Dénk er nog eens aan „GELUK VOOR AMALIA VAN SOLMS" WINTER WANDELING ZATERDAG 18 FEBRUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bewogen Leven CLVIX VAN DE HEL IN DE HEMEL: Beminde vrouw van Frederik Hendrik De vierde April 1625 was voor de Nederlanden een belangrijke dag. want toen trad Frederik Hendrik, de later zo be roemde Stedendwinger in het huwelijk met Amalia van Solms. Het werd geen grootscheepse plechtigheid en de bevallige bruid lag niet „onder haar beste tuigage". Wel zag ze er in haar eenvoudige bruidstooi allerchar- mantst uit en twinkelden haar donkere ogen van geluk en dankbaarheid. Zij was ook immers van de hel in de hemel gekomen Van hoge geboorte was ze toch straatarm, omdat ze haar lot verbonden had aan de Winterkoning, Frederik V van de Palts, die, na slechts één winter koning van Bohemen te zijn geweest, met zijn gemalin en enkele getrouwen had moeten vluchten voor het geweld van de Dertig jarige Oorlog. Tot die getrouwen behoorde Amalia en in het kleine gevolg van het gevluchte Winterkoningpaar kwam ze, na veel ontberingen, in de Nederlanden aan. Ondanks het geleden leed had ze haar blijmoedigheid behouden en de levenservaringen opgedaan ln een gru welijke tijd, maakten haar mee tot een waardevolle levensgezellin. Haar ogen straalden van geluk en dankbaarheid. Zij had meer gekregen dan ze in haar dromen had verwacht. Frederik Hendrik, de broer van de beste legeraanvoerder sommigen vreesden, dat hij nooit in de schaduw van Maurits zou kunnen staan. Die ongewone zachtheid in een man, ln een generaal, die schroomheid somsDe mensen, die zo dachten of redeneerden begrepen niet, dat zachtheid en menslie vendheid. mits goed gehanteerd, veel meer afdoende kun nen ontwapenen dan het scherpere zwaard MET Amalia van Solms kwam de cultuur aan het Hof. Zij had smaak en bovendien tact om met mensen om te gaan. De nieuwe stadhouder ervoer weldra wat het zeggen wil een eigen haard te hebben. En omdat hij zag dat het haar was toevertrouwd een sfeer te scheppen en zijn Huis tot meerder aanzien te brengen, liet hij haar begaan. Ruim een Jaar later, op de 27ste mei 1626 werd hun in alle vroegte, 's morgens om vier uur, een zoon geboren, die ze noemden naar de grootvader van vaders zijde: Willem. Moeder en kind maakten het beiden goed. Vreug devuren werden ontstoken, overal begonnen de klokken te luiden, het volk nam een vrolijke dag. Maar niet alleen het volk was blij. dat zich zo nauw met Oranje verbonden gevoelde, ook de Staten toonden op ondubbelzinnige wijze hun blijdschap. De Staten- Generaal schonken de pas geborene als prille gift de somma van f. 8.000.'s jaars; de Staten van Holland legden er nog f. 5.000.bij en de stad Delft nog f. 600. Delft, een van de Hollandse steden, was peter bij de doop. 2elfs de Staten-Generaal hadden uit eigen bewe ging aangeboden als gevaders bij de doop te staan. Frederik Hendrik had de juist tact ten opzichte van hen betoond. Hij speelde de rol van „dienaar der Heren Staten'' voortreffelijk en zo sprak hij nu de hoop uit. dat zijn zoon „een goet instrument mocht worden tot bescherming van de vrijheyt deser landenZijn zoon. het eerste kind van een negental. Met deze eerstgeborene had zijn beminde vrouw voor lopig de dynastie gered. En daardoor zou er rust en welvaart komen in het vaderland. Jammer, dat ze, door eerzucht gedreven, misschien ook wel door angst, er by haar man voortdurend op aan drong niet meer de rol van de dienaar te spelen. Hij was toch de leider van dc Staat. Zowel te velde als op het bussen. Hoezeer hij haar ook haar gang liet gaan, op dit punt «as de Stedendwinger onwrikbaar. Hy wist allang, dat de tUd zyn geslacht eens zou schenken wat zyn vrouw zo fel begeerde. Wat te snel groeit heeft geen kracht. REIN BROUWER. Kijkjes in de Natuur WIE in februari, nu de hele natuur maar ook de mensenwereld in de greep van de winter gevan gen zit voor een korte wandeling erop uit trekt, moet zich van de resultaten van zijn tocht niet te veel voorstellen. Daarvoor 'heeft de natuur haar gehei men te stevig ingepakt en weggestopt in haar winterjas. Toch, helemaal met lege handen behoeven we niet terug te keren. In februari toch heeft de zon al wel zoveel kracht, dat