TALLOZE OUD-ALUMNI NAAR SLEUTELSTAD AAN VOORAVOND VAN 381ste DIES DER LEIDSE ACADEMIE Koningin Juliana bij lunch en studium generale Traditioneel programma bracht rijke nieuwe inhoud Uiteenlopende Christelijke visies op Universitaire taak Bij Staatsmijnen gaat chemische sector steeds groter rol spelen De vrouw en het kerkelijk ambt 94ste jaargang Maandag 6 februari 1956 Tweede blad no. 28749 Uit alle windstreken ondanks de winter De diesviering van de Leidse Universiteit, reeds eerder ingezet met de opening van een tentoon stelling in het Historisch Museum en een opvoe ring van het diestoneel in de Schouwburg, bracht in het afgelopen weekeinde talloze oud-alumni tezamen in tientallen bijeenkomsten, die ook dit jaar weer volgens het na-oorlogs gebruik tijdens het weekeinde voor de eigenlijke dies georgani seerd werden. Zaterdag waren het de faculteits- gewijs gehouden colleges (37 stuks in totaal) en de galaopvoering van het diestoneel in de schouw burg, gecombineerd met gezamenlijke maaltijden en ontvangsten. Zondag waren de traditionele bij eenkomst van de Christen Studenten Raad in de Zuiderkerk en het studium generale in de Stads gehoorzaal de hoogtepunten. In de Zuiderkerk Primaire gerichtheid in geding In de Zuiderkerk aan de Lammenschansweg werd zondagochtend de ge bruikelijke bijeenkomst, georganiseerd door de Christen Studenten Raad. door aanzienlijk minder belangstellenden dan gewoonlijk bezocht. Ongetwijfeld Is daarvoor de gesteldheid van de wegen, die vlot verkeer onmogelijk maakte en daardoor velen van buiten de stad dwongen van een bezoek aan deze plechtig heid af te zien, verantwoordelijk geweest. Het van Protestante en Katholieke zijde belichte onderwerp was ditmaal de „Christelijke visie op de taak van de Universiteit.". De Katholieke spreker, prof. dr. P. H. van Laer uit Leiden, stond daarbij voor een wel zeer moeilijke taak. doordat hij eerst vrijwel op het laatste ogen blik hiermede belast werd toen bleek, dat de oorspronkelijk aangewezen spre ker. prof. mr. A. L. de Block uit Den Haag door ziekte verstek zou moeten laten gaan. KATHOLIEKE VISIE: MEER ACCENT OP CHRIS TELIJKE GEEST. Na de opening van de bijeenkomst door de praeses van de C.S.R., de heer Th. Steeman, voerde als eerste spreker prof. Van Laer het woord. Deze be paalde zich ln zyn betoog tot de Uni versitaire taak als op onderwijsgebied. Prof. Van Laer zette uiteen hoe zijns inziens dt Universiteit dient te voldoen aan de eis. dat de mens niet in be perkte humanistische zin, maar in volle totaliteit In het centrum van haar bemoeiingen komt te staan. En daarbij zal zij vooral er naar moe ten streven de student op natuurlijk niveau de juiste kijk bij te brengen op het geheel der wetenschappen en op de eigen waarde en uitzonderlijke positie van de mens in de hele schepping. Bij een dergelijke opvatting zal de Universi teit zeker geen hinderpaal vormen voor de religieuze ontwikkeling, maar integendeel een belangrijke bijdrage daartoe kunnen leveren. Daarnaast noemde spreker het een noodzaak voor iedere academicus zich Jonge parlementen Typische verschillen tussen Nederland en de West Prof. dr. J. H. A. Logemann hield in verband met de dies voor de Verenigde faculteiten van rechten en letteren een college getiteld „Van jonge parlementen". Spreker vergeleek hierin de parlementen van de Nederlandse Antillen en Suriname met het parlement in Nederland en wees daarbij vooral op de grote verschillen, die er be staan, hoewel de grondslag gelijk Een in het oog lopend verschil is het één-kamer-stelsel in de West. doch de wijze van verkiezing nl. door algemeen stemrecht ls weer gelijk aan Neder land. De getalsterkte van de Staten in de West ls veel geringer dan in Neder land: een stad met het aantal inwo ners van Suriname of de Antillen heeft een