IN KAMER TUIN Loterij in een middeleeuwse stad van de jeugd ZATERDAG 26 JANUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bewogen Leven Bonte tafrelen in de straten Kijkjes in de Natuur M0([erne VOOrliclltillg Maar vroeger was het ook niet alles ■n De winterbloeiende BEGONIA i tui ut- ut i eiKii tit v Rector der Latijnse school ging met al zijn leraren in de optocht p de Middeleeuwse stad, die daar ligt tus vooraan De zon schijnt stralend op de Middeleeuwse stad, die daar ligt tussen muren en grachten geperst. Alles is vol lev en en beweging. Het moet wel een bijzondere dag zijn vandaag, want de stad wemelt van kleurrijke gewaden. Daar komt de optochtVoorop gaat de Rector van de Latijnse school, met al zijn leraren en scholieren. Zij zijn gekleed in de kleuren van de stad. Vlak achter hen gaan, in rood karmozijn, de trommelslagers en de vaandrigs. Luid dreunen de trommen. De nauwe straat is plotseling vol leven en beweging. Mensen stromen uit de huizen. Honden blaffen. Een varken dat zoeven nog in de straat wroette, gaat er gillend vandoor. Vrouwen, de armen over elkaar, staan in haar kleurige gewaden in open of half open deuren. Achter de dreunende trommen schrijden de maagden van de stad in het wit. Zij dragen zilveren voorwerpen in haar blanke handen. En achter die maagden komen de narren. Allerzotst zien ze er uit. Lachend schreeu wen zij hun grappen naar het publiek, want al de mensen van de stad moeten deze dag vrolijk zijn, anders gelukt het niet, het grote plan. MAG IK de vogelvrienden uitnodi gen. bijgaande afbeeldingen van vogels eens goed te bekijken. En wilt U dan bij elk nummer voor U zelf vaststellen, wat voor naam er by past? U zult dan vern*oedelyk zonder veel moeite komen tot: een kwartel by (1), een zwartkopmees (2), een boeren zwaluw (3), een buizerd (4), een rans uil of althans iets dergelijks (5) en... tja, met nr 6 weet U waarschijnlijk geen raad. Ik ook niet. Ik weet met geen van alle raad, ik ben helemaal de kluts kwijt, we weten er geen van allen iets van. Dat zegt althans de „vogelencyclopedie", die ik bij toeval in handen heb gekregen en waaruit ik de tekeningen heb overgenomen. We weten het niet meer. Deze uitgave, bedoeld om kinderen in handen te geven, dus om die kinderen kennis bij te brengen op het gebied van de levende natuur, dit plaatjesboek ver telt ons, dat nr 1 een waterhoen is uit Virginia, nr 2 een zwartkoptuinfluiter, nr 3 een huiszwaluw, nr 4 een boom valk, nr 5 een bosuil en nr 6 een gier zwaluw. Jammer, myn tekenpapier was vol en toch had ik de verzameling zo graag nog willen uitbreiden, want deze nieuwe aanwinst van 1956 biedt nog een schat van bijzondereheden, waar van U en ik nooit hadden kunnen dromen. Ik zie b.v. nog een pikzwarte vogel met rode vleugelvlek en die heet koperwerk, verder een soort post duif, die houtduif wordt genoemd, vinkachtige vogel met zwarte kop, witte buik en felrode borstvlek, die de naam draagt van haakbek, enzovoort en zo maar voort. En dat zyn alleen nog maar de af beeldingen en de namen. Maar dan de tekst! Die vertelt ons, dat de gier zwaluw in bosjes nestelt en de tjiftjaf in de kruinen der bomen, terwijl dit laatste diertje zich voedt met sprink hanen, bessen en wilde vruchten. O ja en laat ik vooral niet vergeten, dat het winterkoninkje 11 tot 14 cm lang is! IS HET NIET BAR deze moderne voorlichting van onze jeugd, die er in 't algemeen gesproken toch al zo bitter weinig, van weet? Het gekke van het geval is, dat de tekeningen werkelijk niet