VOEDSELNOOD DREEF SPAANSE
ARBEIDERS TOT STAKINGEN
Een Zoeklicht
Vooruitzien
D
5e laargang no. I
.T>-UJJX\ n o p i
HET ANDERE SPANJE (II)
Wel een goedkoop land voor de vreemdelingen
maar zeer beslist niet voor de inwoners
m Mi
Grote achterstand op
tal van gebieden
Levensstandaard is zelfs in
Oost-Europa hier en daar hoger
WOORD
VAN
BEZINNING
v OP DE BOEKENMARKT
DE BEIDE KANTEN
Wat dreef nu de arbeiders tot het ne
men van de kwade kans van een sta
king onder een totalitair regiem? Hóe
kwaad die kans was werd bewezen door
de „overplaatsing" van duizenden ar
beiders naar ver afgelegen plaatsen na
de staking! Het antwoord op die vraag
valt af te lezen uit lonen en prezen.
Op zijn gunstigst ligt het Spaanse prijs
niveau iets onder het Nederlandse. De
Ionen? Een metaal-abeider in Bilbao
verdient honderd gulden per maand,
het gemiddelde voor Spanje ligt bij de
tachtig gulden, er zijn vele arbeiders
die het met zestig gulden in de maand
moeten stellen
Dit geeft wel een ander beeld dan dat
van de folders van de reisbureaus, die
zeggen dat Spanje zo'n heerlijk goed
koop land is! Dat is het ookbe
halve voor de Spanjaarden zelf De
harde werkelijkheid is. dat Spanje de
laagste levensstandaard van Europa
heeft, vele delen van Oost-Europa niet
uitgezonderd Een lector aan de uni
versiteit verdient honderd gulden in
de maand, een kantoorbediende mis
schien honderdvijftig. Iedereen pro
beert er een baantje bij te krijgen. Het
werkelijke loon van de Spaanse ar
beider ligt volgens V.N-cijfers 30%
onder dat van tijdens de republiek, die
toch ook geen economisch paradijs was.
Dat van die eerdergenoemde metaal
arbeider ligt 52% lager.
Voor het eerst begint nu de lagere
clerus de belangstelling voor sociale
problemen te koesteren, die de R.-K.
kerk elders al zo lang aan de dag legt.
Is het de schuld van het regiem, dat
Spanje economisch zo aan de grond
nietigde. Dit jaar zal de oogst slechts
de helft van de normale halen, omdat
zoveel bomen bevroren zijn. En dat
treft het grote steunpunt van Spanje's
export, waarmee cent voor cent iedere
import moet worden bekostigd. Span-
je's handelsbalans, uitsluitend geba
seerd op tweezijdige verdragen, is door
lopend precair, de industriële export
blijft stokken. Ondanks de lage levens
standaard zijn de produkten te duur.
de levertijden te lang. gevolg van ge
brek aan technische efficiency en van
Spanje's economische systeem via
„verticale syndicaten", centraal tot in
alle details uit Madrid gedirigeerd en
aangetast door ernstige corruptie
Veel corruptie.
De bewakers van deze rijke sinaasappelboomgaard bij Valencia
hebben niet veel meer te bewaken: een lelie vorst richtte er in februari
van dit jaar onvoorstelbare ravage aan. Nu steken de bomen hun dode
takken triest naar de blauwe hemel. En de schade wordt op Spanje's
handelsbalans teruggevonden
(Van onze reisredaeteur)
In Salicië, de Spaanse provincie, waaruit ook generaal Franco afkomstig
is, slaat men de taaie octopus net zolang met hamers tot hij zacht genoeg is
om te eten. Ik stip het maar even aan om duidelijk te maken, dat ,,eten" in
Spanje iets anders is dan bij ons, niet iets dat men nu eenmaal op gezette
tijden moet doen of iets om zich feestelijk te amuseren. Voor de Spaanse
arbeider en de Spaanse boer is eten een primaire zorg, een twijfelpunt,
dat iedere dag opgelost moet worden. Hij vraagt het u ook op de man af:
„Hoe eten ze bij jullie? Krijgt men genoeg? Hier is dat niet altijd zo".
Men zou de vraag willen omkeren: krijgen de Spanjaarden altijd genoeg?