gemeenteraad van 39 leden, terwijl Suriname een parlement heeft van 21 en de Antillen van 22 leden. Hierdoor zal het ongetwijfeld ook komen dat alles veel gemoedelijker en huiselilker toe gaat. Typisch is de rondvraag aan het einde van elke vergadering van de Staten. Ieder lid kan over elk ge wenst onderwerp vragen stellen on geacht of de betreffende Minister aan wezig is. Dat dit voor de Regering wel eens onaangenaam kan zijn, is duide lijk. Bii de ingekomen stukken heeft men eveneens een geheel andere eedragsliin. dan in Nederland. Zulke stukken wor den geheel voorgelezen en indien er haast bii is. kan men onmlddelliik de kwestie gaan bespreken, tenminste in Suriname. De vorm. waarin het ver keer tussen de Staten en de Regering geschiedt, wijkt eveneens belangrijk af van de Nederlandse. Over en weer wis selt men uitgebreide nota's en brieven, terwiil in Nederland slechts de «korte» moties bestaan, als resultaat van een interpellatie. Vele zaken worden nog in huishoude lijke vergadering afgedaan, zodat het volk niets van deze zaak verneemt. Zo ziin er nog tal van moeiliikheden voor de ionee parlementen, omdat men nog de ervaring mist met de moderne demo cratie en het Darlementaire stelsel, doch het principe is eoed en zodoend» zal men ook zeker een soed oractisch han teerbaar parlementair leven kriigen een wijsgerig denken in Christelijke zin eigen te maken De Universiteit kan dan ook slechts haar taak volbrengen, Ook ditmaal bevond zich onder de oud-alumni Koningin Juliana, die ruim een kwart eeuw gele den studente aan de Leidse Universiteit was, en die zelden een gelegenheid voorbij laat gaan om van haar gevoelens voor Leiden te getuigen. Zij was zondag bij de gemeenschappelijke lunch in De Doelen en woonde het studium generale van prof. Waszink in de Stadsgehoorzaal bij evenals de daarna aldaar aangeboden thee. In het hiernavolgend verslag van de diesviering hebben wij de nadruk gelegd op de gemeen schappelijke bijeenkomsten van de zondag en van de faculteitsgewijs gegeven colleges van de zaterdag slechts hier en daar een college uitgeko zen voor een summier verslag. indien zij een mensopvatting propageert, welke overeenkomt, althans niet in strijd is, met de Christelijke visie op de mens zelve. Spreker vond niet, dat in het alge meen de moderne openbare universi teiten aan de eisen van deze Christe lijke mensbeschouwing voldoen. Ook in ons land kan men aan Universitei ten en Hogescholen nauwelijks iets merken van het doorwerken van die Christelijke geest. De mens komt als mens aan de universiteiten niet tot zijn recht, ondanks alle maatschappe lijke bemoeiingen. Dit is een beang stigend probleem. Niets wijst er op, dat het vorige eeuwen begonnen proces van de ont- christeljjking van de universiteiten tot stilstand <'s gekomen. Groot is de verantwoordelijkheid der docenten, want van de mensopvatting, zoals de thans gedoceerden zich die verwerven zal het in de toekomst afhan gen hoe d<x>r hen de medemens in de toekomst behandeld zal worden. Wat zij thans niet leren, kunnen zij ook nimmer verder dragen. En aan de Christelijke visie zal de mensheid misschien eens het voortbestaan te danken moeten heb ben. PROTESTANTSE MENING: TAAK PRIMAIR MENSELIJKE DIENST. Dr. A. van Biemen uit Bentveld gaf de Protestantse visie, voor zover naar zijn mening van een algemeen-Protes tants gezichtspunt gesproken kan wor den. Hij was de overtuiging toegedaan, dat een christelijke universiteit op bij belse grondslag niet aanvaardbaar is. als in wezen een vooruitgrijpen op Gods bedoelingen. In zeker opzient kon spreker prof. Van Laer volgen, namelijk wat betreft het christelijk denken als grondpatroon van ons wezen en onze visie. Het christelijk geloof vraagt echter in de levenspraktijk een solidariteit met de ganse schepping, een