f Breng eens een zonnestraal onder de mensen Concert der „massed bands" een jaarlijks hoogtepunt WOORD VAN BEZINNING v J HandelRossiniWagnerSuppé Strauss en Vaughan W illiams in één programma Typische bezetting een stuk traditie 4e Jaargang no. 50 Engelse fanfares een klasse apart (slot) Stralende cornetten K weet niet precies wie het dichtte en wie het zong. maar door de radio heeft het vaak weerklonken: „breng eens een zonnestraal onder de men sen, want wie goed doet, goed ontmoet". Deze regels zijn in mij blij ven haken en komen nu bij het schrijven naar boven. Mij toch is gevraagd Uw aan dacht te vestigen op een slagzin die reeds vorig jaar in onze ge meente de belangstelling vroeg: „met Kerstmis mag niemand eenzaam zijn". Deze slagzin werd geboren uit een bespreking van mensen uit verschillende kerken en van ver schillende geloofsovertuiging. Breng eens een zonnestraal, juist onder zulke eenzame men sen! Kent U de geschiedenis van een zonnestraal? Ik zal ze in het kort weergeven. Een arme schoenmaker, in nerlijk en uiterlijk aan lager wal geraakt, van God en men sen vervreemd, zit op zondag morgen in zijn vuile werkplaats. Hij voelt zich eenzaam en het leven schijnt hem nutteloos. De en voor mij zorgt"! En dit ia feest. Zou God U wellicht, zo voor een eenzame willen gebruiken als zonnestraal? Ik geloof, dat dit geen vraag is. maar een ze kere opdracht. Gods bestemming met de we reld is samen-leven, samen-zin gen. samen feestvieren, om Hem te eren en elkaar wèl te doen. Dat het anders is. komt door de invloed van demonische en anti goddelijke machten, die de sa menleving uiteenslaan, de sa menzang verstoren en het feest bederven. De wereld is gewor den tot een ziekenhuis, waarin eenzamen klagen: „Ik heb geen mens!" over de vraag hoe het kerst feest het beste aan zijn doel be antwoordt. Ieder zoekt in deze dagen de intimiteit van de ge- zins- of familiekring. Men pro beert het elkaar zo gezellig mo gelijk te maken. Dat is begrijpelijk, vooral in een jachtige tijd, waarin het ge- zins- en familieleven zo vaak in gedrang komt. Maar wat te doen als je geen gezin hebt of niet méér hebt?. Als je de leeftijd hebt gekregen, waarop schier alle familieleden zijn weggeval len of even gebrekkig als je zelf? Wat te doen. als je juist in die dagen dienst hebt voor vaderland en maatschappij, misschien wel ver van huis? vensters van zijn ziel en van zijn werkplaats zijn beslagen en de lust ontbreekt hem om ze te reinigen. Daar valt een zonne straal door zijn venster en te vens in zijn donker hart. Goe de herinneringen aan het verle den herleven en blijde gedachten aan wat hem nu nog geschon ken is. Het besluit rijst: „het moet anders worden!". En na een week ziet het er in zijn oude vuile huis en zijn besmeur de leven beter uit. Een nieuwe periode in zijn le ven is aangevangen, dank zij één zonnestraal. De eenzaam heid en zinloosheid werd door broken, omdat deze man ervoer: „er is iemand die aan mij denkt Toch laat God die wereld niet los. Door de besmeurde ruiten laat Hij een zonnestraal vallen, ontsproten aan de oerzon der godheid, zijn heilig kind Jezus. Die zonnestraal vindt eenza men en veriatenen, die er door verwarmd en vernieuwd worden. Zij weten het weer: er is er Een. die aan mij denkt en voor mij zorgt! En op him beurt, worden zij zonnestralen, aan Hem ontspro ten, die elke dag licht en warm te verspreidt voor groot en klein. Breng gij zó een zonnestraal onder de mensen. J. VAN DER WIEL Herv. predikant te Leiden voerder. Deze moet krachtens zijn op leiding en kennis een altijd geëerbie digd en (dus) effectief overwicht kunnen laten gelden. En daar moet hij dan ook naar gehonoreerd worden! Liever geen korps, dan een korps, dat niet meer dan een beunhaas kan be talen. Eén van de eerste en belangrijkste dingen, waar de dirigent aandacht aan moet besteden is de toonvor- ming. Daar ontbreekt nog heel wat aan in onze harmonie- en fanfare- wereld, die om en nabij 3000 korpsen met ongeveer 175.000 muzikanten omvat (Engeland 3000 fanfares met plm. 75.000 leden, ongeteld de meer dan duizend Leger des Heils-bands). Een mooie ronde, in elk register gave (niet scherpe) toon krijgt men, zoals iedere muzikant weet, door het steeds maar weer blazen van lange noten. Koraalmuziek leent zich daar uitstekend voor. Een leerling, die al heel wat in de vingers heeft, maar wiens toon nog te wensen overlaat, is nog niet rijp voor orkestspel. Eerst een mooie toon, de techniek komt vanzelf wel, aangenomen althans dat het instru ment thuis niet in het koffertje blijft. V ereenvoudiging t t EREENVOUDIGING van het concourswezen kunnen we. dunkt ons. ook van de Engelsen leren. Op het nut van de geblindeerde jury hebben we al gewezen. Verder kent men in Engeland niet meer dan vier klassen (afdelingen) tegen in ons land zeven. Maar daaruit volgt dan ook automatisch dat men ginds zwaar dere maatstaven aanlegt voor de pro motie naar een hogere afdeling. Een band in de hoogste oftewel kampioens afdeling, die drie jaren achtereen winnaar van een regionaal concours is geweest, mag eindelijk in Londen mee dingen naar het nationaal kampioen schap. Dit jaar kwamen in Londen in de finale der kampioensafdeling in totaal 19 bands uit, welke allen optra den in de Albert Hall. In drie andere grote Londense zalen werd op diezelf de laatste zaterdag van oktober ge streden om 't kampioenschap van de •drie lagere afdelingen. Zodoende waren er op één dag niet minder dan 76 bands uit geheel Engeland in Lon den. De winnaars van de Londense finales der afdelingen 2. 3 en 4 komen op hun regionale concoursen volgend jaar in een hogere afdeling uit. Engeland kent één grote nationale organisatie van bi'ass bands. In ons politiek en religieus verzuilde landje zal dit wel altijd een vrome wens blijven, maar zou niet eens te praten vallen over elf provinciale concoursen, gevolgd door een groot nationaal con cours in de hoofdstad der lands of in het centrum, in Utrecht bijvoorbeeld? En dan, terwille van een vlotte gang van zaken, voor elke afdeling niet meer dan alleen een verplicht num mert?). Een deskundige jury kan heus wel een korps beoordelen 'zonder dat het langer dan hooguit vijftien twintig minuten op de tent of op het podium (wij prefereren zaalconcour sen) zit. Het zijn zo maar enkele ideeën, die wij tot besluit van het relaas over onze Engelse ervaringen aan onze lezers voorleggen. Ze lijken ons het zfj in alle bescheidenheid gezegd de moeite waard om ze eens op hun waarde voor de praktijk te wegen. Het gaat immers om een belangrijk goed. om een onschatbaar stuk volkscultuur van het zuiverste water, hier zo goed als in Engeland! JOH. B. het Franse woord „cor" (of het Ita liaanse „corno") dat hoorn betekent. Of onze zgn. „cor" (stella-hoorn is een betere benaming) een verrijking voor de Engelse fanfares zou zijn is al weer een open vraag. Geef ons, wat de toon aangaat, maar liever als mid denstemmen alto's of de Engelse te- norhooms in es. „Blending" HET grote kenmerkende verschil tussen de Nederlandse en Engel se fanfares is overigens de totale afwezigheid ginds van een of meer leden van de familie der saxen. In Engeland houdt men van „blen ding": samensmelting, ineenvloeiing van de toon of klank, en daar kan men de saxofoons niet bij gebrui ken. Nu zal niemand ontkennen, dat in Nederlandse fanfares een saxo foons vaak heel lelijk uit de totaal- klank springt. Er zijn korpsen, die met een enkele sopraan- en/of alt sax werken, die dan naar onze smaak meer afbreuk aan 't geheel doen dan dat ze de klankkleur ver levendigen. Een volledig bezette saxensectie kan echter zeer aange naam voor 't oor zijn en zich zeker uitstekend verstaan met het koper, maar dan moet elke sax bespeeld worden door een man van smaak die een nooit scherpe en min of meer „staande" toon produceert. Hoe het ook zij, de Engelse fanfare's doen het zonder trompetten, zonder Imitatie-waldhoorns en zonder saxen en daarom alleen reeds is elke ver gelijking met de fanfares elders een slag in de