..een grootsch verband", waarin het gehele Hollandse landschap zich bij stille beschouwing laat voegen. En, als een verrijkende ervaring van deze sombere, stille dagen, deed het wijde uitzicht over de rivier, mij enigszins verstaan, van wat de dichter bedoeld moet heb ben, toen hij die woorden over het „grootsch verband" neerschreef. Het was voor mij namelijk een wonderlijke ontdekking, dat. terwijl meestal elk spoor van techniek een zekere verstoring van het land schap betekent, dit geenszins het geval was met de boten, die met een nimmer aflatend gestamp van de motor stroom op- of stroom afwaarts voorbijvoeren. Het was veeleer of juist dit voorbijvaren van de schepen de serene rust. die van het wijde landschap uitging, eer onderstreepte dan afbreuk deed. Was het omdat het omringende landschap tè groots was dan dat het door een kleine accentuering van menselijke vaardigheid kon worden verstoord? Of was het om dat op een of andere wijze, de in beide richtingen varende schepen zich wonderwel voegden in het „grootsch verband" van de rivier, die altijd in beweging is, en toch WOORD VAN BEZINNING een indruk van oneindige rust en geborgenheid achterlaat bij ieder, die haar in stilte overziet? Mijmerend op mijn kamer met dit onvergetelijk uitzicht, moest ik denken aan een oude vraag, die ernstig levende mensen de eeuwen door heeft bezig gehouden. Een vraag, die ook mensen tegen" over r- jh.M J li -' P»Ml111 Bfc <i I mBI elkaar heeft gebracht, gemeen schappen heeft verscheurd en men sen heeft beladen met vervloeking en verkettering. Deze, aloude vraag: Is Gód het, die ons alleen tot een heilig werk bekwaam kan maken, of moeten wij mensen het zelf doen? Past de gelovige voor alles Myn partners heten Peter Vaneck en Daniel Gelin. En in dat liefdesspel of beter liefdesdrama, ben ik nu eens niet langer de wat willoze prooi der passies, maar eerder het motorische element. Een dynamische vrouw, zoals dat tegenwoordig heet. Ik sta nu op het punt om naar Nice te vertrekken voor de buitenopnamen die een maand of twee zullen duren". een eerbiedig luisteren, een ver trouwen, dat het gelóóf het voor naamste is, of zal hij de hand aan de ploeg moeten slaan, en zijn eigen zaligheid met zijn werken moeten waar maken? Wij zouden geen Hollanders volk van dominees en theologen geweest zijn. als deze aloude gods dienstige strijdvraag niet telkens weer was opgeleefd, met vuur en kracht verdedigd en bestreden, tot een noodlottige splitsing van groe pen en kerken de ontoereikendheid van onze oplossingen zou demon streren. De bijbel dat arsenaal der strijdende christenen schijnt hier ook niet veel te helpen: „blijft uw behoudenis bewerken met vreze en beven, want Gód is het. die zo wel het willen als het werken in u werkt'1 (Philippenzen 2). De bijbel lost de spanning niet op. maar laat beide onverzoend naast elkaar staan: wij moeten het doen èn God doet het. Het uitzicht over de rivier in die vakantiedagen heeft mij geholpen dit moeilijke bijbelwoord, die schijnbaar onoplosbare vraag beter te verstaan. De boten gaan stroom- op- en stroomafwaarts, soms haast zonder moeite, soms met hard draaiende motoren, maar voor wie de dingen van wat wijder gezichts punt kan zien, is het meest opval lende dit: „het grootsch verband" waarin de boten met hun eigen kracht zich wonderwel voegen. In ons leven is het dikwijls niet anders: soms gaan wij met de stroom mee. soms moeten wij ons tot het uiterste inspannen, moet de motor hard werken. Laten wij ech ter niet vergeten, dat onze levens met al hun principiële kwesties, met al ons vragen en zoeken, èrgens hun plaats hebben in de grote stroom. Dat „grootsch ver band", dat ons ook in sombere, stille dagen zo oneindig verkwik ken kan. dat is wat wij bedoelen als wij stamelend „God" mogen zeggen. Ds. S. L. VERHEUS. Doopsgezind pred. Leiden. de mensen in ons vak hun persoonlijke leven van hun filmcarrière geschei den moeten houden. Het publiek weet nu eenmaal dat we man en vrouw zijn. En door een liefdesscène of een andere ontmoeting op het projectiescherm worden er dan bijgedachten opgewekt, die we beter kunnen vermijden. We gaan dus ieder onze eigen weg. Trou wens. zou dat ook voor een huwelijk niet veel beter zijn? Elkaar na een afwezigheid van een paar maanden weer terug te vinden, is helemaal geen drama. En voor een huwelijk is dat zelfs wel gezond". Voortreffelijke gastvrouw „Nog een vraag, denkt u er, net als Ingrid Bergmann. nooit over eens in levenden lijve, dus op de planken, op te treden?" „Natuurlijk heb ik daar vaak over gedacht en geregeld krijg ik ook uit- (Van onze correspondent in Parijs) Michèle Morgan, die onlangs door het Franse publiek voor de zevende achtereenvolgende maal tot de beste filmspeelster van het jaar werd uitverkoren, is- met haar man, de acteur Henri Vidal, in een der fraaiste patriciërshuizen, het zogeheten Hotel Lambert, in de oudste wijk van Parijs gevestigd. Het huis (we zouden bijna