mow
Burgemeester Van Kinschot: er zijn
fouten gemaakt
Na veel kritiek: Leidse raad gaat
akkoord met woningbouwrapport
Beswaren van Commissie ad hoe
In beeld van woningbouw kwam
belangrijke verbetering
„Niet - Leidse - instanties werden
verantwoordelijk gesteld
Kleine agenda vlot afgewerkt
95ste jaargang
Dinsdag 6 november 1956
Tweede blad no. 28979
Elkander open en eerlijk tegemoet treden
Zowel de burgemeester als de wethouders Menken en Jongeleen ging tij
dens de behandeling van het woningbouwrapport en de daarop corresponde
rende nota in op het kritische geluid van de raad.
De burgemeester sprak er allereerst zyn voldoening over uit, dat de kwes
tie van het woningbouwbeleid thans is onderzocht. Jaarin, jaar uit was dit een
punt, dat vaak wrijving gaf tussen beide zijden van de tafel van B. en W. Spre-
onderzocht. Jaar in, jaar uit was dit een het einde van deze zitting een streep
kon worden gezet onder deze kwestie.
Met de heer Piena was spreker het
I eens, dat de nota van B. en W. lang op
zich heeft laten wachten. B. en W. ver
keerden echter in de positie, dat zij ge-
I lijktijdig de Memorie van Antwoord op
de gemeentebegroting voor het jaar 1957
moesten opstellen.
Dat de Commissie ad hoe zo lang op
de door haar gewenste stukken moest
wachten, is te verklaren uit het feit,
dat hier slechts één ambtenaar, die bo
vendien nog zijn eigen werkzaamheden
had, voor kon worden aangewezen. B.
en W. hebben met een personeelstekort
te kampen.
De brief van Ged. Staten, d.d.
31 augustus 1954, waarin werd aange
drongen op het inzenden van plannen,
was gericht aan alle gemeentebesturen
in Zuid-Holland en niet speciaal voor
Leiden bedoeld.
De burgemeester kan zich voorstel
len, dat het het College terecht kwa
lijk wordt genomen, dat B. en W. de
motie, waarin wordt aangedrongen op
vergroting van het bouwvolume, eerst
circa twee maanden later ter kennis
van G.S. hebben gebracht. Op het
moment van het indienen van de mo
tie hadden wy echter een achterstand
in de woningbouw, zodat B. en W. de
motie slecht konden indienen. De bur
gemeester erkende ruiterlijk, dat het
fout is geweest de raad hier niet over
in te lichten.
ER ZIJN FOUTEN GEMAAKT
Voorts gaf spreker toe, dat er inder
daad by de realisering van het bouw-
contingent-1954 fouten zyn gemaakt.
Wy hadden voortvarender kunnen zyn
en een meer vooruitziende blik moeten
hebben. Gelukkig is de toestand op
het terrein van de woningbouw in
Leiden thans veel gunstiger.
Vooa- het uitschrijven en houden
van de persconferentie is het College
niet verantwoordelijk. Op initiatief van
1 de wethouder van Openbare Werken is
deze gehouden. Het College als College
betreurt het, dat deze conferentie werd
gearrangeerd.
„OERVERVELENDE VERHOUDING
IN TOP VAN G.W."
Wethouder Menken, die vervolgens
de reorganisatie bij de Dienst van Ge
meentewerken ter sprake brengt, zegt
dat zich bij deze dienst indertijd „een
oervervelende verstandhouding in de
top heeft voorgedaan". Moeilijkheden,
welke pas over de drempel van B. en
W. "komen op het moment, dat de
zaak is vastgelopen.
Teneinde hieraan het hooft te bieden
verzocht het College in de zomer van
1954 aan de directeur van G.W. een rap_
port uit te brengen, dat in september
van dat jaar werd aangeboden. Nadat
dit rapport in de raadscommissie van
Openbare Werken uitvoerig was bespro
ken, werd als eerste maatregel besloten
tot het aantrekken van twee topfunc-
i tionarissen om hierdoor meer gang te
krijgen in de woningbouw en de stede-
i bouwkundige ontwikkeling. Dit besluit
viel in maart 1955. Het vinden van ge
schikte personen heeft hierna nog ge
ruime tijd in beslag genomen.
