Gemaskerde wrekers stelden de wet De man op de weg BOUWER VAN EEN KEIZERRIJK HET DAAGSE TRUITJE KRIJGT EEN FEESTGEZICHT ZATERDAG 15 DECEMBER WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 GEHEIME GENOOTSCHAPPEN (XIII) Ku-Klux-Klan terroriseerde negerbevolking Ons kort verhaal LUDWIG II, DE ZWANENRIDDER (II) Maar liever bouwde hij sprookjeskastelen.... cloor Delen Kamper Spiegeltje, spiegeltje aan de wand... Dreunende hoefslagen klonken dof en dreigend door de nacht. Twaalf ruiters galoppeerden door het dorp. Zes hunner waren gestoken in zwarte mantel. De andere zes droegen een wit gewaad. De mannen in de zwarte mantel droegen witte, angstaanjagende maskers. De mannen in de witte gewaden hadden zwarte doeken voor het gelaat. Zij reden door de nacht. In de huisjes en hutten van het dorp doken de negers ineen. Zij wisten, wat die hoefslagen beduidden en wat die mannen in den zin hadden Even buiten het dorp hielden de ruiters halt. Zes hunner stegen van hun paarden. Zij liepen snel op een hut toe. Zij trapten de deur in en traden binnen. Een donkere vrouw en drie donkere kinderen zaten sidderend om de tafel. In de hoek van 't vertrek stond een forse man. Zijn zwart gelaat was grauw van angst. De ruiters gelastten hem, mede te gaan. Zij sloegen hem. toen hij weigerde en bedreigden hem met hun pistolen. De man ging. Hij werd vastgebonden aan twee paarden. De stoet ging verder. Het bos in. Na enige tijd klonk er door het donkere bos gekerm van pijn en angst. Toen knalden enige schoten. De donkere man was vermoord. De volgende dag vond men zijn lijk. Het was bedekt met een rode lap. waarop met zwarte verf drie letters waren geschilderd: K. K. K.. de beginletters van Ku-Klux-Klan. ZO ging het na 1866 herhaaldelijk toe in het zuiden der Verenigde Staten. „Gemaskerde Wrekers", de „ridders" van de Ku-Klux-Klan stelden de wet. Zij namen wraak en bedreven misda den zonder gestraft te worden. Zij in timideerden de negerbevolking en oefenden een ware terreur uit. Hoe was dit mogelijk? In het begin der jaren zestig der vorige eeuw woedde er een felle, ja, een met hartstocht gevoerde oorlog tussen de Noordelijke en Zuidelijke Staten. Deze Amerikaanse burgeroorlog liep uit op een overwinning voor de Noordelijken. De rijke planters uit het zuiden konden dit niet verkroppen. Z\i hadden goed geleefd dank zij hun sla ven. Nu waren de slaven in vrijheid gesteld. Een economische crisis teis terde het land. Ondergang bedreigde vele plantersgeslachten. Bovendien wensten zeer veel Zuidelijken de negers onder geen beding als gelijken te er kennen. Bij dit alles kwam dat inder daad een aantal negers na de verkre gen vrijheid tot uitspattingen over ging en dat politieke agenten uit het noorden probeerden om de negers voor hun (republikeinse) partij te winnen. Geboorte der Ku-Klux-Klan Dit alles verdroot een aantal jon gelui van aanzienlijke huize in de Staat Tennessee. In het plaatsje Pu laski richtten zij een geheime ver eniging op, die zfl Ku-Klux-Klan noemden. Wat zij precies met die naam bedoelden, is tot op de huidige dag niet geheel duidelijk geworden. Doch de naam deed het en de idee pakte de Zuidelijken. Aanvankelijk was de Ku-KIux-KIan een betrek kelijk onschuldige organisatie. Wel vonden de samenkomsten in het diepste geheim plaats, wel gingen zij gepaard met allerlei bizarre en melo dramatische gebruiken, doch misda dig was de opzet niet. De eerste „Klan-Ridders*' legden zich er voor al op toe om de negerbevolking te intimideren door de zwarten angst aan te jagen en op hun bijgeloof te werken. In 1866 was de KÜK. voor het eerst samengekomen. Kort nadien reeds ge beurde het 's nachts, dat ruiters in (Ingez. Med.