Zenuwen blazen ook (laar hun
partijtje wel mee....
Een Zoeklicht
Engelse fanfares een klasse apart (II)
Voor streven naar verfijning
moet alles wijken
WOORD
VAN
BEZINNING
v OP DE BOEKENMARKT
4e Jaargang no. 49
Zaterdag 8 december 1956
Het volgende sterke verhaal werd onder toenemende hilariteit
steeds verder verteld in de Nederlandse „kolonie", die het jongste
eind-concours der Engelse faniares in Londen bijwoonde.
De eerste trombonist van een Friese dorpsfanfare had zich een
schuiftrombone aangeschaft. Op de ochtend van de jaarlijkse con
coursdag gaf hij het „lopende werk" van het splinternieuwe apparaat
een flinke dotvet. Gevolg: vijf maten voor een belangrijke solo
voor de primas onder de trombones liep de schuif zo soepel als een
bevroren kraan. Wilde en wanhopige gebaren naar de dirigent
Deze, overdag hoefsmid van koelbloedige huize beduidde de trom
bonist om het weerbarstig speeltuig rustig aan de mond te zetten.
Even later klonk sonoor en gedragen de trombonesolo. De hoefsmid
was (en is) niet alleen een zeer verdienstelijk self-made dirigent,
maar ook een veelzijdig imitator Om kort te gaan, de Friese fanfare
kreeg een goede eerste prijs en in het jury-rapport zou gestaan
hebben - maar daar durven we onze hand niet voor in 't vuur te
steken - dat de eerste trombonist zijn solo blies „met mooie, ronde toon
en gevoelige voordracht"
Verfijning
Wat deze muzikale anekdote met de
Engelse fanfares te maken heeft? Wel,
ongelukjes, slippartytjes, waaraan „de
zenuwen" meestal debet zijn, behoren
heus niet tot het domein van onze Ne
derlandse concoursen voor harmonie
en fanfare. In de Albert Hall in Lon
den, waar eens in het jaar, onder aus
piciën van het Labour-blad de „Daily
Herald", de Engelse topfanfares de
strijd aanbinden om het nationaal
kampioenschap, hebben wy dit jaar
geen enkel incidentje gehoord of ge
zien, dat veroorzaakt werd door een
technisch mankement van een of an
der instrument. Daar was bepaald niet
met vet gewerkt, al liepen al die dui
zenden ventielen nog zo „gesmeerd".
Maar wel bliezen ook hier de zenu
wen vaak een pittig partijtje mee.
Daaraan ontkwam zelfs niet de kam
pioen van dit jaar, de ook in ons land
welbekende en terecht vermaarde
„Fairey Aviation Works Band".
„Festival Music"
Het verplichte werk was dit jaar ge
schreven door de 52-jarige componist-
dirigent Eric Ball. Vroeger in Leger
des Heils-kringen een groot man, thans
in de wereld van de fabrieks- en ste
delijke fanfares niet minder een auto
riteit; in ons land kent iedere ama
teur-blazer zijn prachtige compositie
„Resurgam", oorspronkelijk ook voor
een Engelse concours geschreven. „Fes
tival Music", een symfonische suite
voor brass band in drie delen ouver
ture, romance en impromptu noem
de hy zyn bijdrage voor de finale van
dit jaar. Twee jaar geleden had Frank
Wright dit jaar één der juryleden
een arrangement gemaakt van
Jack Beaver's „Sovereign Heritage",
dat vrijwel één opeenstapeling bleek
te zijn van technische moeilijkheden.
Het was voor de bands bepaald geen
aangename vrijetijdsbesteding meer
om dat werk in te studeren en voor
de duizenden in de Albert Hall rond
uit een beproeving om het meer dan
twee keer aan te horen Vorig jaar was
men ijlings van deze heilloze weg
teruggekeerd. Toen weer een arrange
ment van Wright, nu echter van het
prachtige melodieuze ,31ackfriars",
symfonische prélude van Edric Cun-
dell de directeur van de beroemde
Guildhall School of Music in Londen.
