Het Parij se toneel bracht enkele
opmerkelijke nieuwe stukken
Een ZoeklichtN
't Geval van de verstrooide geleerde
D
ZATERDAG 19 JANUARI
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 4
Balans van een half seizoen
Anouilh's aanwinst Bitosis
te zwartgallig voor de export
- Knap spel van Ingrid Bergman
v OP DE BOEKENMARKT
SPIONNEN IN DE SCHADUW (IV)
Maar minder verstrooid dan
men dacht
(Van onze Parijse correspondent)
Zo omstreeks het nieuwe jaar heeft Parijs de eerste helft van zijn
theaterseizoen al weer achter de rug en omdat in deze dagen ieder
een toch iets van de dominee en van de boekhouder in zich voelt
ontwaken, is het ons nu misschien ook wel toegestaan de voorlopige
balans vast op te maken. Een balans, die dan al geen sensationele
winstposten moge vertonen, maar waarvan de passiva der premières -
zonder - toekomst en der talrijke reprises - zonder - zichtbare -
artistieke - noodzaak, toch wel in evenwicht worden gehouden door
een paar opmerkelijke nieuwe stukken, en over het algemeen, door
het uitstekende spel, dat overal weer te bewonderen valt.
En in dat laatste licht beschouwd, mag dan meteen de erepalm
wel worden uitgereikt aan Ingrid Bergman, die avond aan avond
volle zalen trekt in het „Théatre de Paris", waar ze in de - Franse
hoofdrol van „Thee en sympathie", die oorspronkelijk ook voor haar
geschreven werd, inderdaad een prestatie levert, waarin weinige
harer kunstzusters van het witte doek haar zouden kunnen evenaren.
slepen. En als sommige van zijn gif
tige pijlen de roos zeker niet missen,
dan is deze consequente onttakeling
van het „eeuwige Frankrijk" tooh zeker
ook weer geen schouwspel dat verhef
fend en evenmin noodzakelijk zou
mogen heten.
De kritiek is, als gezegd, ,3itos" met
een ongekende felheid èn eensgezind
heid te lijf gegaan zonder evenwel te
door te voeren, kan men b(j Marceau
in tegenstelling met Anouilh in begin
sel tenminste het uitgangspunt onder
schrijven.
Zijn stuk is bovendien uiterst knap
en met grote vaart geschreven en het
geeft de regisseur tal van kansen tot
een mise-en-scène, die fonkelt van ori
ginaliteit, levendigheid en geest.
Marceau is zo tot dusver stellig wel
dè schrijversontdekking van dit sei
zoen geworden.
Alles bijeen, zoals ge ziet, dus een
panorama met heuvels en dalen, maar
waarvan de globale aanblik toch zeker
géén dorre indruk achterlaat.
Zodat we met frisse moed en vol ver
wachting ook de tweede helft van dit
toneelseizoen maar tegemoet zullen
gaan.
Frank Onnen.
Nieuwe naam aan het
firma ment: Marceau
Een aanwinst waarover we eigenlijk
nauwelijks naar huis behoeven te
schrijven, betreft het jongste stuk van
Marcel Pagnol „Fabien", waarmee de
vermaarde volkssohrijver-academicien
een nieuwe (en mislukte) worp deed
naar het publieke succes.
„Fabien" speelt weer in de Midi en
om de attracties van de lokale kleur
nóg eens extra te verhogen, situeerde
Pagnol de actie bovendien dan nog in
de kringen der meridionale kermis
gasten. Een strandfotograaf.Fabien ge
heten, is getrouwd met een goedmoe
dige dikke moeke uitnemend ver
tolkt door Milly Mathis, die ge wel de
Franse Aaf Bouber moogt noemen
terwijl hij de lieve meisjes die voor hem
poseren, dan ook nog wel eens in an
dere rollen laat optreden, als U be
grijpt wat we zo ongeveer willen zeg
gen.
