Cees Guldemond ruilde racemotor voor zweefvliegtuig
Het Waterlandse trammetje moest
plaatsmaken voor moderne bussen
En heeft er geen spijt van
Dure romantiekivorclt meer en meer ingeruild
alledaagse
voor
motortractie
Nog eenmaal pufte de Silvolde
deze zomer door de Achterhoek
95ste jaargang
Vrjjdag 28 september 1956
Derde blad no. 28947
Enerverende sport voor energieke jonge mensen
(Van onze sportredacteur)
Toen wij twee weken geleden in Lausanne waren voor de
wedstrijd ZwitserlandNederland, zijn we tegen wil en dank ook nog
op een militair vliegveld terecht gekomen. De politie van deze
Zwitserse stad was namelijk op het machtige idee gekomen een deel
van dat vliegveld te bestemmen als parkeerterrein en daarmee van
het probleem verlost waar zij al die duizenden auto's en motorfietsen
moest kwijtraken. Dat de (boze) bezitters van die gemotoriseerde
voertuigen meer dan een half uur door de brandende zon van het
vliegveld naar het voetbalstadion moesten lopen en de huurders van
taxi's met hartkloppingen naar de meters zaten te kijken - 15 gulden
was je met die omleiding al heel gauw kwijt - verontrustte de vrien
delijk glimlachende Heilige Hermandad niet het minst.
Enfin, we stonden op dat vliegveld en daar hebben we een
kwartiertje - we waren toch nog vroeg genoeg - met belangstelling
gekeken naar het enerverende spel van zweefvliegers, die in hun
ranke kisten door sportvliegtuigen naar zo'n duizend meter hoogte
werden gesleept en daar losgegooid. Entoen herinnerden wij ons
met schrik, dat wij al een hele tijd geleden beloofd hadden eens een
babbeltje te maken met Cees Guldemond jr. uit Katwijk, die een van
de meest enthousiaste propagandisten voor de zweefvliegerij is, die
men zich maar denken kan. We hebben die belofte ingelost.
Op Valkenburg
Cees Guldemond jr. zijn vader is
ere-voorzitter van de A.V. Holland en
het is dus wel een echte sportfamilie
is lid van de Zuid Hollandse Zweef
vlieg Club. Die club oefent op het
Marine-vliegkamp Valkenburg en het
is aardig te weten, dat de militaire
autoriteiten en die burger-zweefvlie
gers elkaar het balletje zo leuk toe
gooien. De militaire vliegers trekken
de zweefvliegtuigen gratis de lucht in
en als tegenprestatie stellen de zweef-
vliegclubs hun materiaal ter beschik
king voor de opleiding van de mili
taire vliegers. Trouwens, de burg er-
zweefvliegerij wordt gesubsidieerd door
de regering, want de legerleiding kijkt
vooruit en vindt het nuttig, dat zij
mocht er onverhoopt nog eens oorlog
uitbreken meteen de beschikking
heeft over een niet te verwaarlozen
aantal geoefende zweefvliegers.
Eerst motorrenner
Maar om op Cees Guldemond jr.
terug te komen: die is zijn sportcar-
rière begonnen als motorrenner. En in
die tak van sport heeft hij ook heel
wat lauweren veroverd. In 1953 heeft
hij een streep gezet achter de motor-
renner ij. Hij reed in dat jaar mee in
Etten, in de Juniorklasse de ama
teurs dus en hij won zijn race met
een snelheid, die maar 2 km. beneden
die lag van de internationale klasse.
Bang is "Cees bepaald niet, maar hij
heeft wel degelijk het risico onderkend
van het op een zelf opgefokte serie
motor rijden van snelheden boven de
200 km.
„Er waren enkele momenten in de
wedstrijd, dat je je verbaasde, dat je
nog op de weg zat", vertelde hij ons
„en als het die kant uitgaat, is er voor
een amateur aan die sport geen plezier
meer te beleven".
„Vindt U het zweefvliegen niet ge-
vaorlyk", wilden wij graag weten.
„Bij het „lessen" is het risico nihil",
vertelde Cees. „Bij je eerste solovlucht
zit je natuurlijk één-en-twintig-twee-
en-twintig, maar als je die eenmaal
achter de rug hebt, voel je je kiplek
ker. Natuurlijk moet je voortdurend
op je tellen passen, maar dat moet je
bij autorijden ook. Als je wagen in
een bocht met je op de loop gaat, en
dat is meestal een gevolg van te veel
risico nemen of onachtzaamheid, ben
Je ook zuur".
