VOOR ANDERHALVE EEUW WERD LEIDEN GETROFFEN DOOR KRUITSCHIP-EXPLOSIE r 1807 - 12 JANUARI - 1957 Verwoesting voor die dagen een nationale ramp die ver buiten grenzen een diep medeleven opriep Een schip kwam de Sleutelstad vrijwel onopgemerkt binnen S5ste jaargang Vrijdag 4 januari 1957 Tweede blad no. 29027 Het getroffen aeel van Rapenburg en Steenschuur zoals het er enkele jaren voor de ramp uitzag. Op de achtergrond de toren van de toenmalige Saaihal, de tegenwoordige Lodewijkskerk, die als een wonder gespaard bleef voor verwoesting. Rechts de huizen die volkomen met de grond gelijk werden gemaakt en die stonden op de plaats waar tegenwoordig zich de ingang van het Van der Werf park aan de zijde van Doezastraat en Steenschuur bevindt. De brug op de voorgrond is de tot nu toe vrijwel gelijk gebleven brug tussen Doezastraat en Nieuwsteeg. (Van een onzer redacteuren) Donderslagen uit heldere hemel zijn in de tegenwoordige wereld geen uitzonderingen meer. Het zijn welhaast dagelijkse verschijnselen gewor den in figuurlijke en helaas dikwijls ook maar al te letterlijke zin. Nog geen kinderleeftijd geleden werd er met ontzag gesproken over „blockbusters", dat wil zeggen bommen die stadswijken in één klap weg vaagden. Zij regenden op de Duitse steden in de laatste jaren van de jongste wereldoorlog. En in diezelfde jaren, dat honderden doden als gevolg van één bom niets ongewoons meer waren, kwam de atoombom, die een stad in een fractie van een seconde verzengde en duizenden mensen van het leven beroofde. Als een zeer letterlijke donderslag uit heldere hemel. Nadien hebben we waarschuwende proef nemingen vernomen met de waterstofbom, die vele steden, zelfs een natie, van de kaart kan vegen voordat men één ogenblik de tijd heeft om te beseffen, dat er een door mensen veroorzaakte donderslag van kosmische omvang valt. Ondanks dat willen wij nu even herinneren aan een „donderslag-uit-heldere-hemel" uit het verleden, die „slechts" 151 mensenlevens kostte en „slechts" een bescheiden stadswijk in puin legde: de buskruitramp van Leiden die op 12 januari 1807 de Sleutelstad en het land in rouw dompelde. Voor d i e tijd was de ramp die zich in een oogwenk voltrok te vergelijken met wat nu (ook zonder nasleep van een wereldoorlog) de ontplof fing van een atoombom ergens in dichtbevolkt Europa zou zijn r Stadswijk in puin massagraf voor 151 mensen Leiden maakte het niet 'best in 1807. Leiden was in dit opzicht een schrij nend en overdreven voorbeeld van 'hoe het Holland verging. Ons volk leefde in de tijd van het (eerste Nederlandse) Koninkrijk bij de gratie van Napoleon. In de wereldhaven Amsterdam waren in 1806 sleohts ruim driehonderd sche pen binnengevaren tegen duizenden enkele jaren voordien. De staatsschuld was tot miljoenen opgelopen. Die mil joenen moet men niet zien in het licht van de tegenwoordige begrotingen die de Prinsjesdag als een dreun op om floerste trommen begeleiden. Miljoenen van toen zijn vele honderden miljoenen van thans. Er heerste bittere armoede in het land, en Leiden wist daar van mee te praten. Reeds toen begon de faam en de glorie als textielstad te tanen. De Universitaire glorie nam voortdurend toe, maar armoede, al thans gebrek aan materiële armslag is door de eeuwen heen een kenmerk ge weest van de wetenschap. Neen, Leiden floreerde niet op die rampzalige vroege ochtend van de twaalfde januari 1807, toen een bin- nenvaartsoheepje de Mare invoer om na passeren van de binnenstadswa teren ligplaats te kiezen aan de noordzijde van het Rapenburg tegen over de uitmonding van de Lange- brug. Onbeantwoorde vraag Wie de oude keuren en ordonnanties naleest, vraagt zich af hoe het moge lijk is geweest, dat dit scheepje de Sleutelstad binnen 'kwam zonder dat de autoriteiten op de hoogte waren van het feit, dat in het bescheiden ruim 37.000 pond buskruit vervoerd werd. Dit 'kruit was waarlijk niet zover van Leiden geladen, dat over een spookschip uit legendarische verten ge