REMBRANDT HERDACHT IN
DE LEIDSE PIETERSKERK
Rembrandtskimst: radicaal realisme
en breed gevleugelde fantasie
Drie ministers en acht ambassadeurs aanwezig
Strategier en Engelman
omlijstten illustere sprekers
Nederlandse volk zal Leiden
Rembrandt-monument aanbi eden
Strategier's Rembrandt-Cantate:
een gezond geschreven hulde!
Loffelijke uitvoering door Willem Mizee
95ste jaargang
Vrijdag 13 juli 1956
Tweede blad no. 28881
Tijdens een zeer stijlvolle en indrukwekkende bijeenkomst is gister
middag in de Pieterskerk de 350-ste geboortedag van Rembrandt herdacht.
Dat deze herdenking niet alleen in een nationaal, doch vooral ook in
een internationaal teken stond, bewees de aanwezigheid van de ambassa
deurs van acht landen, t.w. van Zweden, Rusland, Canada, de Duitse
Bondsrepubliek, Engeland, België, Frankrijk en Spanje. Bovendien waren
van internationale zijde aanwezig een vertegenwoordiger van Oostenrijk en
Australië.
De Nederlandse regering was tijdens deze plechtigheid vertegenwoor
digd door de demissionaire ministers, prof. mr. J. C. van Oven, mr. J. W.
Beyen en mr. J. M. L. Th. Cals.
Wie er verder waren? Het wordt moei.
lijk namen en vertegenwoordigingen te
noemen. Museum-directeuren van diver
se landen, de burgemeester van Leiden,
jhr. mr. F. H. van Kinschot, en tal
van burgemeesters uit de Rijn- en Bol
lenstreek, de voorzitter en de secre
taris van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken voor Rijnland, tal van Leid-
se Kunstinstellingen en verder afge
vaardigden van de Drie Octobervereeni-
ging, de Ver. Koninginnedag, de Leidse
Middenstandscentrale en tal van raads
leden.
Het was een plechtig moment toen de
lange stoet van "hoogleraren de kerk
binnentrad.
Prof. dr. H. van de Waal, hoogleraar
in de kunstgeschiedenis aan de Leidse
Universiteit en directeur van het Rijks
Prentenkabinet, sprak na een inleidend
woord van dr. L. G. Kortenhorst, voor
zitter van de Stichting Rembrandt-
herdenking 1956, over „Rembrandt en
wij".
Rembrandt en wij
Prof. dr. H. van de Waal, die aller
eerst de tekst Exodus 23 9 want
gü kent het gemoed des vreemdelings,
dewijl gij vreemdelingen geweest zyt in
Egypteland", vervolgde zijn rede als
volgt: „Ja. God! ja, dat is groots!, dat
is het schepsel waardig. Eens door U
zelf gevormdsterk, vruchtbaar,
Na deze inleiding merkte prof. dr.
Van de Waal op, dat hij deze middag
niet verwachtte, dat hij op deze toon
zou voortgaan.
1956 is 1844 niet. Een standbeeld, zelfs
een standbeeld voor Rembrandt (want
daarop sloegen de zojuist geciteerde re
gels) noemen wij, aldus spreker, zo licht
niet meer een: „Teelt van bovenaardsch
bedoelen. In Erts bezield met Levens
vlam".
Onze tijd doet het anders. Wij den
ken liever aan tentoonstellingen dan
aan huldigingsplechtigheden, wij ge
loven eer in rondleidingen dan in
gietijzer; wij spreken makkelijker van
een herdenking dan van een huldi
ging. Met dat al wordt het voor ons
niet eenvoudiger. Wie de zielegroot-
heid van Rembrandt uit zijn werken
heeft ervaren, bloost bij de gedachte
dat wij het zouden zijn, die hem hier
komen eren.
