mow Burgemeester Van Kinschot: er zijn fouten gemaakt Na veel kritiek: Leidse raad gaat akkoord met woningbouwrapport Beswaren van Commissie ad hoe In beeld van woningbouw kwam belangrijke verbetering „Niet - Leidse - instanties werden verantwoordelijk gesteld Kleine agenda vlot afgewerkt 95ste jaargang Dinsdag 6 november 1956 Tweede blad no. 28979 Elkander open en eerlijk tegemoet treden Zowel de burgemeester als de wethouders Menken en Jongeleen ging tij dens de behandeling van het woningbouwrapport en de daarop corresponde rende nota in op het kritische geluid van de raad. De burgemeester sprak er allereerst zyn voldoening over uit, dat de kwes tie van het woningbouwbeleid thans is onderzocht. Jaarin, jaar uit was dit een punt, dat vaak wrijving gaf tussen beide zijden van de tafel van B. en W. Spre- onderzocht. Jaar in, jaar uit was dit een het einde van deze zitting een streep kon worden gezet onder deze kwestie. Met de heer Piena was spreker het I eens, dat de nota van B. en W. lang op zich heeft laten wachten. B. en W. ver keerden echter in de positie, dat zij ge- I lijktijdig de Memorie van Antwoord op de gemeentebegroting voor het jaar 1957 moesten opstellen. Dat de Commissie ad hoe zo lang op de door haar gewenste stukken moest wachten, is te verklaren uit het feit, dat hier slechts één ambtenaar, die bo vendien nog zijn eigen werkzaamheden had, voor kon worden aangewezen. B. en W. hebben met een personeelstekort te kampen. De brief van Ged. Staten, d.d. 31 augustus 1954, waarin werd aange drongen op het inzenden van plannen, was gericht aan alle gemeentebesturen in Zuid-Holland en niet speciaal voor Leiden bedoeld. De burgemeester kan zich voorstel len, dat het het College terecht kwa lijk wordt genomen, dat B. en W. de motie, waarin wordt aangedrongen op vergroting van het bouwvolume, eerst circa twee maanden later ter kennis van G.S. hebben gebracht. Op het moment van het indienen van de mo tie hadden wy echter een achterstand in de woningbouw, zodat B. en W. de motie slecht konden indienen. De bur gemeester erkende ruiterlijk, dat het fout is geweest de raad hier niet over in te lichten. ER ZIJN FOUTEN GEMAAKT Voorts gaf spreker toe, dat er inder daad by de realisering van het bouw- contingent-1954 fouten zyn gemaakt. Wy hadden voortvarender kunnen zyn en een meer vooruitziende blik moeten hebben. Gelukkig is de toestand op het terrein van de woningbouw in Leiden thans veel gunstiger. Vooa- het uitschrijven en houden van de persconferentie is het College niet verantwoordelijk. Op initiatief van 1 de wethouder van Openbare Werken is deze gehouden. Het College als College betreurt het, dat deze conferentie werd gearrangeerd. „OERVERVELENDE VERHOUDING IN TOP VAN G.W." Wethouder Menken, die vervolgens de reorganisatie bij de Dienst van Ge meentewerken ter sprake brengt, zegt dat zich bij deze dienst indertijd „een oervervelende verstandhouding in de top heeft voorgedaan". Moeilijkheden, welke pas over de drempel van B. en W. "komen op het moment, dat de zaak is vastgelopen. Teneinde hieraan het hooft te bieden verzocht het College in de zomer van 1954 aan de directeur van G.W. een rap_ port uit te brengen, dat in september van dat jaar werd aangeboden. Nadat dit rapport in de raadscommissie van Openbare Werken uitvoerig was bespro ken, werd als eerste maatregel besloten tot het aantrekken van twee topfunc- i tionarissen om hierdoor meer gang te krijgen in de woningbouw en de stede- i bouwkundige ontwikkeling. Dit besluit viel in maart 1955. Het vinden van ge schikte personen heeft hierna nog ge ruime tijd in beslag genomen. WETHOUDER JONGELEEN AAN HET WOORD Wethouder Jongeleen, die de heer Van Iterson onder het oog brengt, dat deze in zijn beschouwingen verder is gegaan dan te spreken over het rapport, zegt, dat het hem persoonlijk nog steeds spijt, dat men in Leiden ook over is moeten gaan tot flatbouw en meer lagenbouw. Als de ideale woning ziet hij nog steeds de eengezinswoning. Spreker