WETHOUDER JONGELEEN
AAN HET WOORD
Wethouder Jongeleen, die de heer Van
Iterson onder het oog brengt, dat deze
in zijn beschouwingen verder is gegaan
dan te spreken over het rapport, zegt,
dat het hem persoonlijk nog steeds spijt,
dat men in Leiden ook over is moeten
gaan tot flatbouw en meer lagenbouw.
Als de ideale woning ziet hij nog steeds
de eengezinswoning. Spreker betreurt
het in hoge mate, dat de woningnood,
welke men in tien jaar dacht op te los
sen, niet is geliquideerd.
Hoewel het misschien waar kan zijn,
dat Leiden iets meer uit de woning
bouw had kunnen halen, trekt hij het
bij een beschouwing van de woning-
bouwcijfers over de jaren 19541956
sterk in twijfel of Leiden door de in
1954 ontstane achterstand thans op
grond van de nieuwe regeling meer
woningen had kunnen bouwen.
Indien alles, aldus de wethouder, een
beetje mee zit, kan nog dit jaar be
gonnen worden aan de bouw van 48
Vridemo-flats en de 140 woningen van
het assistentenflat.
Het beeld van de woningbouw is
thans belangrijk verbeterd. Wethouder
Jongeleen verklaarde dan ook, dat men
zich niet ongerust moet maken. Er is
geen een woning uit het bouwcontin-
gent verloren gegaan.
Voorts wees de wethouder er op, dat
zo wanneer hem van bepaalde zijde een
goed voorstel wordt gedaan, hij dit met
1 niet minder elan verdedigt dan een door
hem zelf ingediend voorstel.
Spreker is direct bereid de heer Van
Iterson toe te geven, dat er in tien jaar
wel eens fouten zijn gemaakt, doch de
1 heer Van Iterson zal moeten erkennen,
dat ook hij niet foutloos kan werken.
Wie werkt, maakt fouten.
Inderdaad stijgt in Leiden helaas het
aantal woningzoekenden, doch dit komt
j ook in andere en vele plaatsen
j voor.
Voorts wees spreker op de handicap
I waarvoor de Dienst van- G.W. stond toen
twee ambtenaren deze dienst verlieten,
j Spreker prees zich gelukkig, dat momen-
teel aan enkele afdelingen een ohef
[staat, die volkomen voor hun taak zijn
berekend.
Terwijl het College akkoord gaat
met de eerste drie conclusies van het
rapport, geeft spreker toe, dat het van
hem een fout is geweest om de pers
conferentie te houden. Spreker kan
zich echter niet aan de indruk ont
trekken, dat Leiden „in Den Haag
thans sneller wordt geholpen".
NIET ELEGANT.
De heer E. Meester, die in zijn kwa
liteit van voorzitter van de commissie
van rapporteurs, vervolgens het woord
voert, wijst er op, dat het de Commissie
niet bekend was, dat er een nota van
B. en W. zou verschijnen. Het ware ele
ganter geweest om de Commissie hier
van in kennis te stellen.
Als Commissie heeft het ons, aldus
spreker, gestoten, dat in deze nota
een ruiterlijke erkenning van schuld
wordt gemist. In de nota ontbreekt
voorts ook een mededeling van het
College, dat het de gehouden perscon
ferentie onjuist acht. Voorts ontbreekt
een waarborg, dat dergelijke situaties
zich niet meer zullen herhalen.
Het argument, dat er maar één amb
tenaar beschikbaar was voor het gereed
maken der gewenste stukken, maakt op
de commissie weinig indruk. Een zo be
langrijk onderzoek moet voorrang heb
ben; de termijn van toezending (2
maanden) is veel te ruim geweest.