er midden op de dag wel een paar uren overschieten, die als een milde oase liggen in de barre strengheid van de ochtend en de avond. En van die uren moet je het nu juist hebben. Dan zyn er op de wegen, ook op de landweggetjes en bospaden, hele stuk ken, waar de sneeuw wegdooit en waar de bomen en struiken al zo lekker be ginnen te druppelen. Van zo'n hazelaar of elzenstruik, die van top tot teen geïllumineerd is met duizenden fonke lende druppels, gaat zelfs een zekere opgewektheid uit, die op de wandelaar z(jn uitwerking niet mist. Hij biyft eens even staan, knippert in het ver blindende licht en ziet meteen, dat die bomen warempel het voorjaar al in het hoofd hebben. Him knoppen zijn op kleur gekomen, prachtig paarsbruin die van de elzen en koolzwart de kan tige essenknoppen aan hun matgrljze takken. VAN de dierenwereld moeten we in deze tyd niet al te veel verwach ten. Alles kruipt weg en wat zich niet kan staande houden, verkommert en gaat dood. Speciaal voor die dieren geldt dit, die aan het water zijn ge bonden en zij zyn het, die nu de zwaarste tol moeten betalen. Ik begrijp trouwens niet hoe aJ die vele vogels en al die viervoeters, bewoners van weilanden, wallekanten en bossen aan him kostje komen. De meeste knaag dieren zijn in hun winterslaap. Die hebben het nog niet zo gek bekeken. Ze kruipen ergens de grond in, ze rol- AMALIA VAN SOLMS DE jonge bruid had mensenkennis genoeg om te weten, dat de alom beminde „Mooi Heintje" zijn weg wel vinden zou. zy nam zich heilig voor hem daarbij tot steun te zyn. De bruidegom was ongeveer twintig jaar ouder dan de twee en twintigjarige bruid. In het begin had hij er tegenop gezien om met een ander mens een bondgenootschap voor het leven aan te gaan.. Hij was zo gesteld op zyn vryheid, enom volledig te zyn, tot nog toe had hy geen vrouw ontmoet, die de bezwaren in hem deed smelten als sneeuw voor de zon. Maar de dynastie en een Staat hebben ook rechten. Dat bewees Maurits hem op zyn sterfbed. Nog was Maurits niet gestorven en zijn ongeneeslijke ziekte is dan ook oorzaak van de bescheiden manier waarop de bruiloft wordt gevierd. Maurits is niet getrouwd geweest. De Jonkvrouwe van Mechelen schonk hem twee zonen: Willem en Lodewijk. Hy heeft Frederik Hendrik gedreigd deze kinderen te laten wettigen als die geen normaal huweiyk aan wil gaan. EN zo is het er dan toch van gekomen. Maurits zag met vreugde dat er genegenheid groeide tussen zijn halfbroer en de jonge gravin. Uit deze genegenheid groeide tederheid. En dit was ruimschoots voldoende voor een vorstenhuwelyk uit die dagen. Die tederheid kwam van de kant van de Prins. De jonge gravin had haar toekomstige gemaal weldra lief. Zij had bij dit liefhebben ook alles mee Haar bruidegom was van hoge geboorte, rldderlyk en nobel. Hy zou de erfgenaam van Maurits worden Toen de grote Zwijger stierf heerste er grote armoede „in het sterfhuys van Oraengien". Er waren meer schulden dan baten, doch ten tyde van Maurits groeide, voornamelijk door de krijg, het bezit. Hij zou aan zijn halfbroer zes miljoen gulden nalaten, een enorm bedrag in die tyd. Bovendien zou de oude veteraan zijn vroegere liefde, de Jonkvrouwe van Mechelen en zijn natuurlyke zonen met vergeten. De bruid trad uit een leven van ontbering en ont goocheling ln een leven van welvaart en idealen. Als weduwgoed kreeg ze het paleis Noordeinde toegewezen, plus een inkomen van tienduizend gulden 's jaars. De Staten-Generaal schonken haar op de huwelijksdag een jaarlijkse rente van f. 25.000.—. Maurits schonk haar eenzelfde bedrag en de Staten van Holland kwamen met een gift voor het voetlicht van f. 20.000. OVERAL was blijheid! Ingenomenheid met de keuze. En het is volkomen normaal, dat al deze dingen hebben meegebouwd aan het geluk van de bruid. Het Is nutteloos uit te wil len vissen In welke mate „het stoffelijke de liefde heeft geschraagd". Vast staat dat ze bij hem gebleven zou zijn Indien hty in de buitenste duisternis zou zijn ge worpen. Had ze zich niet eens vereenzelvigd met de haar vreemde Wlnterkoningin, opdat ze haar leed mee kon dragen? Al spoedig na het huwelijk vertrok de bruidegom naar het leger te velde en enige dagen later „kroop Mouring ter kooi". Hij stierf