EERBIEDIGE
AAN
GROET
BILDERDIJK
Een Zoeklicht.
GENIE MET ZWAK LICHAAM
VOGELBESCHERMING, EEN
INTERNATIONAAL BELANG
M
ZATERDAG 10 MAART
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
Bewogen Leven CLVXI
Kijkjes in de Natuur
Voortdurend gedreven om zijn grootheid te handhaven
Bilderdijk. wélk een omstreden figuur! In zijn eigen tijd en in de onze. Onze vader
landse geschiedenis kent geen mens met zoveel complexen, zoveel verlangen
naar aardse onsterfelijkheid.
Op de zevende september 1756 werd hij geboren, en zo we hem zelf mogen
geloven kende hij reeds op anderhalfjarige leeftijd de bijbelhistorie, de mythologie en
de voornaamste feiten uit de Universele Geschie- denis. Daar kwam nog bij als iets van
zelfsprekends: de Heidelbergse Catechismus en Vader Cats.
Natuurlijk geloven we hem niet. En we kunnen er met ons gezond verstand niet
bij dat hij het zelf geloofd heeft. Maar als men ondanks alles en- tegen alles in wil vast
houden aan eigen volmaaktheid
Zij gingen samen naar Duitsland, met toestemming
van de prins èn met een jaargeld van hem. Zij zou daal
de rol van mevrouw Van Hernatten moeten spelen en hij
was de heer Van Teisterbandt.
Altijd dorstend naar nieuwe kennis, alttjd verlangend
naar nieuwe roem. meer en meer levend in de wereld
van zijn dromen, in de wereld van de schijn dus, trok
hij tenslotte Hollahd weer in.
"k Heb dan met mijn stramme v
Elndlijk uit d'onstuimen vloed.
Holland's vaste wal betreden!
NOOIT zou WJ vaste grond onder zijn voeten krijgen.
Ook tijdens het Koninkrijk Holland niet, al werd
hij dan leermeester van Lodewljk Napoleon
Van de broer van Napoleon, die hij eens zo geminacht
K. Er was echter een koninkrijk gekomen en dat deed
i deugd. Aan het geharrewar der regenten was nu
voorgoed een einde.
Bilderdijk, de recalcitrant, die zulke grote bezwaren
had tegen de geest der eeuw, dichtte nu een ode aan
Napoleon. Doch hij kreeg geen antwoord. Waarom zou
Napoleon ook antwoorden? Er waren toen Immers gróte
dichter in Europa: Goethe! Waarom zou Napoleon zijn
tijd verdoen door te praten met dit geniale, doch scheef
gegroeide wezen, dat voortdurend verstrikt was in zijn
eigen grootheidswaan, als hij nauwelijks tijd had voor
een reus als Goethe?
De dichter versomberde. Voortdurend kwamen doods
gedachten. Hij zou spoedig sterven, maar voordat hij
stierf zou hij, de meester de grootmeester van het woord,
het onzegbare zeggen. Zou hij zün ganse ziel uitstorten
voor zijn volk.
Ieder van mijn lezers kent wel het verhaal van de
Stervende zwaan. Anna Pavlova heeft hem gedanst en
Bilderdijk heeft hem bezongen. De danseres was de
stervende zwaan toen zij hem danste. Zij had zelf zwa
nen, zü had zich met hen volkomen vereenzelvigd. Voor
Bilderdijk was het een lyrisch motief.
In 1811, ten tijde van de inlijving bij Frankrijk, toen
Lodewijk Napoleon verdwenen was en Napoleon zich
zjjn bestaan niet eens herinnerde, dichtte hij zijn af
scheid.
„Waar Meanders zilvren water door zün kronkelboch
ten schiet. Groet de zwaan haar stervensstonde met
een zacht en kwelend lied".
ZOGENAAMD stervend profeteerde de dübhter, zag
Wj visioenen van een nieuw Holland.
Stervend zong ik.
Stervend wrong ik
Deze heilvoorspellir.g uit!
't Sterflot wenkt. mü.
Gy, herdenkt mü
Als u 't juichensuur ontspruit!
Hij zou nog twintig Jaar loven en nog menigmaal af
scheid nemen. En toch. ondanks al het overdrevene. het
ziekelüke, ls hü tüdCoos geworden. Hü was een gevoels
mens, hü had een zwak llahaarn en daarom vergeven wij
hem gaarne het gejammer over zün scheppingspijnen.
