Journalisten in Dubbo ontvangen met het Amerikaanse volkslied... Persoonlijke herinnering aan „maestro" Arturo Toscanini Het geval van de correcte chauffeur NU is het ogenblik gekomen hem het album van de Vrije School te tonen. En onmiddellijk is hij een en al belangstelling voor de tekeningen, voor het drie stemmig lied van Zagwijn, dat hij dadelijk neuriet, voor de prachtige wiskundige constructies en hij is dankbaar dat kinderen in Holland dat voor hem maakten. Een Italiaanse vertaling van „Opvoedkunst in het licht van de Anthroposofie" is er ook bij. Steiner in Toscanini's handen. Een blik er in geslagen. „Trés intéressant", en hij leest dadelijk verder. ZATERDAG 26 JANUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 Ontdekkingsreis door een tverelddeel (IV) Burgemeester stondals goed Australiëraan pokermachine! Augustus 1939: afscheid voor altijd P' SPIONNEN IN DE SCHADUW (V) Die - naar achteraf bleek - helemaal zó correct niet ivas Honderdjarige nederzetting op de grens van het land. Maar geen land achter is (Van onze correspondent in Australië) Dubbo is de poort naar de vlakten van het verre westen van Nieuw Zuid-Wales, waar de bevolking steeds schaarser wordt en de kaart lege vlekken toont. De bevolking telt ongeveer 13.000 zielen, onder wie een zestigtal Nederlanders. Ter gelegenheid van ons bezoek in gezelschap van vele andere buitenlandse journalisten, baadde het vliegveld in een zee van licht, dat nog versterkt werd door de koplampen van talloze auto's van de notabelen der stad,, die ons in een lange rij naar het stadhuis reden, waar zich veel publiek had verzameld. Over de gehele, meer dan een kilometer lange straat hingen slingers van elektrische lampjes in alle kleuren van de regenboog. Staande hoorden we drie en twintig toespraken aan van de burge meester en andere hoogwaardigheidsbekleders, die het bezoek van Koningin Elizabeth II in 1954 en het bezoek van deze journalisten in één adem noemden als de grootste gebeurtenissen in de historie van Dubbo A elvnnoot 1' n *1 vreesde reedsdat het alle volkslie- OCddl llCp 1 OllCt deren van de zeventien door ons vertegenwoordigde landen zou gaan 11101 poëzie-alDUm ^spelen, maar de burgemeester had 1 er een oplossing voor gevonden. Hij Er was een muziekkorps, dat na verzocht de dirigent het Ameri- elke toespraak lustig blies en ik kaanse volkslied ten gehore te brengen als een hulde aan de jour nalisten uit de vijf werelddelen. Onder hen bevonden zich twee Russen Dubbo iverd een goede honderd jaar geleden gesticht als een kleine nederzetting aan de rivier de Mac- quarie. Voor de eerste keer in een eeuw trad zij het vorige jaar na he vige regens buiten haar steile oe vers en zette de stad, die negen honderd voet boven de zeespiegel ligt, onder water. Dubbo is een typische stad van het achterland op de grens van de „never-never", ivij zouden zeggen: land waar geen land meer achter is. In Dubbo laat aich de sfeer daarvan reeds aanvoelen als centrum van een rijke schapen- en tarweteelt. De hoofd straat is een lange rij van winkels en hotels met luifels op palen aan de rand van het trottoir. De hotels hebben daarboven een grote ruime wandel veranda, waarop alle kamers uitkomen. In de zomer staan de deuren open om de koelte van de nacht binnen te laten. Toen ik de volgende ochtend vroeg op stond om een wandeling door de straat te maken, zag ik de gasten in pyjama over de veranda's lopen Tenminste één bowling-dub Elke Australische stad, die zichzelf respecteert, gaat prat op het bezit van minstens één bowlingclub en een golf club met de nodige clubgebouwen en grote grasvelden om deze sporten te beoefenen. Bowling wordt gespeeld met afgeplatte, tamelijk zware ballen, zo groot als een klein Edammer