eenzaam, de eens zo gevierde. Een huwelijksleven had hy niet gekend. Amalia van Solms drukte hem schreiend de ogen toe. Deze oude man had haar Immers het geluk gebracht!... Het geluk. Heeft dit te maken met het uitleven van het Betere in de mens? zy stichtte een hofhouding zoals Maurits niet gekend had. Maurits had een mannenhofhouding gehad en die was daarmee veroordeeld. Want in een mannengemeen schap kan de cultuur niet bloeien, tenzy de vrouw er op een voetstuk staat. NAARMATE de Jaren ver- stryken, wordt de af stand tussen U en uw Jeugd groter. Nogal logisch zult U zeggen. Het eigenaar dige is echter, dat de afstand tussen nu en héél vroeger niet zó groot is als ge denkt. Plotseling kunnen herin neringen zich opdringen, dat ze als foto's zó scherp naar boven komen en vele, vele ja ren als cp slag overbruggen. Ge staat, na lange tijd, weer op de schaats en vraagt Uzelf af: „Is het al zó lang geleden, dat ik als kleine jon gen voor het eerst de yzers onderbond en schuchtere po gingen deed om het einde van de baan te halen?. Is het al zo lang geleden, dat ik enkele Jaren later door deze contreien reed en er prat op ging diè of diè afstand afge legd te hebben? Er waren toen nog geen officieel uitge schreven Merentochten. Ieder ging op eigen houtje er op uit, het hoogtepunt van de tocht was nog niet de me daille, maar de hete anys- melk by het „koek- en zoo- pie". Het was nog niet de tyd, die in het teken van organi satie en van massificatie stond. Men reed alléén of liefst met z'n tweeën en ieder stop te als hy er zin in had of keerde om, als hy er genoeg van had. Zonder zich zorgen te maken over de vraag, of Je het einde wel gehaald had.. DAT wat de schaatsen rijden} betreft. Dan zyn er andere her- lnneringen, die plotseling op flitsen. Bijv. de eerste dag op school. Het eerste bal. De eerste jonge liefde! Ook de eerste keren, dat de kapper er aan te pas kwam, om met zyn schaar de lange blonde lokken, die het jon getje tot dan toe sierden, weg te knippen. Meedogenloos. Je voelde je een kaal kikkertje gelyk, het was een beetje koud op het hoofd en je was Inééns tot „man" gepromo veerd. Het was een kapper met een Franse naam, die me voor het eerst onder handen nam. Hy zette me op een hoog stoeltje, voordat de operatie begon. Het was nog niet de tyd van het „machinaal" knippen en daarom duurde die operatie langer dan nu. De lokken vielen her en der, het hoofdje werd smaller en smaller, het knippen had een wonderlyke transforma tie tot gevolg. Je keek in de spiegel en Je vond Jezelf Inééns een heel grote Jongen, vooral toen de Franse kapper met de onuit- sprekelyke naam, je ernstig aankeek en zei, dat Je nu beslist een grote jongen was. IK geloof, dat iedereen, by het verstreken der jaren, nu de haren gryzen, de kale plekken en de rimpels zyn gekomen, de vorm van het gezicht zo sterk veran derd is en de baardstoppels niet veel meer overlieten van het zachte, roze jongenshuidje uit die prille levensjaren, óf met licht af gryzen naar zyn huidig conterfeitsel kykt, of denkt: ,Myn hemel, wat ben ik toch veranderd Mijn kapper met de Franse naam is allang dood. Maar als hy me nó opnieuw, na jaar en dag. onder handen zou nemen, hóór ik het hem al zeggen: „Ach, was U dat leuke ventje van toen? Ik had U héus niet herkend." ZO gaat dat met ons allen. Met U, en my: we zyn dezelfden niet meer We denken van wèl, maar we lyken in niets, maar dam ook in niets meer 'op dat aar dige kereltje, dat op z'n hoge stoeltje zat en de eerste blonde haren met schrik op de grond zag vallen. Of er vallen helemaal geen haren meer op de grond Ook dAt komt voor. Ja, Ja, we zyn allemaal wat ouder véél ouder nu. Maar waarom zouden we niet af en toe aan onze Jeugd terugdenken? Toen we er, hooggezeten op ons stoeltje zo onschuldig, misschien zo „schattig" uit zagen? Ja, ja, er is wel véél ver anderd Dénk er eens aan, als U zo hoog met Uzelf wegloopt FANTASIO (Foto Will Eiselin, Rijswijk) lén zich op tot een balletje, de staart over het kopje gelegd en teren enige maanden letterlijk op hun vet. Voor hazen en konynen is dit echter niet weggelegd, maar och, zy hebben de struiken, waaraan zu kunnen knabbe len. Waar de bremstruiken boven de sneeuw uitkomen, kunnen