-Adv.) lange gewaden met dodenmaskers voor het geliaat afstapten bij een negerwo ning. Zij hieven een gegil aan of be gonnen te steunen als een stervende. Zij verzochten om drinken en eten. Zij vroegen de negers om (rode verf had den zij tevoren gebruikt) het „bloed" van hun handen te wassen en zalf voor hun „wonden" te geven. Zij waren (zeiden ztf) de schimmen van op het slagveld gevallen planters en soldaten. Steunend en gillend galoppeerden zij dan weg. De schrik sloeg de bijgelovige negers danig in de benen. Velen hun ner hadden niet langer de moed om des avonds of des nachts hun huizen te verlaten. Dit was het betrekkelijk onschuldige optreden van de K.K.K.- leden. Schimmen werden beulen VRIJ spoedig echter werd dat an ders. Op wraak beluste en on tevreden elementen verzochten en verkregen toetreding tot de geheime organisatie. Uit de „schimmen" der gevallen soldaten groeiden toen rech ters en beulen, die naar lust en belie ven „recht spraken" over hun donkere medeburgers. De blote beschuldiging naar bewijs vroeg men als regel niet dat een neger toenadering had ge zocht tot een blanke vrouw of gestolen of een ander misdrijf begaan had, was voldoende om tot wraak te besluiten. Marteling van en moord op de .schul dige" volgden dan. Zo wilden zij vertelden de Klan-leden voorkomen, dat Amerika een tweede Afrika zou worden Enige jaren gingen de nachtelijke wraakoefeningen door. Enige jaren oefenden de misdadige, in de Ku-Klux- Klan verenigde elementen een terreur zonder weerga uit. Het gezag was machteloos of misschien soms zelfs niet bereid om de euvele daden van het geheime K.K.K.-genootschap tegen te gaan. De K.K.K.-mannen wisten dit en traden daarom steeds driester en gemener op. Weinig schandaden zijn er, die zij niet Jegens de negers heb ben bedreven. Gering in aantal waren zij niet. Als men hun sterkte schat op 400.000, is men beslist niet aan de hoge kant. Natuurlijk behoorden niet alle leden tot het uitschot der samenleving. Na tuurlijk waren er velen onder hen, die weliswaar de gelijkheid van zwart en blank verafschuwden, doch de terreur- en moordmethoden der Klan-broeder» geenszins goedkeurden. De leider van de K.K.K. hij droeg de titel „Grote Tovenaar" of „Groot-Magiër" was de cavalerie-generaal N. B. Forrest, die tijdens de burgeroorlog zijn sporen als dapper en goed officier had ver diend. Hij poogde herhaaldelijk, om de Klan in gematigder baan terug te brengen. Die pogingen hadden hoege naamd geen succes. Tenslotte ontbond Forrest het ge heime genootschap. Geheel spontaan gebeurde dat echter niet. Eerst had de Gouverneur van de Staat Tennes see een paar regimenten soldaten moeten laten aanrukken om aan de willekeur en de moordpartijen van de K.K.K. paal en perk te stellen. Ver volgens had ook de Amerikaanse re gering zich bemoeid met de excessen. Krachtens een speciaal uitgevaar digde wet verkreeg de President (Grant) vérstrekkende bevoegdheden om de Klan te bestrijden. In 1871 verdween de K.K.K. krachtens het ontbindingsbesluit van zijn „Groot- Magiër". De K.K.K. (heette het) had zijn taak volbracht. Ja, maar was voor een taak? De geschiedenis van die geheime organisatie behoort tot de zwarte bladzijden in Uncle Sam's vaderlandse historie-boek. Volgende keer: Tegen de Katho lieken en tegen de Joden, onder witte dekmantels. LUDWIG II VAN BEIEREN vindt de staatszaken maar vervelend en vermoeiend. Die laat hij aan zijn ministers over. Hijzelf heeft alleen belangstelling voor de schone kunsten. Hij heeft zijn aangebeden Wagner moeten laten gaan, toen diens aanwezigheid in München bijna leidde tot revolutie. Dan gelooft de familie dat alles met Ludwig weer goed zal komen, wanneer hij trouwt. En heel het land bereidt zich voor op het grandioze bruiloftsfeest van de nog altijd populaire koning met zijn nicht, Sophie von Wittelsbach. Veertien dagen ER is al degeneratie genoeg onder Wittelbachs, dan dat Ludwig, de excentrieke, nerveuze koning, die nog