Een brief van G.S., ook al is deze ge
richt aan alle gemeentebesturen van
Zuid-Holland1, moet maar niet zonder
meer aan kant worden gelegd.
„GESOL MET DE MOTIE"
Het „gesol" met de' motie is voor de
raad pijnlijk om te aanvaarden.
Dat de moeilijkheden met het per
soneel B. en W. pas bereiken „als
deze over de drempel komen", is een
bewijs, dat er iets niet in de verhou
ding klopt.
De commissie blijft op het standpunt
staan, dat zo wanneer het bouwvolume
voor de jaren 19541956 was gerealiseerd
Leiden onder de nieuwe regeling „met
zijn neus in de boter was gevallen".
In de verklaring van de wethouder
„dat Leiden thans in Den Haag sneller
wordt geholpen" dus na de perscon
ferentie ziet spreker een nieuwe be
schuldiging.
Na deze aanvullende uiteenzetting van
het standpunt van de commissie, schorst
de voorzitter de vergadering tot acht
uur.
Bij de heropening van de beraadsla
gingen, geeft de voorzitter allereerst het
woord aan wethouder Jongeleen om een
misvatting weg te nemen. De medede
ling „dat Leiden in Den Haag thans
sneller wordt geholpen", aldus spreker,
moet niet in verband worden gebracht
met de persconferentie. Spreker be
doelde hiermede te verstaan te geven,
dat de verhouding met Den Haag niet
is verstoord.
STUKKEN WAREN
VERTROUWELIJK
Zowel de heer Van Dijk als de heer
Hagens zyn het als commissielid eens
met hetgeen de heer Meester naar vo
ren heeft gebracht. Het heeft de heer
Hagens onaangenaam getroffen, dat
wethouder Menken mededelingen heeft
gedaan uit stukken! notulen van ver
gaderingen der Commissie van O.W.),
welke vertrouwelijk waren. Thans zijn
deze in het openbaar geëtaleerd. Ook
de heer Van Iterson was van een
zelfde gevoelen. De heer Schüller vond
dit zelfs ongehoord.
De commissieleden moeten zwijgen en
hier worden in het openbaar notulen
voorgelezen, welke bovendien nog niet
eens zijn goedgekeurd door de commis
sie. Spreker acht dit een schandaal.
Een dergelijke houding van het College
heeft hij in de dertig jaar, dat hij zit
ting in de raad heeft, nog nimmer mee
gemaakt.
Bij zijn repliek blijft ook de heer
Piena op het door hem *s middags in
genomen standpunt staan.
De burgemeester, die in tweede in
stantie kort kon zijn, gaf de raad na
mens het College de verzekering, dat
het thans met de dienst van G.W. uit
stekend loopt. Over de uitleg van de
brief van G.S. kan men verschil van
mening hebben; het College ziet het
blijkbaar anders dan de heer Meester.
Wethouder Menken stelde zich bij het
citeren van de notulen op het stand
punt, dat nu de zaak via het uitge
brachte rapport in de raad openbaar
gemaakt, het geheime karakter daarvan
is verdwenen. Nogmaals bracht hij on
der de aandacht van de raad, dat de
moeilijkheden uitvoerig met de Commis
sie van O.W. zijn besproken. B. en W.
hebben het zeker niet alleen op eigen
houtje willen doen. Ook in de toekomst
wenst het College alle zaken open en
eerlijk te behandelen.
Wethouder Jongeleen, die hierna nog
op enkele detailpunten inging, zeide,
dat hij in de thans toegepaste regeling
van de bouwcapaciteit grote voordelen
ziet. Wij draaien momenteel rond de
1000 woningen per jaar. Een aantal, dat
spreker in de komende jaren hoopt te
handhaven. In tegenstelling met voor
heen, vinden onder de nieuwe directeur
van G.W. weer staf besprekingen plaats,
hetgeen het werk ten goede komt.
