Gemaskerde wrekers stelden de wet
De man op de weg
BOUWER VAN EEN KEIZERRIJK
HET DAAGSE TRUITJE KRIJGT EEN FEESTGEZICHT
ZATERDAG 15 DECEMBER
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 4
GEHEIME GENOOTSCHAPPEN (XIII)
Ku-Klux-Klan terroriseerde negerbevolking
Ons kort verhaal
LUDWIG II, DE ZWANENRIDDER (II)
Maar liever bouwde hij sprookjeskastelen....
cloor Delen Kamper
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand...
Dreunende hoefslagen klonken dof en dreigend door de nacht.
Twaalf ruiters galoppeerden door het dorp. Zes hunner waren
gestoken in zwarte mantel. De andere zes droegen een wit gewaad.
De mannen in de zwarte mantel droegen witte, angstaanjagende
maskers. De mannen in de witte gewaden hadden zwarte doeken
voor het gelaat. Zij reden door de nacht. In de huisjes en hutten van
het dorp doken de negers ineen. Zij wisten, wat die hoefslagen
beduidden en wat die mannen in den zin hadden
Even buiten het dorp hielden de ruiters halt. Zes hunner stegen
van hun paarden. Zij liepen snel op een hut toe. Zij trapten de deur in
en traden binnen. Een donkere vrouw en drie donkere kinderen zaten
sidderend om de tafel. In de hoek van 't vertrek stond een forse man.
Zijn zwart gelaat was grauw van angst. De ruiters gelastten hem,
mede te gaan. Zij sloegen hem. toen hij weigerde en bedreigden hem
met hun pistolen. De man ging. Hij werd vastgebonden aan twee
paarden. De stoet ging verder. Het bos in. Na enige tijd klonk er door
het donkere bos gekerm van pijn en angst. Toen knalden enige
schoten. De donkere man was vermoord. De volgende dag vond men
zijn lijk. Het was bedekt met een rode lap. waarop met zwarte verf
drie letters waren geschilderd: K. K. K.. de beginletters van
Ku-Klux-Klan.
ZO ging het na 1866 herhaaldelijk
toe in het zuiden der Verenigde
Staten.
„Gemaskerde Wrekers", de „ridders"
van de Ku-Klux-Klan stelden de wet.
Zij namen wraak en bedreven misda
den zonder gestraft te worden. Zij in
timideerden de negerbevolking en
oefenden een ware terreur uit. Hoe
was dit mogelijk?
In het begin der jaren zestig der
vorige eeuw woedde er een felle, ja,
een met hartstocht gevoerde oorlog
tussen de Noordelijke en Zuidelijke
Staten. Deze Amerikaanse burgeroorlog
liep uit op een overwinning voor de
Noordelijken. De rijke planters uit het
zuiden konden dit niet verkroppen. Z\i
hadden goed geleefd dank zij hun sla
ven. Nu waren de slaven in vrijheid
gesteld. Een economische crisis teis
terde het land. Ondergang bedreigde
vele plantersgeslachten. Bovendien
wensten zeer veel Zuidelijken de negers
onder geen beding als gelijken te er
kennen. Bij dit alles kwam dat inder
daad een aantal negers na de verkre
gen vrijheid tot uitspattingen over
ging en dat politieke agenten uit het
noorden probeerden om de negers voor
hun (republikeinse) partij te winnen.
Geboorte der
Ku-Klux-Klan
Dit alles verdroot een aantal jon
gelui van aanzienlijke huize in de
Staat Tennessee. In het plaatsje Pu
laski richtten zij een geheime ver
eniging op, die zfl Ku-Klux-Klan
noemden. Wat zij precies met die
naam bedoelden, is tot op de huidige
dag niet geheel duidelijk geworden.