verder zal vieren. Toch is hy van plan te trouwen met zijn nicht. De familierelatie wordt dan nog in gewikkelder. De zuster van Sophie, Elisabeth, trouwt met haar neef. Franz Josefze zal een der ongelukkigste vorstinnen van Europa worden en vallen door moordenaarshand. Tussen Ludwig en Elisabeth is een sterke emo tionele band en beiden houden er zie kelijke ideeën op na over absoluut ko ningschap, afkeer van het normale, het gewone, en zij wisselen die in bewogen brieven en samenkomsten uit. Ludwig handelt met zijn gewone overijldheid. Hij besluit Sophie te trouwen (die veel nuchterder is dan haar zuster) en trommelt zijn moeder om zeven uur 's morgens uit bed, opdat ze de hand van Sophie zal gaan vra gen. Heel Beieren jubelt. De geliefde vorst gaat trouwen en nu komt alles goed. Zijn extravaganties zijn hem vergeven, en heel het land bereidt zich voor op een grandioos feest. In augustus zal het huwelijk plaats vinden. Dan stelt Ludwig de datum op oktober. Wagner komt voor korte tijd in München terug maar Beieren vreest hem niet meer. De koning is weer nuchter geworden, zo weet men, hij gaat trouwen Alles is gereed voor de vorstelijke bruiloft, de huwelijkspostzegels zijn al gedruktdan verbreekt Ludwig het engagement. De ongelukkige Sophie trouwt een jaar later met de Hertog van Alen?on. Ook zij zal een geweld dadige dood sterven, zij is een der slachtoffers van de „Liefdadigheids- bazar-brand" in Parijs. Ludwig is weer vrij om zich te. be moeien met zijn grootse plannen. Maar opnieuw is het Bismarck, die een spaak in 't wiel steekt. Versailles PRUISEN is met Frankrijk in oor log geraakt. Wagner, geinfecteerd met de Pan-Germaanse idee, weet bij Ludwig enthousiasme te wek ken voor een Groot-Duits rijk. De mi nister-president Hohenlohe is een openlijk supporter van Bismarck. Zo gaat Beieren de oorlog in. Ko ning Ludwig, met zijn grief tegen Prui sen en zijn voorliefde voor Frankrijk, tekent de oorlogsverklaring in bed. Het kabinet had beraadslaagd terwijl hij sliep Ludwig interesseerde zich ook voor deze oorlog niet. Andere Duitse vor sten waren bij hun troepen, Ludwig bouwde in de bergen zijn sprookjes kastelen. Hij had al weer spijt, dat hij had toegestemd, zag Pruisen als een tè dominerende factor, vreesde voor de zelfstandigheid van zijn eigen rijk. Dan komt de triomf. De Duitse vors ten zijn in Versailles en daar wil Bis marck zijn troef uitspelen, daar wil hy zijn koning Wilhelm I gekroond zien tot Keizer der Duitsers. Maar hjj zelf kan met dit voorstel niet voor de dag komen. Een ander moet dat doen, een ander, invloedrijk en machtig genoeg om de tegenstand van de kleine Duitse vorstjes, die niet gaarne van hun prerogatieven af stand doen, te breken. De aangewezen man is de koning van Beieren. Gaat hy voor, dan zullen de anderen volgen En zo wordt Ludwig opnieuw wreed uit zyn dromerijen gewekt om zich bezig te houden met ver-reikende politieke beslissingen. HET zijn veertien spannende dagen voor Bismarck, de IJzeren Kan selier. Hij nodigt Ludwig naar Versailles, maar Ludwig blijft op zijn rotsburcht, Hohenschwangau. Hij heeft mensenvrees. Hij is het gezelschapsle ven ontwend, steeds meer sluit hij zich op met enkele vertrouwelingen. Tot het uiterste verzet zich Ludwig; dan, opeens, breekt zijn weerstand en schrijft hij de door Bismarck gedicteer de brief aan koning Wilhelm van Pruisen, waarin hij hem verzoekt de Keizerskroon te aanvaarden. Bismarck's uur is gekomen. In de spiegelzaal van Versailles wordt Wil helm I van Hohenzollern tot Keizer van Duitsland gekroond. Ludwig is opeens de held van de dag. Bismarck overlaadt hem met eer bewijzen. Er komt een „Beierse para graaf" in de grondwet van het nieuwe Duitse Rijk, waarbij Beieren zyn zelf standigheid behoudt, zyn eigen leger, zijn eigen regering, en zelfs de bepaling