kaasje, Een lezeres schrijft ons: PRECIES om half één rijdt de grote Lancia voor het Carlton-hotel in Luzern voor. We wachten al op het terras. Voorop naast de chauffeur, het geliefde fijne profiel van de Maestro. Wij samen op de achterbank met mevrouw Toscanini. Over de, toen reeds zeer gespannen internationale toestand gaat het gesprek tussen de twee mannen rustig heen en weer. Het lijkt vertrouwd en gewoon, met deze wereldberoemde man en zijn vrouw naar zijn huis te rijden. Op mijn schoot ligt ons geschenk, de kleine Weissenbruch en het album, dat de Vrije scholieren voor hem maakten. We komen bij een vrij grote, goed onderhouden villa in een typisch liefelijk, Zwitsers dorp, een kwartier rijden van Luzern. Het binnenkomen is joyeus Italiaans en we begroeten Wanda HorowitzToscanini, Horowitz, gravin Castel- barcoToscanini, een jonge Israëlische vliegenier, hun huisvriend, en dan, als symbool van opgestaan verleden... twee oude, gedistingeerde dametjes, mevrouw Thode en mevrouw Chamberlain, beiden dochters van Cosima Liszt, de één met von Bülow en de ander met Richard Wagner als vader. Samen resideren ze op de eerste verdieping van het huis Triebschen, samen dragen ze bewust him wereld naam. Met hen is Friedelinde Wagner, dochter van Sieg fried, die een frappante gelijkenis toont met de beroemde grootvader. EEN kamer vol bloemen! Op de vleugel cadeaus! Mevrouw Toscanini is jarig vandaag. En wij zijn toch uitgenodigd en weten er niet van. De Weissenbruch is nu een gemeenschappelijk geschenk en wordt met grote vreugde door de Maestro in ontvangst genomen. Het is ontroerend dit vergeestelijkte, kinderlijke gezicht te zien stralen van blijdschap. Er is een grote mate van vrijheid onder de gasten, de familie. In de kleine kamer beweegt ieder zich gemak- gelijk. Het Italiaans klinkt zonnig en geeft tempo. Frans spreken wij en zoeken aanpassing aan dit tempo. Met de oude dametjes, die ons wat argwanend bekijken, praten we tot we aan tafel gaan. Rechts van Toscanini zit mevrouw Thode. links ik. Het is zo boeiend deze grote man ontspannen en tevreden in zijn familiekring te zien. dat ik van de détails van dit middagmaal niets meer weet. Een roerende zorg voor zijn tafeldames: „vous com- prenez l'italien, cara?" En een flard van een gesprek aan de overkant. Het oude mevrouwtje Thode, dat haar hand legt op de rechter van de meester, hem aanbiddend aan kijkt en uit het diepst van haar hart zucht: „Ach Meister, wie Sie gcsternabend das Vorspiel und den Liebestod der Isolde spielten! Himmlich! Der Papa hatt* so Freude gehabt!". Der Papa! Richard Wagner! Lijkt het alles geen droom? Wij samen in ons geliefd Zwitserland, te gast bij de zo vereerde Toscanini? Door het wijde raam blinkt het meer. op de achtergrond hult de Rigi zich in donkere wolken. Neen. het is schone werkelijkheid. I/1 APA a sa bonne journée aujourd'hui" zegt Wanda. En het is hem aan te zien. De stoel wat achteruit geschoven, gelukkig met zijn portie aalbessen, een verrassing hem zojuist gebracht, vergenoegd de tafel rondziend en dan weer heel ver in zichzelve verscholen, zit daar dan de grote man, bescheiden, teer. ik zou bijna zeggen, weinig „aards". En plotseling, toppunt van geluk voor familieleden, die het stemmengeroes schielijk dem pen. gaat hij anekdotes vertellen in het Italiaans met Frans vermengd. Jeugdherinneringen vooral, grapjes, échte jongensgrappen. Ieder geniet met hem mee! Na de lunch wandel ik alleen door de tuin. De Maestro brengt de dametjes naar de boot. Als hij rustig, ingekeerd de smalle asfaltweg terugkomt, stuift daar plotseling een ietwat vreemdsoortige vrouw op hem af. Met bezwerende gebaren blijft ze midden op de weg staan en begint te praten. Het wonderlijke geschiedt: hij luistert naar haar, heeft tijd voor haar. Onvergetelijk: de kleine gestalte, het witte haar wuivend in de wind. het opgeheven, aan dachtige. smartelijke gezicht. Dan een tasten in de zak. het voorzichtig overhandigen van de gift. Het lijkt een gebroken man, die naar huis strompelt: „mais elle est folie, pauvre enfant. Terribile, terribile". Overmeesterd door wanhoop over deze hysterische jonge vrouw, die kwam gelopen uit Luzern om hem even te zien, zit Toscanini, die een uur tevoren nog zo blij moedig was, in zijn kamer. Maar met een ruk werpt hij dan het beeld van zich. Om half vier vertrekken we. Zijn auto brengt ons naar het museum in Triebschen: nu we getuigen van de pracht van de Wagnertijd hebben ontmoet, zal de historie veel levender zijn. Arturo Toscanini brengt ons alleen naar de auto. We nemen afscheid. Toch voor altijd. door mannen in witte kledy, een stro hoed op en met bruine schoenen, zy zwaaien met de rechterarm de bal voorzichtig, als ware zij een kristal, naar het andere eind van het veld, waar zij een klein wit balletje moet raken. Er liggen verscheidene velden naast elkaar, die 's avonds met elek trisch licht worden overgoten: Zo'n bowlingclub, waarvan de leden meestal boven de veertig zijn (het is de minst vermoeiende sport, die ik ooit heb zien beoefenen) en bovendien nogal kapi taal-krachtig, beschikt over een club huis, waar men zich in een hotel-res taurant kan wanen. Er is niet één dag op deze tocht voor bijgegaan, waarop wij 's avonds niet zijn ontvangen en onthaald door de bowlingclub van de stad of plaats, hoe klein ook, waar wij de nacht door brachten. Niet alleen aan de grasvel den, maar ook aan het clubhuis zelf worden alle zorgen en gelden besteed om er aangename verpozing te kunnen vinden. Behalve een bar, ivaar op elke speeldag en speelavond dranken ivorden getapt en bier in grote hoe veelheden wordt verzwolgen, staan er pokermachineswaarmee men een kapitaal kan winnen, maar meestal verliezen: zij dragen bij tot de inkomsten van de club. Australiërs vinden een kinderlijk genoegen in deze apparaten, die men bedient door een korte hef boom over te halen na een shilling (42 cent) of een twee-shilling-stuk in een geldgleuf te hebben gesto ken. De beweging van de hefboom zet een serie roulerende kaarten van een normaal kaartspel in be weging. Wanneer zij, na tot stil stand te zijn gekomen, een bepaal de combinatie vormen, vallen er een aantal geldstukken in een op- vangbakje. Zij kunnen in één keer een bedrag vormen van meer dan honderd gulden. Op de avond, waar op ons gezelschap in het clubhuis van Dubbo werd ontvangen, stond de burgemeester in de voorste rij voor zo'n pokermachine Zakenman-burgemeester Burgemeesters worden niet benoemd, maar gekozen voor een periode van drie jaar uit de „aldermen" (wethou ders), die zelf door rechtstreeks kies recht worden gekozen door de bevol king. Er is aan de functie van burge meester slechts een bescheiden vergoe ding verbonden, aangevuld met repre sentatiegelden. De burgemeester van een Australische stad is dan ook vrij wel altijd een zakenman, welk soort zaak dit ook moge zijn. De mayor (burgemeester) van Dubbo is direc teur-eigenaar van een groot warenhuis in zyn gemeente en werd mij beschre ven als miljonair. Maar dit verhindert hem niet om in de bowlingclub poker machines te bespelen Op het landgoed van de schapenmiljonair Body. waar op een opper vlak zo groot als de Wieringermeer. 