Eenzaam in de lucht
Guldemond jr. vinclt het jammer,
dat de zweef vliegsport zo weinig
„spreekt" tot het grote publiek. En
toch is het zo'n bijzonder spectacu
laire sport, die van de beoefenaars een
enorme dosis energie en standvastig
heid vraagt. Want en daarvoor ne
men we graag even eerbiedig onze
hoed af hier is het verhaal van de
prestaties, die onze Katwijkse zweef
vlieger moest leveren om in het bezit
te komen van het Zilveren C-brevet.
Vereisten doorvoor zijn een vlucht van
50 km .over land, het stijgen van 1000
meter van ontkoppelhoogte (het mo
ment dus waarop het motorvliegtuig
de zweef kist losgooit) en een door-
vlucht van 5 uur in thermiek.
Wel, Cees Guldemond stapte op
7 april van dit jaar op het zweef-
vliegveld Teriet in zijn open over
gangstrainer. Nu moeten we U eerst
vertellen, dat die dag op de grond
de temperatuur vijf graden was en
dat het elke 100 meter hoger precies
één graad kouder wordt. Cees werd
op 450 meter ontkoppeld en moest
dus nog eens 1000 meter stügcn. U
kunt dus zelf wel even uitrekenen
hoe zo'n zweefvlieger op 1500 meter
zit te bibberen in zijn open kistje^
Om dan nog „even'' een overland-
vlucht van 50 km. naar Wezel in
West-Duitsland te maken, vraagt
toch wel iets van de energie van de
zweefvlieger.
Twee sneeuwbuien
Cees Guldemond beschikte over die
energie en dus ging het in de richting
Wezel. Er stond die dag praktisch geen
wind en dus duurde de vlucht liefst
drie uur en drie minuten. En tot over
maat van ramp kreeg hij nog twee
sneeuwbuien te slikken. Hij was ten
slotte zo koud geworden, dat hij het
zweefvliegveld van Wezel niet meer
kon vinden en in arremoede zijn kist
maar langs de hoofdweg heeft neer
gezet
Zijn derde reis, de duurvlucht van
vijf uur, heeft hij later volbracht. Ook
dat is geen grapje: dat vliegen m ther
miek is steeds maar in een kringetje
ronddraaien en je maag wil dan wel
eens zeggen: „doe het zelf maar, broe
derVooral als je pas begint
met het zweefvliegen, wordt het je
soms groen en geel voor je ogen!
Guldemond jr. ging voor die duur
vlucht om 14 minuten over één naar
boven en landde om vijf minuten voor
zeven en daarmee was het Zilveren C-
brevet. hem. Overigens vertelde hij,
dat je met zo'n Zilveren C wel tot de
betere vliegers behoort, maar nog lang
niet tot de topklasse. Het begint er
echt op te lijken als je een gouden C
hebt. waarop je dan nog „diamanten"
kunt verdienen, zoals cracks als bij
voorbeeld Koch en Toutenhoofd, en
waarnaar ook Cees blijft streven.
In onweersbui
Voor zo'n gouden C moet je dan ook
wel het een en ander doen. Een vlucht
van 300 km. over land en het 3000
meter stijgen van ontkoppelhoogte
presteer je beslist niet elke dag. Voor
dat 3000 meter stijgen moet je een on
Cees Guldemond stapt in zijn Olympia- trainerde parachute op zijn rug.
weersbuitje pikken en de kunst is dan
om er cp tijd tussen uit te trekken,
voordat het „link" wordt, deelde Cees
Guldemond vriendelijk mede. Het liep
ons even koud over de rugVoor
je aan je Gouden C begint, moet je
bovendien een cursus blindvliegen vol
gen. Dat laatste is belangrijk omdat je
op zo'n hoogte boven de wolkenbasis
komt. Voor een dergelijke vlucht moet
de zweefvlieger degelijk rekening hou
den met de militaire en burgerlucht
vaart. Om verder te gaan: naast het
daadwerkelijk beoefenen van zijn sport
moet de zweefvlieger ook veel stude
ren. In zijn boekenkas: staan dan ook
veel boekwerken over luchtstromingen
enz. Je raakt er nooit op uitgestu
deerd, vertelde Cees. De grote vluchten
worden vooral in het voorjaar gemaakt
als er nog polaire lucht aanwezig is.