Met „Festival Music" werd de be
proefde weg verder afgelegd. Ook Ball
schreef een consequent vloeiende melo-
dieënstroom, in de overgangen en fi
guraties zeker niet zonder voetangels
en klemmen, maar steeds een streling
voor het oor.
Evenals „Resurgam" zal ook dit
nieuwe dankbare werk van Ball wel in
een speciale bewerking voor onze fan
fareorkesten zyn weg in ons land
vinden.
Geen robots
Maar om nu op de Engelse zenuwen
terug te komen. Velen in ons land, die
de Engelse fabrieksfanfares op hun
toemees op het continent gehoord heb
ben, zullen wel eens de indruk gekre
gen hebben, dat er een soort blazende
robots aan het werk waren: muzikan
ten zo met hun instrumtent vertrouwd
en er als het ware mee vergroeid, dat
geen enkel stukje technische acroba
tiek hun te dol is. Het lijkt er allemaal
als vanzelfsprekend uit te rollen; ze
nuwen schynen er niet aan te pas te
komen.
Hoe bedriegelijk deze indruk is, hoor
den we in Londen. Meer dan één diri
gent zou vijf weken geleden in de Al-
bert Hall maar wat graag hebben be
schikt over de gave der nabootsing van
onze Friese hoefsmid-dirigent. Want
ook daar werd soms absoluut „gebrod
deld". In de „Feestelijke Muziek" (of
„Feestmuziek") van Eric Ball staat bij
voorbeeld een heel mooie zangerige
eufonium-solo in het middendeel. Niet
bepaald moeilijk, maar van een eufo-
nium, die tot de familie der tuba's be
hoort en uitmunt door een heel mooie,
ronde toon, wordt verwacht dat hij
zonder haperen zal „zingen" met een
weldadig, maar nooit overdreven vi
brato. Negentien keer hebben we deze
eufonium-solo gehoord en we twijfe
len er niet aan of deze negentien zijn
allen ware „zangers' op hun instru
ment, die stuk voor stuk de zestienden,
de tweeëndertigsten en de kwintolen
die Ball voor hen neerschreef wel de
gelijk „in de vingers" hadden. En toch
werd er een paar maal ronduit ge
knoeid in deze solo: zelfs bij de Fairey
Aviation Works Band was hij niet
vlekkeloos.
Dat dit puur een kwestie van ze
nuwen was werd aan het eind van
het concours bewezen toen de F.A.
W.B., tot kampioen uitgeroepen, zo
als gebruikelijk het verplichte werk
opnieuw speelde, ditmaal feilloos,
ook in de soli! We schrijven dit uit
sluitend toe aan het feit, dat tijdens
deze tweede uitvoering de jury niet
meer in de geblindeerde „box" zat,
maar drie man sterk er voor stond,
gezicht naar het podium, en nu lou
ter meegenietende van volmaakt mu-
zikantendom.
Er is namelijk één woord dat met
vlammende letters boven het streven
en de onderlinge wedstrijden van de
Engelse brass bands geschreven kan
worden en dat woord is Verfijning.
Ei- is een tijd geweest nog niet eens
zo heel lang geleden, dat men ook in
Engeland dacht dat de beste band toch
eigenlijk die was, welke het meeste
geluid produceerde. Een goed bezette
slagwerk-batterij was daarvoor een ge-
eigend middel. In onze dagen zou men
tot de conclusie komen, dat precies het
omgekeerde het geval is. Nil is favoriet
de band, die het edelste pianissimo
voortbrengt, waarvan de cornetten de
versieringen het /rag) fijnst laten klin
ken, waarvan dê eufoniums op hun
schoonst zingen en de trombones en
bassen een sonore ondergrond vormen.