Enfin, Fabien weet zijn goedgelovige
echtgenote met meer geluk dan zwier
om de tuin (van Eros) te leiden en
de bon mots" en de toespelingen die
je met de klompen aanvoelt, zijn daar
bij natuurlijk niet van de lucht. Amu
sant en onderhoudend, wanneer men
dit soort van (pseudo)-volkstoneel
houdt, maar toch ook wel wat te veel
geschreven op het effect (zonder dat
het effect van de grote Marius-suc-
cessen intussen ook maar bij benade
ring wordt bereikt).
Brocéliande, het eerste blijspel
van Montherlant
Een ander lid van de vorige roem
ruchte schrijversgeneratie, Henry de
Montherlant, die sedert enige jaren tot
de vaste hofleveranciers van de Co-
medie Frangaise behoort, heeft even
eens een nieuw werk afgeleverd: bro
céliande", waarmee hij dan tevens zijn
eerste blijspel schreef. Het is het ver
haal van een ambtenaar die op het
punt staat gepensioneerd te worden
om daarmee een leven van doffe ver
veling en knorrige ontevredenheid
bijna af te sluiten; een bevriende ge
nealoog maakt hem er dan op attent,
dat hij in rechte lijn moet afstammen
van de Heilige Lodewijk, waarna de
brave man zich onmiddellijk voelt op
genomen in de selecte kring der hoog
ste aristocratie des lands, waarvan hy
de tics, de manieren, de stijl en de
spreekwijze op slag tracht over te
nemen, wanneer hij zich echter net wat
in die rol heeft ingeleefd, onthult zijn
vrouw hem, dat de nakomelingen van
de grote Franse vorst bij bosjes zouden
kunnen worden geteld. De grijsaard
acht zich daarop terstond weer terug-
gestoten in zijn vroegere en bedompte
levenssfeer, waaruit hij nu nog slechts
te ontvluchten weet door zichzelf een
kogel door het hoofd te jagen.
Montherlant heeft, getuige zijn
vele commentaren en interviews,
klaarblijkelijk meer in dit stuk
willen leggen en zeggen dan er
door wordt uitgedrukt. En speciaal
de humor, de ware en de zuivere
humor die een tragische onder
grond ten toon bezit, en die door
de auteur werd nagestreefd, be
reikt in brocéliande" toch maar
bij uitzondering het niveau, dat
men hier van hem verwachten
mocht.
En de conclusie moet dan ook
luiden, dat de kracht van de Mon
therlant minder dan in de comedie
en de humor vooral gelegen blijft
in de groot-gemonteerde drama's
met historische of religieuze ach
tergrond en thema's als „La reine
morte" of „Port Royal", waarin de
enkeling in een fiere, sterke taal
zijn krachten meet met de gemeen
schap.
Tandenknarsen
„Bitos" ou le diner des têtes" op het
stuk van unanieme afwijzing de kroon
ongetwijfeld nog gespannen.
Anouilh heeft in zijn omvangrijk
oeuvre na de „pièces roses" en de
„pièces noires" nu een nieuwe reeks
ingezet die hij „pièces grincheuses"
(grincer tandenknarsen) heeft be
titeld en die met „Ornifle" werd inge
zet. Anouilh's „Don Juan - Ornifle"
was als een figuur die in zijn alles
overheersende erotomanie weinig plaats
voor een laatste restje geloof in de
mensen overliet, maar door deze Bitos
bleek hij nu nog eens met verscheide
ne lengten te kunnen worden geslagen!
Een jonge aristocraat organiseert in
zijn kelder een diner waarbij hij zijn
gasten verzoekt ieder een persoon uit
de Franse revolutie uit te beelden. Hij
zelf eigent zich de (eervolste) rol van
„Saint Juste" toe. Een ander zal „Dan-
ton" spelen. Weer een ander Mirabeau
of Desmoulins of Marie Antoinette.