leven met en in deze wereld. Dat geeft aan ons bestaan een grote mate van nuchterheid en zakelijkheid. Wanneer we het leven in deze we reld onder een bijbelse noemer bren gen, dan wil dat zeggen: dienst. Een bijzondere vorm van deze dienst krijgt gestalte in de Universiteit. Haar taak immers ls dienst aan de wetenschap, de samenleving en de mens. Dat is dienst aan d» waarheid door middel van de wetenschapsbeoefening. Een gevaar zag spreker in dit verband in een universiteit, die er op uit zou zijn de samenleving op haar wenken te bedienen, want dat is nog geen dienst. Zü zal op de vragen van de maat schappij ..ja" maar ook „neen" moe ten klinnen zeggen. Maar dienst kan nimmer gegeven worden, indien de wetenschap zich aan de samenleving onttrekt in zelfgenoegzaamheid en iso lement. Deze gevaren kunnen slechts bezworen worden lnilien de Universiteit zich van haar maatschappelijk-politieke verant woordelijkheid bewust wordt, wanneer zedelijke waarden als waarachtigheid en waarheid tot openbaarheid komen. Voorts vestigde spreker nog even de aandacht op de taak van de universi teit ten aanzien van de menswording van de mens. Zowel binnen als buiten de universitaire muren zal meer aan dacht aan die taak moeten worden be steed. Er is geen werkzaamheid waar bij de mens zo vereenzaamt als bij de beoefening der wetenschap. Het tekort schieten van de genoemde taak tot mensvorming zou zich in de toekomst in veelvouden gaan wreken. Met het zingen van het zesde couplet van het Wilhelmus werd deze bijeen komst besloten. Controle op verdovende middelen groeiend probleem In het Pharmaceutisch Laborato rium sprak de heer A. Kruysse uit Den Haag over het internationaal toezicht op deze pharmaceutische produkten. Spreker behandelde enkele aspecten van de industriële versla vende middelen, zonder op het daarnaast bestaande probleem van de agrarische verslavende pro dukten in te gaan. Het aantal verslavende middelen, dat onder de ODiumverdraeen en de natio nale opiumwetten is gebracht ls in de afeeloDen decennia enorm toecenomen als gevolg van de expansie van de far maceutische industrie en het farma ceutisch wetenschanneliik onderzoek. Waren het er in 1925 noe slechts vier. dit aantal was in 1931 tot 14 eestegen en bedraagt thans 47. waarnaast er nog 4 zijn die op de nominatie staan onder de verdragen te komen. Spreker behandelde enkele aspecten van het internationaal toezicht, in het bijzonder de normen die aangelegd wor den voor het onderbrengen van indus triële produkten onder de verdragen ten aanzien van verdovende middelen. Zo wel de overeenkomst van de verslavende werking en de gevolgen daarvan als de afleiding uit de grondstoffen speelt hierbij een rol. Zeer moeilijk ls de vaststelling van verslavende gevolgen van nieuwe farmaceutische produkten. aangezien hier slechts proeven uitkomst kunnen brengen en ook de resultaten van die proeven uitermate moeilijk zijn te in terpreteren. Belanrriik werk wordt ten aanzien hiervan verricht in Lexington (V.S.t waar vrijwillig medewerking wordt verleend door verslaafden aan verdovingsmiddelen. Nieuwe middelen worden daar getest op de mate waarin zijn abstinentieverschijnselen terug dringen en de mate waarin euforie wordt opgewekt. Bii die onderzoekingen is gebleken, dat enkele moderne farmaceutische produkten een dergelijke verslavende werking hebben, dat hun algeheel ge bruik. ook voor medische doeleinden, wenselijk lijkt. Er ziin verschillende internationale instanties, die zich met het toezicht op de verdovende middelen bezig houden, waarvan de belangrijkste uitvoerende instantie in Genève zetelt. De Gezond heidsorganisatie van de Verenigde Na ties vormt het topgevende adviserende lichaam, dat deze moeilijke materie met de uiterste zorg en voorzichtigheid be handelt. Studium Generale