Doch de naam deed het en de idee
pakte de Zuidelijken. Aanvankelijk
was de Ku-KIux-KIan een betrek
kelijk onschuldige organisatie. Wel
vonden de samenkomsten in het
diepste geheim plaats, wel gingen zij
gepaard met allerlei bizarre en melo
dramatische gebruiken, doch misda
dig was de opzet niet. De eerste
„Klan-Ridders*' legden zich er voor
al op toe om de negerbevolking te
intimideren door de zwarten angst
aan te jagen en op hun bijgeloof te
werken.
In 1866 was de KÜK. voor het eerst
samengekomen. Kort nadien reeds ge
beurde het 's nachts, dat ruiters in
(Ingez. Med.-Adv.)
lange gewaden met dodenmaskers voor
het geliaat afstapten bij een negerwo
ning. Zij hieven een gegil aan of be
gonnen te steunen als een stervende.
Zij verzochten om drinken en eten. Zij
vroegen de negers om (rode verf had
den zij tevoren gebruikt) het „bloed"
van hun handen te wassen en zalf
voor hun „wonden" te geven. Zij waren
(zeiden ztf) de schimmen van op het
slagveld gevallen planters en soldaten.
Steunend en gillend galoppeerden zij
dan weg. De schrik sloeg de bijgelovige
negers danig in de benen. Velen hun
ner hadden niet langer de moed om
des avonds of des nachts hun huizen
te verlaten. Dit was het betrekkelijk
onschuldige optreden van de K.K.K.-
leden.
Schimmen werden beulen
VRIJ spoedig echter werd dat an
ders. Op wraak beluste en on
tevreden elementen verzochten
en verkregen toetreding tot de geheime
organisatie. Uit de „schimmen" der
gevallen soldaten groeiden toen rech
ters en beulen, die naar lust en belie
ven „recht spraken" over hun donkere
medeburgers. De blote beschuldiging
naar bewijs vroeg men als regel niet
dat een neger toenadering had ge
zocht tot een blanke vrouw of gestolen
of een ander misdrijf begaan had, was
voldoende om tot wraak te besluiten.
Marteling van en moord op de .schul
dige" volgden dan. Zo wilden zij
vertelden de Klan-leden voorkomen,
dat Amerika een tweede Afrika zou
worden
Enige jaren gingen de nachtelijke
wraakoefeningen door. Enige jaren
oefenden de misdadige, in de Ku-Klux-
Klan verenigde elementen een terreur
zonder weerga uit. Het gezag was
machteloos of misschien soms zelfs
niet bereid om de euvele daden van het
geheime K.K.K.-genootschap tegen te
gaan. De K.K.K.-mannen wisten dit
en traden daarom steeds driester en
gemener op. Weinig schandaden zijn
er, die zij niet Jegens de negers heb
ben bedreven. Gering in aantal waren
zij niet. Als men hun sterkte schat op
400.000, is men beslist niet aan de
hoge kant.
Natuurlijk behoorden niet alle leden
tot het uitschot der samenleving. Na
tuurlijk waren er velen onder hen, die
weliswaar de gelijkheid van zwart en
blank verafschuwden, doch de terreur-
en moordmethoden der Klan-broeder»
geenszins goedkeurden. De leider van
de K.K.K. hij droeg de titel „Grote
Tovenaar" of „Groot-Magiër" was
de cavalerie-generaal N. B. Forrest,
die tijdens de burgeroorlog zijn sporen
als dapper en goed officier had ver
diend. Hij poogde herhaaldelijk, om de
Klan in gematigder baan terug te
brengen. Die pogingen hadden hoege
naamd geen succes.
Tenslotte ontbond Forrest het ge
heime genootschap. Geheel spontaan
gebeurde dat echter niet. Eerst had
de Gouverneur van de Staat Tennes
see een paar regimenten soldaten
moeten laten aanrukken om aan de
willekeur en de moordpartijen van de
K.K.K. paal en perk te stellen. Ver
volgens had ook de Amerikaanse re
gering zich bemoeid met de excessen.
Krachtens een speciaal uitgevaar
digde wet verkreeg de President
(Grant) vérstrekkende bevoegdheden
om de Klan te bestrijden. In 1871
verdween de K.K.K. krachtens het
ontbindingsbesluit van zijn „Groot-
Magiër".
