Het Parij se toneel bracht enkele opmerkelijke nieuwe stukken Een ZoeklichtN 't Geval van de verstrooide geleerde D ZATERDAG 19 JANUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 Balans van een half seizoen Anouilh's aanwinst Bitosis te zwartgallig voor de export - Knap spel van Ingrid Bergman v OP DE BOEKENMARKT SPIONNEN IN DE SCHADUW (IV) Maar minder verstrooid dan men dacht (Van onze Parijse correspondent) Zo omstreeks het nieuwe jaar heeft Parijs de eerste helft van zijn theaterseizoen al weer achter de rug en omdat in deze dagen ieder een toch iets van de dominee en van de boekhouder in zich voelt ontwaken, is het ons nu misschien ook wel toegestaan de voorlopige balans vast op te maken. Een balans, die dan al geen sensationele winstposten moge vertonen, maar waarvan de passiva der premières - zonder - toekomst en der talrijke reprises - zonder - zichtbare - artistieke - noodzaak, toch wel in evenwicht worden gehouden door een paar opmerkelijke nieuwe stukken, en over het algemeen, door het uitstekende spel, dat overal weer te bewonderen valt. En in dat laatste licht beschouwd, mag dan meteen de erepalm wel worden uitgereikt aan Ingrid Bergman, die avond aan avond volle zalen trekt in het „Théatre de Paris", waar ze in de - Franse hoofdrol van „Thee en sympathie", die oorspronkelijk ook voor haar geschreven werd, inderdaad een prestatie levert, waarin weinige harer kunstzusters van het witte doek haar zouden kunnen evenaren. slepen. En als sommige van zijn gif tige pijlen de roos zeker niet missen, dan is deze consequente onttakeling van het „eeuwige Frankrijk" tooh zeker ook weer geen schouwspel dat verhef fend en evenmin noodzakelijk zou mogen heten. De kritiek is, als gezegd, ,3itos" met een ongekende felheid èn eensgezind heid te lijf gegaan zonder evenwel te door te voeren, kan men b(j Marceau in tegenstelling met Anouilh in begin sel tenminste het uitgangspunt onder schrijven. Zijn stuk is bovendien uiterst knap en met grote vaart geschreven en het geeft de regisseur tal van kansen tot een mise-en-scène, die fonkelt van ori ginaliteit, levendigheid en geest. Marceau is zo tot dusver stellig wel dè schrijversontdekking van dit sei zoen geworden. Alles bijeen, zoals ge ziet, dus een panorama met heuvels en dalen, maar waarvan de globale aanblik toch zeker géén dorre indruk achterlaat. Zodat we met frisse moed en vol ver wachting ook de tweede helft van dit toneelseizoen maar tegemoet zullen gaan. Frank Onnen. Nieuwe naam aan het firma ment: Marceau Een aanwinst waarover we eigenlijk nauwelijks naar huis behoeven te schrijven, betreft het jongste stuk van Marcel Pagnol „Fabien", waarmee de vermaarde volkssohrijver-academicien een nieuwe (en mislukte) worp deed naar het publieke succes. „Fabien" speelt weer in de Midi en om de attracties van de lokale kleur nóg eens extra te verhogen, situeerde Pagnol de actie bovendien dan nog in de kringen der meridionale kermis gasten. Een strandfotograaf.Fabien ge heten, is getrouwd met een goedmoe dige dikke moeke uitnemend ver tolkt door Milly Mathis, die ge wel de Franse Aaf Bouber moogt noemen terwijl hij de lieve meisjes die voor hem poseren, dan ook nog wel eens in an dere rollen laat optreden, als U be grijpt wat we zo ongeveer willen zeg gen. Enfin, Fabien weet zijn goedgelovige echtgenote met meer geluk dan zwier om de tuin (van Eros) te leiden en de bon mots" en de toespelingen die je met de klompen aanvoelt, zijn daar bij natuurlijk niet van de lucht. Amu sant en onderhoudend, wanneer men dit soort van (pseudo)-volkstoneel houdt, maar toch ook wel wat te veel geschreven op het effect (zonder dat het effect van de grote Marius-suc- cessen intussen ook maar bij benade ring wordt bereikt). Brocéliande, het eerste blijspel van