slecht zijn. Daar is ken nelijk iemand aan het werk geweest, die het vak verstond. Het zal dus ook nog geld hebben gekost. Maar wat voor fantast met die tekeningen aan het knutselen is geslagen, ik weet het werkelyk niet. Zullen we er per slot van rekening maar om lachen? Onze schouders op halen? In m*n boekenkast staat een klein boekje, een heel oud en eerbiedwaar dig boekje. Dat boekje heb ik te voorschijn gehaald, toen ik die fraaie encyclopedie (wat een woord voor zo'n stuk werk!) had doorgeworsteld. Dat boekje heet: „Buffon in minia tuur" of „Natuurlijke historie voor de jeugd". Buffon, Graaf van Buffon, was een Frans bioloog, die leefde van 1717 tot 1788. In 1739 werd hij intendant van de Plantentuin in Parijs. Wat dat was, weet ik niet, maar ik voel, dat hy een hoge Piet moet zijn geweest. Maar hoog of niet, een feit is, dat deze geleerde Loterijkaart ten bate van het gasthuis te Egmond aan Zee pl.m. 1620. Wat is er toch in vredesnaam aan de hand? Een groot rederykersfeest, misschien? Het lijkt er op. want het toneel is reeds gebouwd. Maar neen, uit de drukke ge sprekken is duidelijk op te merken, dat er iets veel be langrijkere gaande is. HET was al lang in de stad bekend, dat de muren nodig vernieuwing behoefden, doch waar moest het geld vandaan komen? Ten einde raad heeft het stadsbestuur een loterij uitgeschreven, schrik niet: een loterij, met een hoofdprijs van een lijfrente van honderd pond. Nog veel meer pryzen zijn er, en premiesMen kan in één slag rijk worden, als men maar geluk heeft. Geluk! Geluk kan je afsmeken als je maar een goede spreuk op de loterijrol schrijft! Een spreuk met kracht! Die vind je zo maar niet, maar als je hem hebtnou Het beste is nog. dat men een goed gebedsformulier bemachtigt. Dat moet men dan driemaal voor het slapen gaan opzeggen. Daarna moet men het op helderwit papier schrijven enne het dan onder het hoofdkussen doen. Tot slot dient men dan nog drie Paternosters en drie Wees gegroetjes te bidden voor de zielen in het vagevuur. Dit helpt. Dit helpt altyd als men maar het goede formulier heeft. HET valt niet mee om een goede prose, een goede spreuk te vinden. Er moet veel kracht in zijn. Jan Harmse heeft eens geschreven: Jan harmse van Schiedam Wou dat hij het eerste quam. En het is gebeurd. Ja, er stonden honderden mensen bij toen het gebeurde. De trekker stak zijn hand in de hals van de korf om een briefje te nemen. Het was dood stil. Hij gaf het briefje, zonder het te openen, aan de prosenlezer. Die schoof het ringetje van het briefje, ontrolde het, en las:Jan Harmse van SchiedamDat is al jaren geleden, maar velen heugt het nog als de dag van gisteren. Een goeie spreukDaarom gaat het. Je moet ermee uitkijken. Eens heeft Cornelis Aertsen gedicht: Hoe God het voegt, Ik ben vernoegt! Ja, toen hij het neerschreef was hij héél. héél vroom. Maar Heintje Pik had hem te pakken, hij kreeg niets en toen was hij helemaal niet vernoegt. die huichelaar. Toen is hij in de taveerne gegaan en heeft heel veel gedronken enne gevloekt De vrouw van Nele Test, die is het een vorige keer goed vergaan. Haar man is bij het gilde van de beenhouwers en die kan eigenlijk niet goed mee. Zij hebben al steun gehad van de boss. En toen heeft zijn vrouw Sara Kleinkerken heimelijk in de loterij gespeeld, met een heel goede bedoeling natuurlijk. En daarom is ze geze gend. Ze heeft een schoon en lang gedicht laten vloeien uit een ganzepen. Schrijven is moeilijk, veel moeilijker dan een man verzorgen en kinderen. Een