Nooit hard en schetterend maar altijd
nobel en rond van toon, alles in zachte
tinten gehouden, zelfs, ja vooral, een
driedubbel forto. Het moet orgelen, de
Engelse fanfaremuziek! Heel sterk
wordt dit ideaal ook nagejaagd door de
bands van het Leger des Heils, waar
van Engeland er meer dan duizend
bezit.
Na de spanning het zoet der
overwinning. De leden van de
Fairey Aviation Works Band rond
de ..National Championship Chal
lenge Trophy", de kostbare gou
den wisselbaker, die een pronk
juweel van goudsmidskunst mag
heten en nu weer voor een jaar
in het bezit is van de FAWB.
Deze band won deze felbegeerde
trofee ook in 1952 en 1954.
Overigens hebben we niet de indruk
meegenomen dat de Engelse jury een
technisch slippertje erg zwaar aan
rekent, zeker niet als er kennelijk ze
nuwen in het spel zyn.
Het eerste deel van „Festival Music"
eindigt met drie akkoorden waarvan
het eerste mezzo piano, het tweede
piano en het derde pianissimo gespeeld
moet worden. Dat laatste akkoord lost
bovendien hoog en ijl op in een ver
raderlijke octaaf-sprong omhoog voor
sopraan-cornet (es-piston) en tenor
hoorn. Als die octaaf-sprong lukt is
dat natuurlijk meegenomen, maar we
geloven dat de jury het belangrijker
vindt, dat die drie akkoorden inder
daad mp-p-pp klinken.
Bovenstaande uitdruk
king handelt over een
macht, die het leven van,
ongeveer alle mensen beheerst
of er althans zeer grote invloed
op uitoefent.
De macht der gewoonte is een
onpersoonlijke drijving, die ver
wenst of geprezen wordt, al
naar gelang zij het leven in een
gewenste of niet gewenste rich
ting stuurt.
„Ik ben gewoon om zus of zo
te doen" verklaart menigeen,
om te protesteren tegen een ie
der die wil proberen hem iets
anders op te dringen.
Wanneer iemand gewezen
wordt op meer of minder ver
keerde handelingen, verdedigt
hij zijn gedrag maar al te vaak.
Voor velen is het kwaadspre
ken. liefdeloos oordelen over de
naaste, liegen tot eigen verdedi
ging of het misbruiken van
Gods naam. tot een tweede na
tuur geworden.
Zij voelen en horen niet meer,
hoe de ander door hen gepijnigd
en benadeeld wordt.
Is de gewoonte dus verkeerd?
In haar wezen niet, want ze be
tekent orde en regelmaat.
plannen. En gelijk de redeloze
natuur de macht der gewoonte
kent, openbaart deze zich ook
bij het pronkstuk der schepping,
de mens.
Naar de aard van zijn wezen,
is hij er op aangelegd, orde in
zijn leven te hebben, bewust, in
overeenstemming met Hem. die
aan het leven zijn bestemming
geeft. Dit roept ons tot bezin
ning. Hoe zijn we gewoon ons
leven door te brengen, onze tijd,
ons geld, onze krachten te be
steden? Hoe gaan we met ons
zelf en met de anderen om?
Goddelijk of demonisch? Wil
len we dit zuiver weten, dan zul
len we ons laten confronteren
met Jezus Christus, de godde
lijke mens onder ons. Ook Hij
door te zeggen: „dat is nu een
maal mijn gewoonte".
Door deze zegswijze meent hij
genoeg gerechtvaardigd te zijn
en snijdt daarmee elke discus
sie af.
Zulke mensen kennen hun ge
woonten, houden er van. buigen
zich er voor in slaafse onder
worpenheid en willen er voor
geen geld afstand van doen.
Het zou hun gehele leven to
taal verstoren.
Er zijn ook lieden, die zo ge
vangen zijn in de macht van
bepaalde gewoonten, dat zij het
niet geloven, wanneer een ander
hen er opmerkzaam op maakt.