Prof. Waszink over ontstaanstijd der Romeinse dichtkunst Komst der Muzen in Rome" geen beeldspraak maar realiteit Het studium generale, in tegenwoordigheid van Koningin Juliana gister middag in de Stadsgehoorzaal ditmaal door prof. dr. J. H. Waszink gegeven, had tot titel: „De komst der Muzen in Rome". Prof. Waszink behandelde de ontstaansperiode en bronnen van de Romeinse literatuur, aanvankelijk ge ïnspireerd op. later gefundeerd door de Griekse cultuur, zoals zovele Romein se cultuurgebieden de uitbouw zijn geweest van wat elders was ontslaan. De „komst der Muzen" was in zoverre dan ook niet alleen een beeldspraak, doch de benaming van een historisch feit. Teneinde een duidelijk beeld van het beginstadium der Romeinse dichtkunst te krijgen, aldus prof. Waszink, is het alleereest nodig, een voorstelling te hebben van de ontwikkeling der oud- Romeinse samenleving. Nadat de twee oudste vestigingen van landbouwers en veehouders op het grondgebied van de tegenwoordige stad Rome zich tot éen geheel hadden verenigd, kwamen zij omstreeks 620 v. Chr. onder het gezag van Etruskische koningen, die deze agrarische samenleving tijdelijk heb ben gemoderniseerd, vooral door de handel te bevorderen, en veel voor de consolidering van de eenheid van de jonge stad hebben gedaan. Na de ver drijving van de Etruriêrs in 508 v. Chr. valt Rome echter in zijn oorspronkelijke toestand van primitieve agrarische sa menleving terug. Opvallend is het con servatisme op alle gebied, in het bij zonder in de godsdienst, die nog geheel in het magische stadium verkeert, en waarin bezweringsformules een zeer grote rol spelen. Het dwingende ritme van deze formules «die op magische wijze de goddelijke machten moeten dwingen) leeft in het Saturnische vers, het oudste vers, dat Rome heeft ge kend. Een speels element had deze sa menleving in de opvoering der .natu rae", een combinatie van fluitspel, dan sen (uit Etrurië overgenomen) en tek sten van liederen, die waarschijnlijk geheel als de bovengenoemde bezwe ringsformules waren opgebouwd. NIEUW BEGIN Van het begin der vierde eeuw v. Chr. af dringt in deze (in het toen malige Italië vr(j achterlijke) samen leving de invloed van de Griekse cul tuur. en daarmee ook van de Griek se taal door. en wel niet van uit het eigenlijke Griekenland, maar vanuit de Griekse kolonies in Zuid-Italië. De belangrijkste daarvan is Taren te. waar het theater zeer sterk bloei de. Wanneer deze stad in 272 v. Chr. aan de Romeinen onderworpen wordt, komt een stroom van krijgsgevange nen vandaar als slaven naar Rome; onder hen bevindt zich de dan nog zeer jeugdige Andronicus, die de eer ste Romeinse dichter was. Het is. ge zien zijn jeugd bjj zijn komst in Rome (hij kan toen hoogstens tien jaar oud zijn geweest), onmogelijk, dat hij. zo als steeds gezegd wordt, als „brenger van Griekse cultuur" naar Rome kwam: hjj moet de Griekse cultuur in Rome zelf door het onderwijs van zijn mede-Grieken aldaar hebben leren kennen. GEEN VERGRIEKSING Het blijkt nu uit zijn werk, dat hij niet in de eerste plaats Rome heeft willen vergrieksen, maar integendeel, zij het uitgaande van de Griekse literatuur, Romeinse kunstwerken heeft willen scheppen. In sujn ba.verking van Griekse drama's (in opdracht van de Romeinse magistraten, die deze stukken bij de spelen wilden laten opvoeren) brengt hij een grotere verscheidenheid dan de Griekse originelen boden; hij heeft zich daar ongetwijfeld bij de tra ditie van de oer-Romeinse „saturae" aangesloten. Veel belangrijker is zijn bewerking van Homerus' Odyssee, die hij geheel uit vrij initiatief maakte. Hij beschouwde het Griekse gedicht als een gemeenschappelijk bezit van Grieken land en Italië, omdat Odysseus reeds lang als een Italische held werd schouwd. Andronicus kon dus menen, door een Latijnse