IN
KAMER EN
TUIN
Breuk tussen twee geniale mensen:
Frederik de Grote en Voltaire
Kevers als mijnwerkers
ZATERDAG 17 NOVEMBER
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
Bewogen Leven
De laatste ivoorden:
Wij zijn over de bergnu zal het beter gaan"
DE CLIVIA, HET ZORGENKINDJE
Even lachen....
Kijkjes in de Natuur
Frederik de Grote ging de Zevenjarige Oorlog in. Het ongehoorde was gebeurd
Frankrijk en Oostenrijk hadden elkaar, nadat zij eeuwen erfvijanden waren
geweest, gevonden.
Eens had het Rijk van Karei V als een tang om Frankrijk gelegen. Eens had een Habs-
burger Frankrijk bijna doen stikken.
Nu kwam er een nieuw gevaar in Europa: Pruisen Een kleine Staat, die echter
uitstekend werd bestuurd. Pruisen had ook een bondgenoot: Engeland. Doch dit land
deed weinig meer dan de Franse koloniën in Amerika veroveren. Tegelijk met de
Zevenjarige Landoorlog woedde de Zevenjarige Zeeoorlog.
In de landoorlog moest Pruisen de vuurproef doorstaan. De Koning verging het
spotten. Hij, met zijn gevoelige ziel, zag welk een vreselijke verantwoordelijkheid de
mens draagt die een oorlog ontketentHij had zelf ook schuld. En hij verschoonde zich
zelf niet.
Dat heeft hij trouwens nooit gedaan. In de veldslagen,
die komen bekent hij openliiic zijn fouten. Vreemd leven,
het soldatenleven. Heel anders dan het salonleven. Toch
schikte hij zich er wonderwel ln.
Napoleon heeft hem een militair genie genoemd. Omdat
hij los was van het verleden, omdat hij bliksemsnel een
juist besluit kon nemen in een veranderde situatie. Om
dat hij door zijn moed en voorbeeld zijn ondergeschikten
bezielde. Voor duizenden was hij de goede krijgsmakker.
boekjes had hij laten drukken, voor hemzelf en voor een
enkele intieme vriend. Opdat ze samen eens konden
lachen.
Voltaire zou met deze gedichten een hetze tegen hem
kunnen ontketenen. Hij behoefde ze alleen maar te
publiceren. De Koning zond hem ijlings een paar dragon
ders na. In Frankfort aan de Main kregen deze Voltaire
te pakken. Door al te grote dienstijver gedreven zetten ze
de grote dichter gevangen. De koffer, waarin het be
wuste boekje zat, was namelijk nog niet aangekomen.
E EINDELIJK kwam dit uit Leipzig aan. Voltaire kon
verder reizen. Doch wat er in Frankfort gebeurd is,
heeft hij de Koning nooit weer vergevenal heb
ben ze later dan ook nog wel weer gecorrespondeerd.
Nee, Frederik de Grote wordt een eenzaam man Hij
zoekt bevrediging in zijn werk en levensblijheid in dè
Franse literatuur.
Het laatste woord dat hij spreken zou, zou ook Frans
Eijn.
La montagne est passeé, nous irons mieux. „Wij zijn
over de berg, nu zal het beter gaan".
Dit woord sprak hij heel vroeg in de morgen van de
™*ustus l788- Zö" einde was gekomen. Hij lag
temidden van zijn getrouwen. Of nee, hij zat op de
schoot van zijn kamerhuzaar: Strutsky. Strutskv had
hem op zijn knlc genomen, omdat hij anders niet meer
ademen kon. Twee uur zat hij zo met hem in dP grote
vp v«" Kon«n? en hield hem de luchtwegen vrij.
Z U °.ver, de bergr- Nu zal het beter gaan". Dat
waren zijn laatste woorden
REIN BROUWER.
VERSCHEIDENE malen is er een paard onder hem
doodgeschoten, zijn er kogels door zijn kleren ge
suisd. Hij bleef leven, ofschoon hij na de slag bij
Kunersdorf liever wilde sterven. De overmacht was te
groot. Voortdurend golfden nieuwe troepen Russen, Oos
tenrijkers, Fransen zijn Rijk binnen.