sproken kon worden: In Ouderkerk aan de Amstel was het in het schip ge bracht uit de kruitmolen van een ze kere Haaselaar. De schipper Adam van Schie, die van de voorschriften op de hoogte was, had drie knechten aan boord, namelijk zijn zoon Salomon, zijn gelij'knamigé. zoon Adam en een zekere Jan van En gelen. Van enige hunner mag ook worden aangenomen, dat zij de voor schriften kenden. Niettemin kwam het scheepje in het Rapenburg liggen zonder dat iemand in Leiden er officieel in ken nis van was gesteld welke gevaren op de loer lagen. Men zou het in de huidige situatie kunnen vergelijken met het feit, dat ergens op de Langebrug, het Leven- daal of het Rapenburg een jeep werd geparkeerd met onder de achterzitting een clandestien vervoerde atoombom. Enkele seconden Hoe het dan ook zit met de controle; het scheepje kwam met zijn gevaar lijke last van 37.000 pond buskruit aan het Rapenburg te liggen. En hoe het nu ook verder gegaan is na die fatale aanlegging: om kwart over vier die middag, de twaalfde januari 1807, ont plofte de lading van het kruitschip. In enkele seconden, die een licht flits, een geweld van geluid en een orgie van verwoesting over de Sleutel stad brachten, voltrok zich in de val lende schemer van Koppermaandag een catatrofe, die als „de ramp van Leiden" bekend is gebleven en als na tionale ramp ondanks de moeilijke tij den een algemeen Nederlands mede leven opriep. Nog een open vraag Er is zeer veel geschreven over „de ramp van Leiden" maar in al die ge schriften is niet een tipje van de sluier opgelicht welke nog steeds hangt over de oorzaak van de catastrofale ge beurtenis. Vast staat dat er aan boord eten is gekookt. Volgens sommige his torici en zich tot schrijven gedrongen tijdgenoten van de ramp, bestaat de K, mogelijkheid dat de schepelingen in een tot onvoorzichtigheden verleidende feestroes vanwege Koppermaandag ver keerden. Over de oorzaak van de ramp zal men het echter nimmer eens worden. Vast staat, dat de schuit vrijwel on opgemerkt bleef 'tot het rampzalige moment van kwart over vier. Een levendige schildering van wat er op dat moment gebeurde, even le vendig als die van de omstandigheden en gevolgen, heeft prof. dr. L. Knap pert gegeven in een boekje ter gele genheid van het honderdjarig herden ken van deze ramp. Wfj willen de in houd van dit boekje deels in zijn, deels in eigen woorden volgen. „Er was een hCl en schitterend licht, dan kwam een witte wolk zichtbaar boven de huizen van het Rapenburg, die zich met rukken uitbreidde. Daar na werd een doffe slag gehoord met sterke dreaming en tegelijk wankelden de huizen, spleten de muren en stortte Leidens schoonste stadswijk ineen tot een reusachtige puinhoop en graf van zeer vele burgers. Het is merkwaardig, in historische verhandelingen te lezen dat het geluid van de ontploffing elders veel sterker werd vernomen dan in verschillende delen van Leiden zelf. In Zwammer- dam veroorzaakte de explosie door de ontstellende dreum de indruk van een J aardbeving, in heel Rijnland sneuvel den ruiten en sprongen deuren open. Ondertussen werd het geluid van de explosie in Katwijk niet gehoord In Den Haag voelde men een zware luchtstroom die aan een opstekende storm deed denken, in Amsterdam maakte de explosie de indruk dat een oorlogsschip op de Zuiderzee in de lucht was gevlogen. Verder waren er berichten uit Zwolle, Deventer en zelfs Friesland, dat men het geluid van de ontploffing had gehoord. Afschuwelijke gevolgen Inmiddels waren de gevolgen in Lei den afschuwelijk. De directe omgeving van de explosie was voordien een fraai stadsgedeelte. Het huidige Steenschuur en de tegenover liggende zijde van het water, waar zich nu het Van der Werf Park bevindt, waren bebouwd met sta tige woningen die op dit ogenblik de binnenstad zouden sieren aLs kostbare reliquieën uit het verleden en zich ongetwijfeld verzekerd zouden weten van de voortdurende zorgzame liefde van Monumentenzorg en „Oud Leiden". De directe