BETERE VERHOUDINGEN
De heer Meester, die tenslotte als
voorzitter van de Commissie ad hoe
een korte samenvatting van de beraad
slagingen gaf, bleef de wonderlijke
gang van zaken met de notulen van
de Commissie van Openbare Werken
betreuren. Van de verklaring van wet
houder Menken, dat men elkaar open
en eerlijk tegemoet wenst te treden,
had hij met dankbaarheid kennis ge
nomen. Was dit, aldus spreker, maar
eerder gebeurd. Uit het feit, dat
thans stafbesprekingen met de nieuwe
directeur plaats vinden, concludeert
hij, dat de verhoudingen bij de dienst
aanmerkelijk zyn verbeterd. Het deed
de heer Meester genoegen, dat hy kon
vaststellen, dat de conclusies uit het
rapport door B. en W. en de raad in
algemene zin worden aanvaard. Hij
verwacht, dat een en ander thans een
betere verhouding zal scheppen en dat
B. en W. in het vervolg alles zullen
doen om een dergelijke gang van za
ken, als zich in het verleden bij de
woningbouw heeft geopenbaard, te
voorkomen.
RAPPORT WERD AANVAARD
Onder dankbetuiging voor het door
de Commissie ad hoe geleverde werk,
verklaarde de voorzitter deze commis
sie voor opgeheven, waarna het rapport
z.h.st. werd aanvaard.
(Ingez. IMed.-Adv.)
doch schuld lag bij College van
B. en W."
Na een middag- en avondzitting, waarin van vele zijden het door
de Commissie ad Hoe uitgebrachtte rapport over de woningbouw en de
daarop verschenen nota van het College van B. en W. onder de loep
waren genomen, heeft de Leidse raad dit rapport en de daarin vervatte
conclusies zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Voor het echter
zover was hebben vele raadsleden het College van B. en W. hun kri
tiek niet gespaard, waarop van de zijde van het College, vooral bij mon
de van de voorzitter, ruiterlijk werd erkend, dat er in het verleden fou
ten zijn gemaakt.
Men kent de voorgeschiedenis. Op 8
oktober 1955 was er ook in ons blad
een interview opgenomen, dat de wet
houder van Openbare Werken, de heer
A. J. Jongeleen, had toegestaan inzake
de trage gang van zaken met de Leidse
woningbouw in 1954. Een en ander werd
toegeschreven aan de geringe medewer
king, die Leiden van Haagse instanties
ontving. Op grond van deze mededelin
gen hebben wij ons toen in verbinding
gesteld met deze instanties, die op hun
beurt Leiden aansprakelijk stelden voor
de achterstand in de woningbouw. Men
zou de plannen te laat hebben inge
diend. Teneinde de raad van voorlich
ting te dienen, werd in de zitting van
24 oktober 1955 een commissie ad hoe
benoemd om een onderzoek in te stellen.
In dit 15 september j.l. verschenen rap
port kwam deze commissie tot de vol
gende conclusies: 1. De achterstand in
de woningbouw te Leiden, die in 1955
aan de dag is getreden, is een gevolg
van de onvoldoende voorbereiding van
de realisering van het contingent-1954;
2. De oorzaak van de onder 1 bedoelde
onvoldoende voorbereiding is hoofdzake
lijk gelegen in een onjuiste organisatie
van die voorbereiding; 3. Het College
van B. en W. heeft in de gebreken van
deze organisatie niet tijdig ingegrepen;
4. Er was geen aanleiding om in een
persconferentie tot andere dan Leidse
instanties verwijten te richten en 5.
De situatie van de woningbouw was ten
tijde van de persconferentie, gepubli
ceerd in de plaatselijke bladen van 8
oktober 1955, niet van dien aard, dat
het houden dier conferentie gewettigd
was.
De heer Piena (P. v. d. A.), die de
discussie over dit rapport opende en
evenals alle op hem volgende sprekers
grote waardering had voor het werk
der Commissie, vond het enigszins
bevreemdend, dat het College op dit
rapport een nota uitbracht alvorens
het rapport in de raad is behandeld.
