IN KAMER EN TUIN
Hij
Leonardo da Vinei:
streed enoverwon!
Het geval van de blinde bedelaar
ZATERDAG 5 JANUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2
Bewogen Leven
I rucht van een vluchtige liefde
SPIONNEN IN DE SCHADUW (II)
Arbetti vertelt verder
VROEGBLOEIENDE HEESTERS
Mensen kunnen door lichamelijke gebreken
omhoog gestuwd, ondaag geworpen worden
Drie jaar geleden luisterde ik eens naar een zeer geleerd en ik geloof ook: wijs man,
die ons kwam vertellen hoe men jonge mensen op moest voeden.
Hij had een uitstekende voordracht, goede manieren, een beschaafde stem, redenen
waarom alle aanwezigen in zijn ban zaten en vrijwel kritiekloos aanvaardden wat hij,
met stralende glimlach, opdiste. Er was althans aan het eind van de met grote aan
dacht gevolgde redevoering niemand die nog wat te vragen had. Iedereen zuchtte als
een kind dat een prachtige vertelling heeft gehoord en verlangt naar meer.
Karei V begraven worden en niet naast de wasvrouw uit
Neurenberg: Barbara Blomberg. De wettige zoon, van
Karei V, Fillps II, voldeed aan de wens van zijn half
broer, maar gaf bevel dat hij in de Nederlanden aan
stukken gesneden zou worden, te paard naar Spanje zou
worden gebrachtomdat anders het vervoer te
duur kwam
Twee Jaar geleden vertelden wij U in een BEWOGEN
LEVEN de geschiedenis van de Grote Bastaard. En ge
ruime tijd daarna vertelden wij U in een ander BEWO
GEN LEVEN de geschiedenis van Gerrit Gerritzoon, die
een kind van een priester was, in een klooster werd op
gevoed. en later wereldberoemd werd onder de naam
Erasmus. Erasmus van Rotterdam was in zijn tijd in de
wereld een begrip. Hij was welkom aan alle hoven. Cedo
Nulli! Ik wijk voor niemand!- Dat was de spreuk die zijn
lijfspreuk werd
En nog in onze tijd behoort hij tot een van de tien
belangrijkste Nederlanders die ons land ten tijde van
zijn bestaan heeft opgeleverd
Is hij mede zo groot geworden door een complex?
DE notaris Piero da Vinei, zoon uit een notaris
geslacht dat sedert mensenheugenis altijd in Vinei,
bij Florence had gewoond, had een boerenmeisje
lief. Iedereen wist het in het dorp en zoals de toenmalige
zeden waren: men nam er nauwelijks aanstoot aan.
Aanstoot zouden zijn vrienden en kennissen eraan ne
men als hij met het meisje trouwen zou. Dit was immers
abnormaal en ongepast.
Ofschoon in de geschiedenisboeken gesproken wordt
van „een vluchtige liefde", was zij toch niet zo vluchtig
dat zij zonder gevolgen bleef. Het boerenmeisje Catharina
schonk Piero, de notaris, een zoon die genoemd werd:
„LEONARDO"
Van de vader kunnen we niet eens zoveel kwaad zeggen.
Ofschoon hij met een andere vrouw trouwde aanvaardde
hij Leonardo als zijn zoon en be.kostigde zijn opvoeding.
Hij had het kind ook bij de moeder kunnen laten. Want
in die dagen was de vrouw „de schuldige" in een der
gelijk drama, omdat ze van te voren kon weten dat een
notaris niet met een boerenmeisje trouwen kon.
Pierro da Vinei is vier maal getrouwd geweest en de
laatste twee vrouwen schonken hem acht jongens en twee
meisjes. Van niemand van deze tien kinderen heeft de
wereld iets belangrijks ontvangen. Zij zijn alleen maar
bekend geworden door de wijze waarop zij Leonardo zijn
erfdeel wilden ontfutselen, dat Piero hem toegewezen had.
Zeven jaar zou dit mensenkind moeten strijden om
eindelijk recht te verkrijgen. Hij was toen al meer dan
vijftig jaar oud. Welk een verbittering moet dit in hem
hebben verwekt. Zijn vader had hem wel zo goed mo
gelijk opgevoed, doch hij had de moeder in zijn leven
gemist, de werkelijke moeder. Zijn eigen moeder was
namelijk betrekkelijk spoedig na zijn geboorte met een
boer getrouwd.