Kloos. Gossaert, Kollewijn en anderen hebben hem
verdedigd, soms zijn zelfs die dingen verdedigd die nu
eenmaal niet te verdedigen zün. Anderen hebben hem
tot de hel toe nedergestoten; sleöhts door een kleine
groep wordt hij heden nog gelezen en dat kemt meer door
zün politieke betekenis. HIJ was immers reeds d? man
van het anti-revolutionaire program; en de groot/vader
van het réveil.
Maar soms ook kan hü het ganse volk iets zeggen Dat
hangt mede af van de tüd waarin dat volk leeft. In het
eerste oorlogsjaar luisterde ik naar een rede van dr.
Hendrik Colyn. Die besloot zijn toespraak met deze
woorden van Bilderdijk:
Ja. zij zullen
Zidh vervullen.
Deze tüden van geluk'
Dees ellenden gaan volenden;
En verpletterd wordt het Juk!
Holland leeft weer,
Holland streeft weer!
Vermoedelijk moeten wü de verklaring van dit zonder
linge medeaoeken in een lidhamelüke afwijking. Op zijn
zesde jaar namelijk verwondde hü zün voet. en daardoor
bleef hü twaalf jaar invalide. Juist in de tijd toen zün
makkertjes konden ravotten, rennen, schaatsen, vechten,
was hij gedoemd tot stilzitten. En een kind kan begrijpen
dat dit wel heel diep moet inwerken op iemands leven.
Lichamelijke triomfen zou hü nooit vieren. Maar als
men eerzuchtig is en bovendien geniaal, zal men dan niet
proberen de eerste te worden in ae wereld van de droom?
Groot, wüd waren de vleugels van zün fantasie en zün
vader deed al zün best om het vroegwijze kereltje nog
vroegwijzer te maken.
Het schijnt dat de mens zijn lichaam nodig heeft als
rem. anders slaat hü op hol. In bed kan een kind dromen
dat hij de elfstedentocht meerüdt. hü doet zelfs mee aan
de wedstrijd, vleugels aan de voeten en wintIeder
juicht hem toe, maar als hü de volgende dag een t/wee-
merentocht doet is het üs zo slecht en zajn schaatsen zün
- zo stomp en er is één onnozel spiertje dat hem pün be
gint te doen.
Dit lidhamelüke letsel, en het verkeerd prikkelen van
z«n eerzucht door zün ouders, hebben zijn leven mecie
tot een tragiek gemaakt.
TOEN hü geboren werd was er Juist een rel om zün
vader, die prinsgezind was. De zoon zou de voet
stappen van zün vader drukken. Later, ten tüdc
van het rumoer om stadhouder Willem V zou hij. toen
advocaat, Kaat Mossel verdedigen, die in het openbaar
Oranje gedragen had
En nog later, toen het getij ten gunste van hem was
gekeerd, en de voornaamste patriotten gevlucht waren,
verdedigde hij, eveneens met vuur, vroegere politieke vü-
anden, die op hun beurt het slachtoffer waren geworden
van partüdigheid. Naarmate hü voortschreed op zün
levensweg groeide zün kennis op elk terrein, doch ook
zün moeilijkheden groeiden. Zijn huwelijk werd een mis
lukking Waar was een vrouw te vinden, die met zo'n
man leven kon? Een man die de slaaf was van zijn eigen
grootheidswaan?
De mensen zeiden dat hij uit een geslacht van kaste
leins stamde, doch ver voor hü meerderjarig was had
hü al lang bewezen dat hü van adel was Kon een man
met zo'n vluoht, wiens ziel tot de sterren ging, niet van
adel zün?
De Fransen kwamen, al wat prinsgezind was kwam op
het derde plan. In een felle brief aan de heren van het
nieuwe bewind sprak hü zijn minachting uit over „de
nieuwe beginselen". Toen werd hü, „het gevaarlijke sujet",
balling, en zün vrouw volgde hem niet. Ze had cok waar-
lyk genoeg misère beleefd.
HIJ kwam tenslotte in Londen terecht, waarheen
ook de stadhouder was gevlucht. Daar vond hü
een gastvrü dak bü de schilder Schweiokhardt.
Daar kwam hü wat tot rust. De hoge gast vatte liefde
op voor de dochter van de schilder. Wel was hü nog ge
trouwd. wel had hü in vloelende verzen gefulmineerd
tegen echtbreuk, doch dit, zün geval, was immers heel
anders. Dit was geen echtbreuk, dit was pure liefde. Hü
had haar nodig cn hij was BUderdjjk. Hij zou zich ver
antwoorden in zün zangen.