bewerking van dit epos een stuk zuiver Latijnse literatuur te scheppen. Dat hij dat gewild heeft, blijkt dui delijk uit de wijze van bewerking, waar in letterlijk alles geromaniseerd is: de versmaat, de stijlfiguren, de godenna men enz. Het meest opvallende geval is de Romanisering van de naam der Muzen. Rome kende in Andronicus" tijd uiteraard geen godinnen der poëzie, maar hij vond enigermate een equiva lent in de naarm der Camenae, de oud- Romeinse godinnen der profetie. Deze weergave was ook daarom ver antwoord. omdat volgens antieke op vattingen profetie niet alleen „onthul ling van de toekomst", maar, algeme ner, ..onthulling van het verborgene, ook in het verleden" betekent, en de epische dichter van de Muzen behalve inspiratie ook een onthulling van al wat in het verleden, de heldentijd, duis ter is, ontvangt. Ook hier heeft An dronicus dus door zijn vertaling de zin van het origineel in zuiver Romeinse voorstellingen weten weer te geven.. Zjjn ..verheffing" van de Camenae tot godinnen der poëzie heeft opgang gemaakt, zoals vooral uit het werk zfjn „opvolger", in alle opzichten, de dichter Naevius, blijkt. GROTE VERANDERING Dan komt echter een grote verande ring. wanneer Rome in de jaren 210 180 v Chr. met de cultuur van Grie kenland zelf in aanraking komt men wil de Griekse cultuur dan niet-gero- maniseerd. dus „onvervalst" bezitten, en in dit verband is het begrijpelijk, dat Ennius, de eerste Romeinse dichter, die Griekenland uit eigen aanschouwing kent, zich keert tegen de verering der Camenae, als godinnen der poëzie, waarin hij een vervalsing van de enige ware, n.l. de Griekse, kunst ziet. en de verering van de „ware Muzen", de Griekse Muzen van de Helicon, propa geert. Hij kiest een zuiver Romeins onder werp voor zijn epos (de geschiedenis van Rome), maar in de bewerking volgt hij Homerus zo veel als hij kan en keert zich voortdurend tegen de Romanise ringen van Andronicus. Daar Ennius' richting in de Ro meinse litteratuur de overwinning heeft behaald, is de invloed van de Griekse literatuur in Rome veel gro ter geworden dan zich aanvankelijk, in het werk van Andronicus en Nae vius. liet aanzien. Men kan dit ach teraf betreuren, maar men dient te bedenken, dat de kracht van Rome op alle gebied behalve op dat van het recht meer dan in de spon tane schepping gelegen heeft in de verwerking van wat elders gevonden en goed bevonden was. De Romeinse literatuur ls daar door meer bezonnen dan spontaan, maar zij heeft daardoor ook een ze kere geestelijke ruimheid, die haar betekenis voor de beschaving van Europa ten volle begrijpelijk maakt. Unieke groei in een kwart eeuw Voor de «hemici onder de oud-alumni sprak in het Organisch Chemisch Labo ratorium prof. dr. D. W. van Krevelen uit Geleen, oud assistent te Lelden voor de chemie, over het chemisch werk bij de Staatsmijnen en de omvang die het heeft aangenomen. Na de stichting van het Staatsmijnbedrijf in 1902 was er aanvankelijk van chemisch werk, behalve waar dit voor de produktle In zeer geringe mate nodig was, praktisch geen sprake. De eerste veredeiingsproduktie, waar chemisch werk b(j te pas kwam. startte in 1919 met het eerste cokesbcdrijf, doch eerst nadien heeft de chemische sector van dit omvangrijke bedrijf een grote vlucht genomen, waardoor de Staatsmijnen de grootste Nederlandse chemische indus trie werden. Toen de 2de cokesfabriek in werking kwam werd automatisch ook de gasfa- bnkage verdubbeld waardoor een over- produktie van gas ontstond die niet meer in eigen bedrijf afgezet kon wor den zoals dit met gas van de eerste co kesfabriek het geval was. Toen begon eerst recht het chemisch werk. In 1929 kwam het stikstofbindings- bedrijf van de Staatsmijnen in prod uk- tie op basis van een Franse uitvinding van enkele jaren daarvoor tot het win nen