En zelfs menselijk herdenken, aldus
pi of. dr. Van de Waal, blijft een moeilyk
ding, waarbij en dat is een troost
het minst adequate vaak juist nog het
geschikste blijkt te zijn. Jacob plaatste
een steen en niets meer op de plek van
zijn hemels visdoen. Intussen, er zijn
ook graden in het niet-adequate. In 1852
werd in Amsterdam die gietijzeren pop
geplaatst, die onlangs in een hideuze
kleur is opgeverfd; zeker niet tot eer
van de bedrijvers, om over de eer van
Rembrandt maar niet te spreken.
Sedert bijna een eeuw derft onze
hoofdstad zyn goede oude Botermarkt
en is de naam van de schilder via het
begrip Rembrandtsplein blootgelegd
aan associaties van allerminst esthe
tisch gehalte.
De in 1841 verspreide brochure ge
titeld: „Waarschuwend woord aan
land- en stadgenooten, tegen het
dwaasseljjk verspillen van hun geld
aan de oprigting van een standbeeld
voor Rembrandt" heeft geen gehoor,
maar wel gelijk gekregen.
Het ligt velen nog in het geheugen,
dat de Rembrandt-feesten van 1906
ontaardden in een gehos op een hier
niet nader te citeren refrein.
De parodieën van Speenhoff en Albert
Hahn werpen een schril, maar onmis
kenbaar licht op dat soort van vermaak
dat in Rembrandts naam een substituut
leverde voor de kermis.
Wanneer men dat alles overziet, al
dus spreker, kan het schijnen, dat wij
meer kans maken dan vorige generaties
tussen de twee klippen van retoriek en
vulgariteit door te zeilen. Er dreigt
evenwel een ander gevaar, dat strikt ge
nomen groter is.
Het is waar. geen cultuur is denkbaar
zonder dat zij zich, by al haar voor
waarts stuwen, rekenschap geeft van
haar verleden; en wfj schieten in het
herdenken waarlijk niet te kort. Men
kan zich zelfs afvragen, of we niet bin
nenkort by de herdenkingen van her
denkingen zullen zijn aangeland.
Hoe dit zy, steeds groter scharen
nemen bewust deel aan onze herden
kingen op zijn best (spreker bedoelde
in dit geval de voortreffelijke tentoon
stellingen): steeds minder waar wordt,
wat de hekeldichter van 1906 nog kon
schrijven:
.Dat onder schone woorden
Ons volk bedot, bedrogen wordt,
En zij tot jubelen opgepord
Die nooit van Hem nog hoorden".
Wij achten dat alles, terecht, een
winst. Intussen zou er van dit achter
om zien een funeste, verstenende in
vloed uitgaan, wanneer dit contact met
de kunst uit het verleden zou leiden tot
een generaliserend afwijzen van alle
waarlijk hedendaagse kunst.
GEVAARLIJKE REACTIE
Zinloos en dom maar daarom des te
gevaarlijker is de reactie van de ge
wone man, die aan één bezoek aan een
Rembrandt-tentoonstelling zijn gezag
ontleent en die de moderne kunst
omdat zij anders is bij voorbaat en
bloc veroordeelt. Een averechtse reactie
zijn de soms gehoorde uitlatingen van
zulke kunstkenners: „Zie je, dat was
pas wat" en het wrede „Waarom doen
jullie het niet evenzo?".
Men versta mij goed, aldus spreker,
ik zeg niet, dat volgens mij de herden-
daagse kunst die van Rembrandt even
aart. Ik laat op het ogenblik elke waar
debepaling buiten beschouwing. Ik zei
slechts, dat ik mij bezwaard zou voelen
indien het exposeren van Rembranats
werk een dergelijke ongewenste reper
cussie zou hebben ten aanzien van de
hedendaagse kunstenaars die maar al
te vaak vreemdelingen onder ons zijn
geworden.
Niets zou minder in overeenstemming
zijn met Rembrandts geest.
Prof. dr. Van de Waal stond vervol
gens een ogenblik stil bij de vraag:
wat een modern kunsthistoricus ter
herdenking van Rembrandt op een
preekstoel in de Pieterskerk moet doen.