Toen hij nu zag, dat hij op de duur onmogelijk kon
winnen, dacht hij erover zelfmoord te plegen. Dan zou
hij de vrede niet in de weg staan en de schande van de
capitalatie niet zien. Denken en doen zijn echter twee.
Ofschoon zijn verstand hem zei, dat zijn besluit goed
was, kwam hij er innerlijk zeer tegen in opstand.
Plotseling kwam er redding. Elisabeth II van Rusland
stierf en haar opvolger Peter III was een blind vereer
der van Frederik. Hij wilde niets liever dan onmiddel
lijk de Russische strijdmacht ter beschikking stellen
van zijn afgod.
Zo ver kwam het wel niet, spoedig werd de jonge Csaar
door zijn eigen vrouw vermoord, doch deze zette de
oorlog niet voort, toen zij de troon beklommen had
onder de naam: Katharina II.
Frederik de Grote was gered. Door de dood van
Elisabeth II. Hij kon herademen. Tegen de drie mach
tigste Staten van Europa had hij het niet afgelegd. Dit
streelde de eerzucht van zijn onderdanen geweldig.
Voortaan zou hun Koning een potje bij hen kunnen
breken.
MAAR de Koning was door de oorlog een eenzaam
en hard mens geworden. Het vroegere milde, zon
nige was weg. Zijn briljante conversatie was niet
zo sprankelend meer. Ijverig studeerde hij. Nacht en dag
spande hij zich in om zijn Staat zo goed mogelijk te be
sturen.
Zo nu en dan schreef hij Voltaire nog wel eens: de
Koning der wetenschap en der kunst! Maar was de ken
nismaking met Voltaire ook niet op een mislukking uit
gelopen?
Toen hij jong was. Voltaire nog nooit had ontmoet,
schreef hij hem bewonderende brieven. En Voltaire ant
woordde vanuit wolken van wierook.
Later mocht de dichter zijn intrek nemen in Sans
Souci. Converseren met Voltaire was Frederik een diep
genot. Doch hij ergerde zich aan diens lichtzinnigheid
Hij kon het niet uitstaan, dat de dichter, „de oude gek",
minnebrieven schreef aan zijn zuster. Wat verbeeldde
Voltaire zich wel! Dat hij van vorstelijke bloede was
misschien? Menigmaal heeft de Koning zijn vriend scherp
laten voelen dat zo iets niet te pas kwam.
Ook had hij een hekel aan Voltaire's „Gouden-Regen"-
complex. Voltaire was de toestanden aan het Franse hof
gewend. Hij kon zich gewoon niet voorstellen, dat een
Koning, die een vriend van hem was, hem geen jaargeld
schonk, waarvan hij vorstelijk zou kunnen leven.
Voltaire was wel gesteld op het slijk der aarde en op
een goede dag kwam hij daardoor met de rechtbank
in aanraking, omdat hij geld had willen verdienen aan
een minderwaardige zaak.
Voltaire werd tenslotte vrijgesproken, doch hij had zich
voor de rechtbank beroepen op zijn bevoorrechte positie
bij de Koning.
Dit nu nam de Koning hem zeer kwalijk en in taal. die
aan duidelijkheid niets te wensen overlaat, is 's Konings
boosheid gesteld.
ER kwam een breuk tussen de twee geniale mensen
Voltaire vertrok. Doch in zijn reiskoffer nam hij de
spotdichten van de Koning op vreemde Staatshoof
den mee. die de Koning hem eens had verstrekt.
Boze tongen hadden meegewerkt tot de breuk. Boze
tongen hadden beweerd, de Koning verteld, dat Voltaire
gezegd zou hebben, toen hij een manuscript ter correctie
van de hand van de Koning ontving: „Nu zendt hij mij
weer zijn vuile was, die hij zelf niet opknappen kan."
En aan Voltaire had men overgebriefd, dat de Koning
gezegd zou hebben: „Als men de sinaasappel heeft uit
geknepen, werpt men de schil weg".