zeggen: de burcht), waarvan het beroemde filmpaar een der hoogste etages bewoont, ligt op het lie Saint Louis, een der twee eilandjes waar, een dikke tweeduizend jaar geleden, de eerste grondvesten van de Franse hoofdstad werden gelegd. En door de hoge vensters van hun uiterst stijlvol ingerichte woning zie je de rustige vertrouwde Seine stromen in haar bedding, die ze al die eeuwen lang maar heel zelden heeft verlaten. Het is een wat vreemde sensatie wanneer wij langs een wentel* trap het appartement van de Vidal's hebben bereikt deze cory feeën van de filmkunst in zo'n eeuwenoud kader aan te treffen. Zo iets als een modern schilderij in een heel bijzonder klassieke lijst, zon der dat je zeggen kunt dat die twee elementen met elkander detoneren. Publiek wil haar het liefst zien als een wat koele minnares Die opmerking komt ons bij de begroeting al gauw over de lippen. Michèle Morgan geeft ten ant woord dat wij ons in haar karakter en haar voorkeuren toch vooral niet vergissen moeten. „Ik houd vooral van de stilte en van de eenzaamheid". Massale recepties en grandioze première's vind ik eigenlijk een gruwel. We ontvangen hier bijna alleen onze beste en oude vrienden. Mondaine bijeenkomsten zijn voor mij een kwelling, en op het jachti ge leven van deze tijd, ben ik van nature helemaal niet zo goed inge steld. Met mijn man is het iets anders. Heel hard rijden in een auto schijnt hem op aangename wijze op te winden. Ik vraag dan meestal maar of ik tevoren even uit mag stappen. Het is niets voor mij". Natuurlijk komt het gesprek al spoe dig op haar talrijke, om niet te zeg gen ontelbare films nou, nou. onder breekt mij mevrouw Morgan, die eigen lijk Simone Roussel is geheten, het zijn er op de kop af: vijf en dertig en op het aparte, speciale type van de wat koele minnares, die ze na Gri- bouille (waarin ze op zeventienjarige leeftijd debuteerde) Orage en Quai des Brumes, vrijwel zonder uitzonde ring steeds heeft uitgebeeld. „Ja", erkent Michèle Morgan, „de regisseurs en het publiek schijnen mij nu eenmaal graag op een bepaald karakter vast te willen leggen. Die eigenschappen zullen natuurlijk ook wel in mijn persoonlijkheid verankerd liggen. Maar het gevaar blijft toch dat je ook in je speel en uitdrukkings middelen wat eenzijdig gaat worden". „Maar heeft u bij de keuze van een onderwerp en een draaiboek dan niet ook zelf een eigen stem in het kapit tel?" Beslissende stem Tuelukkig wel. en die stem is zelfs, mag ik zeggen, beslissend. Een scena rio wordt doorgaans allereerst voorge legd aan een acteur of actrice die be schouwd wordt een eigen vast en uit gebreid publiek te bezitten. De naam van een ster op een affiche wordt nu eenmaal beslissend geacht voor het e.v. succes van een film. Ik zeg dat niet om op te scheppen. Maar het feit kan intussen ook moei lijk worden ontkend. Het publiek gaat vooral naar de bioscoop om een be paalde ster te zien die het bewondert. Op enkele regisseurs na, worden de overige medewerkers of makers van een film bijna als bijzaak beschouwd. Dat is erg onrechtvaardig, maar nie mand schijnt er wat aan te kunnen doen. En onrechtvaardig is het eveneens, dat het publiek zijn sterren tot het eeuwig vertolken van bepaalde types wil veroordelen. En daarom hecht ik nu zelf zo'n grote betekenis aan mijn volgende film die „Retour de Mani- velle" zal heten. Natuurlijk is er weer liefde in het spel en dus een driehoek. Michèle Morgan en Henri Vidal in hun ..burchtkamer" met uitzicht op de Seine. (Foto Daniel Frasnay) Gescheiden carrières Intussen heeft Henri Vidal in een kamerjas gehuld die momenteel meewerkt aan René Clair's volgende film. zich in de conversatie gemengd en zo komt de vraag aan de orde of en wanneer we hen ook weer eens samen op het doek zullen aanschou wen. De echtelieden hebben elkaar bij de opnamen van Fabiola in Rome. nu tien jaar geleden, leren kennen en nadien speelden ze tezamen ook nog in films: „La belle que voila" en „L'étrange madame". „Nee, achter die beroepssamenwer- king hebben we", zo verklaart Henri Vidal vastbesloten, „nu definitief een punt gezet" „Ja", licht Michèle Morgan nader toe, „we vinden alle twee, dat getrouw- nodigingen van theaterdirecteuren. Maar het is zo iets heel verschillends, film en toneel. Ik zou me geloof ik er? vreand voelen op de planken voor een volle zaal. Ik heb daar helemaal geen ervaring. En ik denk niet dat ik die angst nu nog ooit zal kunnen over winnen". Michèle Morgan heeft de reputatie, als gezegd, tot het koelere genre actri ces te bëhoren en ook privé maakte ze zeker geen opgewonden indruk. In haar volgende film wil ze dus bewij zen. dat ze heus wel over tempera ment beschikt, en met vertrouwen zien we die demonstratie tegemoet Maar door haar hartelijke ontvangst hebben wij nü al ondervonden, dat deze „koele" actrice zich in ieder ge val een bijzondere vriendelijke gast vrouw weet te tonen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 11