De „geest van Rembrandt" oproepen,
de „essentie van zijn kunst" aanwijzen?
Wat kan het op deze plaats, ver van
de werken zelf, anders betekenen dan
te appelleren aan die vrome menselijk
heid waarin de kunstenaar voorging en
die hem zo spaarzaam is wedervaren?
Waarin verschilt onze houding tot
Rembrandt van die der vorige geslach
ten? Onze idealen* onze knevels en onze
dassen zijn minder en minder Rem-
brandtiek geworden, zelfs vergeleken bij
die van 1906.
Onze wereld wordt minder en minder
schilderachtig in de romantische be
tekenis van dat woord. Er zijn in onze
interieurs geen draperieën meer ge
bleven, en geen bewust onderhouden
vage contouren. Onze kleuren zijn fel
ler, en dulden wij eigenlijk nog wel er
gens enig clair-obscuur? Hebben wij
ons dan verder van Rembrandt verwij
derd? Ik meen van niet.
Wij hebben alleen andere kwaliteiten
in zijn kunst, ontdekt.
Het essentiële van Rembrandts kunst
dat is naar de vorm gerekend zijn
clair-obscuur.
SCHOONHEID IN
REMBRANDTS KUNST
De schoonheid in Rembrandts kunst
dat voelt ieder intuïtief is door
het lijden heen gegaan; zjj vindt haar
fundament in berusting en liefde,
maar ook hier is de liefde de meeste.
Van zulke dingen spreekt ons de
kunst van Rembrandt. Daarom be
hoort hij, ondanks alle schijn van het
tegendeel, vooraan bij hen die klaar-
Rjk betonen dat zij. volgens Paulus'
woord, „een vaderland zoeken" en dat
zij „gasten en vreemdelingen op de
aarde waren".
Mogen wij. aldus eindigde prof. Van
de Waal, in deze geest Rembrandt
herdenken! Dan kan ook het minst-
evenwaardige zinvol worden. Het recht
tot herdenken en niet alleen in de
kunstgeschiedenis moet door ieder
persoonlijk worden verworven.
De steen die Jacob oprichtte was
geen gewone steen, het was gedurende
het hemels vizioen zijn hoofdpeluw
geweest.
Dit persoonlijk beleven is ook in
de kunstgeschiedenis de gehele leer.
Gaat heen en ziet!
Rembrandt en het innerlijk
leven
Prof. René Huyghe, professor van het
College van Frankrijk en conservator
van het Louvre-museum te Parijs, sprak
tijdens deze herdenking een magistrale
rede over „Rembrandt en het inneriyk
leven" uit.
Van diens Franse referaat geven wij
hieronder in schets de essentie weer.
De middeleeuwse mens denkt naar het
schema van een vastgestelde orde, langs
een voor allen gelijke weg. In een fi
guur als Rembrandt ontmoeten we de
mens die het onderneemt, de wegéri
voor zijn vormgeving te vinden in de
eigen, van ieder onderscheiden persoon
lijkheid, explorerend in de eigen duis
ternis om tot een geheel zelfstandige
verlichting en belichting te komen.
Prof. Huyghe ziet deze nieuwe gees
teshouding wortelen in de motorische
kracht van het, de toenmalige geesten
belevende, protestantisme, in een nieuw
bewustzijn van de zoekende mens, die
het waarheidsstreven confronteerde met
dë achtergrond der eigen persoonlijk
heidsstructuur, de mens in innige ver
trouwelijkheid omgaand met zijn in
eigen landstaal doorvorste bijbelboeken.
Als voqrlopers, die geleerd hadden de
gegevens individueel te verwerken, ver
wees spreker naar sommige mystieken
en onder de kunstschilders naar de in
onthutsende eenzaamheid staande El
Greco.
Doorslaggevend werd ook Hollands
positie als snyvlak van Noordse en Ro
maanse culturen, omstandigheid die er
voor Rembrandt toe bijdroeg om de
poort te openen tot het banen van een
allerpersoonlijkste weg tot het kunste
naarschap.