De K.K.K. (heette het) had zijn
taak volbracht. Ja, maar was voor
een taak? De geschiedenis van die
geheime organisatie behoort tot de
zwarte bladzijden in Uncle Sam's
vaderlandse historie-boek.
Volgende keer: Tegen de Katho
lieken en tegen de Joden, onder
witte dekmantels.
LUDWIG II VAN BEIEREN vindt de staatszaken maar vervelend
en vermoeiend. Die laat hij aan zijn ministers over. Hijzelf heeft alleen
belangstelling voor de schone kunsten.
Hij heeft zijn aangebeden Wagner moeten laten gaan, toen diens
aanwezigheid in München bijna leidde tot revolutie.
Dan gelooft de familie dat alles met Ludwig weer goed zal komen,
wanneer hij trouwt. En heel het land bereidt zich voor op het
grandioze bruiloftsfeest van de nog altijd populaire koning met zijn
nicht, Sophie von Wittelsbach.
Veertien dagen
ER is al degeneratie genoeg onder
Wittelbachs, dan dat Ludwig, de
excentrieke, nerveuze koning, die
nog verder zal vieren. Toch is hy van
plan te trouwen met zijn nicht.
De familierelatie wordt dan nog in
gewikkelder. De zuster van Sophie,
Elisabeth, trouwt met haar neef. Franz
Josefze zal een der ongelukkigste
vorstinnen van Europa worden en
vallen door moordenaarshand. Tussen
Ludwig en Elisabeth is een sterke emo
tionele band en beiden houden er zie
kelijke ideeën op na over absoluut ko
ningschap, afkeer van het normale, het
gewone, en zij wisselen die in bewogen
brieven en samenkomsten uit.
Ludwig handelt met zijn gewone
overijldheid. Hij besluit Sophie te
trouwen (die veel nuchterder is dan
haar zuster) en trommelt zijn moeder
om zeven uur 's morgens uit bed, opdat
ze de hand van Sophie zal gaan vra
gen.
Heel Beieren jubelt. De geliefde vorst
gaat trouwen en nu komt alles goed.
Zijn extravaganties zijn hem vergeven,
en heel het land bereidt zich voor op
een grandioos feest.
In augustus zal het huwelijk plaats
vinden. Dan stelt Ludwig de datum op
oktober. Wagner komt voor korte tijd
in München terug maar Beieren
vreest hem niet meer. De koning is
weer nuchter geworden, zo weet men,
hij gaat trouwen
Alles is gereed voor de vorstelijke
bruiloft, de huwelijkspostzegels zijn al
gedruktdan verbreekt Ludwig het
engagement. De ongelukkige Sophie
trouwt een jaar later met de Hertog
van Alen?on. Ook zij zal een geweld
dadige dood sterven, zij is een der
slachtoffers van de „Liefdadigheids-
bazar-brand" in Parijs.
Ludwig is weer vrij om zich te. be
moeien met zijn grootse plannen. Maar
opnieuw is het Bismarck, die een spaak
in 't wiel steekt.
Versailles
PRUISEN is met Frankrijk in oor
log geraakt. Wagner, geinfecteerd
met de Pan-Germaanse idee,
weet bij Ludwig enthousiasme te wek
ken voor een Groot-Duits rijk. De mi
nister-president Hohenlohe is een
openlijk supporter van Bismarck.
Zo gaat Beieren de oorlog in. Ko
ning Ludwig, met zijn grief tegen Prui
sen en zijn voorliefde voor Frankrijk,
tekent de oorlogsverklaring in bed.
Het kabinet had beraadslaagd terwijl
hij sliep
Ludwig interesseerde zich ook voor
deze oorlog niet. Andere Duitse vor
sten waren bij hun troepen, Ludwig
bouwde in de bergen zijn sprookjes
kastelen. Hij had al weer spijt, dat hij
had toegestemd, zag Pruisen als een tè
dominerende factor, vreesde voor de
zelfstandigheid van zijn eigen rijk.