Het antwoord daarop werd van het voorjaar gegeven door de arbeiders in
Bilbao, die dwars tegen ieder stakingsverbod in het werk neerlegden. Com
munistische agitatie? Onzin, de staking begon in Pamplona in het traditio
nalistische Navarre, bolwerk van het regiem, waar Franco in de burgeroorllog
zijn .requetés" recruteerde en sloeg over naar het baskische Bilbao. En wie
baskisch zegt, zegt rooms-katholiek
zit? Zeker niet alleen. Spanje is arm,
er valt te weinig regen en dan vaak
op de verkeerde plaatsen. Het klimaat
is onvoorspelbaar in zijn variaties van
slecht tot zeer slecht. De grond is ge-
erodeerd en verkeerd verdeeld: te gro
te bezittingen in het zuiden, te kleine
kaveltjes in het noorden. Het wegen
net is onvoldoende, de landbouw is niet
gemechaniseerd, het mankeert aan
kunstmest en technische kennis. Span-,
je heeft vrij aanzienlijke minerale rijk
dommen. maar de mijnbouw heeft ver
ouderde installaties en de industrie
evenzo. In de textielbedrijven in Bar
celona staan nog machines uit het be
gin van deze eeuw. het land is voor
78% afhankelijk van hydro-elektrische
energie. Wanneer het niet regent, moet
het energieverbruik worden gerantsoe
neerd. Het spoorwegnet is miserabel,
déraillementen zijn aan de orde van de
dag, er rijden nog locomotieven van
1858! De grondstoffen voorziening stag
neert voortdurend in „flessenhalzen"
of, als men een Nederlands woord wil:
knelpunten.
Een teer punt die corruptie. Zij be
gint bij de geringe beloning die een
lagere ambtenaar voor zijn diensten
krijgt. Maar vele Spanjaarden rekenen
er ook de miljoenen toe, die op nevel
achtige wijze hun weg vinden naar de
zes grote banken op de Alcala in Ma
drid, die in feite de teugels van de
Spaanse economie in handen hebben.
Op onduidelijke en gecompliceerde
wijze verknoopt met de overheid, ma
nipuleren deze banken (de grootste is
de Banco Central, die een financieel en
industrieel imperium beheert) met in-
en exportvergunningen en met de vijf
wisselkoersen van de peseta (bron van
eeuwige achteruitzetting) en spelen zij
elkaar en het regiem de bal toe. De
man achter de schermen is Juan
March, die voor Franco de burgeroorlog
financierde, naar men zegt eens
strandjutter op de Balearen, thans de
rijkste man van Spanje. De volgende
grootste twee vermogens? Ik citeer de
„Neue Ztiricher Zeitung": dat van me
vrouw Franco en dat van „Don Ma
noio" Aburua, minister van Handel,
die trouwens ook het fortuin van Fran
co beheert. Met de banken aan de
Alcala gaat het dus best, maar met
Spanje?
Europees contact?
Een Spanjaard zei mij: ..Wij betalen
de geestelijke prijs voor een totalitair
bewind, zonder er de stoffelijke voor
delen voor terug te krijgen. Mussolini's
dictatuur werd goedgepraat door hen
die zeiden: „maar de treinen lopen er
op tijd! Wel nu, dat kan in Spanje
niet worden gezegd."
Terwijl het ook in ander opzicht
zachter is. kan men het. regiem van
Franco moeilijk totalitaire efficiency
toeschrijven. Op precies de drie gebie
den waar Amerikaanse dollars en ken
nis van zaken afkwamen: transport,
landbouw en energie-voorziening, is
vooruitgang geboekt. De grote projec
ten, die het regiem zelf ondernam, wil
len slecht op toeren komen.
Aarzelend begint Spanje thans te
proberen zich verder uit zijn econo
misch isolement los te werken: men
praat zelfs over aansluiting bij de
„Organisatie voor Europese Econo
mische Samenwerking" (OEES) en de
„Europese Betalings Unie" (EBU)
Uit politieke overwegingen zou het
wenselijk zijn Spanje „aan Europees
contact bloot te stellen". Maar hoe
E VRAAG van mijn collega
kwam onverhoeds op mij af.
„Heb je er ooit spijt van ge
had? Het is toch geen kleinigheid
om zo naar de andere kant van de
wereld te verhuizen."
Hij keek me daarbij zo ontwape
nend aan, dat ik er niet onderuit
kon. Ik moest eerlijk en openhartig
antwoorden. Dat was niet zo een
voudig, omdat we samen in een van
de studio's van een omroepvereni
ging de voorbereidingen troffen voor
een uitzending. Ik zou als „gast van
de week" een paar dingen zeggen
over het leven van onze emigran
ten in Australië, en tevens him groe
ten en beste wensen overbrengen
voor 1957.