Montherlant Een ander lid van de vorige roem ruchte schrijversgeneratie, Henry de Montherlant, die sedert enige jaren tot de vaste hofleveranciers van de Co- medie Frangaise behoort, heeft even eens een nieuw werk afgeleverd: bro céliande", waarmee hij dan tevens zijn eerste blijspel schreef. Het is het ver haal van een ambtenaar die op het punt staat gepensioneerd te worden om daarmee een leven van doffe ver veling en knorrige ontevredenheid bijna af te sluiten; een bevriende ge nealoog maakt hem er dan op attent, dat hij in rechte lijn moet afstammen van de Heilige Lodewijk, waarna de brave man zich onmiddellijk voelt op genomen in de selecte kring der hoog ste aristocratie des lands, waarvan hy de tics, de manieren, de stijl en de spreekwijze op slag tracht over te nemen, wanneer hij zich echter net wat in die rol heeft ingeleefd, onthult zijn vrouw hem, dat de nakomelingen van de grote Franse vorst bij bosjes zouden kunnen worden geteld. De grijsaard acht zich daarop terstond weer terug- gestoten in zijn vroegere en bedompte levenssfeer, waaruit hij nu nog slechts te ontvluchten weet door zichzelf een kogel door het hoofd te jagen. Montherlant heeft, getuige zijn vele commentaren en interviews, klaarblijkelijk meer in dit stuk willen leggen en zeggen dan er door wordt uitgedrukt. En speciaal de humor, de ware en de zuivere humor die een tragische onder grond ten toon bezit, en die door de auteur werd nagestreefd, be reikt in brocéliande" toch maar bij uitzondering het niveau, dat men hier van hem verwachten mocht. En de conclusie moet dan ook luiden, dat de kracht van de Mon therlant minder dan in de comedie en de humor vooral gelegen blijft in de groot-gemonteerde drama's met historische of religieuze ach tergrond en thema's als „La reine morte" of „Port Royal", waarin de enkeling in een fiere, sterke taal zijn krachten meet met de gemeen schap. Tandenknarsen „Bitos" ou le diner des têtes" op het stuk van unanieme afwijzing de kroon ongetwijfeld nog gespannen. Anouilh heeft in zijn omvangrijk oeuvre na de „pièces roses" en de „pièces noires" nu een nieuwe reeks ingezet die hij „pièces grincheuses" (grincer tandenknarsen) heeft be titeld en die met „Ornifle" werd inge zet. Anouilh's „Don Juan - Ornifle" was als een figuur die in zijn alles overheersende erotomanie weinig plaats voor een laatste restje geloof in de mensen overliet, maar door deze Bitos bleek hij nu nog eens met verscheide ne lengten te kunnen worden geslagen! Een jonge aristocraat organiseert in zijn kelder een diner waarbij hij zijn gasten verzoekt ieder een persoon uit de Franse revolutie uit te beelden. Hij zelf eigent zich de (eervolste) rol van „Saint Juste" toe. Een ander zal „Dan- ton" spelen. Weer een ander Mirabeau of Desmoulins of Marie Antoinette. De figuur van Robespierre wordt toebedeeld aan Bitos, een oude schoolkameraad, zoon van een was vrouw, wie zijn vrienden het nooit hebben kunnen vergeven, dat hij altijd de eerste was van de klas en, sedertdien nog minder, dat hij het nu tot substituut-officier van Jus titie van de plaatselijke rechtbank heeft gebracht. Het stuk speelt enige jaren na de bevrijding en omdat Bitos boven dien dan nog de dood van verschil' lendet verraders en collaborateurs op zijn geweten moet hebben, wil „Saint Juste" hem gelijktijdig ook voor die zonden laten boeten. De gastheer heeft daarom een complot gesmeed om nu op zijn beurt Bitos te „liquideren" Maar omdat de substituut zich tijdens een collectieve drinkpartij als een sinister arrivistje ontpopt, die zich op staande voet aan het „kapitaal" verkoopt, weet hij dat lot nog net te ontlopen. Groot succes, maar niet voor gebruik elders In de drie alweer voortreffelijk gebouwde aotes, waaruit zijn stuk bestaat, weet Anouilh zo ongeveer