Niemand schiep zoveel zelfporteretten.
Dit was geen akte van ijdelheid, maar
een middel om door te dringen in het
innerlijke wezen van al die beelden, die
hem de spiegel voorhield. Dit proces
kende fazes. Fazes met het doorgangs
stadium van iemand, die begon met het
vertolken van degene „die hy niet was".
De bekroning daarvan werd ,De Nacht
wacht". In 1637 daarentegen keert hij
naar zfjn wezenlijke weren terug. Hij
breekt met succes, ontdekt de verant
woording aan het geweten.
Schoonheid overdragen is aan anderen
opbaren wat men in zichzelf heeft be
vochten in de innerlijke dialoog met
het op geen andere wijze mededeelbare.
Dit doet Rembrandts kunst. Delacroix,
Baudelaire interpreteert men niet bui- i
ben een Rembrandt. Ook van Gogh geeft
zijn visie op mens en wereld niet an
ders dan door en van zich zelf uit. Be
stond er geen kunst, niemands persoon
lijkste strijd en geheim zouden iemand
verstaanbaar zijn.
Om het hart. de ziel te doen uitstra
len was het voor Rembrandt groot
meester van donker én licht inner
lijke noodzaak ook de schaduwen af te
tasten!
In de rede waren ook associatieve ge
dachten betrokken o m. van Cocteau en
van de existentie-filosoof Karl Jaspers.
STRATEGIER BIEDT
CANTATE AAN
Na deze zo zinvolle plechtigheid volgde
een ontvangst in de Burgerzaal van het
Stadhuis.
Tijdens deze feestelijke en door circa
600 personen bijgewoonde ontvangst,
bood de componist, de heer Herman
Strategier, Leidens burgemeester de
partituur van de Rembrandt-cantate
aan. Een geschenk, dat burgemeester
Van Kinschot op hoge prijs stelde.
Jan Engelman, die de tekst voor de
cantate samenstelde, ontving van de
burgemeester een tastbaar aandenken.
Prof. dr. H. G. Beyen in Pieterskerk
Niet modern, doch toch vol eeuwigheid
Prof. dr. H. G. Beyen, hoogleraar in de archeologie aan de Leidse Univer
siteit, sprak gistermiddag tijdens de Rembrandt-herdenking in de Pieterskerk
over „Polariteit, ciassiciteit, moderniteit in Rembrandts kunst".
Na een korte inleiding merkte spreker
o.m. op: „Rembrandt, zo zegt men, is de
schilder van het licht. Zeker, dat is hy.
Maar hij is dat geenszins op de wijze dei-
impressionisten. hy is geen Monet, hij J
is meer. „Hy is", zo verklaart men zich
nader, "de schepper van een vergeeste- j
lijkt licht", een licht, dat a.h.w. van de
dingen zelf lijkt uit te stralen. Dat zegt
reeds meer. Dit vergeestelijkt, bovenna
tuurlijk licht is een belangrijke factor
in zijn werk. Toch verzwijgt ook deze
uitspraak al te veel. Bovendien, Rem
brandt is geenszins zonder meer een
dromerig mysticus, zoals men uit deze
karakteristiek zou kunnen opmaken, i
Wy willen uitgaan van de polariteit
van Rembrands kunst. Twee polen,
twee diametraal tegenover elkaar lig-
genden punten fixeren de as. waarom
het firmament van zijn wereld zich
wentelt: radicaal realisme en breed
gevleugelde fantasie.
Rembrandt aanvaardt de werkelijk
heid in zijn alledaagsheid, in zijn
nederigheid en zelfs in zijn
platte huisbakkenheid. Doch te
gelijkertijd is alles in zijn werk fan
tastisch. niet geheel, of beter: niet al-
gedachten de mensheid omarmt zoals
Beethoven in zijn Innigste momenten.
