EERBIEDIGE AAN GROET BILDERDIJK Een Zoeklicht. GENIE MET ZWAK LICHAAM VOGELBESCHERMING, EEN INTERNATIONAAL BELANG M ZATERDAG 10 MAART WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bewogen Leven CLVXI Kijkjes in de Natuur Voortdurend gedreven om zijn grootheid te handhaven Bilderdijk. wélk een omstreden figuur! In zijn eigen tijd en in de onze. Onze vader landse geschiedenis kent geen mens met zoveel complexen, zoveel verlangen naar aardse onsterfelijkheid. Op de zevende september 1756 werd hij geboren, en zo we hem zelf mogen geloven kende hij reeds op anderhalfjarige leeftijd de bijbelhistorie, de mythologie en de voornaamste feiten uit de Universele Geschie- denis. Daar kwam nog bij als iets van zelfsprekends: de Heidelbergse Catechismus en Vader Cats. Natuurlijk geloven we hem niet. En we kunnen er met ons gezond verstand niet bij dat hij het zelf geloofd heeft. Maar als men ondanks alles en- tegen alles in wil vast houden aan eigen volmaaktheid Zij gingen samen naar Duitsland, met toestemming van de prins èn met een jaargeld van hem. Zij zou daal de rol van mevrouw Van Hernatten moeten spelen en hij was de heer Van Teisterbandt. Altijd dorstend naar nieuwe kennis, alttjd verlangend naar nieuwe roem. meer en meer levend in de wereld van zijn dromen, in de wereld van de schijn dus, trok hij tenslotte Hollahd weer in. "k Heb dan met mijn stramme v Elndlijk uit d'onstuimen vloed. Holland's vaste wal betreden! NOOIT zou WJ vaste grond onder zijn voeten krijgen. Ook tijdens het Koninkrijk Holland niet, al werd hij dan leermeester van Lodewljk Napoleon Van de broer van Napoleon, die hij eens zo geminacht K. Er was echter een koninkrijk gekomen en dat deed i deugd. Aan het geharrewar der regenten was nu voorgoed een einde. Bilderdijk, de recalcitrant, die zulke grote bezwaren had tegen de geest der eeuw, dichtte nu een ode aan Napoleon. Doch hij kreeg geen antwoord. Waarom zou Napoleon ook antwoorden? Er waren toen Immers gróte dichter in Europa: Goethe! Waarom zou Napoleon zijn tijd verdoen door te praten met dit geniale, doch scheef gegroeide wezen, dat voortdurend verstrikt was in zijn eigen grootheidswaan, als hij nauwelijks tijd had voor een reus als Goethe? De dichter versomberde. Voortdurend kwamen doods gedachten. Hij zou spoedig sterven, maar voordat hij stierf zou hij, de meester de grootmeester van het woord, het onzegbare zeggen. Zou hij zün ganse ziel uitstorten voor zijn volk. Ieder van mijn lezers kent wel het verhaal van de Stervende zwaan. Anna Pavlova heeft hem gedanst en Bilderdijk heeft hem bezongen. De danseres was de stervende zwaan toen zij hem danste. Zij had zelf zwa nen, zü had zich met hen volkomen vereenzelvigd. Voor Bilderdijk was het een lyrisch motief. In 1811, ten tijde van de inlijving bij Frankrijk, toen Lodewijk Napoleon verdwenen was en Napoleon zich zjjn bestaan niet eens herinnerde, dichtte hij zijn af scheid. „Waar Meanders zilvren water door zün kronkelboch ten schiet. Groet de zwaan haar stervensstonde met een zacht en kwelend lied". ZOGENAAMD stervend profeteerde de dübhter, zag Wj visioenen van een nieuw Holland. Stervend zong ik. Stervend wrong ik Deze heilvoorspellir.g uit! 