Met daar een warm zonnetje op, is de
thermiek best. Om U dan nog even
duidelijk te maken wat thermiek is,
zo U dat niet mocht weten: dat zijn
warme luchtbellen, opstijgend van de
grond en ongeveer 40 tot 200 meter
breed aan hun top. Deze lucht stijgt
omhoog en de kunst van het zweef
vliegen nu is het springen van de
ene bel op de andere. Vooral vogels
zijn goede thermiekzoekersU moet
maar eens naar de meeuwen kyken...
Het oude wijkt voor het nieuwe
(Van een onzer redacteuren)
Puffend reed het oude stoomtrammetje door de smalle straten van de
kleine IJsselstad Doesburg. Voorop een vierkant locomotiefje, witte wolken
blazend tegen de verweerde gevels, dan een geel-met-groen-geverfd perso
nenrijtuig en tenslotte een goederenwagon. Van tijd tot tijd liet de dikke
machinist, half naar buiten leunend, het groene monstertje een schrille kreet
slaken, die door het stille stadje echode en de bewoners de gordijntjes opzij
deed schuiven. Op de hoek stond het oude conducteurtje even tevoren
vief van het voorbalkon gesprongen met een rode vlag te zwaaien om het
verkeer, dat er niet was, te waarschuwen voor de komst van het sissend
stoomketeltje-op-wielen, dat stapvoets voortkroop over het enige smalspoor
(75 cm), dat nog in Nederland te vinden is
voor-inter locaal-vervoer, strijdt even
eens een vergeefse strijd. Zo heeft van
daag, 29 september, het laatste uur ge
slagen voor het Waterlandse trammetje,
dat bijna een kwart eeuw geleden (in
1932), tot grote vreugde van de bevol
king in de dorpjes tussen Amsterdam-
Noord en Volendam, zijn puffende
voorganger kwam vervangen. Die had
er toen al bijna een halve eeuw opzit
ten. En nu, nu moet op haar beurt de
elektrische met de smalle, knusse rij
tuigen al weer het veld ruimen voor
moderne bussen, gerieflijk, maar niet
romantisch. Voor de buitenlanders be
tekent dat een attractie minder! Want
zij lieten zonder bedenken hun glim
mende auto's in Amsterdam staan om
in het oude trammetje door de wijde
Het is gedaan met het trammetje naar Volendam:
de kinderen spelen tussen de rails
Silvolde" reed deze zomer jubileum-ritjes door de Achterhoek.
Deze beschrijving, lezer, dateert niet van op zijn minst enige tientallen jaren
geleden, maar uit de zomer anno 1956, toen de „Gelderse Tramwegen", ter gelegen
heid van het 75-jarig bestaan, de oude tram, die al sinds 1935 niet meer gereden
had, van stal hadden laten halen. Twee maanden lang sjokte zij driemaal per
dag over het oude lijntje DoesburgDoetinchem en alles was nog zoals vroeger.
Verwonderde vakantie-gangers, wandelend door de stille bossen van de Achter
hoek of voortsnellend in een moderne slee van tientallen paardekrachten, lachten
als zij dat romantische vehikel zagen passeren, hijgend van ouderdom. De conduc
teur-op-jaren, gekleed in een uniform van een halve eeuw terug, had druk werk
met het knippen van de kaartjes met de feestelijk-groene opdruk „75". Want het
enige rijtuig zat stampvol ouders, die hun nog veel talrijker kinderen (èn zich
zelf!) het genoegen gunden nog eens in een „locaaltje" te zitten, zoals dat in de
eerste helft van deze eeuw in de Achterhoek en elders in den lande het
gebruikelijke middel voor „snelvervoer" was!
Volendam en Marken
verliezen attractie
van bedaagd vehikel
Ook in de Achterhoek heeft het oude
plaats moeten maken voor het nieuwe:
170 autobussen snellen dagelijks over
de asfaltwegen en leggen dan gezamen
lijk ruim 55.000 kilometer af. Zó mo
dern is de 75-jarige maatschappij, dat
zij onlangs, als eerste in Nederland, een
aantal „harmonica-bussen" in gebruik
heeft genomen, vier-assige reuzen, die
plaats bied'en aan 120 personen! Het
oude stoomtrammetje, getrokken door
de blazende „Silvolde" uit het jaar 1900,
mocht echter bij dit jubileum van Ne
derlands grootste particuliere vervoers
onderneming niet ontbreken. Een halve
eeuw geleden was het de „Silvolde" en
hoe de allang verdwenen zusters van
deze in Breda gebouwde miniatuur
locomotief verder geheten hebben, wel
iswaar niet toegestaan harder dan vijf
tien kilometer per uur te rijden, maar
zij haalden een „achterhoek" dan toch
maar uit zijn isolement. De diligence
moest wijken voor een stomend „snel
heidsmonster". dat deze zomer als
wiebelend curiosum uit de remise was
gereden en nog eenmaal, met zijn bel
of met zijn stoomfluit-als-van-een-zee-
kasteel, herinneringen wekte aan de
lang-verleden tijd
Door het wijde Waterland
Met de stoomtrammetjes is het allang
gedaan: ze rijden bijna nergens meer.