betreurt het in hoge mate, dat de woningnood, welke men in tien jaar dacht op te los sen, niet is geliquideerd. Hoewel het misschien waar kan zijn, dat Leiden iets meer uit de woning bouw had kunnen halen, trekt hij het bij een beschouwing van de woning- bouwcijfers over de jaren 19541956 sterk in twijfel of Leiden door de in 1954 ontstane achterstand thans op grond van de nieuwe regeling meer woningen had kunnen bouwen. Indien alles, aldus de wethouder, een beetje mee zit, kan nog dit jaar be gonnen worden aan de bouw van 48 Vridemo-flats en de 140 woningen van het assistentenflat. Het beeld van de woningbouw is thans belangrijk verbeterd. Wethouder Jongeleen verklaarde dan ook, dat men zich niet ongerust moet maken. Er is geen een woning uit het bouwcontin- gent verloren gegaan. Voorts wees de wethouder er op, dat zo wanneer hem van bepaalde zijde een goed voorstel wordt gedaan, hij dit met 1 niet minder elan verdedigt dan een door hem zelf ingediend voorstel. Spreker is direct bereid de heer Van Iterson toe te geven, dat er in tien jaar wel eens fouten zijn gemaakt, doch de 1 heer Van Iterson zal moeten erkennen, dat ook hij niet foutloos kan werken. Wie werkt, maakt fouten. Inderdaad stijgt in Leiden helaas het aantal woningzoekenden, doch dit komt j ook in andere en vele plaatsen j voor. Voorts wees spreker op de handicap I waarvoor de Dienst van- G.W. stond toen twee ambtenaren deze dienst verlieten, j Spreker prees zich gelukkig, dat momen- teel aan enkele afdelingen een ohef [staat, die volkomen voor hun taak zijn berekend. Terwijl het College akkoord gaat met de eerste drie conclusies van het rapport, geeft spreker toe, dat het van hem een fout is geweest om de pers conferentie te houden. Spreker kan zich echter niet aan de indruk ont trekken, dat Leiden „in Den Haag thans sneller wordt geholpen". NIET ELEGANT. De heer E. Meester, die in zijn kwa liteit van voorzitter van de commissie van rapporteurs, vervolgens het woord voert, wijst er op, dat het de Commissie niet bekend was, dat er een nota van B. en W. zou verschijnen. Het ware ele ganter geweest om de Commissie hier van in kennis te stellen. Als Commissie heeft het ons, aldus spreker, gestoten, dat in deze nota een ruiterlijke erkenning van schuld wordt gemist. In de nota ontbreekt voorts ook een mededeling van het College, dat het de gehouden perscon ferentie onjuist acht. Voorts ontbreekt een waarborg, dat dergelijke situaties zich niet meer zullen herhalen. Het argument, dat er maar één amb tenaar beschikbaar was voor het gereed maken der gewenste stukken, maakt op de commissie weinig indruk. Een zo be langrijk onderzoek moet voorrang heb ben; de termijn van toezending (2 maanden) is veel te ruim geweest. Een brief van G.S., ook al is deze ge richt aan alle gemeentebesturen van Zuid-Holland1, moet maar niet zonder meer aan kant worden gelegd. „GESOL MET DE MOTIE" Het „gesol" met de' motie is voor de raad pijnlijk om te aanvaarden. Dat de moeilijkheden met het per soneel B. en W. pas bereiken „als deze over de drempel komen", is een bewijs, dat er iets niet in de verhou ding klopt. De commissie blijft op het standpunt staan, dat zo wanneer het bouwvolume voor de jaren 19541956 was gerealiseerd Leiden onder de nieuwe regeling „met zijn neus in de boter was gevallen". In de verklaring van de wethouder „dat Leiden thans in Den Haag sneller wordt geholpen" dus na de perscon ferentie ziet spreker een nieuwe be schuldiging. Na deze aanvullende uiteenzetting van het standpunt van de commissie, schorst de voorzitter de vergadering tot acht uur. Bij de heropening van de beraadsla gingen, geeft de voorzitter allereerst het woord aan wethouder Jongeleen om een misvatting weg te nemen. De medede ling „dat Leiden in Den Haag thans sneller wordt geholpen", aldus spreker, moet niet in verband worden gebracht met de persconferentie. Spreker be doelde hiermede te verstaan te geven, dat de verhouding met Den Haag niet is