dat mochten de Hohenzollerns uitster ven, de Wittelsbachs de Duitse troon zouden bestijgen. Bismarck wist té goed hoe gering die kans was! Afzondering •k r AAR dan is het voor Ludwig ook genoeg geweest. Hij beseft dat zyn rol is uitgespeeld. Van nu aan wijdt hij zich uitsluitend aan de vervulling van zijn kostbare luimen. Steeds meer trekt hy zich in de af zondering terug. De regering vindt het steeds moeilijker, hem in de staats zaken te betrekken. Koninklijke decre ten blijven weken ongetekend liggen. Zijn mensenschuwheid neemt toe. Meermalen worden groots gemonteerde opera's opgevoerd in het geheel ver duisterde Hoftheater, met de koning, in een speciaal, kostbaar kostuum ge kleed. als enige toeschouwer! Dan komt opnieuw de tragiek in zijn leven, wanneer zijn broeder Otto spo ren van krankzinnigheid vertoont, en weldra in een gecapitonneerde cel moet worden opgesloten, niet meer dan een wild beest. Duistere gedachten verdon keren Ludwig's brein. Zal dit ook zijn lot zijn? Hij komt er toe zijn eigen handelingen nauwkeurig te analiseren, om na te gaan of ze misschien de- Het was een genoegen nu naar Bu- kavu te rijden, dacht Verbeek, een heel verschil nu de nieuwe weg einde lijk gereed was gekomen. Hier en daar waren nog kleine omleggingen, de drie bruggen waren nog niet klaar, de weg lag prachtig, was byna geheel geas falteerd en. wat zo belangrijk was. men hoefde nu niet meer het gevaarlijke en tijdrovende Kamanjola-escarpement te ryden. Hy reed graag 's nachts, veel koeler en minder verkeer op de weg. Hij wilde morgen tegen zonsopgang in Goma zijn, had nog een naar stukje weg voor de boeg tussen Bukavu en Goma. één en al gat, dat zijn hele ple zier in het prachtige landschap om hem heen altijd vergalde Zulke wegen als deze waren helaas in de Congo nog een uitzondering. De motor spon als een tevreden poes. De felle lichten van de auto boorden door de tropische nacht. Nu kwam gauw het eerste sein naar rechts voor de noodbrug. Toen opeens trapte Verbeek hard op de rem. Voor hem op de weg stond een man met de armen te zwaaien. In het licht van de koplampen, toen de man langzaam op hem toe kwam, lopen, kon Verbeek hem duidelijk op nemen. Lang, blond, zwaargebouwd, het bruingebrande gezicht van iemand die gewend was buiten te werken, met opvallend lichte ogen. Verbeek boog zich uit de wagen Vous êtes tombé en panne? (Heeft U autopech?) Neen. neen, antwoordde de man in het Nederlands ik wilde u alleen maar even waarschuwen niet over de noodburg te rijden. Hé. ook Hollander? riep Verbeek verheugd. maar hoe weet U dat ik er een ben? De man glimlachte, maar gaf geen antwoord op de vraag. De nood brug. staat op inzakken, zei hij. Een van de balken is doormidden ge broken. Je ziet het niet van de weg af, maar het is levensgevaarlijk. Dan bof ik. dat U me hier op vangt: maar wat nu, hoe kom ik aan de overkant, de nieuwe brug is nog niet klaar. U zult moeten omrijden, een eindje verderop is een pad naar links, vlak voor de nieuwe brug. Rijd daarin, het pad volgt de rivier, buigt dan om naar rechts. Voorzichtig de brug daar bestaat uit'niet veel meer dan twee planken. Na een kilometer of twintig voert het met een boog weer terug naar de weg. Hartelijk dank. Kan ik ook iets voor U doen? Staat uw auto hier er gens? de man wees vaag achter zich in het duister. Verbeek zette de motor weer aan. Tot ziens! riep hij. Tot ziens! riep de man, en denk er om, ik woon dicht bij Goma, wat van de weg af. wit huis. begroeid met klimrozen, groen tuinhek, boerderij met Fries stamboekvee. „Den Dollart" staat op het hek. Zal het niet vergeten, lachte Ver beek, op de terugweg misschien. Toen leek het ineens of er een waas kwam tussen hem en de man. Mist? dacht Verbeek, terwijl hij wegreed. Vreemd, op dit uur en op deze hoogte. Hij keek achterom, maar van de man