Dan komt de triomf. De Duitse vors
ten zijn in Versailles en daar wil Bis
marck zijn troef uitspelen, daar wil hy
zijn koning Wilhelm I gekroond zien
tot Keizer der Duitsers.
Maar hjj zelf kan met dit voorstel
niet voor de dag komen. Een ander
moet dat doen, een ander, invloedrijk
en machtig genoeg om de tegenstand
van de kleine Duitse vorstjes, die niet
gaarne van hun prerogatieven af
stand doen, te breken. De aangewezen
man is de koning van Beieren. Gaat
hy voor, dan zullen de anderen volgen
En zo wordt Ludwig opnieuw wreed uit
zyn dromerijen gewekt om zich bezig
te houden met ver-reikende politieke
beslissingen.
HET zijn veertien spannende dagen
voor Bismarck, de IJzeren Kan
selier. Hij nodigt Ludwig naar
Versailles, maar Ludwig blijft op zijn
rotsburcht, Hohenschwangau. Hij heeft
mensenvrees. Hij is het gezelschapsle
ven ontwend, steeds meer sluit hij
zich op met enkele vertrouwelingen.
Tot het uiterste verzet zich Ludwig;
dan, opeens, breekt zijn weerstand en
schrijft hij de door Bismarck gedicteer
de brief aan koning Wilhelm van
Pruisen, waarin hij hem verzoekt de
Keizerskroon te aanvaarden.
Bismarck's uur is gekomen. In de
spiegelzaal van Versailles wordt Wil
helm I van Hohenzollern tot Keizer
van Duitsland gekroond.
Ludwig is opeens de held van de
dag. Bismarck overlaadt hem met eer
bewijzen. Er komt een „Beierse para
graaf" in de grondwet van het nieuwe
Duitse Rijk, waarbij Beieren zyn zelf
standigheid behoudt, zyn eigen leger,
zijn eigen regering, en zelfs de bepaling
dat mochten de Hohenzollerns uitster
ven, de Wittelsbachs de Duitse troon
zouden bestijgen. Bismarck wist té
goed hoe gering die kans was!
Afzondering
•k r AAR dan is het voor Ludwig ook
genoeg geweest. Hij beseft dat
zyn rol is uitgespeeld. Van nu
aan wijdt hij zich uitsluitend aan de
vervulling van zijn kostbare luimen.
Steeds meer trekt hy zich in de af
zondering terug. De regering vindt het
steeds moeilijker, hem in de staats
zaken te betrekken. Koninklijke decre
ten blijven weken ongetekend liggen.
Zijn mensenschuwheid neemt toe.
Meermalen worden groots gemonteerde
opera's opgevoerd in het geheel ver
duisterde Hoftheater, met de koning,
in een speciaal, kostbaar kostuum ge
kleed. als enige toeschouwer!
Dan komt opnieuw de tragiek in zijn
leven, wanneer zijn broeder Otto spo
ren van krankzinnigheid vertoont, en
weldra in een gecapitonneerde cel moet
worden opgesloten, niet meer dan een
wild beest. Duistere gedachten verdon
keren Ludwig's brein. Zal dit ook zijn
lot zijn? Hij komt er toe zijn eigen
handelingen nauwkeurig te analiseren,
om na te gaan of ze misschien de-
Het was een genoegen nu naar Bu-
kavu te rijden, dacht Verbeek, een
heel verschil nu de nieuwe weg einde
lijk gereed was gekomen. Hier en daar
waren nog kleine omleggingen, de drie
bruggen waren nog niet klaar, de weg
lag prachtig, was byna geheel geas
falteerd en. wat zo belangrijk was. men
hoefde nu niet meer het gevaarlijke en
tijdrovende Kamanjola-escarpement te
ryden. Hy reed graag 's nachts, veel
koeler en minder verkeer op de weg.