't Sterflot wenkt. mü. Gy, herdenkt mü Als u 't juichensuur ontspruit! Hij zou nog twintig Jaar loven en nog menigmaal af scheid nemen. En toch. ondanks al het overdrevene. het ziekelüke, ls hü tüdCoos geworden. Hü was een gevoels mens, hü had een zwak llahaarn en daarom vergeven wij hem gaarne het gejammer over zün scheppingspijnen. Kloos. Gossaert, Kollewijn en anderen hebben hem verdedigd, soms zijn zelfs die dingen verdedigd die nu eenmaal niet te verdedigen zün. Anderen hebben hem tot de hel toe nedergestoten; sleöhts door een kleine groep wordt hij heden nog gelezen en dat kemt meer door zün politieke betekenis. HIJ was immers reeds d? man van het anti-revolutionaire program; en de groot/vader van het réveil. Maar soms ook kan hü het ganse volk iets zeggen Dat hangt mede af van de tüd waarin dat volk leeft. In het eerste oorlogsjaar luisterde ik naar een rede van dr. Hendrik Colyn. Die besloot zijn toespraak met deze woorden van Bilderdijk: Ja. zij zullen Zidh vervullen. Deze tüden van geluk' Dees ellenden gaan volenden; En verpletterd wordt het Juk! Holland leeft weer, Holland streeft weer! Vermoedelijk moeten wü de verklaring van dit zonder linge medeaoeken in een lidhamelüke afwijking. Op zijn zesde jaar namelijk verwondde hü zün voet. en daardoor bleef hü twaalf jaar invalide. Juist in de tijd toen zün makkertjes konden ravotten, rennen, schaatsen, vechten, was hij gedoemd tot stilzitten. En een kind kan begrijpen dat dit wel heel diep moet inwerken op iemands leven. Lichamelijke triomfen zou hü nooit vieren. Maar als men eerzuchtig is en bovendien geniaal, zal men dan niet proberen de eerste te worden in ae wereld van de droom? Groot, wüd waren de vleugels van zün fantasie en zün vader deed al zün best om het vroegwijze kereltje nog vroegwijzer te maken. Het schijnt dat de mens zijn lichaam nodig heeft als rem. anders slaat hü op hol. In bed kan een kind dromen dat hij de elfstedentocht meerüdt. hü doet zelfs mee aan de wedstrijd, vleugels aan de voeten en wintIeder juicht hem toe, maar als hü de volgende dag een t/wee- merentocht doet is het üs zo slecht en zajn schaatsen zün - zo stomp en er is één onnozel spiertje dat hem pün be gint te doen. Dit lidhamelüke letsel, en het verkeerd prikkelen van z«n eerzucht door zün ouders, hebben zijn leven mecie tot een tragiek gemaakt. TOEN hü geboren werd was er Juist een rel om zün vader, die prinsgezind was. De zoon zou de voet stappen van zün vader drukken. Later, ten tüdc van het rumoer om stadhouder Willem V zou hij. toen advocaat, Kaat Mossel verdedigen, die in het openbaar Oranje gedragen had En nog later, toen het getij ten gunste van hem was gekeerd, en de voornaamste patriotten gevlucht waren, verdedigde hij, eveneens met vuur, vroegere politieke vü- anden, die op hun beurt het slachtoffer waren geworden van partüdigheid. Naarmate hü voortschreed op zün levensweg groeide zün kennis op elk terrein, doch ook zün moeilijkheden groeiden. Zijn huwelijk werd een mis lukking Waar was een vrouw te vinden, die met zo'n man leven kon? Een man die de slaaf was van zijn eigen grootheidswaan? De mensen zeiden dat hij uit een geslacht van kaste leins stamde, doch ver voor hü meerderjarig was had hü al lang bewezen dat hü van adel was Kon een man met zo'n vluoht, wiens ziel tot de sterren ging, niet van adel zün? De Fransen kwamen, al wat prinsgezind was kwam op het derde plan. In een felle brief aan de heren van het nieuwe bewind sprak hü zijn minachting uit over „de nieuwe beginselen". Toen werd hü, „het gevaarlijke sujet", balling, en zün vrouw volgde hem niet. Ze had cok waar- lyk genoeg misère beleefd. HIJ kwam tenslotte in Londen terecht, waarheen ook de stadhouder was gevlucht. Daar vond hü een gastvrü dak bü de schilder Schweiokhardt. Daar kwam hü wat tot rust. De hoge gast vatte liefde op voor de dochter van de schilder. Wel was hü nog ge trouwd. wel had hü in vloelende verzen gefulmineerd tegen echtbreuk, doch dit, zün geval, was immers heel anders. Dit was geen echtbreuk, dit was pure liefde. Hü had haar nodig cn hij was BUderdjjk. Hij zou zich ver antwoorden in zün zangen. „Wat