alle nationale waarden van de Franse Re volutie, en van de Vierde Republiek in het bijzonder, waarop Frankrijk zich nog beroemen dorst, door het slijk te Jean Anouilh (tekening). Sylvain Roche. „Als Jan Kalebas de passie preekt". Uitgeverij De Koepel. Nijmegen z.j. Don Camillo, het verhaal van de ge weldenaar van een pastoor met het devote hart, is een wereldsucces ge weest en het valt dan ook niet te ver wonderen. dat boeken met een derge lijke strekking op de markt komen. De bedoeling van dit soort geschriften is, als ik het goed begrijp, de popularise ring van de kerk. Het trachten te bou wen van eer brug tussen sanctum en volk, in de hoop dat het kerkgebouw er beter gevuld door zal worden. Op zichzelf is er niets tegen dit honora bele streven, hoewel de vraag blijft of deze wel heel simplistische voorstel ling van zaken veel invloed zal hebben en het verwijderen vaft het kerkelijk aureool niet eerder een tegenoverge steld resultaat zal boeken. Neem de mens zijn al of niet terechte gevoel van eerbied ten opzichte van een in stelling of een individu af en het ge- eerbiedigde of bewonderde wordt in de hoek gegooid. Jan Kalebas - Grosjean heet hij in het oorspronkelijke boek - een wagen maker in de wijnstreek van Beaujo- lais, wordt op een nacht onder de in vloed van het befaamde produkt door zijn vrienden in de grote kroonluchter van de kerk opgehesen. Bij het ont waken ontwikkelt zich een eigenaar dige communicatie tussen de Gekrui sigde en de wagenmaker; een gang van zaken, die iemand die de genade niet deelachtig is, nuchterweg niet anders kan aanschouwen dan als een verbeel ding ten gevolge van een morele kater. Bij een bezoek aan het huis van de pastoor, sleept Jan diens evangelie in de wacht en leeft voortaan letterlijk volgens de tekst van de door de Je- zuieten gekuiste bijbel. De gevolgen zijn natuurlijk fabelachtig en van rij kelijk bucolische humor. Het leven vol gens de letter van de christelijke leer stellingen en de voorbeelden van Jan Kalebas veroorzaken in het dorp een soort sociale aardbeving, waarbij van allerlei boven komt, dat een gedeelte van de bevolking liever verborgen resp. omlaag gehouden had. Maar aan het slot slaakt de oude pastoor, die tegen deze hergeboorte des geloofs en de ca tastrofale gevolgen voor zijn dagelijkse rust niet bestand is, toch de verzuch ting, - „Heer. geef dat het niet alles weer net zo wordt als vroeger". C. S. Forester. „Lord Horn- blower". Zuid-Hollandsche Uit- geversmy. Den Haag. 1954. De avonturen van Horatio Horn- blower. deze menselijke vechtjas, zijn blijkbaar met de drie voorgaande delen nog niet uitgeput, want hier is het vierde genaamd „Lord Hornblower". Thans wordt onze held uitgestuurd om een muitend Engels oorlogsschip, dat op de rede van Le Havre ligt, tot de orde te roepen desnoods met het ge brul van zijn scheepskanonnen. Dit verhaal speelt even voor de Slag bij Waterloo en het valt te begrijpen, dat Frankrijk in die verwarde tijd een dankbaar terrein is voor de onderne mingslust van de dappere vlootvoogd, die ook op het land zijn rol van raad gever en vechter uitmuntend weet te vervullen. Hij bedwingt de muiterij, neemt Le Havre in voor de Bourbons, en passant nog een Indiëvaarder en boort een paar kanonneerboten in de grond, zodat zijn schip werkelijk niet ten onrechte de Porta Coeli, de Hemel poort. heet. Terwijl Napoleon zijn hon derd dagen in Frankrijk doorbrengt, heeft Hornblower weer een avontuur lijk samentreffen met de graaf de Gracay en een amoureus dito met diens dochter Marie. Wij houden ons hart vast als Horatio gevangen en ter dood veroordeeld wordt en echoën een zucht van opluchting als de Slag bij Waterloo net op tijd komt om onze held voor de kogel te behoeden. Willy Corsari. „Circuskind". H. P. Leopold