lucht. Men houdt van de specifieke Engelse klankkleur en stijl of men verwerpt ze. Wie er van houdt kan uren genieten van die steeds levende en soepele toon (mits er niet overdreven gevibreerd wordt!), voor wie er niet van houdt resten dan de virtuositeit en de grote muzikaliteit van de Engelse amateurs, de verfijnde voordracht, het geraffineerde ensem ble-spel. kortom nog voldoende kwa liteiten, dunkt ons. om niet hautain aan deze enorme en kostbare brok volkscultuur daar aan de overkant van de Noordzee voorbij te gaan. Voorbeeld? ALS wij nu tenslotte ingaan op de vraag of onze eigen fanfares een voorbeeld moeten nemen aan haar Engelse zusters, dan menen wij hierboven reeds te hebben aange- TROMPE1TEN en (wald) hoorns. Wat de trompetten betreft gelo ven wij niet. dat zij als melodie- Instrumenten beter zouden voldoen dan de stralende Engelse cornetten. Deze cornetten hebben een mooie weke toon vooral niet „scherp", zo als een bekende figuur in de Neder landse harmonie- en fanfarewereld enige jaren geleden meende te moeten Concert der massed bands in de Albert Hall! Een monsterfanfare met de gezamenlijke bezetting van negen bands: 90 cornetten. 9 bugels. 27 tenorhoorns. 18 baritons. 18 tenortrombones. 9 bastrombones. 18 euphoniums. 18 es-bassen. 18 bes-bassen en vijf man voor het slag- toond, dat wij de specifieke Engelse bezetting zeker niet alleen-zaligma kend achten. Aan die Engelse bezet ting kennen wij overigens een geheel eigen waarde toe, waaraan het zinloos is te tornen; de Engelse bereiken er ontegenzeglijk prachtige resultaten mee. die ook het grote publiek in Ne derland niet onberoerd laten, alle pedante kritiek ten spijt. Wat wel navolgenswaard is, dat is de scherpe selectie. Nog veel zoekt men het hier in de kwantiteit 't staat zo mooi een korps van een man of vijftig, zestig, in smetteloos uni form! en zo'n Engels bezettinkje van 27 man, slagwerk inbegrepen, vindt men maar niets. Maar wij horen liever een „kleine" fanfare van stuk voor stuk blazers van gelijkwaardig niveau, die. te oordelen naar toon en techniek, ook thuis hard op hun partij blokken. Grote korpsen met alle par tijen zwaar bezet „fokt" men door maar Jan en alleman, die er (nog) wel eens een avondje uit willen zijn, maar te accepteren als (leerling-) muzikant en door een leerling maar zo gauw mogelijk orkestrijp te verklaren. Het streven naar een grote bezetting heeft, vooral waar het amateurs geldt, doorgaans een log, moeilijk hanteer baar orkestapparaat tot resultaat, waarvan bijna alles dik klinkt en de muziek maar stroperig vloeit. Nimmer bereikt men daarmee zulke puntige en doorzichtige vertolkingen als van de Engelse fanfares. Orkestdiscipline OOK op het gebied van de orkest discipline kunnen we van de Engelsen leren. Daarbij moet men er van kunnen uitgaan dat er een dirigent voor het orkest staat, die weet wat hij wil en die alle kneepjes van het vak kent. De muzikanten moeten onmiddellijk, individueel en als groep, kunnen (en willen) reage ren op elke aanwijzing van hun aan- werk. Rechts boven ziet men nog een gedeelte van het machtige orgelfront en. tussen de twee grote bloemstukken tegenover de speel tafel. de prachtige wisselbeker die dit jaar weer werd gewonnen door de Fairey Aviation Works Band. Op de avond van de grote toogdag der Engelse fanfares - de strijd om de nationale kampioenschappen - is het podium in de geheel gevulde Albert Hall in Londen in beslag genomen door 'n orkest van meer dan200 koperblazers. De Engelse brass bands treden op hun concoursen in het krijt met een standaard-bezetting, zonder slag werk, van 25 man. Het concert der „massed bands", na afloop van het concours, wordt gegeven door negen fanfares: de nationale kampioen van het vorig jaar plus de kampioenen van de acht regionale (in Nederland zouden we zeggen: provinciale) concoursen, die aan de grote finale in Londen voorafgaan. Een klein rekensommetje leert dus dat op de laatste zaterdagavond van oktober zo'n 225 muzikanten een monsterfanfare