De figuur van Robespierre wordt
toebedeeld aan Bitos, een oude
schoolkameraad, zoon van een was
vrouw, wie zijn vrienden het nooit
hebben kunnen vergeven, dat hij
altijd de eerste was van de klas en,
sedertdien nog minder, dat hij het
nu tot substituut-officier van Jus
titie van de plaatselijke rechtbank
heeft gebracht.
Het stuk speelt enige jaren na de
bevrijding en omdat Bitos boven
dien dan nog de dood van verschil'
lendet verraders en collaborateurs
op zijn geweten moet hebben, wil
„Saint Juste" hem gelijktijdig ook
voor die zonden laten boeten.
De gastheer heeft daarom een
complot gesmeed om nu op zijn
beurt Bitos te „liquideren"
Maar omdat de substituut zich
tijdens een collectieve drinkpartij
als een sinister arrivistje ontpopt,
die zich op staande voet aan het
„kapitaal" verkoopt, weet hij dat
lot nog net te ontlopen.
Groot succes, maar niet
voor gebruik elders
In de drie alweer voortreffelijk
gebouwde aotes, waaruit zijn stuk
bestaat, weet Anouilh zo ongeveer alle
nationale waarden van de Franse Re
volutie, en van de Vierde Republiek in
het bijzonder, waarop Frankrijk zich
nog beroemen dorst, door het slijk te
Jean Anouilh (tekening).
Sylvain Roche. „Als Jan Kalebas
de passie preekt". Uitgeverij De
Koepel. Nijmegen z.j.
Don Camillo, het verhaal van de ge
weldenaar van een pastoor met het
devote hart, is een wereldsucces ge
weest en het valt dan ook niet te ver
wonderen. dat boeken met een derge
lijke strekking op de markt komen. De
bedoeling van dit soort geschriften is,
als ik het goed begrijp, de popularise
ring van de kerk. Het trachten te bou
wen van eer brug tussen sanctum en
volk, in de hoop dat het kerkgebouw
er beter gevuld door zal worden. Op
zichzelf is er niets tegen dit honora
bele streven, hoewel de vraag blijft of
deze wel heel simplistische voorstel
ling van zaken veel invloed zal hebben
en het verwijderen vaft het kerkelijk
aureool niet eerder een tegenoverge
steld resultaat zal boeken. Neem de
mens zijn al of niet terechte gevoel
van eerbied ten opzichte van een in
stelling of een individu af en het ge-
eerbiedigde of bewonderde wordt in de
hoek gegooid.
Jan Kalebas - Grosjean heet hij in
het oorspronkelijke boek - een wagen
maker in de wijnstreek van Beaujo-
lais, wordt op een nacht onder de in
vloed van het befaamde produkt door
zijn vrienden in de grote kroonluchter
van de kerk opgehesen. Bij het ont
waken ontwikkelt zich een eigenaar
dige communicatie tussen de Gekrui
sigde en de wagenmaker; een gang van
zaken, die iemand die de genade niet
deelachtig is, nuchterweg niet anders
kan aanschouwen dan als een verbeel
ding ten gevolge van een morele kater.
Bij een bezoek aan het huis van de
pastoor, sleept Jan diens evangelie in
de wacht en leeft voortaan letterlijk
volgens de tekst van de door de Je-
zuieten gekuiste bijbel. De gevolgen
zijn natuurlijk fabelachtig en van rij
kelijk bucolische humor. Het leven vol
gens de letter van de christelijke leer
stellingen en de voorbeelden van Jan
Kalebas veroorzaken in het dorp een
soort sociale aardbeving, waarbij van
allerlei boven komt, dat een gedeelte
van de bevolking liever verborgen resp.
omlaag gehouden had. Maar aan het
slot slaakt de oude pastoor, die tegen
deze hergeboorte des geloofs en de ca
tastrofale gevolgen voor zijn dagelijkse
rust niet bestand is, toch de verzuch
ting, - „Heer. geef dat het niet alles
weer net zo wordt als vroeger".