verstoord. STUKKEN WAREN VERTROUWELIJK Zowel de heer Van Dijk als de heer Hagens zyn het als commissielid eens met hetgeen de heer Meester naar vo ren heeft gebracht. Het heeft de heer Hagens onaangenaam getroffen, dat wethouder Menken mededelingen heeft gedaan uit stukken! notulen van ver gaderingen der Commissie van O.W.), welke vertrouwelijk waren. Thans zijn deze in het openbaar geëtaleerd. Ook de heer Van Iterson was van een zelfde gevoelen. De heer Schüller vond dit zelfs ongehoord. De commissieleden moeten zwijgen en hier worden in het openbaar notulen voorgelezen, welke bovendien nog niet eens zijn goedgekeurd door de commis sie. Spreker acht dit een schandaal. Een dergelijke houding van het College heeft hij in de dertig jaar, dat hij zit ting in de raad heeft, nog nimmer mee gemaakt. Bij zijn repliek blijft ook de heer Piena op het door hem *s middags in genomen standpunt staan. De burgemeester, die in tweede in stantie kort kon zijn, gaf de raad na mens het College de verzekering, dat het thans met de dienst van G.W. uit stekend loopt. Over de uitleg van de brief van G.S. kan men verschil van mening hebben; het College ziet het blijkbaar anders dan de heer Meester. Wethouder Menken stelde zich bij het citeren van de notulen op het stand punt, dat nu de zaak via het uitge brachte rapport in de raad openbaar gemaakt, het geheime karakter daarvan is verdwenen. Nogmaals bracht hij on der de aandacht van de raad, dat de moeilijkheden uitvoerig met de Commis sie van O.W. zijn besproken. B. en W. hebben het zeker niet alleen op eigen houtje willen doen. Ook in de toekomst wenst het College alle zaken open en eerlijk te behandelen. Wethouder Jongeleen, die hierna nog op enkele detailpunten inging, zeide, dat hij in de thans toegepaste regeling van de bouwcapaciteit grote voordelen ziet. Wij draaien momenteel rond de 1000 woningen per jaar. Een aantal, dat spreker in de komende jaren hoopt te handhaven. In tegenstelling met voor heen, vinden onder de nieuwe directeur van G.W. weer staf besprekingen plaats, hetgeen het werk ten goede komt. BETERE VERHOUDINGEN De heer Meester, die tenslotte als voorzitter van de Commissie ad hoe een korte samenvatting van de beraad slagingen gaf, bleef de wonderlijke gang van zaken met de notulen van de Commissie van Openbare Werken betreuren. Van de verklaring van wet houder Menken, dat men elkaar open en eerlijk tegemoet wenst te treden, had hij met dankbaarheid kennis ge nomen. Was dit, aldus spreker, maar eerder gebeurd. Uit het feit, dat thans stafbesprekingen met de nieuwe directeur plaats vinden, concludeert hij, dat de verhoudingen bij de dienst aanmerkelijk zyn verbeterd. Het deed de heer Meester genoegen, dat hy kon vaststellen, dat de conclusies uit het rapport door B. en W. en de raad in algemene zin worden aanvaard. Hij verwacht, dat een en ander thans een betere verhouding zal scheppen en dat B. en W. in het vervolg alles zullen doen om een dergelijke gang van za ken, als zich in het verleden bij de woningbouw heeft geopenbaard, te voorkomen. RAPPORT WERD AANVAARD Onder dankbetuiging voor het door de Commissie ad hoe geleverde werk, verklaarde de voorzitter deze commis sie voor opgeheven, waarna het rapport z.h.st. werd aanvaard. (Ingez. IMed.-Adv.) doch schuld lag bij College van B. en W." Na een middag- en avondzitting, waarin van vele zijden het door de Commissie ad Hoe uitgebrachtte rapport over de woningbouw en de daarop verschenen nota van het College van B. en W. onder de loep waren genomen, heeft de Leidse raad dit rapport en de daarin vervatte conclusies zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Voor het echter zover was hebben vele raadsleden het College van B. en W. hun kri tiek niet gespaard, waarop van de zijde van het College, vooral bij mon de van de voorzitter, ruiterlijk werd erkend, dat er in het verleden fou ten zijn gemaakt. Men kent de voorgeschiedenis. Op 8 oktober 1955 was er ook in ons blad een interview opgenomen, dat