„Wat leggen Priesterlijke handen,
BÜ andren. menschelüke banden,
O, d'onzen zün door God gelegd!
Hü die ons voor elkaar bestemde.
Voor eeuwig hart aan harte klemde,
Hü ls het zegel onzer Echt!"
ENIGE weken geleden, in bet hart
je van de Ustüd ontving ik kort na
elkaar twee brieven van lezers. Ze
kwamen van ver over de grenzen, de
één uit Zwitserland, de ander uit Zuid-
Afrika. Ze handelden niet over het vo
gelvoedselprobleem, dat hier zo nij
pend was en ze waren van verschil
lende strekking, maar uit beide sprak
belangstelling voor de dieren en bewo
genheid met hun lot. hetgeen natuur
lijk onmiddellük weerklank moest
vinden bü een bewoner van deze lage,
maar zeer koude landen aan de Noord
zee.
De Afrikaanse brief kwam „per lug-
pos". Er zat een uitknipsel in van „Die
Transvaler" van donderdag 9 februari
1956 Ik schrijf het Afrikaans netjes
woordelük over Aardig is dat toch, als
je als Nederlander zon taal heel ge-
makkelük leest en dat je je er zo maar
ln thuis voelt. Waar het om ging, was
een foto met een opschrift: „470 in
haelstorm gedood". Die 470 dat waren
ooievaars en kraanvogels, een door el
kaar gesmeten hoop dode dieren, een
treurige verzameling poten, snavels en
vlerken.
„Verlede Saterdag se we mül van Co-
liesberg tijdens een kwaai haelstorm
gedood. Na die storm het 470 dood op
die dam op die plaas Palmietfontem
gedrijf Twee van die voels het ringe
an hul' pote. waarop Pole en Duitsland
gegraveer is Hier kük 'n man en 'n
seun na sommige van die voëels" en
zo kabbelt het bijschrift verder.
Ik kijk eens naar die man Hij
draagt een open zomerhemd met korte
mouwen en uit zün zeer korte broekje
steken lange blote benen Die zün na-
tuurlük zongebruind: Ik kijk ook even
naar mijn, win terbenen. Wit! als post
papier. ironie der tegenstelling: in
Zuid-Afrika lopen ze in shorts en wü
beleven een oorlogse steenkool misère!
Bü ons sterven de dieren een lang
zame hongerdood en in die ou Trans
vaal slingert een storm in enkele se
conden een paar honderd grote vogels
tegen de grond. Want mijn briefschrij
ver verzekert, dat het getal 470 veel te
laag bleek te zün geraamd. Bovendien
„benewens die dooies loop baie van die
ooievaars met gebreekte bene en vler-
ke."
Wel droevig, als je helemaal uit Oost-
Duitsland komt vliegen, om daar in het
land „waar mü Sari woon," zo ellendig
te sterven.
Ik had me Zuid-Afrika op dit punt
toch wel anders voorgesteld.
AAR n
u brief nummero twee. Die
gans andere aard. Er zit
een uitknipsel ln uit de Néue ZU-
richer Zeltung met in de marge een
haastig neergekrabbelde groet. Van
bevriende züde. Boven het stuk staat:
„Der Vogelmord in Portugal" De in
houd komt in korte trekken hierop
neer: op 14 Januari J.l. werd ln de
N.Z.Z. gemeld, dat 25.000 trekvogeltjcs
door 3 Portugese boeren waren gevan
gen en gedood. Uit de ringen bleek,
dat deze vogels uit. Rusland, Polen en
Duitsland afkomstig waren. Zü had
den dus duizenden kilometers op hun
kleine vlerken afgelegd, ze hadden dap
per en met succes de strijd met de
harde natuur doorstaan, maar in Por
tugal a-aren ze in de netten van de
mens gevlogen, de mens die gruwelij
ker listiger is dan de hele natuur.
In talrüke Europese landen (ik ci
teer nog steeds) houdt men zich bezig
met vogelbescherming, op ideële gron
den allereerst, maar ook krachtens het
inzicht, dat de vogel zo'n onmisbare
plaats inneemt in de natuur. En dan
komt een belnngrüke zin: „Wat hon
derden vogelliefhebbers en vogelbe.
schermers gedurende één winter weten
te bereiken voor het behoud van de
vogels, dat wordt door 3 vogelvangers
in één dag vernietigd!"