Hij wilde morgen tegen zonsopgang in
Goma zijn, had nog een naar stukje
weg voor de boeg tussen Bukavu en
Goma. één en al gat, dat zijn hele ple
zier in het prachtige landschap om
hem heen altijd vergalde Zulke wegen
als deze waren helaas in de Congo
nog een uitzondering. De motor spon
als een tevreden poes. De felle lichten
van de auto boorden door de tropische
nacht. Nu kwam gauw het eerste sein
naar rechts voor de noodbrug. Toen
opeens trapte Verbeek hard op de rem.
Voor hem op de weg stond een man
met de armen te zwaaien.
In het licht van de koplampen, toen
de man langzaam op hem toe kwam,
lopen, kon Verbeek hem duidelijk op
nemen. Lang, blond, zwaargebouwd,
het bruingebrande gezicht van iemand
die gewend was buiten te werken, met
opvallend lichte ogen.
Verbeek boog zich uit de wagen
Vous êtes tombé en panne? (Heeft U
autopech?) Neen. neen, antwoordde
de man in het Nederlands ik wilde
u alleen maar even waarschuwen niet
over de noodburg te rijden.
Hé. ook Hollander? riep Verbeek
verheugd. maar hoe weet U dat ik
er een ben?
De man glimlachte, maar gaf geen
antwoord op de vraag. De nood
brug. staat op inzakken, zei hij.
Een van de balken is doormidden ge
broken. Je ziet het niet van de weg af,
maar het is levensgevaarlijk.
Dan bof ik. dat U me hier op
vangt: maar wat nu, hoe kom ik aan
de overkant, de nieuwe brug is nog
niet klaar.
U zult moeten omrijden, een
eindje verderop is een pad naar links,
vlak voor de nieuwe brug. Rijd daarin,
het pad volgt de rivier, buigt dan om
naar rechts. Voorzichtig de brug daar
bestaat uit'niet veel meer dan twee
planken. Na een kilometer of twintig
voert het met een boog weer terug naar
de weg.
Hartelijk dank. Kan ik ook iets
voor U doen? Staat uw auto hier er
gens? de man wees vaag achter zich
in het duister. Verbeek zette de motor
weer aan. Tot ziens! riep hij.
Tot ziens! riep de man, en denk
er om, ik woon dicht bij Goma, wat
van de weg af. wit huis. begroeid met
klimrozen, groen tuinhek, boerderij
met Fries stamboekvee. „Den Dollart"
staat op het hek.
Zal het niet vergeten, lachte Ver
beek, op de terugweg misschien.
Toen leek het ineens of er een waas
kwam tussen hem en de man. Mist?
dacht Verbeek, terwijl hij wegreed.
Vreemd, op dit uur en op deze hoogte.
Hij keek achterom, maar van de man
was niets meer te zien, wel een witte
nevel op de plek waar hij gestaan had.
Verbeek stak zijn hoofd uit het portier
boven hem schitterde de Afrikaanse
sterrenhemel, geen wolkje was er te
zien. Een beklemmend gevoel kwam er
opeens over hem. Hij rilde en draaide
snel het portierraampje op.
Zeven uur later schokte en hotste
de auto over de slechte Gomaweg. Ver
beek was moe en snakte naar zijn be
stemming Links rees de bergwand
omhoog en rechts glinsterde diep. diep
beneden het Kivumeer. De hemel koe-
pelde zich in pril groen en roze over
de golvingen van land en water.
Wat is dat allemaal mooi, dacht
Verbeek, wat een land, wat een ver
rukkelijke natuur!
Toen stokte de motor, hikte en stond
stil. Met een vloek liet hij de wagen
naar de kant van de weg rollen. Nou
dat weer, geen benzine, dat kwam door
die omweg van ruim 20 kilometer,
waar hij niet opgerekend had. Wat
nu? Hij was vijftien kilometer van
menten van geestesziekte verraden
het eerste spoor van krankzinnigheid,
die hem weldra geheel in haar macht
zal krijgen.