Het leek me ook wel toe, dat de
beste wijze om mensen, die met
emigratieplannen rondlopen, te hel
pen, bestond uit een openhartig
antwoord. Daarom vertelde ik in
korte woorden, dat mijn vrouw en
ik bij meer dan één gelegenheid ge
durende de eerste drie of vier jaren
van ons verblijf in Melbourne, tot
elkaar gezegd hebben„Wat zijn we
in vredesnaam begonnen?" En als
we het niet tegen elkaar zeiden,
hebben we het toch zeker allebei
gedacht.
De weerstanden in een nieuwe
omgeving en een nieuwe werkkring
zijn immers zo groot, dat je jezelf
er meermalen niet tegen opgewas
sen voelt. Je bent in een levens
crisis terecht gekomen, die alle
reserves en meer dan dat opeisen.
Toch was er maar èèn oplossing:
vooruitzien! Daar konden ons de
kinderen uitnemend bij helpen. Bij
hen sprak het verleden immers niet
mee. Zij dompelden zich volkomen
onder in hun nieuwe omgeving. Bo
vendien droeg die omgeving er uit
nemend zorg voor hen te boeien.
Australië is zich ervan bewust, dat
het alle mogelijke zorg moet beste
den aan de toekomstige generaties.
Wij werden dus door onze kin
deren buitengewoon geholpen..Toch
lagen de zaken bij ons ouderen min
der eenvoudig. Wij hadden een
uitermate boeiende werkkring ach
tergelaten, een werkkring in een
welgeordend land met rijke, oude
tradities. Wij hadden bovendien een
team van medewerkers achtergela
ten, die in de loop der jaren vrien
den van ons geworden waren in de
beste zin van het woord. Dan ligt
het voor de hand om jezelf af te
vragen: „Deed ik er goed aan?"
Ieder mens laat altijd in een vo
rige periode van zijn leven een
aantal onbetaalde rekeningen ach
ter, sterker nog, onbetaalbare re
keningen. Er zijn fouten, die je niet
kunt herstellen er zijn verbroken
relaties, die je niet kunt herstellen.
Moeten wij ouderen daarom tegen
elkaar zeggen: „Hoofd - omhoog -
vooruitzien - je kunt het toch
niet meer goed maken?"
Of zouden wij vroom tegen elkaar
kunnen zeggen, dat de goede God,
alle dingen wel toedekt, omdat hij
immers „vergeving" schenkt? Zo
eenvoudig en zo goedkoop is het
waarachtig niet.
Wij kwamen telkens weer tot de
conclusie, dat we vooruit moesten
zien en onze beste krachten met
veel geduld en volharding moesten
inzetten juist vanwege dat verle
den. De waarschuwende stemmen
van de voorbije periode maanden
ons tot een werkelijk rustloze dienst.
En tóén gingen er ook telkens wijde
perspectieven open. Toen bleek ons,
hoe groots het is, om mee te mo
gen bouwen in een nieuwe omge
ving, om in een trouwe verbonden
heid met heel andere mensen het
gesprek te beginnen. We leerden,
dat een gesprek allereerst bestaat
uit luisterén, en dan pas op den
duur zelf het een en ander zeggen.
Zo werd na lange tijd duidelijk,
dat het zinvol was, om te emigre
ren. Zo werd ons duidelijk wat dat
„vooruitzien" inhield.
Het ligt niet in mijn bedoeling
de lezers van het Leidsch Dagblad
te vermoeien met mijn persoonlijke
ervaringen. Ervaringen hebben
slechts een betrekkelijke waarde. Ze
kunnen geen betrouwbaar kompas
vormen om de koers naar de toe
komst uit te zetten.
Een groot denker heeft deze din
gen boven de betrekkelijkheid der
ervaringen uitgeheven. Hij heeft ge
leerd uit het bijbels getuigenis aan
gaande Gods heilsdaden,, dat God
inderdaad een aantal momenten uit
ons verleden genadig toedekt. Maar
andere momenten mogen en moe
ten ons blijven begeleiden. Zij hou
den stem. Zij spreken. Soms troos
tend en soms vermanend.
Het lijkt me toe, dat U zo in het
komende jaar moet vooruitzien.
Met een open oor voor de aan
klagende of soms ook wel steunge
vende stemmen van het verleden,
van de periode, die nog maar pas
achter ons ligt. Zo alleen maar
heeft het vooruitzien zin. Zo alleen
maar kunnen we als volk de eerste
stappen zetten in 1957, als volke
rengemeenschap, en als enkelingen.
En laat het goed tot ons door
dringen, dat gewone mannen en
vrouwen, die bewust leren leven en
weet hebben van hun medeverant
woordelijkheid, de toekomst van Ne
derland en van de wereld bepalen.