T TAD u dit voor mogelük gehouden
in onze verlichte eeuw? 25000
leeuwerikjes, vinken, nachtegalen,
al dat füne goedje, waar wü ieder jaar
onze vreugde aan beleven, onder de
slavnetten. Drie paar onverschillige
knuisten, die ze er onder uit grabbelen
en ze de nek omdraaien!
U zegt: „ja"? U hebt ze in Zuid-
Frankrijk zien hangen, de kleine prul
letjes geregen aan een ijzerdraad, te
koop in een straatje, zo'n beeldig schil
derachtig Frans achterstraatje?
Frankryk, la douce France, staat in
de wereld der vogelbeschermers slecht
aangeschreven. Ook Belgre kent wei
nig égards voor de vogels, om maar te
zwijgen van de landen aan de Middel
landse zee. Hoe Oostelijker we komen,
des te harder de mens ls tegen net
dier.
WAARVOOR nu die massale
moordpartij? Wat wil men toch
met zo'n aimzaliee 25.000 x 5
gram vogelvlees? Hebben die mensen
daar soms overlast van de diertjes?
Welnee, het is enkel en alleen er om
begonnen, dat men de bezoekers in dc
hotels iets büzonder wil voorzetten.
Men brengt koud weg duizenden zang
vogels om zeep terwille van een snobis
tisch culinair genoegen, waaraan de
vreemdelingen zich gedachteloos en
kritiekloos overgeven.
Iedereen kan mij nu onmiddellük
aanvallen met „onze abattoirs onze
visserij, ons jachtbedrüf" e.d. en dan
raak ik vast wel in het nauw. maar
toch zal ik volhouden, dat dit alles iets
anders is dan het 'vermoorden van
zangvogels. Ieder beschaafd mens weef
wat de vogel in zijn leven betekent,
ieder voorjaar voelt hü intuitief, dat
hü de zanglüster noch de veld-leeuwe-
rik. die svmbolen van een betere tüd.
ooit uit zijn leven zou kunnen missen.
Het is ermee als met de hond. de
huisvriend van de mens. Wie zou het
in zijn hersens halen, zün hond te
slaohten? Toch is dit nog niet zo heel
lang geleden in Zwitserland bij de wet
verboden, onder de druk van een steeds
scherper wordende openbare mening.
Laten we hopen dat, wat het honden-
slachten betreft, ook Duitsland een
plaats krijgt in de rij der beschaafde
volken.
MOGEN Wü Nederlanders ons zelf
nu op de borst slaan? Is hier I
alles in orde op het gebied der
dierenbescherming? Warden hier in
de bane wintered hongerende vogels
met lymstokken gevangen? Worden j
hier bossen en velden afgestroopt op
konijnen en reeën? Slaan ze de laatste
Nederlandse visotter op het ijs dood?
Worden de vossen in deze te lange
sneeuwperiode met een blinde woede
uitgeroeid? Ja of neen? De lezers ge- j
ven voor Nederland zelf maar het ant
woord.
Maar op één punt kunnen we gerust
zün: het overgrote deel van ons volk
staat sympatiek tegenover de vogels
Het steekt er de hand niet naar uit,
tenzü om ze te helpen. Dat ls nu toch i
wel duldelük gebleken bü de geweldige I
activiteit, die de Nederlanders hebben I
getoond toen de wintervogels moesten
worden'geholpen. Er werd gevletterd,
er werd gehelikopterd, er werd voer ge- j
strooid ln massa's en als een onver- i
laat zich aan zo'n hongerende stakker l
had durven te vergnjpenhü zou
door het publiek zo'n beetje zün gevild.
Uit heilige verontwaardiging!
Merkwaardige tegenstelling! Een
paar honderd km zuidelijker op r it
vasteland liggen de netten der vogc- I
laars te wachten, en luisteren die vo
gelaars naar de radioberichten, die hun
een richtsnoer zün in hun ellendig J
werk.
Wordt het niet tüd, dat de gezamen-
ljjke pers van alle landen eens duide-
Hik maakt, dat dit duizendvoudig vo-
gelmoorden een probleem is niet van
nationale maar van internationale
betekenis, waarmee wü allen nauw ver
bonden zün?
Is het niet dringend nodig, dat in
ternationaal de openbare mening eens
duchtig wordt wakker geschud?
Speciaal in die landen, die de stro
men toeristen leveren. En de stromen
dollars en ponden.
Sjouke van der Zee.
Hollands naam is weer hersteld!