De naams- en plaatsaandui
dingen in dit „geval" wijken af
van de werkelijke.
Arbetti wil dit zo.
Een van mijn beste medewerkers in de jaren dertig was (vertelde
Arbetti) een onzer geheime agenten, die wij de Bolle noemden. In
zijn optreden en om te zien was hij gemoedelijk. Een brave burger.
Maar innerlijk was hij hard, geslepen en moedig. Toen ik in 1936
opdracht kreeg om naar Wenen te gaan, omdat daar een documen-
tenhandel aan de gang was, die schadelijk was voor mijn land,
schakelde ik de Bolle in. Hij sprak- ja, sprak, want hij is dood, gesneu
veld aan het front - vloeiend Duits. Door uiterlijk en houding viel hij
in Wenen niet op. Hij kende de Oostenrijkse hoofdstad uit vroegere
operaties. Natuurlijk reisden wij niet samen. De Bolle vertrok een paar
dagen eerder dan ik om de omgeving van het hotel Imperial alvast te
verkennen. Mijn chef had gezegd: in dat hotel lopen enige draden
samen. Ik moest trachten om die draden in de hand te krijgen. Van
zelfsprekend had mijn dienst een contact in Imperial.
De milde gever
Iets bijzonders? vroeg ik aan de
Bolle, toen ik hem in Wenen ontmoette
in een tevoren afgesproken kondi-
torei.
Zo op het gezicht is alles normaal,
antwoordde de Bolle. Er is maar één
figuur, die niet geheel past in het
beeld. Het is een bedelaar, die doet
alsof hij blind is. Hij is het niet. Hij
ontvangt vrij veel aalmoezen. Het trof
my vooral, dat een deftige voorbij
ganger hem gistermiddag driemaal wat
toestopte. Ik heb Peter gezegd, een
oogje in het zeil te houden. U weet,
mijnheer, dat Peter Wenen en de We
ners kent.
Nu, dat wist ik. Peter was een Oos
tenrijker, die wel eens meer voor mijn
dienst had gewerkt. Peter was van oor
deel zei de Bolle dat de bedelaar
een echte bedelaar was. Toch haperde
er iets aan de man. Maar wat?
Leonardo da Vinei: zelfportret.
WAT beweerde nu die hooggeleerde? De twee be
langrijkste dingen zeg ik U, er bij voorbaat van
overtuigd zijnd dat U niet zo maar voetstoots
van mij aanneemt, wat ik „zo maar" aanvaard heb.
In de eerste plaats beweerde hij dat stelen bij kinderen
zijn oorzaak had in gebrek aan liefde. Omring dus een
kind met de liefde die het nodig heeft en de zaak is op
dit punt gezond.
Ja, nu zie ik U toch even kijken. En nu, na drie jaar.
zit ik zelf ook te kijken en ik vraag mij af hoe een weten
schapsman de moed heeft zo'n boute bewering te lan
ceren. Ik geef toe: de reactie van mijn kant komt wel
wat laat. Beter had ik op kunnen staan, na die befaamde
rede en zeggen: Beste Professor! Luistert U nu eens: In
mijn jeugd zag ik eksters en kauwtjes lepeltjes stelen en
andere dingen die blonken. Zijn die vogels ook nog door
liefde te genezen? Of bestaat er ten aanzien van dieren
een „ingeschapen slechtheid?" Beste professor: Ik ken
drie jeugdige kleptomanen, die door de tederste liefde
zijn omringd. Ondanks dat stelen zij als raven. Deugt
misschien die tederheid niet?"
Ik had natuurlijk zoveel moeten zeggen. Bovenal had
ik hem moeten zéggen dat zijn theorie volgens mij een
dooddoener is. Omdat zij handelt over een liefde die niet
bestaat. De mens en de mensheid kunnen die liefde niet
opbrengen die de erfelijkheid overwint, die het leven
essentieel verandert dus.