de wet houder van Openbare Werken, de heer A. J. Jongeleen, had toegestaan inzake de trage gang van zaken met de Leidse woningbouw in 1954. Een en ander werd toegeschreven aan de geringe medewer king, die Leiden van Haagse instanties ontving. Op grond van deze mededelin gen hebben wij ons toen in verbinding gesteld met deze instanties, die op hun beurt Leiden aansprakelijk stelden voor de achterstand in de woningbouw. Men zou de plannen te laat hebben inge diend. Teneinde de raad van voorlich ting te dienen, werd in de zitting van 24 oktober 1955 een commissie ad hoe benoemd om een onderzoek in te stellen. In dit 15 september j.l. verschenen rap port kwam deze commissie tot de vol gende conclusies: 1. De achterstand in de woningbouw te Leiden, die in 1955 aan de dag is getreden, is een gevolg van de onvoldoende voorbereiding van de realisering van het contingent-1954; 2. De oorzaak van de onder 1 bedoelde onvoldoende voorbereiding is hoofdzake lijk gelegen in een onjuiste organisatie van die voorbereiding; 3. Het College van B. en W. heeft in de gebreken van deze organisatie niet tijdig ingegrepen; 4. Er was geen aanleiding om in een persconferentie tot andere dan Leidse instanties verwijten te richten en 5. De situatie van de woningbouw was ten tijde van de persconferentie, gepubli ceerd in de plaatselijke bladen van 8 oktober 1955, niet van dien aard, dat het houden dier conferentie gewettigd was. De heer Piena (P. v. d. A.), die de discussie over dit rapport opende en evenals alle op hem volgende sprekers grote waardering had voor het werk der Commissie, vond het enigszins bevreemdend, dat het College op dit rapport een nota uitbracht alvorens het rapport in de raad is behandeld. Bovendien was hij van mening, dat deze nota wel zeer laat was versche nen (30 oktober j-l-V- De raad bleef slechts een korte tijd om zich op de nota te bezinnen. Dat de ingestelde Commissie ad hoe zo lang moest wachten (plm. 2 maanden) op de stukken, welke bij het onderzoek van belang waren, heeft sterk de aandacht van sprekers fractie getrokken. Dit heelt het onderzoek vertraagd. Sprekei was zeer benieuwd, welke ver klaring B. en W. geven voor deze trage gang van zaken. Voorts wenste de heer Piena te weten, waarom het College zo weinig aandacht geschonken heeft aan het schrijven van Ged. Staten, d.d. 31 augustus 1954, waarin Leiden wordt opgewekt bouw plannen in te dienen. BENEDEN STANDING VAN RAAD Beneden de standing van de raad achtte de heer Piena het, dat B. en I W. een motie, welke 14 december 1954 door de raad was aangenomen inzake een vergroting van het bouwvolume, eerst op 10 februari 1955 aan Ged. Staten ter kennis brengen. Waarom heeft het College deze motie zo lang naast zich neergelegd? Wat dit omdat men van de achterstand op het terrein van de woningbouw op de hoogte was? WETHOUDER JONGELEEN DAG VAN BELEG De heer Van Iterson (Prot. Chr.), die bijna een uur nodig had om zijn visie op het woningbouwbeleid van B. en W. bekend te maken, zag zaterdag 8 oktober 1955 niet alleen als een dag, waarop het ontzet van Alkmaar wordt gevierd, doch ook als een dag van beleg op het beleid van de wethouder van Openbare Wer ken. de heer Jongeleen. Deze dag im mers verscheen in de Leidse bladen een interview met de wethouder, waarin deze de schuld van de trage gang van zaken toeschrijft aan niet-Leidse instanties, hetgeen tot gevolg had, dat een Com missie ad hoe werd ingesteld. Niet-Leidse-instanties werden verant woordelijk gesteld, doch achteraf is volgens de heer Van Iterson gebleken, dat het College de hand in eigen boezem kon steken. De Commissie ad hoe komt immers na haar onderzoek tot zeer harde en rake opmerkingen, culminerend in het „in Leiden heeft het niet goed gezeten". Het College komt nu wei in zijn nota tot de conclusie, dat er fouten zijn ge maakt, doch daaraan wordt een veelbe tekenend maar toegevoegd. Hoewel de heer Van Iterson reeds vele jaren een constructieve bijdrage tot de opvoering van de