Zyn sterke expressiviteit, zijn oppo
sitie tegen alle academisme, zijn grillig
heid, zyn zonder twjjfel verwant aan het
esthetisch streven onzer dagen, al zijn
deze strevingen bij de grote 17e eeuwer
I in geheel andere vormen uitgedrukt. Als
j vereerder van de natuur en de natuur-
I lijke vorm lijkt hij zeker niet modern.
REMBRANDTS
LICHT
TOVERACHTIG
Rembrandts toverachtig licht is an
ders: het heeft iets bovenaards, iets
eeuwigs, maar het is mild. Bij hem vindt
i het ware Licht onmiddelijk zijn toe
gang tot de duistere grot des levens. En
de meester hield niet slechts van het
f licht, hij had ook de schaduwen lief, die
leen maar van deze wereld. Bedelaars eeuwige licht werpt. De schaduwen
en schooiers zowel als koningen en van deze onze wereld, die hij niet missen
goden zijn zijn objecten. kon- Vandaar dat hy niet slechts lachte
Tijdens de ontvangst in de Bur
gerzaal. Burgemeester jhr. mr. F.
H. van Kinschot, in gesprek met de
minister van Justitieprof. mr. J. C.
van Oven. Rechts de minister van
Buitenlandse Zaken. mr. J. W.
Beyen.
(Foto L.D./Van Vliet.)
Motor en auto in botsing
Om halftien hedenochtend heeft zich
op de hoek van de Kanaalweg en de
Lorentzkade een ernstig verkeersongeluk
voorgedaan. Een 19-jarlge motorrijder
uit Waddinxveen kwam daar met zijn
voertuig in botsing met een personen
auto, bestuurd door een Leidse ingeze
tene. De motorrijder werd met ernstige
verwondingen, waaronder een schedel-
basisbreuk, naar het Academisch Zie
kenhuis vervoerd. De politie onderzoekt
de schuldvraag.
ACADEMISCHE EXAMENS.
Geslaagd voor het kand.ex. Ned.
Recht mej. W. F. Zjjl (Den Haag),
mej. M. Koderitsch (Den Haag) en de
heren I. de Bruyn (Den Haag), F. N. J.
Hollman (Den Haag), P. P. van de
Vijver (A'dam), J de Goederen (Lin-
schotem), K. J. J. Meertens (Schiedam).
A. F. van Goch (Scheveningen). G.
Blauw (Der Haag), A. A. G. Peters (Den
Haag), W. L. van Leeuwen (Delft), D.
C. Smit (Haarlem), A. G. Escher (Bent
veld), A. E. Kellerman (Den Haag) en
K. v. d. Steenstraten (Den Haag).
Heel anders klinkt de volgende opinie:
„Het essentiële van 's meesters kunst is jjj Joor d?SÜSvSïïSÏftimi? 2»
de diepe menselijkheid". Ook dit is tot I Parad°x- dl<? Rembrandts kunst in zich
bergt, deze kunst juist zo machtig is.
Een paradox, die wortelt in de grote,
eveneens in hogere wijsheid tot even
wichtige waarheid om te smeden para
dox, die dit ons leven beheerst: de ge
lijktijdige heerschappij van lichaam en
geest, de aardsheid en de verhevenheid
van de mens. De constatering van deze
Wij zullen daarom een andere, minder eenheid in 's meesters werk brengt ons,
eenzijdige karakteristiek beproeven, al j aldus spreker, vanzelf tot een tweede
in vreugdevolle schoonheidsroet, maar
ook treurde met de verdrietigen. Het he
mels licht koestert de donkere aarde.
Dat is zijn christelijke visie, aldus prof.
Beyen. Zijn licht lijkt niet voor niets
zelfs in sommige taferelen, die in de
open lucht spelen, op het licht in een
kerkgebouw. Dat is het juist, wat ons
naar Rembrandts werken toetrekt, wat
hem niet zozeer „modem", als wel nabij
en toch vol eeuwigheid doet zijn.
op grote hoogte waar. doch nu is nog
zijn religiositeit die vrijwel zijn gehele
oeuvre beheerst of althans beinvloedt,
buiten beschouwing gelaten. Minder dan
bij welke grote geest ook lijkt het moge
lijk zijn werk vanuit één bepaald aspect
voldoende te belichten.
zijn we, aldus spreker, ons ten volle be
wust, dat ook deze het geheel niet kan
omvatten.