Zijn tweede waarheid was deze: Geen mens trekt uit de
werking van een complex profijt. De energie die vrijkomt
bij het proces is voor 100 nodig het proces aan de gang
te houden. Hij gaf ons een schitterend voorbeeld: Iemand
staat op een boei in een haven. Boven aan die boei zit
een ring. Daaraan gaat hij trekken. De man probeert dus
de boei omhoog te trekken en beseft niet dat dit onbe
gonnen werk is, omdat hij de boei met zijn voeten, en
wel met dezelfde kracht, naar beneden drukt.
We zagen dat domme mannetje allemaal duidelijk voor
ons. Wie doét nu zo iets stoms. Dan moet het toch niet
helemaal met je in orde zijn. En nu beweerde de profes
sor dat leder mens, in de ban van een of ander minder
waardig- of meerderwaardigheidscomplex. dat trekkende
mannetje was. Is het wonder dat we er stil van werden?
Hij had ons lelijk te pakken, die professor. Want een
ieder, en vooral iemand die jaren voor de klas heeft ge
staan, heeft wel een ditje of een datje, dat men complex
kan noemen.
Daar stonden we dus allemaal te trekken op onze boel
en niemand had een „brulboei". Ik bedoel: niemand zei
er wat op
Gevaarlijke mensen, die goed kunnen spreken. Gelooft
U nu werkelijk dat de werking van een complex aldus
is? Ik al lang niet meer.
De geschiedenis geeft duizenden voorbeelden van men
sen. die. aangevuurd door een gevoel van minderwaardig
heid zich tot het uiterste inspanden om meerderwaardig
te worden.
ALS Bllderdijk geen horrelvoet had gehad, waardoor
hij als kind niet mee kon doen met de wilde spe
len van zijn kornuiten, zou hy later geen ridder
van de geest geworden zijn. Althans niet in die mate.
Als de dichter Byron geen gebrek had gehad aan zijn
ene voet, zou hij vermoedelijk niet voor Missolongi ge
sneuveld zijn. Wat had die Engelsman daar in Grieken
land te zoeken? Hij sympathiseerde met de door de
Turken aangevallen Grieken, omdat zij de nazaten waren
van de grondleggers van onze cultuur, best. Niettemin
was het voor hem een grootse gedachte als een man
ten strijde te trekken, hij die als kind nooit had mogen
ravotten en als jongeling niet had kunnen schermen. De
dichter Byron is voor Missolongi gevallen als een
man.
Een lichamelijk ge.brek kan tot complexvorming aan
leiding geven, en daardoor kan de mens naar boven
worden gestuwd of naar beneden worden geworpen.
SOMS worden er kinderen geboren uit een buiten-ech
telijke verhouding. Ook van twee mensen die om de
een of andere reden niet met elkaar kunnen trouwen.
Ofschoon deze kinderen even normaal geboren worden
als andere kinderen, heeft de maatschappij hun een
stempel op het voorhoofd gedrukt: minderwaardig. De
maatschappij houdt immers eeen rekening met wat bin
nen leeft, alleen maar met uiterlijke orde.
Dit zal wel niet anders kunnen Maar de kinderengroep
die wij uettelijk plegen aan ie duiden met het begrip:
natuurlijk, heeft het zwaar te verantwoorden. De
bastaard, zoon van vorst en burgeres wil per sé wande
len „in de stijl van zijn vader". Don Juan wilde naast
Wélk een strijd. Eén kind tegen tien!
Doch dat ene kind had in een wereld
die hem deels de rug had toegekeerd,
leren strijden en hij overwon. Hij kreeg
zijn vadrlljk erfdeel.
OE moeten die halfbroers zicih ge-
ivoeld hebben .toen zij, niet eens
1 J. zovele jaren later, mee mochten
delen in de erfenis van de pas over
leden: ingenieur, bouwmeester, schil
der LEONARDO OA VINCI, een erfe
nis, waarbij die van hun vader volko
men in het niet verzonk I
Indien zij, die Leonardo's rechten
op iets wat voor hem zo weinig mate
riële waarde had hadden betwist, wat
krabbels van hem hadden bewaard
voor hun nageslacht, zou dat nog
eeuwen hebben kunnen profiteren in
dubbele zin van de machtige grootheid
en rijkdom van het genie dat zich in
nederigheid hun voorvader tot vader
had gekozen om zodoende deel te heb
ben aan 's levens bitterheid en rüjk_
dom. Maar laten wij in een volgend
artikel zijn levensgeschiedenis geven.