De schil was uit zichzelf weggegaan. En de Koning ont
dekte met schrik dat Voltaire zijn spotdichten meegeno
men had. Hij. de Koning was een spotter. Hij had vrese
lijk veel behoefte om zich uit te leven in spot. Twaalf
De clivia in bloei
Misschien dat ook u de clivia een
ouderwetse kamerplant vindt; smaken
verschillen, doch ik vind een clivia in
volle bloei een prachtige plant en
vooral de tegenwoordige soorten met
de enorm grote oranjekleurige bloem
trossen kunnen mij wel bekoren. Toch
wordt de clivia nog veel gekweekt en
over haar komen nogal eens klachten
binnen: de plant wil niet bloeien. Laat
ik u dan maar direct vertellen: de
plant heeft het te goed bij u. In de
wintermaanden moet ze rust hebben
en gaat u nu maar door met gieten
en bemesten, dan zal de clivia steeds
door groeien, doch zij vergeet dan om
het volgend voorjaar een dikke bloem
knop te vormen. De clivia moet juist
zóveel water hebben, dat. de bladeren
nog net niet verschrompelen. Over het
algemeen wordt ze in de wintermaan
den ook veel te warm gekweekt: een
normaal verwarmde kamer is voor haar
te veel van het goede; een matig ver
warmd vertrek is een goede stand
plaats. Wanneer ze dan zo goed als
eeheel droog gehouden wordt, zal tegen
het voorjaar een dikke bloemknop te
voorschijn komen en dat is dan voor
u het sein de plant wat water te geven.
Met het rekken van de bloemstengel
kan men de watergift dan geleidelijk
opvoeren en in dat stadium kan ze
ook wel wat voedsel gebruiken. U kunt
op de ouderwetse en nog steeds goede
manier te werk gaan: geef een oplos
sing van oude koemest, doch ook met
de bekende kamerplantenkunstmest
kan men heel goede resultaten berei
ken.
Indien de clivia verse grond nodig
heeft of een grotere bloempot, mag dat
in geen geval vóór de bloei gedaan wor
den; dat doet u alleen maar na de
bloei. Ik mag u er dan echter eerst
nog wel eens op wijzen, dat de clivia
eerder in een te grote dan in een te
kleine pot staat. Ook al komen ver
schillende dikke wortels boven de pot
grond uit. dan is dit nog niet altijd
een aanwijzing dat de plant een rui
mere bloempot nodig heeft.
Onder aan de voet van de moeder
plant ontwikkelen zich de jonge scheu
ten en die mag men afnemen als ze
een lengte van ongeveer vijftien centi
meter bereikt hebben en tracht ze dan
met wortels af te nemen. Wanneer
daarbij de oude plant uit de pot ge
haald wordt, lukt dat wel en dan kunt
u tegelijkertijd die wortels eens na
kijken van de moederplant. Er komen
nogal eens zieke of rotte wortels voor
en die neemt u dan weg. In de meeste
gevallen kan de plant dan weer in de
zelfde pot gepoot worden, doch vergeet
niet dat onder in de pot wat scherfjes
Ji moeten worden.
G. KROMDIJK.
Mevrouw Freda Walker wandelde mei
haar naaimachine onder de arm M
ziekenhuis van Stockport (Engeland
binnen. „Da's de naaister", zei met
„Kun je geloven", zei mevrouw. Ze ha:
tijdens het stikken de naald van hf
apparaat in haar linker wijsvinge
(waar wij die nauwkeurige berichtgf
ving vandaan halen is voor U eer
vraag en voor ons een weet!) gekre
gen. De machine werd door de H.H
medici uit elkaar geschroefd, waarin
ze de ruimte hadden om het scherpe
onding te verwijderen.
De 67-jarige meneer Herbert Willia:
Belcher in Londen moest onlarri
voor de politierechter verschijner
omdat hij zich tijdens het bezoel
van Boelganin en Kroesjtsjef votf
de auto van de Moskouse „tweeling'
had geworpen en met zijn hande:
zwaaiend had uitgeroepen: „Julli'
oudeenz." Belcher, een klein grip
mannetje, die het eerzame beroe:
van kruideniersbediende uitoefen:
bestreed met klem de beschuldiging
„Ik heb mijn hand gebruikt om ltf
V-teken te geven", zei hij, „en ik hei
„Driewerf hoera voor Boelganin'
geroepen. Ik wist niet hoe die ander»
heet. Ik had geen tolk". Waarna óf
aanklacht werd ingetrokken.