leggen Priesterlijke handen, BÜ andren. menschelüke banden, O, d'onzen zün door God gelegd! Hü die ons voor elkaar bestemde. Voor eeuwig hart aan harte klemde, Hü ls het zegel onzer Echt!" ENIGE weken geleden, in bet hart je van de Ustüd ontving ik kort na elkaar twee brieven van lezers. Ze kwamen van ver over de grenzen, de één uit Zwitserland, de ander uit Zuid- Afrika. Ze handelden niet over het vo gelvoedselprobleem, dat hier zo nij pend was en ze waren van verschil lende strekking, maar uit beide sprak belangstelling voor de dieren en bewo genheid met hun lot. hetgeen natuur lijk onmiddellük weerklank moest vinden bü een bewoner van deze lage, maar zeer koude landen aan de Noord zee. De Afrikaanse brief kwam „per lug- pos". Er zat een uitknipsel in van „Die Transvaler" van donderdag 9 februari 1956 Ik schrijf het Afrikaans netjes woordelük over Aardig is dat toch, als je als Nederlander zon taal heel ge- makkelük leest en dat je je er zo maar ln thuis voelt. Waar het om ging, was een foto met een opschrift: „470 in haelstorm gedood". Die 470 dat waren ooievaars en kraanvogels, een door el kaar gesmeten hoop dode dieren, een treurige verzameling poten, snavels en vlerken. „Verlede Saterdag se we mül van Co- liesberg tijdens een kwaai haelstorm gedood. Na die storm het 470 dood op die dam op die plaas Palmietfontem gedrijf Twee van die voels het ringe an hul' pote. waarop Pole en Duitsland gegraveer is Hier kük 'n man en 'n seun na sommige van die voëels" en zo kabbelt het bijschrift verder. Ik kijk eens naar die man Hij draagt een open zomerhemd met korte mouwen en uit zün zeer korte broekje steken lange blote benen Die zün na- tuurlük zongebruind: Ik kijk ook even naar mijn, win terbenen. Wit! als post papier. ironie der tegenstelling: in Zuid-Afrika lopen ze in shorts en wü beleven een oorlogse steenkool misère! Bü ons sterven de dieren een lang zame hongerdood en in die ou Trans vaal slingert een storm in enkele se conden een paar honderd grote vogels tegen de grond. Want mijn briefschrij ver verzekert, dat het getal 470 veel te laag bleek te zün geraamd. Bovendien „benewens die dooies loop baie van die ooievaars met gebreekte bene en vler- ke." Wel droevig, als je helemaal uit Oost- Duitsland komt vliegen, om daar in het land „waar mü Sari woon," zo ellendig te sterven. Ik had me Zuid-Afrika op dit punt toch wel anders voorgesteld. AAR n u brief nummero twee. Die gans andere aard. Er zit een uitknipsel ln uit de Néue ZU- richer Zeltung met in de marge een haastig neergekrabbelde groet. Van bevriende züde. Boven het stuk staat: „Der Vogelmord in Portugal" De in houd komt in korte trekken hierop neer: op 14 Januari J.l. werd ln de N.Z.Z. gemeld, dat 25.000 trekvogeltjcs door 3 Portugese boeren waren gevan gen en gedood. Uit de ringen bleek, dat deze vogels uit. Rusland, Polen en Duitsland afkomstig waren. Zü had den dus duizenden kilometers op hun kleine vlerken afgelegd, ze hadden dap per en met succes de strijd met de harde natuur doorstaan, maar in Por tugal a-aren ze in de netten van de mens gevlogen, de mens die gruwelij ker listiger is dan de hele natuur. In talrüke Europese landen (ik ci teer nog steeds) houdt men zich bezig met vogelbescherming, op ideële gron den allereerst, maar ook krachtens het inzicht, dat de vogel zo'n onmisbare plaats inneemt in de natuur. En dan komt een belnngrüke zin: „Wat hon derden vogelliefhebbers en vogelbe. schermers gedurende één winter weten te bereiken voor het behoud van de vogels, dat wordt door 3 vogelvangers in één dag vernietigd!" T TAD u dit voor mogelük gehouden in onze verlichte eeuw? 25000 leeuwerikjes, vinken, nachtegalen, al