Bovendien was hij van mening, dat
deze nota wel zeer laat was versche
nen (30 oktober j-l-V- De raad bleef
slechts een korte tijd om zich op de
nota te bezinnen. Dat de ingestelde
Commissie ad hoe zo lang moest
wachten (plm. 2 maanden) op de
stukken, welke bij het onderzoek van
belang waren, heeft sterk de aandacht
van sprekers fractie getrokken.
Dit heelt het onderzoek vertraagd.
Sprekei was zeer benieuwd, welke ver
klaring B. en W. geven voor deze trage
gang van zaken.
Voorts wenste de heer Piena te weten,
waarom het College zo weinig aandacht
geschonken heeft aan het schrijven van
Ged. Staten, d.d. 31 augustus 1954,
waarin Leiden wordt opgewekt bouw
plannen in te dienen.
BENEDEN STANDING VAN RAAD
Beneden de standing van de raad
achtte de heer Piena het, dat B. en I
W. een motie, welke 14 december 1954
door de raad was aangenomen inzake
een vergroting van het bouwvolume,
eerst op 10 februari 1955 aan Ged.
Staten ter kennis brengen. Waarom
heeft het College deze motie zo lang
naast zich neergelegd? Wat dit omdat
men van de achterstand op het terrein
van de woningbouw op de hoogte was?
WETHOUDER JONGELEEN
DAG VAN BELEG
De heer Van Iterson (Prot. Chr.), die
bijna een uur nodig had om zijn visie
op het woningbouwbeleid van B. en W.
bekend te maken, zag zaterdag 8 oktober
1955 niet alleen als een dag, waarop het
ontzet van Alkmaar wordt gevierd, doch
ook als een dag van beleg op het beleid
van de wethouder van Openbare Wer
ken. de heer Jongeleen. Deze dag im
mers verscheen in de Leidse bladen een
interview met de wethouder, waarin deze
de schuld van de trage gang van zaken
toeschrijft aan niet-Leidse instanties,
hetgeen tot gevolg had, dat een Com
missie ad hoe werd ingesteld.
Niet-Leidse-instanties werden verant
woordelijk gesteld, doch achteraf is
volgens de heer Van Iterson gebleken,
dat het College de hand in eigen
boezem kon steken. De Commissie ad
hoe komt immers na haar onderzoek
tot zeer harde en rake opmerkingen,
culminerend in het „in Leiden heeft
het niet goed gezeten".
Het College komt nu wei in zijn nota
tot de conclusie, dat er fouten zijn ge
maakt, doch daaraan wordt een veelbe
tekenend maar toegevoegd.
Hoewel de heer Van Iterson reeds vele
jaren een constructieve bijdrage tot de
opvoering van de woningbouw heeft wil
len leveren, werd elke door hem «iaartoe
ondernomen poging getorpedeerd. Aan
de hand van vele voorbeelden maakte
spreker dit duidelijk. Reeds in 1949
waren de wethouder en spreker het niet
eens over de woningbouw en de gang
van zaken bij de Dienst van Gemeente
werken.
Wethouder Jongeleen, die alle pogin
gen in het werk stelde „om het kar
retje zelf te trekken", bereikte vol-
gens spreker het tegendeel: het
karretje reed in het moeras. In die
dagen kreeg spreker van de wethouder
„dik ongelijk". Men heeft, aldus de
heer Iterson, de kool en de geit willen
sparen, waaraan het gemeentebelang
ondergeschikt werd gemaakt. Volgens
spreker stelt het rapport hem thans
in het gelijk.
Het tekort van 1954 zijn wij achter en
zijn wij kwijt.
4243 WONINGZOEKENDEN
Ook cijfers, aldus spreker, zeggen in
dit opzicht wel iets.
Had men op 1 januari 1954 2970
woningzoekenden, op 1 juli j.l. waren
dit er 4243. In het licht van deze
cyfers, doet het toch wel vreemd aan.
dat wethouder Jongeleen precies tien
jaar geleden verklaarde, dat omstreeks
deze tyd de bovenwoningen leeg zou
den staan.
parelwitte tanden enjenfriss^t^
Communisten verlieten met theepauze raad
Aan de bespreking van het woning
bouwrapport ging gistermiddag de be
handeling van enkele voorstellen vooraf.