kind kun je een klets geven en dan doet het wat je wilt. Een pen kan je geen klets geven. Je moet met geduld de baas over hem worden en dan moet je onder tijd ook nog denken. Sara Kleinkerken heeft een gebed tot de Heer gericht en Hem deelgenoot gemaakt van haar zorgen. Ook van het feit. dat het buiten haar man om moet gaan. Alles heeft ze de Heer toevertrouwd in luttele woorden en er daarna met niemand over gesproken. Dat moet je nooit doen. Dan geef je kracht af. En je moet alle kracht hou- tien. Het moet licht in je blijven als je zo iets doet en dan komt het. Sara Kleinkerken heeft als volgt gedicht: Heer, wilt merken, En 't lot sterken. Sara Kleinkerken. Maar mein man. Weet er niet van! Iedereen weet het nog en het is al jaren geleden. DE zon speelt met het kleurige, bonte tafereel. Op de luifels in de nauwe straten, in de kleine ramen waarachter koper blinkt. Op de Gothische gebouwen van de Grote Markt, waar het krioelt van mensen. Want daar is het toneel waar zo aanstonds de trekking plaats zal hebben. L.. Eerst nog wordt er een mis gezongen, waarbij het ganse stadsbestuur tegenwoordig is. Daama zullen de regenten nog samen iets gebruiken in de regentenkamer. Een lang kwartiertje later zal de stoet gevormd worden, die naar het loterij-toneel zal trekken. Daar worden de trommen geroerd. Bazuinen klinken. Narren maken de koddigste grimmassen tegen 't publiek dat in blijde en angstige verwachting is. Een ieder denkt aan zijn lotsin, aan zijn spreuk. Moem-boem- boem-arrrroem-arrrrroem-a roemmmmm Op het toneel staan twee korven op een houten drie voet. Daarin zyn de briefjes. De Grote Markt is tot berstens toe vol. Men schreeuwt, men dringt. Men wil stilte hebben! Het is drie uur in de middag. Een paar magistraten beklimmen het toneel, de trekker staat al bij een der korven. Weldra zal zijn hand er in verdwijnen en danHoejeDan is een van de mensen hier opeens schatrijk geworden. De trommen zwijgen. Nu zal het gebeuren. „Stil, stilte", schreeuwt men. DE trekker steekt zijn hand in de korf, heel langzaam en met een plechtig gebaar reikt hij het de prosen lezer. Hoog heeft hij zijn hand geheven, zodat ieder een het zien kan. De prosenlezer werpt het ringetje, dat om het briefje zat weg, en leest. Luid is zijn stem en doodstil is de menigte: Ik ben Sijmen. Kan niet rijmen. Maar de Heer, Loof ik seer. En de helft geef ik De armen weer. Sijmen Florisz. is het. Dat blijkt weldra. Hij is een gelukkig man en men gunt het hem wel, want Sijmen is de beroerdste niet en kan het geld wel gebruiken. Waar is Sijmen? Hij is nergens. Hij is niet gekomen, hij heeft zich achterbaks gehouden! Straks zullen ze in optocht naar zijn huis gaan! Er zijn nog meer prijzen. Mooie zilveren voorwerpen zijn er en andere geldprijzen ook! Het wordt een ge schreeuw en gejuich, een uitgelatenheid waarvan de taveerne flink profiteert. Een groep mensen gaat naar het huis van Sijmen, en zingt: Al 't gedruis aan je huis, al 't geroep op de stoep, Is om jou. mijn schone man! Om 't genot van je lot. om de prijs van je prijs, En een volgeladen kan! Sijmen is de beroerste niet. Waarom zou hij? De helft zal hij aan de armen geven en van de rest zal hij een deel nemen om vrolijk te zijn! De helft is veel! DIT was het bonte tafereel van een stadsloterij. En mijn lezers zullen het met mij eens zijn, dat het stadsbeeld wel wat veranderd is. Stelt U zich eens voor, dat de Rector van de Latijnse school met él zijn leraren voorop liep in een loterij- optocht, zwierig uitgedost, en