Dr. L. G. Kortenhorst, die de plechtige dienst in de Pieterskerk met een
kort woord van dank sloot, deelde daarin mede, dat het de bedoeling van de
Stichting Rembrandt-herdenking 1956 is om Leiden namens het Nederlandse
volk een Rembrandt-monument aan te bieden.
Men zou zich, aldus dr.
de vraag kunnen stellen
reeds van vele kanten geklonken of
het wel mogelijk, nodig en passend is
Rembrandt door een monument te eren.
Is het niet voldoende zo is ons in
alle toonaarden toegeroepen de mees
ter den volke te tonen in zijn werken?
De constitutionele vergadering van
onze stichting, samengesteld uit de ver
tegenwoordigers der culturele weten
schappelijke en sociale organisaties der
natie, heeft deze prealabele vraag met
nauwkeurigheid en ernst onderzocht,
gewikt en gewogen en is tot het besluit
gekomen, dat de Rembrandt-gedachte
in het volksleven een nieuwe impuls
moest ontvangen zowel door een doel
stelling zelf, als door de middelen om dit
plan te verwezenlijken. Gij zoudt in deze
poging karaktertrekken kunnen zien zo
wel van een toetsing der openbare me
ning met betrekking tot de cultuur als
van een praktisch werkend medium tot
voorlichting en opvoeding van jong en
oud.
De laatstbedoelde gedachte is eerst tot
volle groeikracht gekomen toen de Rege
ring een aanvraag om steun uit de
staatskas had afgewezen en zich ook ver
der van elke andere medewerking afzij
dig had gehouden.
Achteraf zijn wij verheugd, aldus
spreker, dat wij ons financieringsplan
hebben moeten baseren op het meest
brede vlak van vele geringe bijdragen
uit het volk zelf.
Alle genoemde organisaties hebben
zich spontaan achter deze nationale
opzet geplaatst; ook zy zagen in ons
streven een taak van gans ons volk.
De middelen om ons doel te verwe
zenlijken werden door ons gezocht langs
de weg der volksopvoeding.
Kortenhorst, Een aantrekkelijk geschrift, verlucht
en zij heeft met afdrukken van tekeningen van
Rembrandt, en geschreven door dr. A.
B. de Vries, is reeds in grote oplage
met medewerking van Nederlandse ge
meentebesturen verschenen, om aan de
Jeugd van de middelbare scholen te wor
den uitgereikt. Onder auspiciën van
onze stichting is de biografie van Rem
brand uitgegeven geschreven door me
vrouw Henriëtte L. T. de Beaufort Ten
slotte is een ieder de gelegenheid gebo
den om een fraai uitgevoerd werkje over
Rembrandt's leven, met een vijftal af
beeldingen van etsen en tekeningen, te
ontvangen en daardoor bij te dragen
aan de schenking van het Nederlandse
volk aan de stad Leiden van een monu
ment. hetwelk in nagedachtenis aan
Rembrandt zal worden opgericht.
Het denkbeeld van het scheppen van
een monument voor Rembrandt heeft
in Nederland vele gemoederen in be
weging gebracht. Kunstenaars en
kunstcritici hebben zich verdiept in
de mo?elijkheid, om iets te scheppen,
hetwelk Rembrandt waardi? zou zijn.
Het is de vaste overtuigine van de or
ganisatoren van deze actie, dat het
mogelijk moet zijn door een kunstzin
nige creatie van deze epoche een bril
jante hommage aan Rembrandt te
brengen.
Bij het einde van deze middag in het
hart van Rembrandts geboortestad, zii
het mij, aldus dr. Kortenhorst, vergund
een dringend beroep te doen op het Ne
derlandse volk in de komende maanden
aan onze Stichting de middelen te
verschaffen om nog in dit Rembrandt-
jaar het bewijs televeren. dat de fakkel
der beschaving niet is geblust in het
dorre en steriele zand van hyperkritiek
en materialisme.
punt: Rembrandts ciassiciteit.