De heer J. H. de Jong werd benoemd
tot ambtenaar van de Burgerlijke Stand,
uitsluitend belast met het voltrekken
van huwelijken. De heren A. Reyngoud
en J. W. Leurdijk, resp. lid van de zui-
der- en noord er commissie tot wering van
schoolverzuim en mevr. M. M. van Eek-
Van Oordt tot regentes van de instelling
„Vrouwen-Kraammoeders binnen Lei
den".
Bij het voorstel een bedrag van f. 4500
beschikbaar te stellen ten behoeve van
het aanbrengen van knipperlichten op
de volgende kruispunten; a. kruispunt
Haarlemmerstraat-Turfmarkt - Prinses-
sekade; b. kruispunt Haarlemmerstraat-
Pelikaanstraat, c. kruispunt Herenstraat
-Witte Singel - Koepoortsbrug-Zoeter-
woudse Singel had de heer Drijber
(VVD) bezwaren tegen het aanbrengen
van knipperlichten op het kruispunt
Haarlemmerstraat-Pelikaanstraat. In
dien op dit punt knipperlichten worden
aangebracht, zijn er ook wel andere
punten, welke eveneens voor een derge
lijke installatie in aanmerking komen,
aldus de heer Drijber. Nemen wij dit
punt als criterium, dan krijgen wij
straks nog een feestverlichting in Lei
den.
De heren Van Iterson en Meester
achten de installatie hier echter wel op
haar plaats. Bij de verdediging van dit
voorstel wees wethouder Jongeleen er op,
dat B. en W. zich wat de plaatsbepaling
betreft hebben laten leiden door het in
zicht van de commissaris van Politie
en de Verkeerscommissie. Conform
wordt dan besloten, met aantekening,
dat de heer Drijber geacht wil worden te
hebben tegen gestemd.
Alle overige door ons reeds gepubli
ceerde voorstellen werden eveneens z.h.s.
aangenomen. De behandeling van een
en ander vergde nog geen half uur.
Tijdens de theepauze stelde de frac
tievoorzitter van de CPN, de heer Van
Weizen. de burgemeester er van in ken
nis, dat een opkomende ongesteldheid
hem niet langer in staat stelde de zit
ting by te wonen. Met zyn fractiegenote,
mevr. Vylbrief, verliet hij hierop de
raad.
Ook in ander opzicht heeft de ge
meente volgens de heer Van Iterson
woningen verspeeld. Wat hebben wij
gedaan aan de krotopruiming? Vast
staat, dat Leiden na 1945 op dit punt
geen enkel plan heeft gerealiseerd.
Spreker nam het College zeer kwalijk,
dat men van in plaats de raadsleden,
de Commissie van Openbare Werken
en/of de fractievoorzitters in het ver
trouwen te nemen, maar voortgegaan is
met te suggereren „ga maar slapen,
alles zit goed". Het wekt in hoge mate
bevreemdend, dat men als raadslid op
8 oktober 1955 in de Leidse bladen moet
lezen, dat het met de woningbouw in
Leiden dreigt mis te lopen.
Thans brengt het College in zijn nota
een ere-saluut aan de ambtenaren, die
het huidige resultaat hebben weten te
bereiken en spreker kan zich hier
mede verenigen doch volgens hem
zijn het dezelfde mensen, die gaarne
ook in 19531954 him schouders onder
dit werk hadden gezet.
Hoewel spreker niet zal ontkennen,
dat de reorganisatie van de Dienst van
Gemeentewerken haar invloed heeft
gehad op de huidige gang van zaken,
zal een en ander ook wel af te leiden
zyn uit het feit, dat een Commissie
ad hoe werd ingesteld.
Het College mag dankbaar zijn, dat
deze commissie tot milde conclusies is
gekomen op grond van hetgeen in 1955
en daarna is verbeterd, doch naar zijn
mening had het College zich op deze
verbeterde situatie niet moeten beroe
pen om fouten vóór 1955 naar de ach
tergrond te schuiven.