Zij zijn stomverbaasd als ie
mand verklaart, dat een ander
er hinder van heeft.
Of zij goed of kwaad is,
hangt af van de persoonlijke
macht, waaronder zij staat,
goddelijke of demonische, en
van het doel dat zij beoogt.
De schepping die ons omringt
laat als orde zien. de macht der
gewoonte en de mens. die dit
heeft ontdekt, spreekt er van als
een natuurwet en rekent er mee.
Bij zijn slapen en waken, rus
ten en arbeiden, zaaien en oogs
ten voegt hij zich naar deze
orde.. Het kan voorkomen, dat
de natuur van haar gewoonte
afwijkt. De zomer krijgt dan
een winters karakter en de dag
wordt tot nacht.
Deze stoornis verwekt schrik,
vanwege het ongewone, of stelt
teleur," vanwege "gemaakte reis
had gewoonten, maar alleen die
geleid werden door Zijn vader
en bedoelden het heil van de
ander.
Hij durfde te zeggen en han
delde er ook naar: „ik moet al
tijd zijn in de dingen des Va
ders".
Er was in Zijn leven de macht
der gewoonte, omdat Hij voor
Zijn leven een vaste plaats en
een vast doel had. En wie zich
door Zijn geest laat leiden,
wordt verlost van zijn kwade
gewoonten en bezield door de
macht der gewoonte om tijd.
gaven en krachten te gebruiken
volgens Vaders bedoeling en tot
heil van de ander.
J. v. d. WIEL
Ned. Herv. predikant
Geen slagwerk
Hoe consequent men de lyn der in
nerlijke en uiterlijke verfijning wel
doortrekt moge blijken uit de bepa
ling, die na de oorlog van kracht is
geworden en die verbiedt, dat op de
concoursen voor de nationale kam
pioenschappen slagwerk wordt ge
bruikt
De fijnere effecten van het koper
zouden door het slagwerk verloren kun
nen gaan, zo redeneert men. Die fij
nere effecten moeten juist naar voren
springen.
Steeds groter verfijning wordt de
Engelse brass bands als onophoudelijk
na te streven ideaal voorgehouden.
Nóg mooier toon, nóg sluitender sa
menspel, nóg fijner genuanceerde voor
dracht, nóg beschaafder klankgehalte,
nóg zuiverder stemming. Om dit te be
reiken oefenen de Engelse amateur
blazers niet alleen op de repetities
soms twee a drie keer per week, ook
al wacht er geen concours maar
niet minder thuis, dat de stukken er
afvliegen. Uren per dag schaven ze aan
hun techniek en (vooral) toonvorming.
Deze mensen zijn bezeten door een
grenzeloze musiceerdrift, niet om enig
gewin het blijven amateurs maar
louter om de intense vreugde-zelf van
het muziek maken. De band is voor
hen geen gezelligheidsvereniging-om-
er-eens-een-avondje-uit-te-zijn. Blij
moedig hebben ze zichzelf de plicht op
gelegd om zich tot het uiterste in te
spannen, opdat de muziek van de band
op den duur zo zal klinken, dat het een
steeds terugkerend genot wordt om er
zelf midden in te zit/ten en mee iets
schoons te scheppen.
Selectie
Natuurlijk wordt er geselecteerd
vooral voor de fabrieksfanfares, die
ook nog de naam en de faam van een
grote onderneming hebben hoog te
houden maar o.i. is niet het belang
rijkste, dat men 25 geroutineerde mu
zikanten weet te verenigen maar wel
dat elk van die muzikanten, zo goed
als hun dirigent, niet eerder rusten
of het moet af zyn, het eigen aan
deel eerst en dan het geheel.
„Het heerlijke van het werken met
deze mensen is, dat ze zelf nooit hon
derd procent tevreden zijn", aldus een
Engelse dirigent. Dank zij een natuur
lijke, en door het vele studeren sterk
ontwikkelde muzikale intelligentie zijn
duizenden Engelsen amateurs in staat
om te beoordelen wat er nog aan hun
spel, individueel en in orkest-verband,
ontbreekt.