dat füne goedje, waar wü ieder jaar onze vreugde aan beleven, onder de slavnetten. Drie paar onverschillige knuisten, die ze er onder uit grabbelen en ze de nek omdraaien! U zegt: „ja"? U hebt ze in Zuid- Frankrijk zien hangen, de kleine prul letjes geregen aan een ijzerdraad, te koop in een straatje, zo'n beeldig schil derachtig Frans achterstraatje? Frankryk, la douce France, staat in de wereld der vogelbeschermers slecht aangeschreven. Ook Belgre kent wei nig égards voor de vogels, om maar te zwijgen van de landen aan de Middel landse zee. Hoe Oostelijker we komen, des te harder de mens ls tegen net dier. WAARVOOR nu die massale moordpartij? Wat wil men toch met zo'n aimzaliee 25.000 x 5 gram vogelvlees? Hebben die mensen daar soms overlast van de diertjes? Welnee, het is enkel en alleen er om begonnen, dat men de bezoekers in dc hotels iets büzonder wil voorzetten. Men brengt koud weg duizenden zang vogels om zeep terwille van een snobis tisch culinair genoegen, waaraan de vreemdelingen zich gedachteloos en kritiekloos overgeven. Iedereen kan mij nu onmiddellük aanvallen met „onze abattoirs onze visserij, ons jachtbedrüf" e.d. en dan raak ik vast wel in het nauw. maar toch zal ik volhouden, dat dit alles iets anders is dan het 'vermoorden van zangvogels. Ieder beschaafd mens weef wat de vogel in zijn leven betekent, ieder voorjaar voelt hü intuitief, dat hü de zanglüster noch de veld-leeuwe- rik. die svmbolen van een betere tüd. ooit uit zijn leven zou kunnen missen. Het is ermee als met de hond. de huisvriend van de mens. Wie zou het in zijn hersens halen, zün hond te slaohten? Toch is dit nog niet zo heel lang geleden in Zwitserland bij de wet verboden, onder de druk van een steeds scherper wordende openbare mening. Laten we hopen dat, wat het honden- slachten betreft, ook Duitsland een plaats krijgt in de rij der beschaafde volken. MOGEN Wü Nederlanders ons zelf nu op de borst slaan? Is hier I alles in orde op het gebied der dierenbescherming? Warden hier in de bane wintered hongerende vogels met lymstokken gevangen? Worden j hier bossen en velden afgestroopt op konijnen en reeën? Slaan ze de laatste Nederlandse visotter op het ijs dood? Worden de vossen in deze te lange sneeuwperiode met een blinde woede uitgeroeid? Ja of neen? De lezers ge- j ven voor Nederland zelf maar het ant woord. Maar op één punt kunnen we gerust zün: het overgrote deel van ons volk staat sympatiek tegenover de vogels Het steekt er de hand niet naar uit, tenzü om ze te helpen. Dat ls nu toch i wel duldelük gebleken bü de geweldige I activiteit, die de Nederlanders hebben I getoond toen de wintervogels moesten worden'geholpen. Er werd gevletterd, er werd gehelikopterd, er werd voer ge- j strooid ln massa's en als een onver- i laat zich aan zo'n hongerende stakker l had durven te vergnjpenhü zou door het publiek zo'n beetje zün gevild. Uit heilige verontwaardiging! Merkwaardige tegenstelling! Een paar honderd km zuidelijker op r it vasteland liggen de netten der vogc- I laars te wachten, en luisteren die vo gelaars naar de radioberichten, die hun een richtsnoer zün in hun ellendig J werk. Wordt het niet tüd, dat de gezamen- ljjke pers van alle landen eens duide- Hik maakt, dat dit duizendvoudig vo- gelmoorden een probleem is niet van nationale maar van internationale betekenis, waarmee wü allen nauw ver bonden zün? Is het niet dringend nodig, dat in ternationaal de openbare mening eens duchtig wordt wakker geschud? Speciaal in die landen, die de stro men toeristen leveren. En de stromen dollars en ponden. Sjouke van der Zee. Hollands naam is weer hersteld! Ho'.land. uit het stof verrezen, Zal