geflankeerd door trommel slagers! REIN BROUWER. Winterbloeiende begonia's zyn er nu weer te kust en te keur: vooral de grootbloemige soorten zullen door hun kleurenrijkdom het oog wel boeien. Dat zijn echter niet de beste soorten voor kamercultuur; als zij niet precies verzorgd worden zoals ze wensen, zul len de bloemknoppen en zelfs open bloemen vrij plotseling afvallen. Grootbloemige begonia's zijn erg ge voelig voor grote temperatuurschom melingen en die moet men dus zo veel mogelijk zien te voorkomen. Verder verlangen ze in deze tijd van het jaar een matig verwarmde kamer en een zonnig plekje. Ze hebben er ook een hekel aan, indien ze telkens opnieuw verplaatst worden en als dat niet te voorkomen is. dient men goed te ont houden hoe de plant ten opzichte van het zonlicht stond. Hoe nuttig het voor vele planten ook is hen eens ten op zichte van het zonlicht te draaien; de grootbloemige begonia's hebben er een uitgesproken hekel aan. U bent echter niet beslist aan die grootbloemige soorten gebonden: er zijn ook vele kleinbloemige begonia's en die zijn over het algemeen veel sterker; die laten niet zo snel de bloemknopjes vallen. Ook deze klein bloemige soorten willen echter liefst zo veel mogelijk met rust gelaten wor den. Het is helemaal verkeerd. indien ze met koud leidingwater begoten wor den; dat leidingwater op zich zelf zal hen geen kwaad doen. doch het is te koud en daarom moet u er eerst een scheut warm water doorheen doen. De bloemist heeft wel voor luchtige en toch voedzame potgrond gezorgd, doch ze verlangt toch wel een beetje extra voedsel en dat kan men haar geven door haar wekelijks een weinig opge loste kamerplan ten kunstmest toe te dienen. Het is echter beter de plant één- of tweemaal per week in een teiltje met lauw water te zetten; het water mag tot even boven de potrand komen en dan lost men in dat water een beetje kamerplantenkunstmest op; gieten is dan overbodig geworden. Laat de pot dan niet te lang in het water staan; als ze er vijf minuten in gestaan heeft, kunt u dat wel als voldoende beschouwen en dan moet ze nog even naar de keuken om uit te lekken. Onthoudt dan tevens welke kant van de zon geprofiteerd heeft en zet haar precies zo op dezelfde plaats terug. Winterbloeiende begonia's zijn niet zo erg goedkoop en daarom loont het beslist wel de moeite de plant op de juiste manier te verzorgen. Het is voor de milde gever toch ook niet pret tig als na een paar dagen alle bloemen op de grond liggen! G. KROMDIJK. De rijkbloeiende begonia met kleine bloempjes de Franse boekenschat heeft verrijkt met zijn pennevruchten, die ook nog werden vertaald, o.a. in het Neder lands. Die goede Buffon zal zo'n 250 jaren geleden zyn boeken wel in hei lige ernst hebben geschreven. Dit blijkt trouwens uit de zalvende toon, waarop hij in het voorbericht „de lieve jeugd" zijn werkje aanbiedt. Na dit voorbe richt geeft hij dan een serie verhaal tjes ten beste, nee maar! daar zijn de slechtste kinderboeken uit deze tijd nog heilig bij (en daar is wat rommel, die de jeugd zonder blikken of blozen wordt voorgezet) Mag ik er eens iets uit citeren? Ik weet alleen niet, waar ik zal beginnen, want de nonsens, de barre onzin, ligt er voor het opscheppen. Nu, daar gaat-ie dan. Aantreden voor de polonaise! HET HERT, „dit onnoozel, vreed zaam dier, zoekt de eenzaamheid van 't woud. Het heeft de grootte van eene hit en ranke en welgespierde poten. Het is buitengemeen schuw en vlug en tot deszelfs verdediging met getakte hoornen