Het Hof van Appèl in Karlsruhe heef:
uitgemaakt dat een vonnis in
vorm van een gedicht rechtskrack'
bezit. Onlangs had een rechter is
Baden-Baden zijn oordeel over ee:
beledigingskwestie tussen twee vrou
wen in dichtvorm neergelegd. Eér
van de vrouwen ging in beroep, om
dat zij meende dat de rechter
zaak te lichtvaardig had opgevat
Het Hof van Appèl stelde de rech
ter echter in het gelijk. In de vor#
van een vers.
KUNT U zich nog herinneren, dat
ik enige weken geleden heb ge
schreven over een Surinaamse
vogelspin, die ln een bananentrans-
port de lange reis naar Nederland
had gemaakt en via een fruithandel
in mijn huiskamer was beland? Ver
schillende bijzonderheden en merk
waardigheden heb ik toen verteld
over die „harige Ezau", waarop ik
van verschillende zijden uit de le
zerskring blijken van belangstelling
ontving. Nu is het geenszins mijn
bedoeling, een tweede artikel te
schrijven over deze ruige vrind, maar
verleden week heeft hij ons nog een
verrassing bezorgd, die ik niet on
vermeld kan laten, al was het alleen
maar, dat toekomstige pleegouders
van zulke grote spinnen er hun voor
deel mee kunnen doen. Alhoewel, ik
geloof niet, dat er veel gedrang zal
zijn van aspirant spinnenpleegouders.
Kort nadat ik over onze grote vogel
spin had geschreven, begon hij plotse
ling alle voedsel te weigeren. Dat
voedsel wandelde rustig over hem
heen en hij scheen er zelfs bang voor
te zijn. Deze toestand van vasten en
onbeweeglijk op dezelfde plaats zitten,
duurde drie weken, zijn kleur werd
mat en zijn achterlijf vertoonde een
kale plek. Toen vond ik hem op een
morgen, plat liggend op zijn stukje
turf, alle 8 poten straalvormig uitge
strekt en ik zei: „Die is dood of zo
goed .als" en ging naar mijn werk
Maar toen ik 's middags thuis kwam
en oudergewoonte naar mijn logé keek,
zag ik iets, dat me in hoge mate ver
baasde. Want de spin was helemaal
niet dood! Hij was druk bezig, uit zijn
oude huid te kruipen, beter gezegd, hU
wurmde zich er uit, moeizaam elk van
zijn acht benen uit zijn omhulsel trek
kend. De nieuwe kleur van zijn splin
ternieuwe jas was vaalgrijs, maar er
lag een mooie glans over en ook de
lange haren waren al present. Klaar
blijkelijk viel het karwei niet mee,
want bij tussenpozen rustte de boeien-
koning een hele tijd uit en bewogen de
vervaarlijke gifklauwen als de raderen
van een machine. Zo'n kanjerspin
doet me trouwens altijd denken aan
een automaat, een mechanisme. Toen
het dier na ongeveer een dag helemaal
klaar was. heb ik zijn afleggertje voor
zichtig uit zijn verblijf opgevist onder
de dreigende aandacht van de eige
naar, die met twee opgeheven poten
tot afweer gereed stond, en zo ben ik
dan in het bezit van een lege huls,
een holle vogelspin, dus, die ik als
merkwaardigheid wil bewaren.
mest. Het diertje is zo schoon als eer
kever maar kan zijn. De mest heei:
het echter nodig voor de instandhou
ding van zijn kevergeslacht. Vandaar
dat men ze vaak vindt op plaatsen,
waar mest van paarden, koeien, var
konijnen of herten ligt. Het verbaasd!
me dan ook niet, dat ik onlangs in ee:
Veluws bos waar varkenssporen in d!
omgewoelde bosgrond stonden gedrukt
enkele van die prachtige blauwpaars
ronde mestkevers vond.