REIN BROUWER.
Die avond kreeg ik mijn tweede rap
port van de Bolle. Hij belde op en zei:
Die dure mijnheer was wèèr mild voor
onze vriend: hij had de aalmoes ge
reed. toen hfj aangelopen kwam en het
geld in een stukje papier gewikkeld.
Alle inlichtingen omtrent de bedelaar
waren echter gunstig en klopten.
Ik vroeg mij af, of wij met die be
delaar op een vals spoor waren.
Na het avondeten ontving ik een te
legram van mijn chef. Het luidde:
TANTE ELISABETH ERNSTIG
ZIEK STOP ADVISEUR SPOE
DIG NOTARIS RAADPLEGEN
STOP STERKTE STOP NEEF
ARMAND.
Ik begreep, dat mijn chef op grond
van hem ten dienste staande inlich
tingen een spoedige ontknoping in de
Weense affaire verwachtte en dat ik
dus haast moest maken om mijn doel
te bereiken. Dat doel was: De docu
mentenoverdracht te voorkomen en zo
mogelijk zelf de stukken in handen te
krijgen.
Spoed was dus geboden. Ik mocht
echter het was een streng-geheime
opdracht - de Oostenrijkse autoriteiten
niet om assistentie verzoeken. De pa
pieren, waar het om ging, behelsden
namelijk bijzonderheden omtrent een
belangrijke diplomatieke figuur. Die
bijzonderheden waren waardevol voor
mijn regering en ook voor enige andere
regeringen. Natuurlijk was discretie
noodzakelijk. Vermoedelijk waren er
meer gegadigden. Maar wie? Ik ging
na, welke „mogelijkheden" mijn chef
had opgesomd. Van die vijf of zes
„mogelijkheden" kwam ik na enig
nadenken tot twee. „waarschijnlijkhe
den". Tot twee mannen, die mijn pad
al eerder hadden gekruist. Twee erva
ren, behendige internationale figuren,
die altijd wel zorgden voor een stevige
officieuze ruggesteun. Geen gemakke
lijke tegenspelers.
Tussenspel
Na deze scheiding van „mogelijkhe
den" en „waarschijnlijkheden" ging ik
in de hal van Imperial zitten. Ik over
woog, dat de beide „waarschijnlijk
heden" mij kenden en misschien zou
den proberen mij te benaderen. In
derdaad wandelde na enige tijd een
van de twee het hotel binnen. Hij
De toverhazelaar in volle bloei.
Onze winters kunnen vrij lang du
ren. Geen wonder dat men dan uitziet
naar de eerste bloemen in het vroege
voorjaar. De winterbloeiers kunnen u
daarbij toch al wel een beetje helpen.
In slechts weinig particuliere tuinen
komt de Hamamelis of Toverhazelaar
voor en het is toch heus een attractie
op zich zelf. Hamamelis mollis kan al
wel in december bloeien, doch dan
moet men het weer wel een beetje
mee hebben. Is het echt winter, dan
zal men wat langer op die gele
bloempjes moeten wachten, doch ko
men doen ze in ieder geval. Open
bloemen hebben wel van de vorst te
lijden, doch de gesloten bloemknopjes
zullen er geen last van ondervinden.
Die gele bloemen zitten als spinne-
koppen tegen de kale takken aange
kleefd; echt iets bijzonders. Ik zou
die in de tuin niet willen missen. De
groei is de eerste jaren over het alge
meen niet zo sterk en men zal dus
niet direct al met de schaar klaar
moeten staan. Na een jaar of drie kan
er eventueel wel eens een te sterk
groeiende tak uit gesnoeid worden,
doch dat doet men dan direct na de
bloei en in geen geval vóór die tijd.
Hamamelis virginiana kan al wel in
septemberoktober bloeienmen
pleegt die ook wel de Amerikaanse
toverhazelaar te noemen.
De Hamamelis zal in ieder geval het
best tot zijn recht komen indien de
struik tegen een donkergroene achter
grond gepoot wordt, misschien is een
wat beschutte standplaats ook wel aan
te bevelen.