Ludwig is dan een eenzaam vorst,
levend in een droomwereld, bang voor
het leven, de mensen, voor zichzelf. De
laatste jaren van zyn leven worden be
licht door een fantastische zonsonder
gang tot het water zich sluit boven
zUn hoofd.
(Slot volgt)
TOM LODEWIJK
Goma af. lopen maar? Er zat niets
anders op, verkeer kwam hier zo vroeg
niet langs. Hij sloot de auto af, begon
te wandelen. Maar hy had nog geen
tien passen gedaan, toen hij opeens een
smalle zijweg linksaf zag buigen. Zon
der te weten wat hem dreef, liep hij
de weg op. tussen een haag van lage
dennebomen door Diep ademde hij de
frisse dennelucht in. En toen opeens
zag hij het huis liggen: helderwit, te
gen de muren groeiden rozen, die met
een overvloed van roze pracht bloei
den. Achter het huis lag de weide en
hij herkende het Friese stamboekvee.
Een groentuinhek sloot de toegang af
tot het erf. hij wist wat er op stond
voor hij de woorden las. ..Den Dollart".
Verbeek begon te fluiten, misschien om
uiting te geven aan zijn opluchting
hulp gevonden te hebben, misschien
om gevoel vffn verwarring te overstem
men. Hij liep het. erf op en tegelijk
ging de deur open en kwam een jonge
vrouw naar hem toe.
Mevrouw, vergeeft u mij dit vroe
ge bezoek, mijn naam is Verbeek, zei
hij, maar ik sta hier onder aan de
weg zonder benzine. Ze lachte. Komt
u maar binnen hoor, we hebben altijd
enkele vaten benzine liggen. Een kopje
koffie, terwijl ik de boy opdracht geef
een jerrycan voor u te vullen? Van
binnen was het huis ook vriendelijk
en vrolijk gemeubileerd. De koffie was
heet en geurde sterk. Vertelt u eens
hoe u weet. dat ik een Hollandse ben?
vroeg zijn gastvrouw.
Ik heb uw man ontmoet, zei
Verbeek.
Ze keek verrast op. Waar?
Op de weg.
Dat moet dan net gebeurd zijn,
zei het vrouwtje, hy is nog geen half
uur weg.
Hi.i keek haar sprakeloos aan, wilde
wat zeggen, maar sloot de mond weer.
Hoe heeft u hem ontmoet, stond
hij stil, of hield U hem aan? Ach, hij
heeft U natuurlijk hierheen gezonden,
onderbrak ze zich zelf, maar waar
om is hij zelf niet even meegekomen?
—Het was niet hier, mevrouw, dat
ik uw man ontmoette, zei Verbeek.
Toen, een plotseling besluit nemend:
Ik ontmoette hem vannacht, hij
waarschuwde me, niet over een brug
te rijden omdat die op instorten stond.
Maar dat is onmogelijk, riep ze
halflachend, ik zeg U toch, dat hij
van morgen pas vertrokken is. U moet
zich vergissen, het moet een ander ge
weest zijn!
Dat zal dan wel.
Even zat ze hem stil aan te kijken.
Waar was het dat u mijndie
man ontmoette?
Vlak voor de eerste brug, dat is
dus voorbij Sange.
Maar dat is hier zeven uur van
daan! riep ze. Nou ziet u toch dat
het onzin is. Wij hebben gisteravond
tot elf uur zitten lezen, zijn toen naar
bed gegaan. En vanmorgen om vijf uur
is hij vertrokken naar Usumbura.
Daar kom ik vandaan, zei Ver
beek. Mevrouw, ik heb me kennelijk
vergist. Maar nu moet ik
Ze hield hem terug aan de arm.
Hoe zag hij eruit. Wat had hij aan?
Wit open shirt, kaki broek, zei
hij onwillig.
Haarogen
Blond haar, blauwe ogen, lange,
forse gestalte.
Tóch moet het een ander ge
weest zijn, zei ze heftig. Hij is im
mers nét vertrokken.
Natuurlijk, die kleding en dat
uiterlijk zeggen nietsOnrustig
stond hij op. Opeens sloeg ze de
hand voor de mond.