woningbouw heeft wil len leveren, werd elke door hem «iaartoe ondernomen poging getorpedeerd. Aan de hand van vele voorbeelden maakte spreker dit duidelijk. Reeds in 1949 waren de wethouder en spreker het niet eens over de woningbouw en de gang van zaken bij de Dienst van Gemeente werken. Wethouder Jongeleen, die alle pogin gen in het werk stelde „om het kar retje zelf te trekken", bereikte vol- gens spreker het tegendeel: het karretje reed in het moeras. In die dagen kreeg spreker van de wethouder „dik ongelijk". Men heeft, aldus de heer Iterson, de kool en de geit willen sparen, waaraan het gemeentebelang ondergeschikt werd gemaakt. Volgens spreker stelt het rapport hem thans in het gelijk. Het tekort van 1954 zijn wij achter en zijn wij kwijt. 4243 WONINGZOEKENDEN Ook cijfers, aldus spreker, zeggen in dit opzicht wel iets. Had men op 1 januari 1954 2970 woningzoekenden, op 1 juli j.l. waren dit er 4243. In het licht van deze cyfers, doet het toch wel vreemd aan. dat wethouder Jongeleen precies tien jaar geleden verklaarde, dat omstreeks deze tyd de bovenwoningen leeg zou den staan. parelwitte tanden enjenfriss^t^ Communisten verlieten met theepauze raad Aan de bespreking van het woning bouwrapport ging gistermiddag de be handeling van enkele voorstellen vooraf. De heer J. H. de Jong werd benoemd tot ambtenaar van de Burgerlijke Stand, uitsluitend belast met het voltrekken van huwelijken. De heren A. Reyngoud en J. W. Leurdijk, resp. lid van de zui- der- en noord er commissie tot wering van schoolverzuim en mevr. M. M. van Eek- Van Oordt tot regentes van de instelling „Vrouwen-Kraammoeders binnen Lei den". Bij het voorstel een bedrag van f. 4500 beschikbaar te stellen ten behoeve van het aanbrengen van knipperlichten op de volgende kruispunten; a. kruispunt Haarlemmerstraat-Turfmarkt - Prinses- sekade; b. kruispunt Haarlemmerstraat- Pelikaanstraat, c. kruispunt Herenstraat -Witte Singel - Koepoortsbrug-Zoeter- woudse Singel had de heer Drijber (VVD) bezwaren tegen het aanbrengen van knipperlichten op het kruispunt Haarlemmerstraat-Pelikaanstraat. In dien op dit punt knipperlichten worden aangebracht, zijn er ook wel andere punten, welke eveneens voor een derge lijke installatie in aanmerking komen, aldus de heer Drijber. Nemen wij dit punt als criterium, dan krijgen wij straks nog een feestverlichting in Lei den. De heren Van Iterson en Meester achten de installatie hier echter wel op haar plaats. Bij de verdediging van dit voorstel wees wethouder Jongeleen er op, dat B. en W. zich wat de plaatsbepaling betreft hebben laten leiden door het in zicht van de commissaris van Politie en de Verkeerscommissie. Conform wordt dan besloten, met aantekening, dat de heer Drijber geacht wil worden te hebben tegen gestemd. Alle overige door ons reeds gepubli ceerde voorstellen werden eveneens z.h.s. aangenomen. De behandeling van een en ander vergde nog geen half uur. Tijdens de theepauze stelde de frac tievoorzitter van de CPN, de heer Van Weizen. de burgemeester er van in ken nis, dat een opkomende ongesteldheid hem niet langer in staat stelde de zit ting by te wonen. Met zyn fractiegenote, mevr. Vylbrief, verliet hij hierop de raad. Ook in ander opzicht heeft de ge meente volgens de heer Van Iterson woningen verspeeld. Wat hebben wij gedaan aan de krotopruiming? Vast staat, dat Leiden na 1945 op dit punt geen enkel plan heeft gerealiseerd. Spreker nam het College zeer kwalijk, dat men van in plaats de raadsleden, de Commissie van Openbare Werken en/of de fractievoorzitters in het ver trouwen te nemen, maar voortgegaan is met te suggereren „ga maar slapen, alles zit goed". Het wekt in hoge mate bevreemdend, dat men als raadslid op 8 oktober 1955 in de Leidse bladen moet lezen, dat het met de woningbouw in Leiden dreigt mis te lopen. Thans brengt het College in zijn nota een ere-saluut aan de ambtenaren, die het huidige resultaat hebben weten te bereiken en spreker kan zich hier mede verenigen doch