HOE IS HET MOGELIJK..
De heer Ten Broek (K.V.P.), die ook
nog wel enige kritiek heeft op de nota
van B. en W., vraagt zich af hoe het
Een beeld uit het verloren Boeda
pest: Russische tanks verzamelen
zich op een strategisch belangrijk
kruispunt van wegen in het centrum
van de stad.
Oosfberlijnse politie trof
voorzorgsmaatregelen
De Oostberlijnse politie bij alle over
gangen tussen Oost- en West-Berlijn is
maandagochtend versterkt. Overal in
Oost-Duitsland. zijn veiligheidsmaatre
gelen genomen om het hoofd te kunnen
bieden aan eventuele „tegen-revolutio-
naire" activiteit.
Politiemannen aan de grens tussen de
oostelijke en de westelijke sector van
Berlijn deelden journalisten uit het wes
ten mee, dat de wacht aan de grens is
versterkt met het oog op de gebeurtenis
sen in Hongarije en een betoging, die
maandagavond in West-Berlijn werd
gehouden.
De Oostduitse pers deelde gisteroch
tend mee, dat strijdgroepen van arbei
ders, gekazerneerde politie en andere
paramilitaire organisaties uitdrukking
hebben gegeven aan hun vaste wil „onze
republiek te beschermen tegen vijanden
van binnen en van buiten".
mogelijk is, dat een hoofdambtenaar een
boven hem gestelde hoofdingenieur kan
weg werken. Dat zulk een toestand, het
geen in de nota wordt toegegeven, zo
lange tijd bestendigd kan worden, is
hem een raadsel. Hoewel spreker niet
alles wenst te schuiven op de schouders
van wethouder Jongeleen „ik wens
hem niet als zondebok aan te wijzen"
is het hem opgevallen, dat de team
geest in het College van B. en W. zo
sterk is, dat het voor de raad moeilijk
is daar doorheen te breken. Volgens
hem was het de plicht van het College
geweest om gemaakte fouten aan de
raad voor te leggen. De heer Ten Broek
die verwacht, dat uit het kwade het
goede geboren wordt, hoopt, dat het
Isolement van iedere wethouder wordt
doorbroken. Spreker wenste van het
College te weten of het ook waarborgen
kan geven, dat de raad in de toekomst
voor een dergelijke impasse gevrijwaard
wordt.
REORGANISATIE KWAM TE
LAAT
De heer Drijber (V.V.D., die gaarne
had gezien, dat de nota van B. en W.
eerder wasverschenen, was even als
de heer Piena verbaasd over de late
Indiening van de motie. B. en W., die
op dit moment op de hoogte waren
van de achterstand in de woningbouw,
hadden de raad daarover moeten in
lichten. Ook spreker was van oordeel,
dat de samenwerking tussen de raad
en B. en W. op het terrein van de
woningbouw niet zo is, zoals deze be
hoorde te zijn. Volgens spreker is de
reorganisatie van de Dienst van Ge
meente-werken te laat gekomen en
dat terwijl hierop van de zijde van de
raad voldoende is aangedrongen. B. en
W. hebben in dit opzicht geen beleid
gevoerd, doch maar wat geschipperd.
Het houden van een persconferentie
achtte ook spreker fout.
Hoewel wij nadeel uit deze gang van
zaken hebben ondervonden, wenst de
heer Drijber te weten of thans rekening
wordt gehouden met de nieuwe regeling
t.o.v. de woningbouw, het in het oog
vatten van de bouwcapaciteit.
De heer Schüller (P. v. d. A.) was o.a,
van mening, dat de in de nota van B.
en W. vervatte mededeling: „terwijl
voorts de werkwijze ongunstig werd bè-
invloed door factoren, welke in het per
soonlijke vlak lagen" niet in een
openbaar stuk thuis hoort.
Na al deze kritische opmerkingen was
het woord aan B. en W.