HET zou een tamelijk lange ge
schiedenis worden, als ik nu alles
ging vertellen van de connects
tussen deze kever en de mest. In he:
kort komt het echter hier op neer.
Als een vrouwelijke mestkever haa:
eieren wil (moet!) gaan leggen, zoek
zy een stukje droge mest en graaft e:
een tamelijk diepe gang onder. Onde:
in die gang legt zij een eitje en da:
wordt de gang met mest op gevuld e:
van boven afgesloten. Het uit he:
eitje komende keverlarf je vindt in zij:
holletje de gedekte tafel en is goe:
beschermd tevens.
Nu zijn er verschillende soort*:
mestkevers ook in ons land. Elkesoor
heeft weer een eigen manier van zo:
gen voor de nakomelingschap, de er.;
al merkwaardiger en boeiender dan ci
andere. Ook werken mannetje er
vrouwtje vaak samen, hetgeen bij zulk»
laagstaande wezens als kevers toet
wel opmerkelijk is.
MAAR nu nog iets zeer merkwaar
digs. Wie mestkevers wel eer.
in handen heeft gehad, zal heb
ben opgemerkt, dat aan de onderkar.
van hun lichaam soms kleine bruin
gele diertjes zitten, die zich daar stevij
hebben vastgeklemd. Dat had mij:
mestkever onlangs ook en dit ver
schijnsel heb ik ook wel by anderi
kevers waargenomen.
Wie voor het eerst zo'n kluitje va:
die kleine wriemelaars op het buik-
schild van een spartelende kever zie:
krygt de indruk, dat daar een stellet.»
parasieten een slachtoffer te pakke:
heeft. Zoeken we naar de verklarini
van dit verschijnsel, dan geven de in
sectenboeken ons weinig houvast. He
een spreekt over mijten (dat zijn spin
achtige diertjes), die als plaaggeeste:
het grote keverbeest lastig vallen, ter
wijl een ander ons vertelt, dat ze he:
alleen maar gebruiken als transpor:
middel wanneer ze zich willen ver
plaatsen. Deze laatste uitleg vind il
werkelijk niet onaardig. Dais de keve
zou dan een soort helikopter zijn me:
nietbetalende passagiers.
Toch hoop ik nog eens precies aar
de weet te komen, wat de juiste nitid
is. Wat onze kever betreft, ik heb her
toch maar bevrijd van zijn „aanhan
gers". hetgeen nog niet eens zo ge
makkelijk ging, want de heertjes ws
ren erg vasthoudend.
In de komende zomer ga ik een ve:
blijfplaats inrichten voor een paa.
mestkevers en dan wil ik hun geschar
rel met een stukje mest eens op mij:
gemak van nabij volgen.
Wie weet wat voor kevernieuws da
oplevert!
SJOUKE VAN DER ZEE.
En hij zelf? Vehhuisd naar een na
tuurhistorisch museum, waar de bezoe
kers. met ontzag of met afgrijzen, naar
de behaarde tropenbewoner mogen
kijken. En nu wacht ik maar weer op
eenn ieuwe zending van iets dergelijks.
NA deze inleiding hoop ik nog wat
ruimte over te houden voor iets,
dat intussen alweer op mijn weg
werd geschoven en wel in de gedaante
van een mooie glanzende zwartblauwe
kever. Geen vreemdeling van overzee,
maar een echte Nederlander, een dier
tje, dat vast wel bij velen onder U be
kend zal zijn. U hebt toch wel eens
tijdens een wandeling op de hei of in
het bos een blauwe kever op de grond
zien rondkruipen? Een hooggewelfde
tor. ter grootte van een meikever.
Wie zo'n diertje aandachtig wil be
kijken. moet het even in de hand ne
men. Hij zal dan zien, dat het beschikt
over 6 sterk ontwikkelde poten, waar
van vooral de voorste twee voorzien
zijn van duidelijk uitspringende tan
den, als van een zaag. Een insect, dat
toegerust is met dergelijke getande
poten, moet wel een graver zijn. In
derdaad, deze mestkever is een mijn
werker. Schrikt U niet van dat woordje