Japanse kersen, die zo overvloedig
in de voorzomer kunnen bloeien, zijn
ook vrij algemeen bekend: dat er ook
een soort voorkomt, die in de winter
bloeit, weet de amateur meestal niet.
Dat is Prunus subhirtella var. autum-
nale, een lange en moeilijke naam
voor een schoon bloeiende heester en
dat in het hartje van de winter. Open
bloempjes zullen wel bevriezen, doch
als de winter niet al te streng is. zal
na de vorst de gesloten bloemknop
toch open komen en dan kan men er
opnieuw van genieten. Deze heester
moet ook wel een zeer beschutte stand
plaats hebben. Het is niet goed hem
op het noorden te poten; volle zon is
wel gewenst. In tegenstelling tot de
toverhazelaar zal de winterprunus wel
snel groeien en die zal men dus na
enkele jaren zeker moeten snoeien;
dat doet men dan ook direct na de
bloei. De bloemist-hovenier kent deze
beide soorten wel. Hij zal er voor kun
nen zorgen en uw tuin zal er een paar
attracties bij hebben. G. Kromdyk.
stevende recht op mij toe. Blij je hier
te vinden, zei hij. Ik wist, dat je in de
stad was en dacht „natuurlijk in Im
perial". Kleine wereld, vind je niet? Ik
beaamde dit ten volle en hield hem
lang aan de praat. Enige malen maakte
hij aanstalten om weg te gaan, doch
ik wist hem dan te overreden om te
blijven. Eindelijk zei hij: Laten we
morgen dan maar verder praten, 'tls
gezellig. Om acht uur hier? Ik zei: Ja,
dat is uitstekend.
De volgende ochtend beschreef ik
myn „waarschijnlijkheid" aan de Bol
le. Dat is hem, zei mijn agent, dat is
die milde gever. Opgelet, Bolle! zei ik.
Er staat een potje op het vuur en het
zal wel gauw koken. Peter actief? Ja,
mijnheer, antwoordde de Bolle. Hij
volgt een goed spoor. Vanavond om
zeven uur nadere bijzonderheden.
De dag verliep, wat mij betreft, zon
der schokken. Ik kreeg enige informa
ties van vertrouwde contacten. Zij
wezen alle in de richting van mijn
„vriend" van de vorige avond. De
Bolle had mij om zeven uur zullen op
bellen. Hij meldde zich niet. Ik kreeg
onprettige voorgevoelens, want de
Bolle was altijd stipt. Om even vóór
achten kwam myn „waarschijnlijk
heid", zoals was afgesproken. Hij was
in een stralend humeur. Ik vroeg hem
naar de reden van zijn puike stem
ming. „Maar mijn waarde Arbetti, jy
benut toch ook goed geluimd, als de
zaken goed gaan!" Toen ik deze woor
den hoorde, begreep ik, dat myn op
dracht mislukt was. wy gingen aan
tafel.
Na het eten, toen wy koffie en
sigaren hadden besteld, begon myn
gast te praten. Je hebt natuurlijk (zei
hy> niets gehoord van die prima me
dewerker van je, van de Bolle bedoel
ik. Goed, ik zal het je vertellen
Incident op straat
Zogoed als jy (vertelde myn gast)
wist ik enige weken geleden, dat er
merkwaardige dingeri te koop waren
in Wenen. Net als jy kreeg ik dus op
dracht om naar hier te gaan. Het
kostte wel enige moeite om uit te vin
den, waar de verkoper zich schuil
hield. We weten allebei, dat het een
aan lager wal geraakte diplomaat van
een klein land was. Slim en geldzuch
tig. Via mijn contacten vond ik hem
vlak vóór jy aankwam. Een uiterst
sluwe schuilplaats. Hy had namelyk
na zyn komst in Wenen een bedelaar
„uitgekocht". Hy had de man tegen be
taling van een paar honderd gulden
zover gekregen, dat hy Wenen zou
verlaten. En toen stak hy zich in de
plunje van die bedelaar. Ik probeerde
om zijn prys te weten te komen. Tel
kens, als ik hem een kwartje gaf,
mompelde hy een bedrag. Hoog. Ik zei
het in overweging te nemen. Een wit
papiertje was het sein, dat ik mijn be
sluit nog niet had kunnen nemen. Een
stukje groen papier zou betekenen, dat
ik accepteerde. Jouw man de Bolle zag
de papiertjes. De „bedelaar" maakte
my op de Bolle attent. Ik begreep toen,
dat hij een van jouw mannen was en
dat jy dus ook tot de gegadigden be
hoorde. Daarom maakte ik haast.