Spreker wilde dit tweede punt ter
sprake brengen in de vorm van een
vraag: is Rembrandts kunst klassiek?
Klassiek is een moeilijk begrip. Wei
nig woorden variëren zozeer van inhoud.
REMBRANDT: KLASSIEK
Verstaat men onder een klassiek
kunstwerk een schepping, die zich door
zijn hoge esthetische waarden, door zijn
diepe menselijkheid boven het tijdelijk
geldende uitheft en de mensen van vele
zoal niet van alle eeuwen iets te zeggen
heeft, dan is het antwoord niet twijfel
achtig: Rembrandt is klassiek. Maar ook
een zekere inperking van het begrip is
mogelijk en z.i. zelfs gewenst. Ciassici
teit, zo kan men zeggen, onderstelt een
harmonie van veelzijdig werkende krach
ten, samengebundeld in een vorm, die
door zijn evenwichtigheid niét aan zijn
ontstaansperiode gebonden is een alge
meengeldigheid nabijstreeft, anders ge
zegd. algemene normen aangeeft.
REMBRANDT NIET MINDER
Het antwoord op de vraag naar Rem
brandts moderniteit, d.w.z. naar zijn
geestelijke esthetische verwantschap
met onze tijd zegt. aldus spreker, niets
over de waarde van zijn kunst. Omdat
wij mogelijkerwijs anders zijn, is Rem
brandt niet minder. Als hij „uit de tijd"
zou zyn, zou dit eerder voor ons een
reden tot ongerustheid over ons zelf zijn.
Op de vraag of de meester ons ge
slacht nabü staat, zou ik met een
voorwaardelijk „Ja" willen antwoor
den. Rembrandts intense belangstel
ling voor de hem omgevende werke
lijkheid, die steeds geschraagd wordt
door een diepe, warme menselijkheid,
zijn innig meeleven vooral met de
misdeelde mens congrueren met de
beste strevingen in onze maatschappij.
REMBRANDT EEN GENEZER
Hij is modern in psychisch-culturele,
helaas voor ons minder in artistieke zin.
Bepaalde groepen van moderne kunste
naars immers trekken zich nog gaarne
terug in het heilige huisje van hun eigen
persoonlijkheid, een erfenis van de late
19e eeuw. Zy vluchten vaak in de irrea
liteit van de on-figuurlljke kunst, die
uiterst persoonlijk, maar ook onper
soonlijk en werkelijk abstract zijn kan.
Rembrandt zou voor het huidige ar-
De in opdracht van de gemeente Lelden door de Utrechtse componist Her
man Strategier geschreven Rembrandt-Cantate, uitgevoerd onder Willem
Mizee's leiding door leden van een vijftal Leidse koren Alma Materkoor,
Madrigaalkoor. De Stem des Volks, Con Amore en Ex Animo heeft grote
kwaliteiten. Zij geeft, aan de hand van door Jan Engelman opgespoorde authen
tieke oorkonden en levensbeschrijvingen, een overzicht van Rembrandts leven,
wel wat te kust en te keur, maar het uiteindelijk resultaat is, speciaal muzi
kaal gezien, harmonisch en stellig bevredigend. Deze Cantate geeft wederom
een indruk van Stategiers vernuftig, melodieus en niet te ultra-modern compo
sitorisch vermogen, waarbij hij met een gezonde vitaliteit te werk gaat. De
Cantate heeft geenszins de vorm aangenomen van een ,.gelegenheids"-werk,
munt uit door een sprankelende geest en doet ook aan de ernstige episodes
ten volle recht wedervaren.