oonieuw ons Holland wezen; Stervend héb ik 't U gemeld! DEZE laatste zin werd door Oolün weggelaten. Elke aanwezige was er toen door ontroerd. En het wil mü voorkomen dat Het Lied der Achttien Doden, zo beroemd in onze tüd, ln t/we* duizend zoveel meer ver geten zal zün dan deze strofen van Bilderdük nu. Maar wat de dichter ln de laatste strofe vroeg: Gij. herdenkt müdat is voorzover ik heb na kunnen gaan niet op grootse wijze gebeurd En dit is toch jammer want misschien zün deze paar cou pletten wel een leven waard. Als zü duizenden moed heb ben gegeven? Laat ik dan hem huldigen die vergeten is. En terwül ik dit neertik moet ik plotseling glim lachen. want Bilderdijk „komt door". Hü net vanuit de Hoge dreigend op mij neer en zegt „Zo groot als Jü de afstand waant tussen Napoleon en mü is de afstand tussen jou en mü." Ik geef hem gelük. Hij heeft immers gelük. En nu wordt zijn vertoornd gezloht plotseling heel knap, het wordt van adel. Nee, zegt hü plotseling, elk mens is ln wezen een kunstenaar. Maar mün strüd was zo moeilijk en mijn lichaam was zo zwak. Ik vind het heerlijk nu geen lichaam meer te hebben." Ik groet hem eerbiedig, namens U allen! REIN BROUWER. Zo was hij, een verschünsel, dat zich voeden mocht., als God het wilde Als hü het nodig had. Een verschünsel was hü toch niet. Dat was Napoleon. Hü was slechts een tragisch geniaal mens. voortdurend voortgedreven om zijn grootheid te handhaven of te vermeerderen. Jan Engelman. „Tweemaal Apollo. Brieven uit Griekenland". Het Spectrum, Utrecht. 1955. Reizen naar oorden waar tot voor kort alleen zeer gefortuneerden of on derzoekers naar toe konden gaan, is na cie Tweede Wereldoorlog bijna zo algemeen geworden als een dagje naar Soheveningen enige decennia geledeh. Talrijke reisverenlglngen en autobus- ondernemingen voeren ieder voor een bedrag, dat niet veel hoger ligt dan de akantletoeslag naar Spanje, naar Italiè. naar Joegoslavië, en voor het geld dat hü anders aan zijn dagehjks onderhoud zou opmaken, vindt de toe rist onderdak en eten ln het land van zün keuze Europa moge dan staat kundig en politiek nog grensen heb ben, de grote en kleine trekkers zijn reeds volkomen vertrouwd met een pan-Europa van de praktük en vin den elgenlU'k, dat een vreemd land pas aan de overzüde van een oceaan kan liggen. Of de kennis van naburige landen en hun bewoners er met deze gemak- kelüke bereikbaarheid op vooruit is gegaan? Wü vrezen van niet. Toen reizen nog een voorrecht was. bleek het verlangen gewoonlük de grote drüfveer tot het bestuderen van streken, waar het hart heentrok, maai waarvoor beurs en tüd onneembare hindernissen stelden. Thans klautert men gemeen- lük in trein of vliegtuig of in de laadbak van een vrachtauto met als motto op zün reistas: „Ik zie het wel als Ik er ben". Over het algemeen geven de moderne reisbeschrijvingen en handleidingen niet veel meer dan een opsomming van bezienswaardigheden vergezeld van de mening van schrü- vende eendagsvliegen, die deze zich op volkomen onvoldoende gronden ge vormd hebben. v OP DE BOEKENMARKT De dichter ontmoet Apollo De sohrüver van de bundel opstellen over Griekenland, genaamd „Tweemaal Apollo", Jan Engelman, behoort tot de kleine groep ran waarlijk beschaafden, die weet dat het bezit aan culturele worvenheden hem zelfs door twee oor logen niet ontnomen kan worden. Voor deze dichter en kunstkenner is de we tenschap dat de Griekse oudheid nog steeds de bron van de Europese be schaving vormt, een levende gedachte, die hem ook reeds vergezeld moet heb ben op zijn dagelijkse gang door zijn geboortestad. Jaren voordat hem de mogelijkheid tot een reis naar Grieken land geopend werd, moet