volgens hem zijn het dezelfde mensen, die gaarne ook in 19531954 him schouders onder dit werk hadden gezet. Hoewel spreker niet zal ontkennen, dat de reorganisatie van de Dienst van Gemeentewerken haar invloed heeft gehad op de huidige gang van zaken, zal een en ander ook wel af te leiden zyn uit het feit, dat een Commissie ad hoe werd ingesteld. Het College mag dankbaar zijn, dat deze commissie tot milde conclusies is gekomen op grond van hetgeen in 1955 en daarna is verbeterd, doch naar zijn mening had het College zich op deze verbeterde situatie niet moeten beroe pen om fouten vóór 1955 naar de ach tergrond te schuiven. HOE IS HET MOGELIJK.. De heer Ten Broek (K.V.P.), die ook nog wel enige kritiek heeft op de nota van B. en W., vraagt zich af hoe het Een beeld uit het verloren Boeda pest: Russische tanks verzamelen zich op een strategisch belangrijk kruispunt van wegen in het centrum van de stad. Oosfberlijnse politie trof voorzorgsmaatregelen De Oostberlijnse politie bij alle over gangen tussen Oost- en West-Berlijn is maandagochtend versterkt. Overal in Oost-Duitsland. zijn veiligheidsmaatre gelen genomen om het hoofd te kunnen bieden aan eventuele „tegen-revolutio- naire" activiteit. Politiemannen aan de grens tussen de oostelijke en de westelijke sector van Berlijn deelden journalisten uit het wes ten mee, dat de wacht aan de grens is versterkt met het oog op de gebeurtenis sen in Hongarije en een betoging, die maandagavond in West-Berlijn werd gehouden. De Oostduitse pers deelde gisteroch tend mee, dat strijdgroepen van arbei ders, gekazerneerde politie en andere paramilitaire organisaties uitdrukking hebben gegeven aan hun vaste wil „onze republiek te beschermen tegen vijanden van binnen en van buiten". mogelijk is, dat een hoofdambtenaar een boven hem gestelde hoofdingenieur kan weg werken. Dat zulk een toestand, het geen in de nota wordt toegegeven, zo lange tijd bestendigd kan worden, is hem een raadsel. Hoewel spreker niet alles wenst te schuiven op de schouders van wethouder Jongeleen „ik wens hem niet als zondebok aan te wijzen" is het hem opgevallen, dat de team geest in het College van B. en W. zo sterk is, dat het voor de raad moeilijk is daar doorheen te breken. Volgens hem was het de plicht van het College geweest om gemaakte fouten aan de raad voor te leggen. De heer Ten Broek die verwacht, dat uit het kwade het goede geboren wordt, hoopt, dat het Isolement van iedere wethouder wordt doorbroken. Spreker wenste van het College te weten of het ook waarborgen kan geven, dat de raad in de toekomst voor een dergelijke impasse gevrijwaard wordt. REORGANISATIE KWAM TE LAAT De heer Drijber (V.V.D., die gaarne had gezien, dat de nota van B. en W. eerder wasverschenen, was even als de heer Piena verbaasd over de late Indiening van de motie. B. en W., die op dit moment op de hoogte waren van de achterstand in de woningbouw, hadden de raad daarover moeten in lichten. Ook spreker was van oordeel, dat de samenwerking tussen de raad en B. en W. op het terrein van de woningbouw niet zo is, zoals deze be hoorde te zijn. Volgens spreker is de reorganisatie van de Dienst van Ge meente-werken te laat gekomen en dat terwijl hierop van de zijde van de raad voldoende is aangedrongen. B. en W. hebben in dit opzicht geen beleid gevoerd, doch maar wat geschipperd. Het houden van een persconferentie achtte ook spreker fout. Hoewel wij nadeel uit deze gang van zaken hebben ondervonden, wenst de heer Drijber te weten of thans rekening wordt gehouden met de nieuwe regeling t.o.v. de woningbouw, het in het oog vatten van de bouwcapaciteit. De heer Schüller (P. v. d. A.) was o.a, van mening, dat de in de nota van B. en W. vervatte mededeling: „terwijl voorts de werkwijze ongunstig werd bè- invloed door factoren, welke in het per soonlijke vlak lagen" niet in een openbaar stuk thuis hoort. Na al deze kritische opmerkingen was het woord aan B. en W.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 3