Mizee had de partituur eerst sinds
héél kort in zijn bezit en hiermee
rekening houdend waarbij onze waar
dering uitgaat naar de dirigent, die zich
zó snel moest inwerken werd er. mede
dank zij de voortreffelijke ondersteuning
van het Residentie-Orkest, reeds een
waardevolle uitvoering van gegeven, al
zijn wij ervan overtuigd, dat deze Can
tate. waarin speciaal de aangrijpende
aanhef ..Rembrandt, Rembrandt" impo
neert, bij een reprise nog sterker indruk
zou maken.
De Cantate beschrijft verschillende
fasen uit Rembrandts leven, opent met
een gedicht van Baudelaire in de ver
taling van Jan Engelman, waarin gans
het lijden van Rembrandt, waarin het
kruis een voorname plaats inneemt, tot
expressie komt. Bij de klagende oproep
..Rembrandt. Rembrandt", denkt men
hem in persoon te zien verschijnen
Strategier voert ons vervolgens naar
Rembrandts afkomst. Wel bevreemdend
is, dat volgens de tekst van Arnold
Houbraken Rembrandt geboren zou zijn
buiten Leiden, zo tussen Leiderdorp en
Koudekerk, terwijl iedereen weet, dat hij
in Leiden in de Weddesteeg het
levenslicht zag maar gelukkig is
Houbrakens tekst in de uitvoering ge
wijzigd, waardoor Houbrakens fout her
steld werd. Doch op het programma
stond die tekst toch maar vermeld
Dan voert de compositie, na een
schildering van Rembrandt als realist,
naar het huwelijk met Saskia, waarop
een uiterst illustratieve en suggestieve
verbeelding van „De Nachtwacht" de
trompetten spelen daarin een voorname
rol volgt. Het testament van Saskia
doet dan aan als een stukje „Burgerlijk
Wetboek", de overeenkomsten tussen
Hendrikje en Titus vallen op door een
itreffende thematiek mannelijk en
tistieke geslacht een genezer kunnen I vrouwelijk het testament van Hen-
zijn van hard cynisme en bitter pes-drikje vormt opnieuw een ernstige noot
simisme: Rembrandt, die vertederd ia het schilderboek De Lairesse bevat eeo
coloristisch palet, dat volkomen bij
Rembrandt past in deze overigens niet
diepgaande, maar toch boeiende par
tituur.
Niet dat hierin de „geest van Rem
brandt" getrouw tot uitdrukking komt
wel verre van dat maar zeker om
het speelse, typisch aan Strategier eigen
Hollandse karakter, onderbroken door
episodes van treffende inkeer, terwijl
ook de doorzichtig behandelde instru
mentatie. meermalen herinnerend aan
Richard Strauss als een weldaad aan
doet. Trouwens, ook in ander opzicht
zijn er reminicenties aan Richard
Strauss, bijv. aan diens Tijl Uilenspie
gel. Ook moeten wij soms aan Sibelius
denken.
Strategier schreef een vitaal werkje,
geïnspireerd en vlot. Superieur is bijv.
ook zijn bewerking van het „Nederlandt
let op uw saeck" (Valerius), een der
bewijzen, hoe knap en inventief hij te
werk kan gaan.
Deze Cantate doet Strategier ook in
menig opzicht volkomen als „Strategier"
onderkennen. Jammer, dat wat Engel
man bijeenzocht, niet meer dan flitsen
konden zijn
Want Rembrandts leven is voor de
culturele ontwikkeling belangrijker ge
weest, dan in deze Cantate, met haar
vluchtige en luchtige contrasterende
impressies, tot uitdrukking kon komen.
Annie Hermes (alt) en Leo Ketelaars
(bas) hebben voortreffelijk de deels
zangerige, deels declamatorische par
tijen vervuld, hetgeen in deze enorme
ruimte een zware opgave betekende.
Willem Mizee, kundig koordirigent als
hij is, komt hulde "oe voor de wijze,
waarop hij de uitvoering van deze ge
compliceerde partituur, waarin chroma
tiek en polyritmiek een grote rol spelen,
heeft geleid, evenals de zangers en zan
geressen voor hun wèlklinkende zang.
H.