C. S. Forester. „Lord Horn-
blower". Zuid-Hollandsche Uit-
geversmy. Den Haag. 1954.
De avonturen van Horatio Horn-
blower. deze menselijke vechtjas, zijn
blijkbaar met de drie voorgaande delen
nog niet uitgeput, want hier is het
vierde genaamd „Lord Hornblower".
Thans wordt onze held uitgestuurd om
een muitend Engels oorlogsschip, dat
op de rede van Le Havre ligt, tot de
orde te roepen desnoods met het ge
brul van zijn scheepskanonnen.
Dit verhaal speelt even voor de Slag
bij Waterloo en het valt te begrijpen,
dat Frankrijk in die verwarde tijd een
dankbaar terrein is voor de onderne
mingslust van de dappere vlootvoogd,
die ook op het land zijn rol van raad
gever en vechter uitmuntend weet te
vervullen. Hij bedwingt de muiterij,
neemt Le Havre in voor de Bourbons,
en passant nog een Indiëvaarder en
boort een paar kanonneerboten in de
grond, zodat zijn schip werkelijk niet
ten onrechte de Porta Coeli, de Hemel
poort. heet. Terwijl Napoleon zijn hon
derd dagen in Frankrijk doorbrengt,
heeft Hornblower weer een avontuur
lijk samentreffen met de graaf de
Gracay en een amoureus dito met
diens dochter Marie. Wij houden ons
hart vast als Horatio gevangen en ter
dood veroordeeld wordt en echoën een
zucht van opluchting als de Slag bij
Waterloo net op tijd komt om onze
held voor de kogel te behoeden.
Willy Corsari. „Circuskind". H.
P. Leopold N.V. Den Haag. 1956
„Circuskind" is de herdruk van één
van Willy Corsari's vroegere romans
en het is eigenlijk een jeugdboek. Dat
neemt echter niet weg. dat ik dit uit
stekend geschreven werk met genoegen
herlezen hebt. Het komt niet dikwijls
voor, dat men een boek voor de jeugd
aantreft, waarin jonge mensen zó na
tuurlijk en zó levendig getekend zijn
en dat zó evenwichtig van constructie
is. Het karakter van het meisje Litta,
dat zich na haar kinderjaren in het
circus moet aanpassen aan de maat
schappij, is zeer goed getroffen en de
kostschoolgrappen zijn van een ver
frissende echtheid. Dit boek moet
maar in de rij der jeugdklassieken
naast Top Naeffs „Schoolidyllen" ge
zet worden.
CLARA EGGINK
kunnen voorkomen dat dit stuk hèt
succes van dit Parijse seizoen is ge
worden. Anouilih heeft zicth nooit veel
aan de pers gelegen laten liggen. Maar
hen, die hem nu verontwaardigd we
ten, dat hy met deze toch wel wat al
te eenzijdige en negatieve karikatuur
zijn vaderland een slechte dienst be
wees, heeft Anouilh een indirect ant
woord gegeven door te weigeren de op-
voeringsreohten van Bitos aan het
buitenland te verkopen.
Zodat deze vuile was van Marianne
nu dan tenminste verder binnenshuis
gereinigd kan blijven worden!
Knap geschreven stuk van
Belgische dramaturg
Een stuk, dat men daarentegen wel
graag een buitenlandse carrière zou
gunnen, is het tweede werk van de
Belgische sohrijver Felicien Marceau,
„l'Oeuf" (het ei) geheten, dat nu in
„TAtelier" wordt gespeeld. Marceau
voert hier een jonge man (Magis) ten
tonele, die van nature eerst wat scheef
staat in het leven, omdat hij de .sou
plesse" mist om de nodige compromis
sen te sluiten en het spel volgens de
algemeen gangbare regels te kunnen
spelen. Alles mislukt hem dan ook. Zijn
werk, zijn carrière, liefdesavonturen.