omgeving van de ramp telde naar de wijkindeling van die dagen 227 woningen. Daarvan wer den er 68 onmiddellijk met de grond Zei U iets....? Tragedie en humor schijnen altijd samen te moeten gaan. Ook bij rampen en ramspoed zoals wij dat in de donkere be zettingsjaren hebben ervaren. En ook in die enkele seconden waarin de ramp van Leiden zich in 1807 voltrok. Aan het Rapenburg, niet ver van de catastrofale explosie, woonde toen de hoogleraar Jona Willem te Water, lid van de theologische faculteit en voor zitter van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Hij had een stokdove vrouw. Op het ogenblik van de ont ploffing (die tot in Friesland werd gehoord!) zaten zij samen in de salon van hun huis, en toen de slag de hoogleraar bijna van zijn stoel wipte, vroeg zijn vrouw: „Zei U iets, Te Water gelijk gemaakt. Van tachtig stonden nog slechts kale muren overeind, die later neergehaald werden. De overige woningen van dit centrum waren volkomen onbruikbaar geworden. Ten dele werden zij later gesloopt, ten dele zo doelmatig mogelijk gebruikt als geraamten voor de herbouw. De dagen na de ramp zag deze buurt er uit als een grote puinhoop met daartussen smalle bergpaden die de enigszins begaanbare gedeelten van de vroegere straten markeerden. Tot in Friesland! Niet alleen de ontploffing zelve, ook de daarna woedende branden richtten zeer aanzienlijke schade aan. Het jaar getijde bracht een zeer sterke wind mee, die het de uit alle delen van Leiden en ook alle delen van ons land toesnellende hulp zeer moeilijk maak te. Sneeuw en zwakke vorst droegen het hunne bij tot verzwaring van de reddingswerkzaamheden. Na enige tijd werd eerst bekend, hoe sterk de kracht der explosie was ge weest. Toen kwamen de sterke verha len los, die voor een groot deel als on omstotelijk juist bevestigd zijn doch overigens slechts een aan de verbeel ding ontsproten illustratie van de om vang van de ramp geacht moet worden. Buiten de Marepoort werd door iemand waargenomen, dat door de ex plosie een trekschuit uit Haarlem uit het water werd gelicht om daarna weer neer gesmakt te worden. Een drie duim dikke staaf op een van de klei nere (in 1929 verloren gegane) stad huistorentjes werd kromgebogen. Een stoepsteen uit een Rapenburgwoning werd over de Hooglandse Kerk heen geslingerd. Een gevel aan de Nieuwe Rijn werd door de luchtdruk tussen de aangrenzende gevels weggeslagen. Het anker van het onzalige kruitschip werd later gevonden in een open stuk land achter de Hogewoerdspoort, waar zich thans de bebouwing tussen Plantage en Wilhelminabrug bevindt. Voorts werden stukken van schip en lading teruggevonden op de Wittesingel bij de tegenwoordige Groenhovenstraat, in de Nieuwsteeg, in de Hortus en in de goot van een huis aan de Herengracht bij de Groenesteeg. Van de opvarenden J van het onheilsschip werd niets, hele maal niets teruggevonden! 151 slachtoffers Onder de slachtoffers bevonden zich vele aanzienlijken van die dagen, zoais gemeentebestuurderen, hoogleraren en andere wetenschapsbeoefenaren, even als industriëlen. De plaats van de ramp bracht mee, dat een centrum van voor aanstaande Leidenaren getroffen werd. Onder de slachtoffers bevonden zich daardoor echter ook vele dienstboden (in die tijd nog een zeer in zwang zijnd beroep) en andere personeelsle den van de huishoudingen der aan zienlijken. Voor het grootste gedeelte waren de slachtoffers vrouwen. Het totaal der slachtoffers schijnt 151 te zijn geweest, namelijk 19 mannen, 47 vrouwen, niet minder dan 40 kinde ren (onder wie in een zwaar getrof fen school) en voorts 45 niet geiden- tificeerden. In de geest van 1953 Uit alle delen van het land stroomde een voor die tijd welhaast ondenkbare financiële en daadwerkelijke hulp toe. Leiden had toen ook de faam, te staan voor de hoogste idealen van ons volk. Een ramp voor Leiden bleek ook toen als een nationale ramp te worden ge voeld. Koning Lodewijk Napoleon, waarlijk ook in die tijd geen nationale figuur