hü reeds ge weten hebben wat hem daar wachtte en wat hü er doen wilde Zijn boek levert het bewüs. dat slechts deze wijze van een land bezien en bereizen vrucht af kan werpen. En gelman heeft de kennis van de histo rie van dit land en volk, dc herkomst, structuur en doel van ruïnes en beeld houwwerken tot zün geestelük eigen dom gemaakt voor hü zijn wetenschap aan de realiteit ging toetsen. Het ge volg daarvan is dat hij, eenmaal op Griekse bodem, zich bewust kon zün van een frisse persoonlüke ervaring, een levendig herkennen en een moeite loos begrüpen. Zoals een musicus eerst genieten kan van zün muziek als hü de techniek van zün Instrument onder de knie heeft, zo geniet Engelman van Oriekenland. omdat hij weet wat hü ziet. Hü ijehoelt het oor niet in te spannen om de dubieuse verklaringen van gidsen aan te horen en hij behoeft niet te kijken met één oog in zün Baedeker. Daarom kan hü urenlang onder bomen zitten en water drinken en genieten van „heilig licht cn lucht", het hoofd vol vruchtbare gedachten omtrent het geziene in warme dalen en gloeiende hellingen. Hü kent de her komst en oorsprong van het beeld houwwerk en kan daarom persoonlijk reageren op de Delfisohe wagenmen ner in het avondlicht. Hü kent de le vensloop van het Griekse volk en be- grüpt dus hun aard en htm daden. HU kan in het theater van Polykleltos gaan staan, met gedempte stem een passage uit „Jozef in Dothan" opzeg gen en niet verwonderd zün omdat de arbeiders met hun werk ophouden en op de bovenste omgang gaan zitten luisteren, want hü weet van de onge- lofeiyke akoestiek van dit bouwwerk uit een tijd toen er bepaald nog geen geluidstechnici waren. Zo kan het hem ook overkomen dat de man die hem ln Mykene een paar scherven van antiek aardewerk aan biedt. Asklepios Latün Aesculapius de god van de geneeskunde zelf blükt te zün. Asklepios geleidt de schrü'ver naar zün oude kliniek in Epidauros. Dat deze god inderdaad onsterfelük is, blükt wel uit het feit. dat WJ in zün monologen opgewekt Molière en Niet- sche aanhaalt en met Engelman debat, teerd over Freud. „De Griekse goden zün minder vervelend dan men tegen woordig veelal denkt" De Griekse godenleer heeft mij altyd al zeer ge boeid, maar een zo amusante adstruc tie over een van hen als in deze pas sage van Engelmans boekje, ben ik nog niet tegengekomen. De Karyatiden van het Ereohtheion een ieder die niet in de derde klas van de lagere school is blüyen steken, weet dat hü deze vrouwenfiguren, die als zuilen een tempeldak diagen, be wonderen moet en bewonderen zal als hü ln de gelegenheid komt ze te zien. Engelman weet dit zo innig, dat hü het vergeten kan Zodoende is zün blik fris en onbezwaard met kennis als hü spreekt over de moeiteloze gratie, over het ritme, over de afwisseling in de standen, die niet alleen ethetlsch, maar bovendien ook architectonisch van be. tekenis ls. HU beschrijft deze eeuwen oude schoonheid alsof hü met de blik van een beeldhouwer een levende vrou wengestalte beziet, die met de kruik op het hoofd een bergpad af komt lopen. Wijsheid zonder weekheid, geluk in evenmaat; al wie het voorrecht zal ge nieten Griekenland te kunnen bezoe ken leze „Tweemaal Apollo". Hij zal er geen aanbevolen hotels ln vinden, geen vertrekuren van boten en treinen, noch ook krantenberichten over de he dendaagse politieke moeiiykheden HU zal kennis maken met de aard en de geest van deze bakermat van de Euro pese cultuur, hü zal leven met de Grie ken. in de zon en onder de olüven. Eén kleine vergissing heeft de auteur gemaakt. Het citaat op pag. 61 moet zOn: „Voorbü, voorbü. o en voorgoed voorbü". CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 12