Maar dóór die mislukkingen begint hij
tevens het maatschappelijke mechaniek
te leren doorzien en aan het slot heeft
zijn virtuositeit ten deze een zodanig
peil bereikt, dat hij een rivaal door de
rechter tot de doodstraf weet te laten
veroordelen voor een misdaad, die hij
zelf heeft gepleegd.
Opbeurend is die strekking natuur
lijk evenmin, maar door zijn persoon
lijke levenservaringen ad absurdum
Enige dagen nadat Arbetti mij het geval - Zaville had verteld,
zaten wij samen in het slotpark van Versailles. Een grijsaard pas
seerde ons. Vlak bij onze bank keek hij even op. Arbetti mompelde
iets. Ken je hem? vroeg ik. Arbetti knikte. Ja, dat is dr. Schlabors, de
man, die mij eens een grote nederlaag bezorgde. Een geleerd en
bovendien een zeer intelligent man. Hij is nu waarschijnlijk boven de
jaren. In 1939 was hij dat beslist niet. Hij was toen zowat 60 jaar oud.
Beminnelijk, hoffelijk, soms wat verstrooid. Een geleerde van naam.
Sprak op internationale congressen. Schreef geleerde verhandelingen
over taalwetenschap. En toch was hij ooknu ja, ik zal je het
verhaal vertellen, al is het niet vleiend voor mij, mijn waarde.
De naams- en plaatsaandui
dingen in dit „geval" wijken af
van de werkelijke.
Arbetti wil dit zo.
Wanneer beide bovengenoemde wer
ken door de kritiek over het algemeen
zuinig ontvangen werden, dan heeft
het laatste stuk van Jean Anouilh
De opdracht
IN 1935 was dr. Schlabors in Heidel-
berg. Ik ook. Wij logeerden in het
zelfde hotel. Een vriend stelde mij
aan hem voor. Ik genoot enige dagen
van zijn even boeiende als geestige
conversatie. Wij spraken over zijn
wetenschap en mijn vak. Hij begreep
namelijk onmiddellijk, wat mijn „lijn"
was. Hij sprak er waarderend over.
Kortom, ik mocht hem graag. Voor
zichtigheidshalve had ik inlichtingen
gevraagd aan mijn chef. Die waren
gunstig. Na onze ontmoeting in Hei
delberg correspondeerde ik een paar
maal met hem. Ik waardeerde hem en
hij waardeerde mij.
In het voorjaar van 1939 ontbood
mijn chef mij. Arbetti (zei hij), je
kent dr. Schlabors. Ik heb een ern
stige aanwijzing, dat hij een zeer
verdacht spel speelt. Begrepen? Ik be
greep het. Ik herinnerde aan de gun
stige informatie uit 1935. Ja, Arbetti
(zei mijn chef), jou treft geen verwijt.
De man is van een bijzondere intelli
gentie Vroeger was hij Oostenrijker.
Sedert de aansluiting van Oostenrijk
bij Duitsland vertoeft hij vaak in Lon
den Ga daar heen en zorg, dat
Schlabors weet, dat je er bent. Ik ver
wacht. dat hij binnenkort een reis zal
maken naar Duitsland. Ik zal je laten
weten, met welke boot hij vertrekt. Jij
reist ook met die boot.
Ik ging naar Londen. Ik belde dr.
Schlabors op en vertelde hem, dat ik
hëm een visite wilde maken. De man
deed opgetogen. De volgende dag ging
ik naar hem toe. Bij het afscheid
vertelde hij, dat hij een week later
naar Keulen ging en dat het hem niet
zou verbazen, mij aan boord te tref
fen. Toen glimlachte hij. Ik ook. Een
koele klant! Het was een „open strijd",
een gevecht op hoog niveau geworden.