Vanmiddag gooide ik het stukje groen
papier in zyn hoed. De Bolle was in
de buurt. Hy kwam naar de bedelaar
toe. Hy liep haastig. Een vrouw met
een kind van een jaar of vier botste
tegen hem op. De Bolle mompelde zo
iets als pardon en wilde doorlopen.
De vrouw begon te gillen en te kijven.
De Bolle bleef even staan. Omstanders
bemoeiden zich met het geval. Een
paar taxi-chauffeurs stonden klaar om
in te grijpen. Toen begreep de Bolle,
dat er boos opzet in het spel was. Hij
wilde weglopen, doch had buiten de
waard gerekend. De politie-agent, die
hem verzocht om zyn naam en adres,
rekende hem in. En nu zit hy op het
bureau wegens weerspannigheid of zo.
Bel je gezant op en vraag hem, de
nodige stappen te doen. De transactie
is inmiddels tot stand gekomen. Ik
kreeg de papieren en nu zijn ze veilig
en ver weg.
Ik belde mijn gezant op. De Bolle
kwam een uur later in Imperial. Hij
was nog kwaad, doch had waardering
voor het spel van de tegenpartij. Hy
begreep onmiddellijk de opzet. Na de
ontvangst van het groene papiertje zou
zou de bedelaar snel zyn standplaats
verlaten en elders de papieren tegen
het geld inruilen. En die vrouw, wat
wat dat voor iemand? Die vraag was
niet moeilyk (verklaarde myn gast,
dus de „overwinnaar"). Toen de bede
laar begreep, dat de Bolle lastig kon
worden, schakelde hy die vrouw in.
Ze was al enige middagen in de buurt
van de bedelaar geweest, doch omdat
ze een échte Weense was, viel zy niet
op. Zelfs niet aan een zo ervaren man
als de Bolle! De afspraak was, dat ze
ruzie zou maken met de Bolle op een
tevoren afgesproken teken van de „be
delaar", te weten een lichte zwaai met
de hoed. De „bedelaar" had haar ver
teld, dat de Bolle een dief was, die
zich op verdachte wijze in de buurt
ophield. Bovendien stopte de „bede
laar" de vrouw iets toe...
Hef slot
Ja zei myn „waarschynlykheid",
die nu een „zekerheid" was i k
kreeg de stukken en betaalde er veel
voorEn hy noemde een indruk
wekkend bedrag.
De volgende ochtend vloog de „ze
kerheid" terug naar zyn hoofdstad. Dat
was om elf uur. Om twaalf uur werd
Ik aan de telefoon verzocht. In keurig
Frans vroeg iemand my, of hy mij ea
mynheer de Bolle een paar minuten
mocht spreken. Ik begreep onmiddel
lijk, wie er opbelde. Ik zei: Zeker, man
liefst zo spoedig mogelyk. „Om half
een ben lk by U", hoorde ik.
Om half een kwamde „bede
laar". Niet in sjofele plunje, doch keu
rig gekleed. Hij bood mij de papieren
te koop aan voor de helft van het be
drag, dat myn concurrent had be
taald. Weet U, het zyn fotokopieën! Ik
zei: Akkoord. De Bolle zei: Ik ga mee
om ze te halen. De „bedelaar" stemde
toe.
De Bolle ging mee. Hij had het geld
bij zich. Een uur later kwam hij terug.
Stralend. Met de fotokopieën. ,JSn nog
iets", zei hij en hij toonde mij de nega
tieven. „Hoe heb je die gekregen?"
vroeg ik.
„Tja, Baasdie „bedelaar" nam
my op de haknou, en daarom heb
ik hem een beetje bang gemaakt
en toen werd hij gewillig
(Nadruk verboden)