Het huishoe heeft U dat ge
vonden? Hoe wist U dat het zijn huis
was?
Hy slikte. Hij beschreef het: wit,
roze klimrozen, het vee, het groene
hek. „Den Dollart" erop
Het leek hem opeens of er een lichte
nevel hing in de kamer, een kilte door
trok zijn hele wezen. Hij was er zich
vaag van bewust dat het vrouwtje in
een stoel was neergevallen, het gezicht
in de handen.
Verbeek draaide zich om en rende
het huis uit.
Twee dagen later zat hij ergens op
zijn route in een hotel. Hij was een uur
geleden aangekomen, had een bad ge
nomen, een schoon pak aangedaan en
zat nu aan de bar met een groot glas
bier voor zich.
Nog nieuws? vroeg hij de hotel
eigenaar. Deze haalde de schouders op,
schoof hem de krant toe.
Op de voorpagina stond met grote
letters: „Brug bij Sange ingestort, auto
valt in ravijn bestuurder komt om het
leven."
Naast een foto van de ingestorte
brug stond een foto van de veronge
lukte bestuurder.
Het was de man op de weg.
(Bij de tekeningen)
Londen, december '56
1. Het is een dun truitje met een punt-
hals.
Of het nu zachtbruin is of pastelkleu-
rig. voorzie het van een witte batisten
kraag een kort matrozenkraagmodel
die met een ruche wordt afgewerkt
en waarop ge aan de voorkant even
tueel een fluwelen strik hecht in de
kleur van het truitje.
2. Het is een fyn zomertruitje met
boothals en pofmouwtjes
Boor het decolleté met een smalle
(schuin genomen) satijnen bies, die ge
aan de voorkant in een gestrikt rol-
lintje laat eindigen. Garner ook de
boorden van de mouwtjes op deze wijze.
Kies satijn in contrasterende kleur
(bijvoorbeeld een witte bies op een
zwart truitje, een caramelkleurige bies
op een wit truitje, een pauwblauwe op
een lindebloesemgroen geval etc), maar
let er op dat de tweekleurencombinatie
bij de rok past-
3. Het is een rechte, grijze trui van
jaegerwol
Al hebt ge de trui ook alleen maar
by sportrokken gedragen, toch kan ze
ook tijdens de feestdagen dienen.
Hecht daartoe een heel mooi, gefagon-
neerd satijnen lint om de halsboord en
voorzie dit aan de voorkant van een
strik. Garneer ook de manchetten met
hetzelfde lint. Kies voor het lint een
wit fond, indien ge de trui bij een wit
wollen plooirok voegt; bij een gryze
rok kan het lint van elke willekeurige
kleur zijn.
4 Het is een lange cardigan met drie
kwart mouwen.
En of het geval nu zwart is, fel ge
kleurd of wel pastelkleurig, voorzie het
van een klein kraagje en manchetten,
die van satijn in de kleur van het
vestje werden vervaardigd. Zet op het
jasje bovendien mooie parel- of strass
knoopjes, of overtrek knoopjes met de
gebruikte satijn.
5. Het is zwart en heeft een breed, V-
vorming decolleté.
Al is het op zichzelf al gekleed, garneer
het ter variatie eens met een biais-
kraag van witte satijn, waarop gouden
pailletjes of strassknopjes zijn gehecht.
Of kleur het op met een romantische
wit batisten kraag, waarop ge aan de
voorkant een roze of rode corsage
hecht. Draag het geheel bij een zwarte
rok.
6. Het heeft een hoge, ^ronde hals en
is „doodgewoon"
Leg er een franjekraagje om, dat ge
maakt is van breiwol in de kleur van
het truitje. De dubbele laag wolfranje
wordt aan een goud- of zilvergalon
bandje gezet en het bandje wordt op
de rug gestrikt of met een knoopje
dichtgemaakt. Inplaats van galon kan
ook mooi wollen of zijden lint dienen.
J. V.