De reis
AAGS na mijn bezoek aan Schla
bors ontving ik een telegram van
mijn chef. Het luidde:
Huur na aankomst Rotterdam grote
auto met chauffeur stop zet twee
dagen na aankomst reis voort naar
Keulen per auto stop Armand.
ontscheping vernam ik, dat Schlabors
te Keulen zou logeren inen hij
noemde de naam van een bekend
hotel. De oorlog (zei hij) dreigt en ik
wil nog enige zaken proberen te rege
len vóór de bom barst.
Bij het afscheid verzocht hij mij,
enige briefkaarten voor hem in Ne
derland te posten. „U ziet, Herr
Baron, dat ik p ten volle vertrouw,
al wilde het lot dan, „dat wij tegen
spelers werden". Ik zei; „Steeds tot
uw dienst, Herr Doktor". Ik nam de
briefkaarten in ontvangst. Ik noteerde
de adressen en nam afschriften. Zij
waren bestemd voor Nederlandse ge
leerden, die (dat bleek mij later) poli
tiek volmaakt betrouwbaar waren. In
Rotterdam trof ik mijn assistent. Ik
droeg hem op, over twee dagen in
Keulen te zijn en zich op forse din
gen voor te bereiden. De man zei: „In
orde."
Gesprek in Keulen
TN de middag van de dag van aan
komst in Rotterdam bracht een
koerier mij een mededeling van
Ingrid Bergman wordt na haar Parijse triomf gefeliciteerd door
de Amerikaanse auteur van Thee en sympathie" Robert Anderson.
Voor mij betekende dit telegram:
Je vindt in Rotterdam een assistent,
neem de man mee naar Keulen; wees
gewapend; reken op mogelijkheid van
„fors" optreden. Ja, mijn waarde, zo
was het. Vergeet niet, dat er toen een
Europese oorlog dreigde en dat alle
spionage- en contra-spionagediensten
op hoge toeren draaiden!
Dr. Schlabors belde mij op om mij
mede te delen, dat hij drie dagen latei
het was in maart 1939 naar Keu
len vertrok. Ik zei, dat ik hem aan
boord zou ontmoeten. Aan boord trof
ik hem inderdaad. Wij hadden inte
ressante gesprekken. Kort vóór de
mijn chef. Ik las, dat Schlabors in
Keulen door onze mensen scherp werd
geobserveerd: dat hij op zeer behen
dige manier in het bezit was gekomen
van afschriften van twee persoonlijke
brieven van een bekend Europees
staatsman aan een ander bekend
staatsman; dat hij die afschriften
ergens in Keulen had laten deponeren
en. dat hij ze in Keulen in ontvangst
zou pogen te nemen. Van wie of waar.
dat hadden onze mannen niet ontdekt.
Mijn taak was het, dr. Schlabors,
desnoods met zeer forse middelen, te
noodzaken om de afschriften uit han
den te geven. Omtrent de dag van het
gesprek was ik ingelicht (inderdaad,
overwoog ik, twee dagen na aankomst
Rotterdam, dus overmorgen). Die dag
(voegde mijn chef aan zijn missive
toe) was met zorg en op goede gron
den gekozen.
Ik ging naar Keulen. Ik vond er
mijn assistent. Een knaap, die wij wel
eens eerder voor „ruw werk" hadden
gebruikt. Ik koos de directe methode
en ging met mijn assistent naar het
hotel, waar dr. Schlabors logeerde. Ik
wist het nummer van zijn kamer reeds
en ging naar boven. Ik klopte en
hoorde zijn beschaafde stem zeggen:
„Komt U binnen astublieft".
Daar zat dr. Schlabors. Rustig. Op
de schrijftafel lagen enige boeken en
brieven. De geleefde keek verheugd.
Waarom zo weinig formeel vandaag.
Herr Baron? Ik was niet in de stem.
ming om beleefdheden uit te wisselen.
Herr Doktor (zei ik), ik ben gekomen
om de beide afschriften in ontvangst
te nemen. Ik zeg U met nadruk, dat
tegenwerking hoogst onaangename ge
volgen voor U kan hebben.