20.000 schapen grazen, staat deze in 1SS1 gebouwde ..homestead" (hoofdwoninggebouw), opgetrokken van hout en met een plaatijzeren dak. Ons gezelschap werd er door de eigenaar onthaald op een pick-nick Ik ontmoette er een advocaat, een schapenfokker, een juwelier, een ar chitect, een directeur van het slacht huis, en vele anderen. De Australische advocaat liep met een poëzie-album rond en vroeg iedere journalist er een rijmpje in te schrijven, ,1k heb al versjes verzameld sinds 1924", zei hy vol trots. De Gouden Vlakten De volgende ochtend reden we naar de Gouden Vlakten vanBundemar en Haddon Rig. schapenfokkerijen van vermaardheid, waar een schaap op de droge gronden de ruimte van een hele Nederlandse boerderij nodig heeft om er voldoende voedsel te vinden. Bun- demar werd gesticht in 1881 door F. E. Body, wiens 75-jarige zoon en 40- jarige kleinzoon thans met 20 man personeel de zorg hebben voor twintig duizend merinosschapen op een opper vlakte, zo groot als de Wieringermeer. Haddon Rig is eigendom van George Falkiner, heerser over veertigduizend schapen en 45 mensen op veertigdui zend hectaren, waar hij een eigen vlieg veld heeft en zyn eigen machine be stuurt, waar vliegtuigen van zijn klan ten landen en zijn fokrammen kopen a raison van 30.000 tot 40.000 gulden per stuk. Bundemar verkocht in drie achterenvolgende jaren fokrammen voor f. 42.000, 45.000 en 51.000. Het land is allemaal natuurlijke weide en de temperatuur stijgt er in de zomer tot 118 graden Fahrenheit. De regenval is schaars, maar er zijn natuurlijk bron nen, waar het water uit een diepte van soms 800 meter moet worden opge pompt. In deze Gouden Vlakten, waar het vorig jaar een uitzonderlijk hoge regen val overstromingen veroorzaakte, die meer dan tweeduizend schapen aan slachtoffers eisten, staat- thans het prairiegras manshoog, enkele dagen na ons bezoek laaiden in deze streek de gras- en bosbranden hoog op en vielen in de naaste omtrek twintigduizend schapen aan de vlammen ten offer. Strijd tegen de konijnen George Falkiner, die, evenals Body, miljonair is (in Australische ponden!) besteedde na de oorlog meer dan een miljoen gulden aan de uitroeiing van konijnen, die zich als een muitend leger over zijn land hadden verspreid. Body legde met bulldozers ruwe „weg kanalen" van twintig meter breedte door zijn landgoed aail, tot een totale lengte van meer dan tweehonderd kilo meter, als een middel om het over slaan van de vlammen bij gras- en bosbrand te voorkomen. De kosten van die aanleg bedroegen zestigduizend gulden. Hij vertelde mij dat zo terloops, toen ik dacht aan dat „genoeglijk leven des gerusten landmans"van wijlen onze dichter Poot Iohan, mijn waarde (vertelde Arbetti), ja, lohan was zijn naam. Van beroep was hij chauffeur. Hij had een innemend voorkomen. Zijn manieren waren prettig, beleefd zonder onderdanig te zijn. Hij was voorkomend voor volwassenen. Hij was aardig voor kinderen. Hij had hart voor dieren. Hij was gezien bij de rest van het personeel. Kortom, Johan was in alle opzichten een correcte, ja, misschien wel een ideale chauffeur. En toch bezorgde die Johan mij een tegenslag, die ik niet licht zal vergeten. De naams- en plaatsaandui dingen ook in dit „geval" wijken af van de werkelijke. Johan was, toen ik hem leerde ken nen, een jaar in dienst van een gefortuneerd landedelman. Des winters had hij zijn „baas" en diens vrouw naar het zuiden gereden. Zijn vakantie genoot, hij in het voorjaar. Toen was hij alleen op reis gegaan. Des zomers waren er steeds veel gasten op het landgoed, zodat Johan het druk had. Hij had geen reden om zich daarover te beklagen, want de gasten waren mild. Iedereen mocht hem immers graag. Ik ook, van het moment af, dat ik hem ontmoette. DIE ontmoeting was geen toeval. In Parijs ontving ik van mijn chef de schriftelijke opdracht om mij onmiddellijk te begeven naar de Hollands-Belgische grensstreek en daar te gaan logeren bij baron de Kralingue. Kraiingue wist van mijn komst. Voor een introductie was gezorgd. De reden van