van zuivere waterstof uit gas voor de amoniakbereiding De kunstmestin dustrie die hierdoor tot stand kwam is van onschatbare waarde geweest voor het agTansche bedrijfsleven. In 1939 volgde een nieuwe stap op de lange weg van chemische industrialisa tie door het oprichten van een bedrijf (het eerste in Europa» tot winning alcohol en ether uit steenkoolgas. Voorts werd nog een TNT-fabnek gesticht, die echter met bekwame spoed weer ver dween toen de Duitsers de grenzen over trokken. De enorme naoorlogse behoefte aan kunstmeststoffen heeft veroorzaakt, dat deze tak van het Staatsmijnbedrijf na de oorlog een sterke uitbreiding onder ging. terwijl ook in andere opzichten de eerste jaren na de oorlog weggingen met aanpassing van de veelzijdige produktie aan de nieuwe omstandigheden. In 1952 was deze aanpassing voltooid en konden ook op chemisch terrein nieuwe wegen worden ingeslagen. Dat geschiedde door de stichting van een fabriek voor de grondstoffen voor de Nederlandse nylon industrie. Voor de komende vijf jaar is een gro te expansie van het industrieel terrein der staatsmijnen op organisch-che- misch gebied geprojecteerd. Het is niet recht dat de man dit beslist Voor de theologische faculteit was het o.a. prof. dr. A. J. Rasker, die een dies-college gaf. Zijn onderwerp was „De vrouw en het kerkelijk ambt", zulks In verband met het gesprek dat in de Ned. Hcrv. Kerk gaande Is over de toe lating van de vrouw tot de kerkelijke ambten, een gesprek dat op gang geko men is door het steeds grotere aandeel dat de vrouw krijgt In het maatsehap- pelijk leven. Het gesprek gaat. aldus prof. Rasker, niet om de gelijkheid van rechten cn waardigheid van man en vrouw, maar om de verhouding tussen man en vrouw. In de Heilige Schrift is sprake van onderdanigheid, doch de vrouw moet zelf beslissen op welke wijze zij aan deze onderdanigheid gestalte zal geven. Hierbij dient er ook op gelet te worden dat Paulus spreekt over de gehuwde vrouw, en derhalve is het gevaarlijk deze uitspraak te generaliseren. Bovendien mag men de vraag stellen of deze op vatting niet goeddeels gebonden is aan tijd, plaats en cultuur HET IS NIET RECHT Het ls niet recht, aldus prof. Rasker, dat door de man wordt bepaald, hoe de vrouw de onderdanigheid moet manifesteren. Het is niet recht dat een synode van uitsluitend mannen beslist over de vraag of de vrouw al dan niet tot de ambten zal worden toegelaten. Wij moeten de vrouw in de gemeente deze eer geven, dat wij haar die be- -lisslng niet uit handen nemen. Laat dat in de vrijheid van de vrouwen staan. Dat is haar mens-zijn onder de genade. De twee-zaamheid van de mens wil zeggen, dat de man niet zonoer de vrouw en de vrouw met zonder de man in de Heer is. Slechts samen kunnen zij waarlijk mens zijn. Dit realiseert zich het best in het huwelijk, doch ook in andere verhoudingen komt het tot uiting. God wil deze verhouding in het gehele leven en wie zich daaraan ont trekt bijv d«x»r het kloosterleven is ongehoorzaam. Er zijn vele terreinen waar de vrouw voorop gaat en de man volgt, waar de vrouw krachtens haar geaardheid een taak ziet. die de man met ziet. bijv het huishouden, of alge mener gezegd het verzorgingswerk geen bezwaar tegen, dat de vrouw diaken wordt, omdat dit een verzorgingsambt en geen regerend ambt is. Het is n.l. geen vraag meer of de vrouw mede mag werken maar wel of zij dit in ambte lijke functie mag doen. en met name gaat het dan om de vraag of zij de sacramenten mag bedienen en of zij regeermacht mag hebben dit laatste is overigens een typisch Nederlandse vraag. Er is geen scherpe scheiding tussen het algemene ambt der gelovigen en het bijzondere ambt der ambtsdragers De scheiding is slechts kerkrechtelijk. Mag de vrouw dan met aan beide zijden van deze grens staan? GEEN VOETVOLK Het