was niets meer te zien, wel een witte nevel op de plek waar hij gestaan had. Verbeek stak zijn hoofd uit het portier boven hem schitterde de Afrikaanse sterrenhemel, geen wolkje was er te zien. Een beklemmend gevoel kwam er opeens over hem. Hij rilde en draaide snel het portierraampje op. Zeven uur later schokte en hotste de auto over de slechte Gomaweg. Ver beek was moe en snakte naar zijn be stemming Links rees de bergwand omhoog en rechts glinsterde diep. diep beneden het Kivumeer. De hemel koe- pelde zich in pril groen en roze over de golvingen van land en water. Wat is dat allemaal mooi, dacht Verbeek, wat een land, wat een ver rukkelijke natuur! Toen stokte de motor, hikte en stond stil. Met een vloek liet hij de wagen naar de kant van de weg rollen. Nou dat weer, geen benzine, dat kwam door die omweg van ruim 20 kilometer, waar hij niet opgerekend had. Wat nu? Hij was vijftien kilometer van menten van geestesziekte verraden het eerste spoor van krankzinnigheid, die hem weldra geheel in haar macht zal krijgen. Ludwig is dan een eenzaam vorst, levend in een droomwereld, bang voor het leven, de mensen, voor zichzelf. De laatste jaren van zyn leven worden be licht door een fantastische zonsonder gang tot het water zich sluit boven zUn hoofd. (Slot volgt) TOM LODEWIJK Goma af. lopen maar? Er zat niets anders op, verkeer kwam hier zo vroeg niet langs. Hij sloot de auto af, begon te wandelen. Maar hy had nog geen tien passen gedaan, toen hij opeens een smalle zijweg linksaf zag buigen. Zon der te weten wat hem dreef, liep hij de weg op. tussen een haag van lage dennebomen door Diep ademde hij de frisse dennelucht in. En toen opeens zag hij het huis liggen: helderwit, te gen de muren groeiden rozen, die met een overvloed van roze pracht bloei den. Achter het huis lag de weide en hij herkende het Friese stamboekvee. Een groentuinhek sloot de toegang af tot het erf. hij wist wat er op stond voor hij de woorden las. ..Den Dollart". Verbeek begon te fluiten, misschien om uiting te geven aan zijn opluchting hulp gevonden te hebben, misschien om gevoel vffn verwarring te overstem men. Hij liep het. erf op en tegelijk ging de deur open en kwam een jonge vrouw naar hem toe. Mevrouw, vergeeft u mij dit vroe ge bezoek, mijn naam is Verbeek, zei hij, maar ik sta hier onder aan de weg zonder benzine. Ze lachte. Komt u maar binnen hoor, we hebben altijd enkele vaten benzine liggen. Een kopje koffie, terwijl ik de boy opdracht geef een jerrycan voor u te vullen? Van binnen was het huis ook vriendelijk en vrolijk gemeubileerd. De koffie was heet en geurde sterk. Vertelt u eens hoe u weet. dat ik een Hollandse ben? vroeg zijn gastvrouw. Ik heb uw man ontmoet, zei Verbeek. Ze keek verrast op. Waar? Op de weg. Dat moet dan net gebeurd zijn, zei het vrouwtje, hy is nog geen half uur weg. Hi.i keek haar sprakeloos aan, wilde wat zeggen, maar sloot de mond weer. Hoe heeft u hem ontmoet, stond hij stil, of hield U hem aan? Ach, hij heeft U natuurlijk hierheen gezonden, onderbrak ze zich zelf, maar waar om is hij zelf niet even meegekomen? —Het was niet hier, mevrouw, dat ik uw man ontmoette, zei Verbeek. Toen, een plotseling besluit nemend: Ik ontmoette hem vannacht, hij waarschuwde me, niet over een brug te rijden omdat die op instorten stond. Maar dat is onmogelijk, riep ze halflachend, ik zeg U toch, dat hij van morgen pas vertrokken is. U moet zich vergissen, het moet een ander ge weest zijn! Dat zal dan wel. Even zat ze hem stil aan te kijken. Waar was het dat u mijndie man ontmoette? Vlak voor de eerste brug, dat is dus voorbij Sange. Maar dat is hier zeven uur van daan! riep ze. Nou ziet u toch dat het onzin is. Wij hebben gisteravond tot elf uur zitten lezen, zijn toen naar bed gegaan. En vanmorgen om vijf uur is hij vertrokken naar Usumbura. Daar