N.V. Den Haag. 1956 „Circuskind" is de herdruk van één van Willy Corsari's vroegere romans en het is eigenlijk een jeugdboek. Dat neemt echter niet weg. dat ik dit uit stekend geschreven werk met genoegen herlezen hebt. Het komt niet dikwijls voor, dat men een boek voor de jeugd aantreft, waarin jonge mensen zó na tuurlijk en zó levendig getekend zijn en dat zó evenwichtig van constructie is. Het karakter van het meisje Litta, dat zich na haar kinderjaren in het circus moet aanpassen aan de maat schappij, is zeer goed getroffen en de kostschoolgrappen zijn van een ver frissende echtheid. Dit boek moet maar in de rij der jeugdklassieken naast Top Naeffs „Schoolidyllen" ge zet worden. CLARA EGGINK kunnen voorkomen dat dit stuk hèt succes van dit Parijse seizoen is ge worden. Anouilih heeft zicth nooit veel aan de pers gelegen laten liggen. Maar hen, die hem nu verontwaardigd we ten, dat hy met deze toch wel wat al te eenzijdige en negatieve karikatuur zijn vaderland een slechte dienst be wees, heeft Anouilh een indirect ant woord gegeven door te weigeren de op- voeringsreohten van Bitos aan het buitenland te verkopen. Zodat deze vuile was van Marianne nu dan tenminste verder binnenshuis gereinigd kan blijven worden! Knap geschreven stuk van Belgische dramaturg Een stuk, dat men daarentegen wel graag een buitenlandse carrière zou gunnen, is het tweede werk van de Belgische sohrijver Felicien Marceau, „l'Oeuf" (het ei) geheten, dat nu in „TAtelier" wordt gespeeld. Marceau voert hier een jonge man (Magis) ten tonele, die van nature eerst wat scheef staat in het leven, omdat hij de .sou plesse" mist om de nodige compromis sen te sluiten en het spel volgens de algemeen gangbare regels te kunnen spelen. Alles mislukt hem dan ook. Zijn werk, zijn carrière, liefdesavonturen. Maar dóór die mislukkingen begint hij tevens het maatschappelijke mechaniek te leren doorzien en aan het slot heeft zijn virtuositeit ten deze een zodanig peil bereikt, dat hij een rivaal door de rechter tot de doodstraf weet te laten veroordelen voor een misdaad, die hij zelf heeft gepleegd. Opbeurend is die strekking natuur lijk evenmin, maar door zijn persoon lijke levenservaringen ad absurdum Enige dagen nadat Arbetti mij het geval - Zaville had verteld, zaten wij samen in het slotpark van Versailles. Een grijsaard pas seerde ons. Vlak bij onze bank keek hij even op. Arbetti mompelde iets. Ken je hem? vroeg ik. Arbetti knikte. Ja, dat is dr. Schlabors, de man, die mij eens een grote nederlaag bezorgde. Een geleerd en bovendien een zeer intelligent man. Hij is nu waarschijnlijk boven de jaren. In 1939 was hij dat beslist niet. Hij was toen zowat 60 jaar oud. Beminnelijk, hoffelijk, soms wat verstrooid. Een geleerde van naam. Sprak op internationale congressen. Schreef geleerde verhandelingen over taalwetenschap. En toch was hij ooknu ja, ik zal je het verhaal vertellen, al is het niet vleiend voor mij, mijn waarde. De naams- en plaatsaandui dingen in dit „geval" wijken af van de werkelijke. Arbetti wil dit zo. Wanneer beide bovengenoemde wer ken door de kritiek over het algemeen zuinig ontvangen werden, dan heeft het laatste stuk van Jean Anouilh De opdracht IN 1935 was dr. Schlabors in Heidel- berg. Ik ook. Wij logeerden in het zelfde hotel. Een vriend stelde mij aan hem voor. Ik genoot enige dagen van zijn even boeiende als geestige conversatie. Wij spraken over zijn wetenschap en mijn vak. Hij begreep namelijk onmiddellijk, wat mijn „lijn" was. Hij sprak er waarderend over. Kortom, ik mocht hem graag. Voor zichtigheidshalve had ik inlichtingen gevraagd aan mijn chef. Die waren gunstig. Na onze ontmoeting in Hei delberg correspondeerde ik een paar maal met hem. Ik waardeerde hem en hij waardeerde mij. In het voorjaar van 1939 