is. aldus spr.. niet goed de vrouw te beperken tot het voetvolk van de Militia Christi De vrouwen vragen mede-verantwoordelijkheid voor de gang van zaken, cn wie haar het ver antwoordelijkheid dragen ontneemt, ontneemt haar een deel van haar mens-zijn. Mede op grond hiervan vraag ik. aldus prof. Rasker, het ambt voor de vrouw, maar ook de vrouw voor het ambt. want zij is nodig om haar eigen bijdrage te geven voor het vervullen van het ambt Staat de vrouw ln het ambt doch dat zal nog wel geruime tijd duren dan rijzen cr natuurlijk vragen in ver band met huwelijk en dergelijke, doch dat zijn vragen van lager orde Het gaat er om dat wy als dienstknechten Op grond hiervan heeft men er veelal en dienstmaagden op de Heer wachten. Prof. Van Krevelen vertelde aan de hand van lichtbeelden nog iets over het fundamenteel wetenschappelijk onder zoek. dat in de chemische laboratoria der Staatsmynen (met 600 man personeel) wordt verricht, byv. ten aanzien van de steenkoolstructuur en de werking van poreuze vaste stoffen in katalyse-pro- cessen Vijftien procent van het budget der mijnen wordt thans ten koste gelegd aan chemisch wetenschappelijk onder zoek. terwijl tien procent der produk tie in de chemische industrie der Staatsmijnen wordt verwerkt, hetgeen een opbrengst-percentage van 35 ten opzichte van de gehele produktieop- brengst oplevert. Naar sprekers mening zal deze chemi sche industrie van de Staatsmijnen in de toekomst nog aanzienlijk in bete kenis en omvang toenemen, waardoor de plaats vin de Staatsmijnen als grootste Nederlandse chemische in dustrie glansrijk gehandhaafd zal kunnen worden. Psychologische typen der biologische leraren In verband met hun wijze van lesgeven Dr. J. C. van der Steen uit Utrecht gal in het Zoölogisch Laboratorium een college over het verband tus sen de psychologische typen onder de leraren in de biologie en hun wijze van lesgeven bij het voorbe reidend hoger en middelbaar on derwijs. Hoewel uiteraard volgens snreker de verschillende psychologisch geclassifi ceerde mensen typen ook onder leraren en in engere kring onder leraren ln de biologie voorkomen, moet toch dit be- uaalde milieu een stemDel od de Dsvcho- logle van de leraar drukken of zo geko zen zijn als gevolg van een beDaald Dsvchologisch stempel. Spreker schetste de verschillende ty- Den volgens de indeling van SDranger. die ook gevolgd werd door Dörine toen deze een lerarenindellng samenstelde, waarnaast hij andere indelingsgroeDen noemde, b.v. van de Utrechtse hoog leraar Langeveld. Reinders wijdde een sneciale studie aan de psychologie van biologen en ba seerde zijn indeling od temDeraments- normen. waaruit de hoofdtypen esthe tici. theoretici en combinaties van bei den de veelziidlgen ontstonden, welke eroeDen verder werden onderverdeeld naar analytische en synthetische aan leg. Ten aanzien van het lesgeven kwam SDreker tot de conclusie, dat de theo retici onder de biologische leerkrach ten de nadruk leggen op het instam pen van kennis, terwiil de aesthetic! voornamelijk begrip en zicht als "be langrijkste objecten nastreven. Na noe od het werk van andere osy- choloeen od dit gebied te hebben eewe- zen wees SDreker tenslotte od het ge vaar dat de theoretici onder wie men meer dan een gemiddeld aantal sDecla- listen aantreft tezeer hun eigen onder deel van de biologie od de eerste rang Dlaatsen wat betreft belangrijkheid, waardoor het geheel en de andere on derdelen veelal ln de verdrukking ko men. Dsn blijft wel het onderscheid bestaan tussen man en vrouw een tweezaam- heid die nu nog geldt, doch die opge heven zal worden als de Heer komt maar dan zal het geen onderworpenheid aan de man meer zijn. doch een samen dienen van de Heer der Kerk. die man en vrouw heeft vrygekocht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 3