En hun opvolgster: de elektrische-
Het „waterlandertje" langs de prachtige oude huizen in
Monnikendam.
romantiek in te ruilen voor veel winst
gevender, maar ook veel alledaagser
busvervoer.
Wel wat weemoedig
Waterlandse polders naar Volendam
(en Marken) te reizen. In bussen kon
den zy immers overal ter wereld zit
ten, maar zo'n bedaagd voertuig als dit
tuigen, die al zo'n zestig jaar meegin-
elektrische trammetje er waren rij
gen dat zich door de nauwe straatjes
van Monnikendam kronkelde en over
enkel spoor de groene graslanden door
kruiste. had iets zeer bekoorlijks voor
de toeristen uit alle hemelstreken.
Vernieuwirfg te kostbaar
,.U zult eens zien, meneer", zei een
jonge conducteur in Volendam tegen
me, „het verdwijnen van de tram zal
het vreemdelingenverkeer naar Marken
en Volendam heel wat kwaad doen. De
aardigheid van de reis is er helemaal
af". Hij kon wel eens gelijk hebben,
maar wat wil men? Als de IJ-tunnel
wordt aangelegd, komt de ingang in
„Noord" dichtbij het stationnetje-van-
vertrek te liggen. Dus wég ermee. Maar
bovendien, ook al zou dia tunnel daóx
niet komen, dan nog zouden de dagen
van het „Waterlandertje" geteld zijn.
Ware de tramlijn immers gebleven, dan
had er toch ééns nieuw materieel moe
ten komen. En dat zou onvermijdelijk
zwaarder zijn geweest dan het tegen
woordige Maar daar is het baanvak
niet op berekend. De veengrond is zacht
en nu al hoorde men hier en daar het
bonken van de wielen op verzakte rails.
Algehele vernieuwing zou kapitalen
hebben gekost en daarom besloot de
nieuwe concessiehoudster, de NACO,
die het trammetje van de NZHVM
heeft overgenomen (deze behoudt haar
werkterrein ten zuiden van de lijn Am
sterdamHaarlem) een brok dure
Nog stiller dan voorheen ligt daar
het ruime weideland met zyn aandach
tige reigers en zwenkende zwaluwen,
zyn rechte sloten, grote hofsteden en
"dromende stadjes. Het nieuwe heeft het
oude achterhaald en de boeren langs
dit traject hebben niet langer hun
eigen halte, zoals „Maas" en „Van der
Laag". Neen. met de trammetjes is het
afgelopen. Alleen het stoomtrammetje
van de Rotterdamse Rosestraat naar
de eilanden weet zich nog te handha
ven, alhoewel ook daar de blazende
locomotiefjes plaats beginnen te maken
voor motortractie. Natuurlijk, de voor
uitgang stelt haar eisen, maar het stemt
wat weemoedig, dat het oude, misschien
zelfs versleten materieel overal het
veld moet ruimen.
Vol van curiosa
De geschiedenis van de interlocale
tramwegen begint op haar eind te lo
pen. Ze is overigens vol curiosa. Van
Den Helder naar Huisduinen byv. lag
eertijds tot omstreeks 1925 de
smalste tramlijn van Nederland: een
traject van vier kilometer met een
spoorbreedte van 70 cm, nog vyf centi
meter smaller dus dan het lijntje van
Doesburg naar Doetinchem. En daar,
in de Achterhoek, bestond ongeveer 35
jaar geleden, een hele tram-maat
schappij van drie man: een werk
meester, een wagenbestuurder, die
tevens als conducteur optrad en zo
nodig weer door de werkmeester werd
vervangen, en tenslotte een wegwer
ker! Dat kon toen nog. Zo iets is tegen
woordig ondenkbaar: alles is „groot" en
„snel" wat de klok slaat. Maar of dat
alléén maar vooruitgang is?
SU.
De smalle elektrischeonder de bomen bij de Hervormde
kerk in Monnikendam.