Ziedaar in enkele woorden het ge
heim van het succes der Engelse fan
fares: noeste studie en grote muzikali
teit. Dat maakt hen inderdaad tot een
klasse op zichzelf!
Moeten (en mogen) de Nederlandse
fanfarekorpsen ziah aan het Engelse
voorbeeld spiegelen? Aan deze veelom
streden vraag wagen wij een antwoord
in ons slotartikel.
Joh. B.
De 84-jarige Engelse compo
nist dr. Ralph Vaughan Williams
rechtsoverhandigt aan de diri
gent van de Fairey Aviation
Works Bandde 57-jarige majoor
George H. Willcocks invaller
voor de bekende Harry Mortimer,
die voor de B.B.C. een buiten
landse dienstreis maakte) een
prachtige dirigeerstok. Dit jaar
was er voor het eerst ook een ere-
pijs voor de dirigent van de win
nende band
Nordhoff en Hall. „De muiterij op
de Bounty". Gottmer Haarlem z.j.
Als een kloek en fraai boek, in mooi
kunstleer gebonden, heeft de uitgeverij
Gottmer de hele geschiedenis van de
muiterij op H.M.S. Bounty (28 April
1789) en alle gevolgen van dien, laten
verschijnen in de Nederlandse bewer
king van H. van Loon. De prijs is
wonderlijk laag, zodat menigeen zich
deze boeiende lectuur, die tevens een
sieraad voor de kast zal zijn, zal wil
len aanschaffen.
De gebeurtenissen op de „Bounty"
vormen zonder twijfel een van de
grootste merkwaardigheden uit de
zeegeschiedenis. Zoals het altijd bij
dergelijke voorvallen gaat, is het moei
lijk, zoniet onmogelijk, de ware toe
dracht van de zaak te ontdekken. En
zelfs indien dat laatste mogelijk ware,
dan nog zou het voor een twintigste
eeuwer niet gemakkelijk zijn een oor
deel te vellen over de gedragingen van
lieden, die bijna twee eeuwen geleden
geleefd hebben.
Het is ongetwijfeld waar, dat kapi
tein William Bligh een keiharde en
onredelijke tiran was voor zijn beman
ning. Dat de muiterij in het schip
„Bounty" niet de enige was, die hij
te verduren kreeg, kan daarvan het
bewijs leveren. Anderzijds schijnt
Bligh een man van een zo uitzonder
lijke dapperheid en kundigheid ge
weest te zijn. dat die eigenschappen
hem een aanbeveling van Nelson zelf
bezorgd hebben en later promotie tot
schout-bij-nacht en vice-admiraal. En
waarschijnlijk was het feit. dat hij
geen „gentleman" was, wei de ergste
fout. die hem in de ogen van zijn col
lega's aankleefde.
De auteurs van het moderne relaas
van deze muiterij, Charles Nordhoff
en James Hall, hebben hun taak uitste
kend verricht. Zij hebben een boeien
de avonturenroman geschreven zonder
te zeer van de waarheid af te wijken.
Zij zijn gelukkig niet in de voor de
hand liggende fout vervallen de mui
ters voor te stellen als een gezelschap
edelmoedige vechters voor rechtvaar
digheid. Zij hebben hen getekend als
mensen van die tijd, die een leven
meer of minder niet erg belangrijk
vonden. Dat blijkt wel als de muiters
zich gevestigd hebben op het eiland
Pitcairn, in de hoop een nieuw leven
te kunnen beginnen buiten het bereik
van de lange arm van de admiraliteit,
want. op muiterij hoezeer ook te
excuseren stond nu eenmaal de
doodstraf. Weinigen echter was een
lang leven beschoren, want na 10 jaar
waren er op Pitcairn nog de matroos
McCoy, tien vrouwen en vele. vele
kinderen. Deze kinderen hebben later
een zachtmoedige en gelukkige groep
eilandbewoners gevormd. Bligh en zijn
aanhangers hebben kans gezien na
veel ontbering in hun sloep het eiland
Timor te bereiken en het is interes
sant te lezen, dat deze zelfde kapitein
in 1790 met het schip „Providence" op
dezelfde merkwaardige en zeer vrede
lievende missie werd uitgezonden, n.l.
om broodboomplanten van de Stille
Zuidzee naar West-Indië over te bren
gen.