we zien, hoe de haas er de topjes heeft afgeschoren. En de lage takjes van berken, eiken en dennen, daar weten de konynen wel raad mee. zy schillen ze netjes rondom af en voeden zich met de schors. Of dat voor de bomen in kwestie zo best is, daar heeft langoor geen weet van. Hy schudt zich de stuifsneeuw van de pels en huppelt door greppels, wipt over een paadje en laat overal zijn dui- delyke prenten achter: twee tipjes van de voorpootjes en twee lange, strepen van de wollen achtersokken. Maar de vogels, speciaal de grond- vogels, hoe die aan de kost komen is eenvoudig onbegrypelyk. Toch moeten de fazanten, duiven, vinken, lijsters in de loop van de dag meer by elkaar weten te scharrelen dan wy denken. Terwyi ük dit zit te schryven, zie ik in myn tuin een merel al wel een kwar tier achter elkaar aan één stuk pikken in de grond onder een dwerg-conifeer. Hy rukt en trekt, heeft telkens de sna vel vol met iets, dat op een afstand wel turfmolm of wortelvezel lykt en is voortdurend aan het eten. Daar moet ik toch even naar toe. WEL ik heb het bekeken, maar werkelijk gezien heb ik met veel. Op die plek lagen op en tussen de aarde hier en daar wel kleine bruine korreltjes. Zaadjes? Insectentonnetjes misschien? Ik weet het niet en de merel maakt me niet wyzer. Hy is op de schiVting neergestreken met verti cale staartzwaai en wacht af, tot die laistige vent verdwijnt. En zo morrelen de fazanten en de patryzen ook onder de struiken. Met hun sterke poten krabben ze de sneeuw weg en onderzoeken d1? aarde met bla deren en dennennaalden op eetbaar heid. By een boerderij, waar altyd veel be schutte plekjes zyn en waar het be- dryf met alles, wat daarmee annex is, aan vele dieren voedsel en een onder komen verschaft, hebben we nog de meeste kans. enig winterleven te be trappen. Je behoeft daar onder de oude bomen, glanzend1 groenbemost en Srachtig boven schuren en huizen om- oogst revend, maar een poosje heel stil en onbeweeglijk te staan, om tot de ontdekking te komen, dat er aardig wat leven in de hrouwery is. Vogels kunnen moeilyk stilzitten en de dwar relende sneeuwstofjes van de sidderen de takken verraden hun activiteit on- middellyk. Aardig zyn ze, die kwieke, van levenslust trillende mezen. Ze han gen aan ieder zwleptakje, waaraan een mees maar hangen kan, ze roepen el kaar hun heldere seintjes over en weer tce. ze hameren hier. peuteren daar en verheugen Je door hun byzonder mooie kleuren. KIJK daar gaat de poes van de tooerdéry. O, nu weet ik, van wie die sneeuwsporen op het bevro ren Slootje zijn. Ik had er al over staan te denken, de prenten stonden zo zui ver in de spoorsneeuw gedrukt. Dus de poes was het. Nou, nou. zo'n wande lende kat langs de slootkantendat is niet zo mooi voor vele kleine dieren, die door de honger toch al achterop zyn geraakt. Naast de sloot, waar de sneeuw hoog ligt, vind ik nog een spoor. Het lykt een sleepspoor, het is zeer smal. maar de diepe sneeuw maakt het onduide lijk. Vermoedelijk van een hermeiyn, die door de nood gedreven, de oude strohopen by de schuren op muizen heeft afgezocht. Hoog in de bomen kraakt- de stem van een gaai. Daar vliegt er een. nog een. hé die hadden zich dus ook stil gehouden, tegen hun gewoonte in. Wat vliegen ze toch- uitstekend door het dichte hout, met enkel maar een paar zwenkingen van de korte vleugels. En wat een prachtige vogels! Jammer, dat er te veel van zyn. En zo gaat myn tocht van de ene bekende plek naar de andere en overal is er wel een kleinigheid te beleven, c'.: de aandacht waard' Is. Er roept erger- een buizerd, maar hy laat zich "riet zien, kleurige vinken snorren h struikgewas uit en dan weer verras een hele vlucht rlngmussen. allema- netjes met het witte boordje om ce hals. Aan eksters en kraaien geen gebrek, maar het fijnere goedje laat zich van daag niet meer zien. Kort na myn terugkeer komt de ver rassing van de dag. Er wordt me ee- waterhoen gebracht, dat uit de gree van een kat was gered. Gered? T geef voor het leven van een verzwak' wintervogel, die in de klauwen van eer kat heeft gezeten, geen halve stuiv:r Maar we zullen toch ons best voor hem doen. Wie weet! SJOUKE VAN DER ZEE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 12