vormden. En die zaten daar niet om samen een niet te moeilijke mars en een.koraal te spelen, neen ze gaven een volledig concert met tien werken die stuk voor stuk niveau hebben. Een mee slepend concert, waarbij men van de ene verbazing in de andere valt, waarin ongelofelijke staaltjes van massale orkestdiscipline worden geleverd en een voor amateurs wel zeer uitzonderlijke muzikaliteit en slagvaardigheid worden ten toon gespreid. Twee uur muzikale verbroedering en eensgezindheid, triomfaal openbarstend in een korte maar adembenemend machtige „Fanfare for brass bands and - organ" - het grote concert-orgel van de Albert Hall speelt in verschil lende werken de gedeelten voor vol orkest mee - en met onverzwakt gave en transparante orkestklank weer even briljant eindigend in zo'n onsterfelijke uitsmijter als de Wilhelm Teil-ouverture van Rossini. Dit indrukwekkende concert, waar aan men, hoe men ook over de fan fare-orkestpraktijk in Engeland moge denken, niet dan met de grootste bewondering kan terugdenken, is het jaarlijkse hoogtepunt in de bedrijvig heid van de Engelse fanfares. De be langstelling voor dit evenement is zo groot, dat het concert met een uur tussenruimte tweemaal achter elkaar gegeven wordt! Eerst van 57 en dan van 810 uur. Tweemaal een vrijwel tot de nok gevulde Albert Hall met zijn ruim 8000 zitplaatsen! Binnen vijf uur tweemaal tien werken, die stuk voor stuk volwaardige concert stukken zijn. Behalve Wilhelm Teil hoorden we de ouverture „Dichter und Bauer" van Suppé, Strauss' prachtige Keizerwals, de Introductie tot de der de acte van „Lohengrin" van Wagner, de geliefde Royal Water Music-suite van Handel, het poëtische „Salut d'amour" van Elgar en als hoofdscho tel de „Suite van Engelse volksliede ren" van Vaughan Williams, een eer ste uitvoering van het arrangement dat Frank Wright, de bekende com ponist en arrangeur voor brass bands, maakte van dit fijnzinnige werk van de nestor der hedendaagse Engelse toondichters. Dr. Ralph Vaughan Williams, de „Engelse Sibelius", zoals de geestige en gevatte BBC-omroeper Frank Philips „this truly grand old man of British music" bij de zaal introduceerde, kwam na de uitvoering ran zijn werk op het podium om de prijzen te overhandigen aan de beste vier fanfares van de dag. Daarna richtte de vitale 84-jarige kunstenaar rich tot de duizenden muzikanten, die zich op het podium en tussen het pu bliek in de zaal bevonden. Hij uitte zijn waardering en bewondering voor de prestaties van de muzikanten, prees het arrangement en de vertolking van zün eigen suite, maar hij had ook heel voorzichtig enige kritiek. Hij ging in en toen spitsten zich onze Nederlandse oren op de bezetting van deze fanfares, waarin hij iets ge mist had. „Trumpets and horns" meende hij, zouden de mogelijkheden 'tot schakering van de klankkleur) ten ?oede komen. Hier raakte Vaughan Williams een teer punt, want de typi sche bezetting der Engelse fanfares is een echt stuk Engelse traditie gewor den en wat dat betekent weet ieder een: daar stapt de Engelsman maar w niet weer van af! criticasteren en behouden die, mits door een gerijpt muzikant bespeeld, ook in de hoogste regionen. De cor netten zijn de violen der Engelse fanfares en daaruit niet weg te den ken. Op een bezetting van 25 man heeft men er doorgaans tien of, als er bijvoorbeeld twee bugels (flugel- horns) zijn. in totaal 9. waaronder 1 sopraancornet (es-piston). Voor be paalde effecten of terwille van een rijker klankbeeld zouden echter één of meer trompetten een aanwinst kun nen betekenen. En wat de hoorn aangaat: de echte romantische waldhoorn treft men eigenlijk in geen enkel fanfare-orkest aan. Wat men in onze fanfare-orkes ten voor een waldhoorn verslijt heeft er wel de vorm mee gemeen, maar is 'verder surrogaat, imitatie, waarmee de echte nobele waldhoorn toon bij stukken na niet benaderd wordt. Men gebruikt voor dit instrument meestal Zaterdag 15 december 1956

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 11