Ho'.land. uit het stof verrezen,
Zal oonieuw ons Holland wezen;
Stervend héb ik 't U gemeld!
DEZE laatste zin werd door Oolün weggelaten. Elke
aanwezige was er toen door ontroerd. En het wil
mü voorkomen dat Het Lied der Achttien Doden,
zo beroemd in onze tüd, ln t/we* duizend zoveel meer ver
geten zal zün dan deze strofen van Bilderdük nu.
Maar wat de dichter ln de laatste strofe vroeg:
Gij. herdenkt müdat is voorzover ik
heb na kunnen gaan niet op grootse wijze gebeurd En
dit is toch jammer want misschien zün deze paar cou
pletten wel een leven waard. Als zü duizenden moed heb
ben gegeven? Laat ik dan hem huldigen die vergeten is.
En terwül ik dit neertik moet ik plotseling glim
lachen. want Bilderdijk „komt door". Hü net vanuit
de Hoge dreigend op mij neer en zegt „Zo groot als Jü
de afstand waant tussen Napoleon en mü is de afstand
tussen jou en mü."
Ik geef hem gelük. Hij heeft immers gelük. En nu
wordt zijn vertoornd gezloht plotseling heel knap, het
wordt van adel. Nee, zegt hü plotseling, elk mens is ln
wezen een kunstenaar. Maar mün strüd was zo moeilijk
en mijn lichaam was zo zwak. Ik vind het heerlijk nu
geen lichaam meer te hebben."
Ik groet hem eerbiedig, namens U allen!
REIN BROUWER.
Zo was hij, een verschünsel, dat zich voeden mocht.,
als God het wilde Als hü het nodig had.
Een verschünsel was hü toch niet. Dat was Napoleon.
Hü was slechts een tragisch geniaal mens. voortdurend
voortgedreven om zijn grootheid te handhaven of te
vermeerderen.
Jan Engelman. „Tweemaal Apollo.
Brieven uit Griekenland". Het
Spectrum, Utrecht. 1955.
Reizen naar oorden waar tot voor
kort alleen zeer gefortuneerden of on
derzoekers naar toe konden gaan, is
na cie Tweede Wereldoorlog bijna zo
algemeen geworden als een dagje naar
Soheveningen enige decennia geledeh.
Talrijke reisverenlglngen en autobus-
ondernemingen voeren ieder voor een
bedrag, dat niet veel hoger ligt dan
de akantletoeslag naar Spanje, naar
Italiè. naar Joegoslavië, en voor het
geld dat hü anders aan zijn dagehjks
onderhoud zou opmaken, vindt de toe
rist onderdak en eten ln het land van
zün keuze Europa moge dan staat
kundig en politiek nog grensen heb
ben, de grote en kleine trekkers zijn
reeds volkomen vertrouwd met een
pan-Europa van de praktük en vin
den elgenlU'k, dat een vreemd land pas
aan de overzüde van een oceaan kan
liggen.
Of de kennis van naburige landen
en hun bewoners er met deze gemak-
kelüke bereikbaarheid op vooruit is
gegaan? Wü vrezen van niet. Toen
reizen nog een voorrecht was. bleek het
verlangen gewoonlük de grote drüfveer
tot het bestuderen van streken, waar
het hart heentrok, maai waarvoor
beurs en tüd onneembare hindernissen
stelden. Thans klautert men gemeen-
lük in trein of vliegtuig of in de
laadbak van een vrachtauto met als
motto op zün reistas: „Ik zie het wel
als Ik er ben". Over het algemeen geven
de moderne reisbeschrijvingen en
handleidingen niet veel meer dan een
opsomming van bezienswaardigheden
vergezeld van de mening van schrü-
vende eendagsvliegen, die deze zich op
volkomen onvoldoende gronden ge
vormd hebben.