ontbood mijn chef mij. Arbetti (zei hij), je kent dr. Schlabors. Ik heb een ern stige aanwijzing, dat hij een zeer verdacht spel speelt. Begrepen? Ik be greep het. Ik herinnerde aan de gun stige informatie uit 1935. Ja, Arbetti (zei mijn chef), jou treft geen verwijt. De man is van een bijzondere intelli gentie Vroeger was hij Oostenrijker. Sedert de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland vertoeft hij vaak in Lon den Ga daar heen en zorg, dat Schlabors weet, dat je er bent. Ik ver wacht. dat hij binnenkort een reis zal maken naar Duitsland. Ik zal je laten weten, met welke boot hij vertrekt. Jij reist ook met die boot. Ik ging naar Londen. Ik belde dr. Schlabors op en vertelde hem, dat ik hëm een visite wilde maken. De man deed opgetogen. De volgende dag ging ik naar hem toe. Bij het afscheid vertelde hij, dat hij een week later naar Keulen ging en dat het hem niet zou verbazen, mij aan boord te tref fen. Toen glimlachte hij. Ik ook. Een koele klant! Het was een „open strijd", een gevecht op hoog niveau geworden. De reis AAGS na mijn bezoek aan Schla bors ontving ik een telegram van mijn chef. Het luidde: Huur na aankomst Rotterdam grote auto met chauffeur stop zet twee dagen na aankomst reis voort naar Keulen per auto stop Armand. ontscheping vernam ik, dat Schlabors te Keulen zou logeren inen hij noemde de naam van een bekend hotel. De oorlog (zei hij) dreigt en ik wil nog enige zaken proberen te rege len vóór de bom barst. Bij het afscheid verzocht hij mij, enige briefkaarten voor hem in Ne derland te posten. „U ziet, Herr Baron, dat ik p ten volle vertrouw, al wilde het lot dan, „dat wij tegen spelers werden". Ik zei; „Steeds tot uw dienst, Herr Doktor". Ik nam de briefkaarten in ontvangst. Ik noteerde de adressen en nam afschriften. Zij waren bestemd voor Nederlandse ge leerden, die (dat bleek mij later) poli tiek volmaakt betrouwbaar waren. In Rotterdam trof ik mijn assistent. Ik droeg hem op, over twee dagen in Keulen te zijn en zich op forse din gen voor te bereiden. De man zei: „In orde." Gesprek in Keulen TN de middag van de dag van aan komst in Rotterdam bracht een koerier mij een mededeling van Ingrid Bergman wordt na haar Parijse triomf gefeliciteerd door de Amerikaanse auteur van Thee en sympathie" Robert Anderson. Voor mij betekende dit telegram: Je vindt in Rotterdam een assistent, neem de man mee naar Keulen; wees gewapend; reken op mogelijkheid van „fors" optreden. Ja, mijn waarde, zo was het. Vergeet niet, dat er toen een Europese oorlog dreigde en dat alle spionage- en contra-spionagediensten op hoge toeren draaiden! Dr. Schlabors belde mij op om mij mede te delen, dat hij drie dagen latei het was in maart 1939 naar Keu len vertrok. Ik zei, dat ik hem aan boord zou ontmoeten. Aan boord trof ik hem inderdaad. Wij hadden inte ressante gesprekken. Kort vóór de mijn chef. Ik las, dat Schlabors in Keulen door onze mensen scherp werd geobserveerd: dat hij op zeer behen dige manier in het bezit was gekomen van afschriften van twee persoonlijke brieven van een bekend Europees staatsman aan een ander bekend staatsman; dat hij die afschriften ergens in Keulen had laten deponeren en. dat hij ze in Keulen in ontvangst zou pogen te nemen. Van wie of waar. dat hadden onze mannen niet ontdekt. Mijn taak was het, dr. Schlabors, desnoods met zeer forse middelen, te noodzaken om de afschriften uit han den te geven. Omtrent de dag van het gesprek was ik ingelicht (inderdaad, overwoog ik, twee dagen na aankomst Rotterdam, dus overmorgen). Die dag (voegde mijn chef aan zijn missive toe) was met zorg en op goede gron den gekozen. Ik ging naar Keulen. Ik vond er mijn assistent. Een knaap, die wij wel eens eerder voor „ruw werk" hadden gebruikt. Ik koos de directe methode en