M. W. J. GEURSEN,
predikant te Mellbourne,
tijdelijk hier te lande.
kan de Spaanse economie de Europese
vuurproef doorstaan, hoe kan Spanje
inzicht in zijn boeken geven zonder
voorafgaande sanering en reorganisa
tie van het e conomisch - a dm in istratie f
apparaat van de overheid?
Nieuwe loonronde?
Inmiddels raakt Spanje steeds verder
achterop, de bevroren citrus-oogst kan
de wankele economie in levensgevaar
brengen, met mogelijk vér strekkende
politieke gevolgen: de stakingen in het
voorjaar kwamen na een loonsverho
ging van 16 procent, die onvoldoende
werd geacht en die inmiddels door veel
grotere prijs-stijgingen is achterhaald
en voorbijgestreefd.
De inflatie waart rond, de beloofde
tweede loonronde van zes procent is in
middels vervangen door een decreet
omtrent minimumlonen waarvan
slechts bepaalde, de minst geprivile-
geerde, werknemers profiteren. Maar
zelfs deze loonsverhogingen zullen ge
deeltelijk uit leningen moeten worden
gefinancieerd, de Spaanse economie
kan ze niet dragen. Het begint nu te
kraken in de vakbonden, die door de
Falange zelf worden beheerd, de Fa-
lange. een van de steunpilaren van het
regiem, die de stakingen oogluikend
moest toelaten om haar greep op de
arbeiders niet geheel en al te verlie
zen. Het kraakt zelfs in de regering,
waarvan „el jefe" (de leider) Franco
voor een brandend probleem staat: het
al of niet doorvoeren van een aan
zienlijke loonronde, die politiek en so
ciaal noodzakelijk en economisch een
ramp geacht zou moeten worden.
Langdurige noodtoestand
Dit zijn een paar van de basis-fac
toren. Hoe komt het dat de Spaanse
economie bleef stagneren? De burger
oorlog sloeg het openbare leven lam en
verwoestte enorm veel. In de tweede
wereldoorlog bleef Spanje van zijn
markten afgesloten, de boycot tegen
het Franco-regiem, die er op volgde,
handhaafde de economische isolatie.
Na vijftien jaar noodtoestand kwam de
politieke dooi, die Amerikaanse hulp
bracht, tot nu in totaal 428 miljoen
dollar. Maar het resultaat is nog niet
groots, slechts in enkele sectoren
kwam vooruitgang.
Daar was ten eerste de rampzalige
vorst in februari van dit jaar, die een
derde van de vorige citrus-oogst ver-
De loterij van de groteen van de kleine
man: voor het imposant kantoor van de Banco
Central verkoopt een van Madrids honderden
oorlogsblinden loten van de nationale loterij.
Joost de Klerk. „Schaars geluk".
Elsevier, Amsterdam 1956.
Ina van der Beugel. „Een snufje
van dat". Elsevier, Amsterdam
1954.
Elk wat wils, heeft de uitgeverij
Elsevier blijkbaar gedacht, of wel: het
leven heeft twee kanten, daar gaat
het, kruis of munt. (Jan Greshoff).
Waarmee wij maar zeggen willen, dat
de levensbeschouwingen van De Klerk
en Ina van der Beugel bij elkaar ge
voegd, het probleem des levens volko
men maken.
„Schaars geluk" heeft Joost de
Klerk zijn bundel schetsen genoemd
en daarmee heeft hij waarschijnlijk
willen zeggen, dat liet soort geluk,
waar hij over spreekt, bij anderen
schaars te vinden is. Zelf heeft hij
het recept er van gevonden en waar
achtig is zijn geluk ook. Dat laatste
is het voornaamste, want al te zeer
worden wij overspoeld met de onwaar
achtigheid door het leger huiskamer
humoristen, die hun best doen de
goede burger wijs te maken, dat zijn
kleine bestaan een bron van vermaak
en gelach is. Nu laat de burger in
kwestie zich niet helemaal in de luren
leggen, want zelf vindt hij zijn leven
helemaal niet zo'n enig bedrijf. Het
tegendeel is waar en daarom grijpt hij
iedere gelegenheid, die hem van bui
tenaf geboden wordt, aan om zijn
verstijfde lachspieren in werking te
stellen en zijn hypochondrie een ogen
blik te verwisselen voor familielolle
tjes, die hem als hij eerlijk is
alleen maar een bittere smaak in de
mond geven. Is hij niet eerlijk genoeg,
dan denkt hij dat het ruziemakende
gezin Doorsnee en andere toonbeelden
van huiselijk relief en leed, een copie
zijn van het leven van zijn buren,
maar nooit van hemzelf. Zijn vrolijk
heid heeft dan met geluk niets te