v OP DE BOEKENMARKT
De dichter ontmoet Apollo
De sohrüver van de bundel opstellen
over Griekenland, genaamd „Tweemaal
Apollo", Jan Engelman, behoort tot de
kleine groep ran waarlijk beschaafden,
die weet dat het bezit aan culturele
worvenheden hem zelfs door twee oor
logen niet ontnomen kan worden. Voor
deze dichter en kunstkenner is de we
tenschap dat de Griekse oudheid nog
steeds de bron van de Europese be
schaving vormt, een levende gedachte,
die hem ook reeds vergezeld moet heb
ben op zijn dagelijkse gang door zijn
geboortestad. Jaren voordat hem de
mogelijkheid tot een reis naar Grieken
land geopend werd, moet hü reeds ge
weten hebben wat hem daar wachtte
en wat hü er doen wilde
Zijn boek levert het bewüs. dat
slechts deze wijze van een land bezien
en bereizen vrucht af kan werpen. En
gelman heeft de kennis van de histo
rie van dit land en volk, dc herkomst,
structuur en doel van ruïnes en beeld
houwwerken tot zün geestelük eigen
dom gemaakt voor hü zijn wetenschap
aan de realiteit ging toetsen. Het ge
volg daarvan is dat hij, eenmaal op
Griekse bodem, zich bewust kon zün
van een frisse persoonlüke ervaring,
een levendig herkennen en een moeite
loos begrüpen. Zoals een musicus eerst
genieten kan van zün muziek als hü
de techniek van zün Instrument onder
de knie heeft, zo geniet Engelman van
Oriekenland. omdat hij weet wat hü
ziet. Hü ijehoelt het oor niet in te
spannen om de dubieuse verklaringen
van gidsen aan te horen en hij behoeft
niet te kijken met één oog in zün
Baedeker. Daarom kan hü urenlang
onder bomen zitten en water drinken
en genieten van „heilig licht cn lucht",
het hoofd vol vruchtbare gedachten
omtrent het geziene in warme dalen en
gloeiende hellingen. Hü kent de her
komst en oorsprong van het beeld
houwwerk en kan daarom persoonlijk
reageren op de Delfisohe wagenmen
ner in het avondlicht. Hü kent de le
vensloop van het Griekse volk en be-
grüpt dus hun aard en htm daden. HU
kan in het theater van Polykleltos
gaan staan, met gedempte stem een
passage uit „Jozef in Dothan" opzeg
gen en niet verwonderd zün omdat de
arbeiders met hun werk ophouden en
op de bovenste omgang gaan zitten
luisteren, want hü weet van de onge-
lofeiyke akoestiek van dit bouwwerk
uit een tijd toen er bepaald nog geen
geluidstechnici waren.
Zo kan het hem ook overkomen dat
de man die hem ln Mykene een paar
scherven van antiek aardewerk aan
biedt. Asklepios Latün Aesculapius
de god van de geneeskunde zelf blükt
te zün. Asklepios geleidt de schrü'ver
naar zün oude kliniek in Epidauros.
Dat deze god inderdaad onsterfelük is,
blükt wel uit het feit. dat WJ in zün
monologen opgewekt Molière en Niet-
sche aanhaalt en met Engelman debat,
teerd over Freud. „De Griekse goden
zün minder vervelend dan men tegen
woordig veelal denkt" De Griekse
godenleer heeft mij altyd al zeer ge
boeid, maar een zo amusante adstruc
tie over een van hen als in deze pas
sage van Engelmans boekje, ben ik nog
niet tegengekomen.
De Karyatiden van het Ereohtheion
een ieder die niet in de derde klas
van de lagere school is blüyen steken,
weet dat hü deze vrouwenfiguren, die
als zuilen een tempeldak diagen, be
wonderen moet en bewonderen zal als
hü ln de gelegenheid komt ze te zien.
Engelman weet dit zo innig, dat hü het
vergeten kan Zodoende is zün blik fris
en onbezwaard met kennis als hü
spreekt over de moeiteloze gratie, over
het ritme, over de afwisseling in de
standen, die niet alleen ethetlsch, maar
bovendien ook architectonisch van be.
tekenis ls. HU beschrijft deze eeuwen
oude schoonheid alsof hü met de blik
van een beeldhouwer een levende vrou
wengestalte beziet, die met de kruik
op het hoofd een bergpad af komt
lopen.
Wijsheid zonder weekheid, geluk in
evenmaat; al wie het voorrecht zal ge
nieten Griekenland te kunnen bezoe
ken leze „Tweemaal Apollo". Hij zal er
geen aanbevolen hotels ln vinden,
geen vertrekuren van boten en treinen,
noch ook krantenberichten over de he
dendaagse politieke moeiiykheden HU
zal kennis maken met de aard en de
geest van deze bakermat van de Euro
pese cultuur, hü zal leven met de Grie
ken. in de zon en onder de olüven.
Eén kleine vergissing heeft de auteur
gemaakt. Het citaat op pag. 61 moet
zOn: „Voorbü, voorbü. o en voorgoed
voorbü".
CLARA EGGINK