mijn reis was, dat er aanleiding bestond om aan te nemen, dat zich die maand het was juli 1937 onder Kralingue's gasten iemand zou bevin den, die een „ongezonde" belangstel ling koesterde voor alles wat te maken had met wapenfabrieksgeheimen. Ik was blij met die opdracht. Het leek me een kolfje naar mijn hand. Kralingue was, naar ik van Parijse vrienden hoorde, een uitstekend gast heer. De streek was mooi. Het was daar op het buiten goed leven in de zomer. En zo heel erg moeilijk leek mij de opdracht niet. Meer een vakan tie-taakje voor de komkommertijd en om in training te blijven. IK ging met de trein naar Antwer pen. Daar kwam Kralingue mij afhalen. Johan stond naast de auto. Zoals ik reeds zeide, nam hij mij dadelijk voor zich in. Kralingue wist iets af van het doel van mijn komst. Terwijl wij samen déjeuneerden, ver telde mijn gastheer my een en ander over de reeds aanwezige en de nog op komst zijnde gasten. Ik ging na, wie eventueel in aanmerking kwam voor de rol van booswicht". Kralingue lachte en zei: „Niemand, het wordt een vossenjacht zonder vos". Ik zei: „Dat weet men nooit tevoren, maar in ieder geval ga ik graag mee". En ik voegde er aan toe: ,Denk er aan, geen woord over dit alles". Kralingue zei: „Vanzelfsprekend zwijg ik". Een telegram EEN week lang reeds was ik de gast van Kralingue geweest. Ik had mij uitstekend geamuseerd en tevens met veel mensen gesproken. Ik had het verleden van sommigen hunner laten nagan. Het resultaat was nihil. Ik dreigde in te dommelen en weg te zwijmelen in een zalig niets doen, toen een telegram mij opschrikte uit mijn rustneigingen. Het was afkom stig van een onzer legaties, dat is te zeggen, was doorgezonden door een onzer diplomaten op verzoek van myn chef. Dit was een weg, die myn chef slechts koos, als hij op de plaats van ontvangst onraad en nieuwsgierigheid vermoedde. Het telegram luidde: Vakantie spoedt ten einde stop geniet maar flink stop ver wacht je gezond volgende week terug stop neef Constant. Als mijn chef een telegram onder tekende met „Neef Constant" inplaats van met het gebruikelijke „Armand" betekende dit: Wees voortdurend op je hoede. De rest van het telegram was (voor mij) duidelijk. Het kwam er op neer, dat er (naar de mening en die was steeds gefundeerd van myn chef) ernstige dingen op het buiten stonden te gebeuren, dat ik flink moest aanpakken en goede resultaten moest boeken. Dit laatste was gemakkelijker gete legrafeerd dan gedaan. Want waar en bij wie te beginnen? Ik pluisde alles en allen nogmaals na. Sprak nog eens met Kralingue, die bleef bij zijn mening van loos alarm. „Maar misschien heb je vanavond beet", zei hij. „Vanavond, hoe zo vanavond?", vroeg ik. „Nu, van avond komt er een Zuid-Amerikaan in Antwerpen aan. Johan zal hem om zeven uur afhalen. Zijn naam is Juan d'Alveira". D'Alveira zei je?". „Ja, mijn waarde, dat is de naam. Hij is schat rijk, zo'n internationale plezierzoeker, je kent het type". Nu, ik kende het typeen de naam was mij evenmin helemaal onbekend. „Vind je goed (vroeg ik), dat ik met Johan meerijd naar Antwerpen? Ik heb daar een paar boodschappen te doenen dan kan ik op de thuis- rit alvast eens met die nieuwe gast van je praten". „Uitstekend, zei Kralingue, als je er enig heil in ziet, dan ga je maar mee naar Antwerpen". Tik op het hoofd OM zeven uur precies waren wij in Antwerpen nabij de kade. De ontscheping duurde lang, zodat wij pas om acht uur d'Alveira konden laten instappen. Zodra ik de man zag, wist ik, dat hij een van de „bekenden" was. Even had ik de indruk, dat Johan een flits van verstandhouding met hem wisselde. Doch het beeld van Johan als de correcte chauffeur was zó gaaf, dat ik aan die indruk geen aandacht schonk. Daar het toch te laat