kom ik vandaan, zei Ver beek. Mevrouw, ik heb me kennelijk vergist. Maar nu moet ik Ze hield hem terug aan de arm. Hoe zag hij eruit. Wat had hij aan? Wit open shirt, kaki broek, zei hij onwillig. Haarogen Blond haar, blauwe ogen, lange, forse gestalte. Tóch moet het een ander ge weest zijn, zei ze heftig. Hij is im mers nét vertrokken. Natuurlijk, die kleding en dat uiterlijk zeggen nietsOnrustig stond hij op. Opeens sloeg ze de hand voor de mond. Het huishoe heeft U dat ge vonden? Hoe wist U dat het zijn huis was? Hy slikte. Hij beschreef het: wit, roze klimrozen, het vee, het groene hek. „Den Dollart" erop Het leek hem opeens of er een lichte nevel hing in de kamer, een kilte door trok zijn hele wezen. Hij was er zich vaag van bewust dat het vrouwtje in een stoel was neergevallen, het gezicht in de handen. Verbeek draaide zich om en rende het huis uit. Twee dagen later zat hij ergens op zijn route in een hotel. Hij was een uur geleden aangekomen, had een bad ge nomen, een schoon pak aangedaan en zat nu aan de bar met een groot glas bier voor zich. Nog nieuws? vroeg hij de hotel eigenaar. Deze haalde de schouders op, schoof hem de krant toe. Op de voorpagina stond met grote letters: „Brug bij Sange ingestort, auto valt in ravijn bestuurder komt om het leven." Naast een foto van de ingestorte brug stond een foto van de veronge lukte bestuurder. Het was de man op de weg. (Bij de tekeningen) Londen, december '56 1. Het is een dun truitje met een punt- hals. Of het nu zachtbruin is of pastelkleu- rig. voorzie het van een witte batisten kraag een kort matrozenkraagmodel die met een ruche wordt afgewerkt en waarop ge aan de voorkant even tueel een fluwelen strik hecht in de kleur van het truitje. 2. Het is een fyn zomertruitje met boothals en pofmouwtjes Boor het decolleté met een smalle (schuin genomen) satijnen bies, die ge aan de voorkant in een gestrikt rol- lintje laat eindigen. Garner ook de boorden van de mouwtjes op deze wijze. Kies satijn in contrasterende kleur (bijvoorbeeld een witte bies op een zwart truitje, een caramelkleurige bies op een wit truitje, een pauwblauwe op een lindebloesemgroen geval etc), maar let er op dat de tweekleurencombinatie bij de rok past- 3. Het is een rechte, grijze trui van jaegerwol Al hebt ge de trui ook alleen maar by sportrokken gedragen, toch kan ze ook tijdens de feestdagen dienen. Hecht daartoe een heel mooi, gefagon- neerd satijnen lint om de halsboord en voorzie dit aan de voorkant van een strik. Garneer ook de manchetten met hetzelfde lint. Kies voor het lint een wit fond, indien ge de trui bij een wit wollen plooirok voegt; bij een gryze rok kan het lint van elke willekeurige kleur zijn. 4 Het is een lange cardigan met drie kwart mouwen. En of het geval nu zwart is, fel ge kleurd of wel pastelkleurig, voorzie het van een klein kraagje en manchetten, die van satijn in de kleur van het vestje werden vervaardigd. Zet op het jasje bovendien mooie parel- of strass knoopjes, of overtrek knoopjes met de gebruikte satijn. 5. Het is zwart en heeft een breed, V- vorming decolleté. Al is het op zichzelf al gekleed, garneer het ter variatie eens met een biais- kraag van witte satijn, waarop gouden pailletjes of strassknopjes zijn gehecht. Of kleur het op met een romantische wit batisten kraag, waarop ge aan de voorkant een roze of rode corsage hecht. Draag het geheel bij een zwarte rok. 6. Het heeft een hoge, ^ronde hals en is „doodgewoon" Leg er een franjekraagje om, dat ge maakt is van breiwol in de kleur van het truitje. De dubbele laag wolfranje wordt aan een goud- of zilvergalon bandje gezet en het bandje wordt op de rug gestrikt of met een knoopje dichtgemaakt. Inplaats van galon kan ook mooi wollen of zijden lint dienen. J. V.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 14