ging met mijn assistent naar het hotel, waar dr. Schlabors logeerde. Ik wist het nummer van zijn kamer reeds en ging naar boven. Ik klopte en hoorde zijn beschaafde stem zeggen: „Komt U binnen astublieft". Daar zat dr. Schlabors. Rustig. Op de schrijftafel lagen enige boeken en brieven. De geleefde keek verheugd. Waarom zo weinig formeel vandaag. Herr Baron? Ik was niet in de stem. ming om beleefdheden uit te wisselen. Herr Doktor (zei ik), ik ben gekomen om de beide afschriften in ontvangst te nemen. Ik zeg U met nadruk, dat tegenwerking hoogst onaangename ge volgen voor U kan hebben. Schlabors keek mij aan. Er speelde een lachje om zijn lippen. Is dat uw secretaris? vroeg hij, terwijl hij wees op mijn assistent. Ik zweeg. Toen zei Schlabors: „Mein lieber Herr Baron, ik wist toch, dat U zoudt komen en ik kende toch uw hartewens? Waarom zijt gij dan zo onvriendelijk? Ziet U eens, hier zijn de beide afschriften". Ik geloof stellig, dat ik wat beteu terd moet hebben gekeken. Ik nam de beide stukken in ontvangst. Ik be keek ze. Mijn assistent hield zijn re volver op dr. Schlabors gericht. Ik zei: „Dank U zeer, Herr DoktorBen ik de enige?" Schlabors bood mij een sigaret aan. Hij nam er zelf een. Zei toen lang zaam: Wat denkt U, Herr Baron? Denkt U heus, dat ik zó verstrooid ben ?Neen, ik heb nóg iemand geluk kig gemaakt, zij het iets minder ge lukkig dan U. De andere gegadigde kreeg een fotografische reproductie. U ontvangt de oorspronkelijke afschrif ten. En ik zeg U, en met nadruk: Als m i j vandaag of morgen door uw toe doen of door wiens toedoen ook iets onaangenaams overkomt, sterven overmorgen twee van de beste mede werkers vannu ja, van Armand. Een gelukkig toeval voegde het name lijk zo. dat ik beide mannen inin verzekerde bewaring kon laten stellen. Geen haar van hun hoofd zal worden gekrenkt, tenzijIk weet, dat het nodig kan zijn in ons vak, ja. Herr Baron, in ons vak, om een mensen offer te brengen, als het gaat om een grote inzet. Doch wij mogen nooit nodeloos offeren. En de foto's zijn buiten U bereik. Ik begreep, dat ik schaakmat stond, dat Schlabors voortreffelijk had ge speeld en dat hij niet blufte. De „ver strooide" geleerde had gewonnen. Ik nam afscheid. Sans rancune. De volgende ochtend was dr. Schla bors verdwenen. Ik heb hem zojuist voor het eerst teruggezien, vijftien jaren na ons Keulse gesprek. Siotaccoord TA. naderhand is uitgekomen, dat dr. I Schlabors van 1920 tot 1940 een der J geraffineerdste spionnen in de Europese arena is geweest. Bij het uitbreken van de oorlog legde hij het spionagebijltje erbij neer. Toen wij het park uitwandelden, kwamen wij de grijsaard weer tegen. Arbetti nam zijn hoed af met een hoofse zwaai. Schlabors kwam naar ons toe. „Servus, Herr Baron, is die mijnheer een assistent van U?" „Neen, Herr Doktor, een vriend, journalist „Dan vertelde U hem dus over ons gesprek in Keulen. Laat mij dan het slot vertellen. Dat is zelfstU onbekend. Herr Baron. De beide afschriften waren puur verzinsel, ontsproten aan mijn vindingrijk brein. Ik zette de zaak der „verdwenen brieven" op touw om uw dienst en die van een ander land om de tuin te leidende eigenlijke buit verdween langs een andere weg uit Londen. Het kostte mij veel hoofdbrekens en veel toneelspel. Het was niet gemakkelijk om U en uw chef te misleiden. Wil dit compliment van mij aanvaarden, mein lieber Baron, en wil het ook aannu ja'. aan Armand overbrengen." Dr. Schlabors stak Arbetti de hand toe. Met een stevige handdruk namen beide „Mannen van het vak" afscheid. „Heus, sans rancune, mijn waarde" zei Arbetti tegen mij). Hij staarde niettemin een beetje nadenkend voor zich uit. Ik keek hem eens aan en lachte een beetje dom. (Nadruk verboden)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 14