Schlabors keek mij aan. Er speelde
een lachje om zijn lippen. Is dat uw
secretaris? vroeg hij, terwijl hij wees
op mijn assistent. Ik zweeg. Toen zei
Schlabors: „Mein lieber Herr Baron,
ik wist toch, dat U zoudt komen en
ik kende toch uw hartewens? Waarom
zijt gij dan zo onvriendelijk? Ziet U
eens, hier zijn de beide afschriften".
Ik geloof stellig, dat ik wat beteu
terd moet hebben gekeken. Ik nam
de beide stukken in ontvangst. Ik be
keek ze. Mijn assistent hield zijn re
volver op dr. Schlabors gericht. Ik zei:
„Dank U zeer, Herr DoktorBen
ik de enige?"
Schlabors bood mij een sigaret aan.
Hij nam er zelf een. Zei toen lang
zaam: Wat denkt U, Herr Baron?
Denkt U heus, dat ik zó verstrooid
ben ?Neen, ik heb nóg iemand geluk
kig gemaakt, zij het iets minder ge
lukkig dan U. De andere gegadigde
kreeg een fotografische reproductie. U
ontvangt de oorspronkelijke afschrif
ten. En ik zeg U, en met nadruk: Als
m i j vandaag of morgen door uw toe
doen of door wiens toedoen ook iets
onaangenaams overkomt, sterven
overmorgen twee van de beste mede
werkers vannu ja, van Armand.
Een gelukkig toeval voegde het name
lijk zo. dat ik beide mannen inin
verzekerde bewaring kon laten stellen.
Geen haar van hun hoofd zal worden
gekrenkt, tenzijIk weet, dat het
nodig kan zijn in ons vak, ja. Herr
Baron, in ons vak, om een mensen
offer te brengen, als het gaat om een
grote inzet. Doch wij mogen nooit
nodeloos offeren. En de foto's zijn
buiten U bereik.
Ik begreep, dat ik schaakmat stond,
dat Schlabors voortreffelijk had ge
speeld en dat hij niet blufte. De „ver
strooide" geleerde had gewonnen. Ik
nam afscheid. Sans rancune.
De volgende ochtend was dr. Schla
bors verdwenen. Ik heb hem zojuist
voor het eerst teruggezien, vijftien
jaren na ons Keulse gesprek.
Siotaccoord
TA. naderhand is uitgekomen, dat dr.
I Schlabors van 1920 tot 1940 een der
J geraffineerdste spionnen in de
Europese arena is geweest. Bij het
uitbreken van de oorlog legde hij het
spionagebijltje erbij neer.
Toen wij het park uitwandelden,
kwamen wij de grijsaard weer tegen.
Arbetti nam zijn hoed af met een
hoofse zwaai. Schlabors kwam naar
ons toe.
„Servus, Herr Baron, is die mijnheer
een assistent van U?"
„Neen, Herr Doktor, een vriend,
journalist
„Dan vertelde U hem dus over ons
gesprek in Keulen. Laat mij dan het
slot vertellen. Dat is zelfstU onbekend.
Herr Baron. De beide afschriften
waren puur verzinsel, ontsproten aan
mijn vindingrijk brein. Ik zette de
zaak der „verdwenen brieven" op touw
om uw dienst en die van een ander
land om de tuin te leidende
eigenlijke buit verdween langs een
andere weg uit Londen. Het kostte mij
veel hoofdbrekens en veel toneelspel.
Het was niet gemakkelijk om U en uw
chef te misleiden. Wil dit compliment
van mij aanvaarden, mein lieber
Baron, en wil het ook aannu ja'.
aan Armand overbrengen."
Dr. Schlabors stak Arbetti de hand
toe. Met een stevige handdruk namen
beide „Mannen van het vak" afscheid.
„Heus, sans rancune, mijn waarde"
zei Arbetti tegen mij). Hij staarde
niettemin een beetje nadenkend voor
zich uit. Ik keek hem eens aan en
lachte een beetje dom.
(Nadruk verboden)