was voor het diner op het landgoed, nodigde ik d'Alveira uit. een hapje met mij in Antwerpen te eten. D'Alveira zei: „Graag". Johan reed ons naar de Keizerlei. Ik vroeg hem. ons na drie kwartier te komen afhalen en intus sen op te bellen, dat wij wat later thuis zouden komen. Drie kwartier later reed Johan, als immer stipt op tijd, voor. Wij gingen terug. Het gesprek was mat. De weg was verlaten. Wij reden door een bos achtige streek. Johan minderde vaart. „Iets met de motor niet in orde" zei hij. Hij bracht de wagen tot staan. D'Alveira en ik stapten uit. Johan morrelde wat aan de motor. D'Alveira zei: ,Jk heb geen sigaretten meer, wilt U er mij een geven?" Ik dook met mijn handen in mijn zakkenen zag de revolver in d'Alveira's hand. Johan zei ik halfluid. De correcte chauffeur glimlachte. „Draai U om, loop het bos fn", zei d'Alveira. Ik draaide mij om. Voelde een zware klap op het hoofd. Ik viel en zakte ineen. Toen ik het bewustzyn herkreeg, lag ik een meter of twintig van de bosweg tussen de bomen. Naast mij lag d'Alveira. Ik had een heel naar gevoel in het hoofd. En d'Alveira? Ik door zocht zijn zakken. Geen revolver. Geen stukje papier. Ik begreep de toedracht. Ik zag, dat de man niet door was. Me delijden had ik niet met hem. Johan's brief IK keek op mijn horloge. Half twaalf. De tik op het hoofd was dus raak geweest. Ik strompelde naar de kant van de weg. Ik wachtte. Eindelijk kwam er een auto aan. De wagen stopte. Kralingue stapte uit. Ont daan. „Wat? Een ongeluk gebeurd?", vroeg hij. Twee, zei ik. En ik wees naar het bos. waar de nog steeds bewuste loze d'Alveira lag. We kwamen op het landgoed. Dank zij goede verzorging en dank zij ook de dorpsdokter kwamen wij beiden op streek. Ik zag tot mijn genoegen, dat d'Alveira een heel wat „zwaarder" be handeling had ondergaan dan ik. Voor mij had Johan met een „lichte verdo ving" volstaan. D'Alveira had hij het volle pond gegeven, bloedende hoofd wonde en gekneusde ribben incluis. Noch d'Alveira noch ik vertelde Kralingue de volle waarheid. We heb ben eendrachtig alle schuld op Johan geworpen. Johan, de Correcte Chauf feur, had de wagen dat bleek de vol gende dag een kilometer of veertig verder geparkeerd en was spoorloos verdwenen. „Politie?", vroeg Kralingue. „NEEN", antwoordden d'Alveira en ik gelijktijdig. Wat er gebeurd was, is duidelijk. D'Alveira was de verwachte gast, van wie Johan de fabrieksgeheimen had moeten ontvangen. Ik had de flits van verstandhouding op de kade immers gezien! Na die flits begreep d'Alveira, dat ik ongewenst en op een spoor was. Hij wist niet, dat Johan nog energie ker was dan hij en ons beiden zou uit schakelen. Natuurlijk geen politie. Op zien baren is in mijn vak altijd ver keerd. En die revolver-rekening met d'Alveira zou ik later zelf wel vereffe nen. Bij slot van rekening is mijn wereldje een klein wereldje! Dit bleek ook uit een brief, die ik een jaar later ontving vanJohan. De brief luidde: „Mijn waarde Arbetti. Je wilt, naar ik hoop, myn verontschuldigingen aanvaarden voor de vrijmoedige be handeling, die ik je liet ondergaan na de aankomst van die vulgaire man uit Zuid-Amerika. Het was weinig ridderlijk, maar ja, de concurrentie is zwaar en ik moest het cadeautje, dat hü bij zich had, spoedig in han den krijgen. Ik had dus geen keuze. Misschien werken we binnenkort wel eens samen. Hartelijke groeten, steeds je Ernst De familienaam was een ridderlijke naam. Ik wist toen meteen, dat ik Johan de Correcte wel eens eerder had ontmoet, maar toen als ritmeester in een bekend regiment huzaren. En ik vergaf hem de tik op het hoofd. (NADRUK VERBODEN) .Maestro" Arturo Toscanini tijdens zijn suggestieve directie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 14