voorzien, welke jaar lijks in de lente afvallen en door nieu we vervangen worden. In den winter verenigen zich de herten aan troepen en verwarmen elkander met hunnen ademenzDe ree is het wijfje van het hert. Ze is kleiner en heeft geene hoornen, maar is even vlug. Zy werpt slechts één jong en wanneer het zelve groot is, leert zij het lopen en den honden ontvlieden. Zoo het jong niet gehoorzaamt, schop ze het voortenz Merkwaardig genoeg, vertelt de schrij ver ook iets over de reebok en ver volgt dan: „Het wijfje van den reebok werpt twee jongen ter ener dragt, een van het mannelijk en een van het vrou welijk geslacht, welke, met elkander opgroeyende, elkander zeer beminnen en nimmer weder scheiden Hier moet ik even een traan weg moffelen. Ha! daar hebben we ook de eekhoorn, „den eekhoorn uit 1700 zo veel! „Dit lief aardig diertje is van eenen zachten aard, het is noch ver scheurend, noch schadelijklaten we dit maar overslaan, 't Wordt nog vreemder. „Dit diertje drinkt nooit en wordt alleen door den dauw verfrist. Zelfs is het schuw voor water, doch in weerwil daarvan zich soms genoodzaakt ziende, eene river over te steken, neemt het eene boomschors en bedient zich van zijnen staart, als roer en zeil tevens..." We laten de eekhoorn nu maar spe levaren en houden er mee op. Het boekje telt 500 bladzijden, dus we kunnen nog voort met de leugens. Zo werden onze voorouders dan voorge licht Van achter de schrijftafel. Zon der dat iemand de moeite nam, om werkelijk z'n ogen te gebruiken. En z'n verstand! Hele generaties van mensen zijn met deze prulleboel opge scheept geworden, want de school meesters trakteerden er hun kinder tjes weer op en deze lieve kleinen kwamen er mee thuis. Het merkwaar dige is, dat heel veel onzin, die nu (an no 1957) nog over de dieren wordt ver teld (en geloofd!) in dat flude boekje is te vinden. Bijvoorbeeld van „de vle- dermuis, die aast op vlees en spek, doch vreet alles, al is het ook bedor ven." Het staat er! En van de adders, die „op melk verlekkerd zijnde, de stal len binnendringen, zich slingeren om de pooten der koeijen en zuigen haar de melk af". Het sta&t er! WAT zal er nog een water naar de oceaan moeten stromen, voor het hedendaagse mensenge slacht deze leugens bewust en voor goed van zich heeft afgeschud. En wat zal er nog een werk moeten worden verzet door degenen, die zich geroepen voelen daarbij naar vermogen te hel pen. Zolang er echter nog uitgevers zijn, die uit onverschilligheid of onwetend heid de jeugd op een dwaalspoor bren gen, zal dat werk der goedwillenden nodeloos zwaar zijn. SJOUKE VAN DER ZEE. MALLE GEVALLEN Kijken naar een paartje, dat elkaar een kus geeft, mag niet. Het is trou wens nog onbeleefd ook. Dat heeft Patrick Hurley ondervonden. Die was zo nieuwsgierig wat er in die ene geparkeerde auto zat, dat hij door het raampje naar binnen gluurde. Toen zag hij dat van die kus. Oei. De mannelijke helft van het paartje stormde naar buiten en bracht Patrick naar het politiebureau. Daar ging hy op de bon wegenshuis vredebreuk. Geen verrassender lectuur dan adver tenties. Tot die slotsom kwamen we toen we de volgende advertentie knipten uit een nieuws- en adverten tieblaadje, dat wekelijks in een West nederlandse gemeente pleegt te ver- schynen: „Net persoon gevraagd voor de ochtenduren voor het verzorgen van varkens. Aanmelden bij W. Pappot" (volgt adres). Waarom een net persoon?, vragen wij ons af. Vieze varkens worden niet vet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 12