ondanks zijn pogingen om het Neder landse volk te doorgronden en het naar volks-eigen principes te regeren, was reeds de dag na de ramp op het ter- ï-ein van wat jaren nadien de „ruïne" bleef heten, en hij kwam er korte tijd later voor een tweede maal om te zien hoe de mede door hem georganiseerde hulpverlening tot uitvoering werd ge bracht. Vèr buiten de grenzen van ons land werden inzamelingen gehouden en acties op touw gezet in de geest van de ontroerende blijken van medele ven, die ons land uit de gehele we reld ten deel vielen na de storm vloedramp van 1953. Uit vervlogen tijden en nu Enkele jaren geleden hebben wij in de serie „Uit verlogen tijden" aan de „ramp van Leiden" een uitvoerig ar tikel gewijd (15 april 1950) waarin wij gedetailleerde bijzonderheden ver meldden. Die details laten wij thans achterwege. Het gaat nu niet nog maals om de ramp zelve. Het gaat om een herdenking, die iets, wat vroeger rampzalig was maar in die omvang voor thans niet meer dan een inci dent kan zijn, aangrijpt om te zien, hoe wij tegenwoordig tegenover zoiets staan. Die „ramp" was anderhalve eeuw ge leden, aanstaande zaterdag. Overpeinzing na anderhalve eeuw Nu is de „ruïne" die door de ramp werd aohtergeaten ter ener zijde een oord van rust en 'bij de herdenking van Leidens ontzet een oord van bezin ning: het Van der Werfpark. Aan de andere zwaar getroffen kant van het Rapenburg, het Steenschuur, verrijst nu een wereldberoemd wetenschappe lijk laboratorium, vernoemd naar de grote wetenschappelijke Leidenaar Kamerlingh Onnes. En daar staat een gebouw waarin sociale belangen ge diend worden nadat culturele activi teiten er uit geweken zijn naar elders. Anderhalve eeuw ging voorbij tussen de grote ramp en de serene rust die thans (ondanks ejq^losies op weten schappelijk niveau in letterlijke en fi guurlijke zin) deze omgeving beheerst. In de walkant van het Steenschuur zit een gedenksteen. Er zijn slechts weinige Leidenaars die deze hebben gezien. Men kan deze steen slechts zien vanuit het Van der Werfpark, en dan is het een grauw-grijs vlak waar in geen letter te onderkennen valt. Het is ook niet nodig, die letters te onderkennen. Het is ook niet nodig zich steeds bewust te zijn van wat zich hier anderhalve eeuw geleden als een ramp voordeed. Maar af en toe is het misschien nuttig zich te realiseren, hoe de omvang van rampen door de eeuwen heen devalueert met de groei van de zorgen van de mens. Een stadsbuurt aan puin door de ontploffing van een schip met kruit was anderhalve eeuw geleden een na tionale ramp. Een dergelijke gebeurtenis was vijf tien jaar geleden (en nog korter zelfs) een regel in een legerbericht: 37.000 pond kruit was niet meer dan een ste vige bom die op het gestelde doel viel. Een „blockbuster" was erger, en daarvan vielen er duizenden. Nog geen vijftien jaar geleden. En veel erger was de atoombom, en veel erger wordt (hopelijk nooit) de waterstofbom Dat zijn allemaal dingen, die ons door het hoofd spelen wanneer wij even anderhalve eeuw, enkele genera ties slechts, terugkijken. Terugkijken naar de ramp van Lei den. de explosie van het historische kruitschip op 12 januari 1807. En is het eigenlijk wel gepast om naar dit kruitschip terug te zien, nu we leven in een tijd waarin de wereld één heel groot kruitvat (of erger) is? Een beeld van de verwoesting langs Rapenburg en Steensch uur op de dag na de fatale ontploffing. Links midden op de achtergrond de gespaard gebleven toren van de huidige Lodewijkskerk. Op de voorgrond midden autoriteiten in de voor die Franse tijd gebruikelijke klederdracht. Deze ets stelt het terrein van de ramp voorgezien ongeveer vanaf de tegen' woordige brug tussen Doezastraat en Nieuwsteeg. welke brug op de tekening van „voor de ramp" die wij bij dit artikel plaatsen op de voorgrond te zien is. De eenvoudige gedenksteen, aangebr acht in de walkant van het Steenschuur. (Foto L.D./Van Vliet)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 3