maken, het is zuiver ..Schadenfreude"
Maar gelukkig behoort Joost de
Klerk niet tot het leger voornoemd,
want hij heeft een heel persoonlijk en
heel wat waarachtiger plezier in zijn
leven gevonden. In zijn schetsen blijkt
hij de man van het gelukkige moment,
het moment namelijk waarop hij zich
bewust wordt van iets heel goeds. En
dat hij zich het geluk van dat ogen
blik bewust kan worden, komt omdat
hij een vrije geest is, die zich de kaas
niet van het. brood des geluks laat
eten door kleine of grote dagelijkse
zorgjes. Hij is gelukkig omdat hij met
zijn zoontje in de zon op de stoep zit
van de Zentralstelle waar de Duitsers
net uit verdwenen zijn. Hij kent het
genoegen van geuren als bron van
herinnering, van hutselen in de tuin
in het voorjaar, van liet zien geboren
worden van een veulen, van in je
eentje aan de waterkant zitten en van
zes kinderen, die ieder een hele halve
kip mogen opeten. Hij geniet van ge
droomde reizen op zijn divan en ziet
in de contouren van zijn vrouw de
berghellingen van Capri. Hij vindt de
oevers van de Congo in de kleine wil
dernis van het plassengebied en hij
vereenzelvigt zich met de snoek, even
als hij op vangst uit. Met andere
en wellicht wat grote woorden: zijn
tijdelijkheid zit met een solide draad
aan het onuitroeibare wonder van het
Leven vast en zijn „carpe diem" is
waar en natuurlijk. Hij kent de wijs
heid van Emily Dickinsons kleine
vers:
To make a prairie it takes a clover
and one bee,
And revery.
The revery alone will do
If bees are few.
Tegen de haardunne, doorzichtige
wand van De Klerks eeuwigheidsbe-
wustzijn, botst de boze bromvlieg van
Ina van der Beugels onvredige tijde
lijkheid. Zij is typisch het mens, dat
iedereen voortdurend onder de neus
moet wrijven, dat het leven geen
pretje is. En dat is het ook niet en
zeker niet voor mensen, die nooit met
iets anders geoccupeerd zijn dan met
de jammerlijke kleinigheden. Want
kleinigheden zijn het. Zij bromt b.v.
omdat zij geen chansonnière is en
geen pin-up girl. Zij is droef, omdat
de voorschriften uit de modebladen
in de praktijk op niets uitdraaien en
omdat zij haar verjaardag niet in bed
kan doorbrengen. In Parijs heeft zij
alleen oog voor de poseurs en in het
Spaanse cabaret voor het feit. dat de
Hollandse tulp niet past tussen de
rozen van papier. Als zij baby's ziet,
vraagt zij zich af waar al die verve
lende mensen vandaan komen. Zij
bejammert het vergeten zijn van de
onbekende heldin uit de bezettingstijd
en inderdaad, zij zegt het zelf, haar
crocus zal nooit mimosa worden, na
tuurlijk niet. En hoewel zij aan het
eind van haar schetsen tot de erken
ning komt. dat alles twee kanten
heeft, houdt zij steevast aan de on
voldoende. korte kant.
Het is misschien wel vermakelijk en
ook leerzaam te overdenken, wat Ina
van der Beugel wel zal vinden van
het zachtmoedige geluk van Joost de
Klerk. Wat zou zij antwoorden als De
Klerk haar zou wijzen op zijn zes
gezonde kinderen, op zijn vishengel en
zijn bootje, zijn aardige vrouw en de
geur van de koffie en de warmte van
de zon. Zij zal wel niet begrijpen, dat.
ondanks 's levens moeilijkheden, die
vrouw en die kinderen een voortdu
rende bron van belangstelling ople
veren, dat dat bootje de Firecrest van
Gerbault kan worden en dat die geur
en die warmte hem de sensatie kun
nen geven van een plantage in Kenya
bijvoorbeeld. Mogelijk zal zij brommen
en zeggen, dat die zon in Nederland
de moeite niet waard is. dat die kof
fie weer elf cent per half pond is op
geslagen, dat je blaren op je handen
krijgt in zo'n bootje en dat hij wel op
mag passen, dat die kinderen later
niet in de zoutmijnen van Silezië te
recht komen.
En de verbeelde toehoorder kan niet
anders doen dan denken: ,,wie heeft
er nu gelijk?" De mens van de kor
te kant, die altijd leeft in vrezen
van er af te vallen of die van de
eindeloze, zich in do verten verlie
zende lange kant? Beide kanten
bestaan, daar valt niet aan te twil-
felen. Laten wq er met Greshoff
maar kruis of munt om gooien.
CLARA EGGINK.