Irving Stone. „Het leven van
Vincent van Gogh". Hollandia
N.V. Baarn, z.j.
Bij het verschijnen van Stone's boek
over van Gogh in 1951 heb ik reeds
opgemerkt, dat men deze auteur, on
danks het feit, dat hij populariserend,
maar stellig niet banaliserend te werk
is gegaan, in deze tot roman gevormde
levensgeschiedenis, dankbaar kan zijn.
Hoewel men van Goghs leven eigenlijk
maar in één manifestatie en wel in
zijn eigen werk kan aflezen, zal een
boek als dit toch een goede functie
verrichten, daar complete van Gogh-
tentoonstellingen niet aan de orde van
de dag zijn. Stone heeft in eenvoud
zijn best gedaan een tip van de sluier
van deze schildersaard op te lichten.
Men kan ook aannemen, dat hij de
historie niet verdraaid heeft en zijn
gesprekken heeft gebaseerd op de
briefwisseling tussen Vincent en Theo
van Gogh.
In zekere zin is dit boek een verde
diging geworden; een verdediging van
de kunstenaar tegenover de niets-be-
grijpers. In hoeverre dat nodig en juist
is. hangt af van de mate waarop die
verdediging gevoerd is. En ook hierbij
is Stone niet over de grens gegaan.
Joan Gerstad. „Onder de Zon van
Nieuw-Guinea". De Tijdstroom.
Lochem z.j.
„Onder de Zon van Nieuw-Guinea"
zou men wel een tot roman verwerkt
dagboek kunnen noemen. Een jonge
Ierse, die duidelijk Joan Gerstad zelf
is, heeft zich met haar Noorse man
Chris gevestigd op een eilandplantage
in Nieuw-Guinea. Dit feit op zichzelf
zou reeds voldoende zijn om dit boek
aantrekkelijk te maken, aangezien er
over het leven van de blanke en bruine
bewoners van dit grote eiland weinig
lectuur is. Wat echter dit verhaal zijn
extrawaarde geeft, die een boek heb
ben moet om boven talloze uit te ko
men. dat is de aard van deze schrijf
ster, een combinatie van pienterheid,
grappigheid en oprechtheid. Deze ge
lukkige aanleg geeft haar een origi
nele, verstandige en lucide kijk op een
leven, dat eigenlijk van de zonderling
ste moeilijkheden aan elkaar hangt.
Zij leeft belaagd door klimaat, onge
dierte en lepra, zij ziet haar baby
bijna door een krokodil verslonden en
tijdens een storm bijna overboord ge
spoeld. Zij ontmoet eenzame zonder
lingen en ziet hoe haar man zich af
beult voor het werk. dat hem lief is.
maar dat zijn krachten eigenlijk te
boven gaat. Zij trekt met hem door
wildernissen van land en water om tot
slot ook nog opgejaagd te worden door
de Japanners. Maar door alles heen
houdt zij haar gelukkige eigen aard
van mens, dat alles ziet en goed ziet
en toch haar evenwicht behoudt.
„Onder de Zon van Nieuw-Guinea"
is geen onsterfelijk kunstwerk, de
schrijfster is geen heldin en wil daar
ook niet voor doorgaan. Maar het zijn
■J3A PI3J3M ap 9tp 'spms-iao treof ap'
der brengen.
CLARA EGGINK.