TALLOZE OUD-ALUMNI NAAR SLEUTELSTAD AAN VOORAVOND
VAN 381ste DIES DER LEIDSE ACADEMIE
Koningin Juliana bij lunch en studium generale
Traditioneel programma bracht rijke nieuwe inhoud
Uiteenlopende Christelijke visies
op Universitaire taak
Bij Staatsmijnen gaat chemische
sector steeds groter rol spelen
De vrouw en het kerkelijk ambt
94ste jaargang
Maandag 6 februari 1956
Tweede blad no. 28749
Uit alle windstreken ondanks de winter
De diesviering van de Leidse Universiteit, reeds
eerder ingezet met de opening van een tentoon
stelling in het Historisch Museum en een opvoe
ring van het diestoneel in de Schouwburg, bracht
in het afgelopen weekeinde talloze oud-alumni
tezamen in tientallen bijeenkomsten, die ook dit
jaar weer volgens het na-oorlogs gebruik tijdens
het weekeinde voor de eigenlijke dies georgani
seerd werden. Zaterdag waren het de faculteits-
gewijs gehouden colleges (37 stuks in totaal) en
de galaopvoering van het diestoneel in de schouw
burg, gecombineerd met gezamenlijke maaltijden
en ontvangsten. Zondag waren de traditionele bij
eenkomst van de Christen Studenten Raad in de
Zuiderkerk en het studium generale in de Stads
gehoorzaal de hoogtepunten.
In de Zuiderkerk
Primaire gerichtheid in geding
In de Zuiderkerk aan de Lammenschansweg werd zondagochtend de ge
bruikelijke bijeenkomst, georganiseerd door de Christen Studenten Raad. door
aanzienlijk minder belangstellenden dan gewoonlijk bezocht. Ongetwijfeld Is
daarvoor de gesteldheid van de wegen, die vlot verkeer onmogelijk maakte en
daardoor velen van buiten de stad dwongen van een bezoek aan deze plechtig
heid af te zien, verantwoordelijk geweest.
Het van Protestante en Katholieke zijde belichte onderwerp was ditmaal de
„Christelijke visie op de taak van de Universiteit.".
De Katholieke spreker, prof. dr. P. H. van Laer uit Leiden, stond daarbij
voor een wel zeer moeilijke taak. doordat hij eerst vrijwel op het laatste ogen
blik hiermede belast werd toen bleek, dat de oorspronkelijk aangewezen spre
ker. prof. mr. A. L. de Block uit Den Haag door ziekte verstek zou moeten
laten gaan.
KATHOLIEKE VISIE:
MEER ACCENT OP CHRIS
TELIJKE GEEST.
Na de opening van de bijeenkomst
door de praeses van de C.S.R., de heer
Th. Steeman, voerde als eerste spreker
prof. Van Laer het woord. Deze be
paalde zich ln zyn betoog tot de Uni
versitaire taak als op onderwijsgebied.
Prof. Van Laer zette uiteen hoe zijns
inziens dt Universiteit dient te voldoen
aan de eis. dat de mens niet in be
perkte humanistische zin, maar in volle
totaliteit In het centrum van haar
bemoeiingen komt te staan.
En daarbij zal zij vooral er naar moe
ten streven de student op natuurlijk
niveau de juiste kijk bij te brengen op
het geheel der wetenschappen en op de
eigen waarde en uitzonderlijke positie
van de mens in de hele schepping. Bij
een dergelijke opvatting zal de Universi
teit zeker geen hinderpaal vormen
voor de religieuze ontwikkeling, maar
integendeel een belangrijke bijdrage
daartoe kunnen leveren.
Daarnaast noemde spreker het een
noodzaak voor iedere academicus zich
Jonge parlementen
Typische verschillen tussen
Nederland en de West
Prof. dr. J. H. A. Logemann hield
in verband met de dies voor de
Verenigde faculteiten van rechten
en letteren een college getiteld
„Van jonge parlementen". Spreker
vergeleek hierin de parlementen
van de Nederlandse Antillen en
Suriname met het parlement in
Nederland en wees daarbij vooral
op de grote verschillen, die er be
staan, hoewel de grondslag gelijk
Een in het oog lopend verschil is het
één-kamer-stelsel in de West. doch de
wijze van verkiezing nl. door algemeen
stemrecht ls weer gelijk aan Neder
land. De getalsterkte van de Staten in
de West ls veel geringer dan in Neder
land: een stad met het aantal inwo
ners van Suriname of de Antillen heeft
een gemeenteraad van 39 leden, terwijl
Suriname een parlement heeft van 21
en de Antillen van 22 leden. Hierdoor
zal het ongetwijfeld ook komen dat alles
veel gemoedelijker en huiselilker toe
gaat.
Typisch is de rondvraag aan het
einde van elke vergadering van de
Staten. Ieder lid kan over elk ge
wenst onderwerp vragen stellen on
geacht of de betreffende Minister aan
wezig is. Dat dit voor de Regering wel
eens onaangenaam kan zijn, is duide
lijk.
Bii de ingekomen stukken heeft men
eveneens een geheel andere eedragsliin.
dan in Nederland. Zulke stukken wor
den geheel voorgelezen en indien er
haast bii is. kan men onmlddelliik de
kwestie gaan bespreken, tenminste in
Suriname. De vorm. waarin het ver
keer tussen de Staten en de Regering
geschiedt, wijkt eveneens belangrijk af
van de Nederlandse. Over en weer wis
selt men uitgebreide nota's en brieven,
terwiil in Nederland slechts de «korte»
moties bestaan, als resultaat van een
interpellatie.
Vele zaken worden nog in huishoude
lijke vergadering afgedaan, zodat het
volk niets van deze zaak verneemt. Zo
ziin er nog tal van moeiliikheden voor
de ionee parlementen, omdat men nog
de ervaring mist met de moderne demo
cratie en het Darlementaire stelsel, doch
het principe is eoed en zodoend» zal
men ook zeker een soed oractisch han
teerbaar parlementair leven kriigen
een wijsgerig denken in Christelijke zin
eigen te maken De Universiteit kan
dan ook slechts haar taak volbrengen,
Ook ditmaal bevond zich onder de oud-alumni
Koningin Juliana, die ruim een kwart eeuw gele
den studente aan de Leidse Universiteit was, en
die zelden een gelegenheid voorbij laat gaan om
van haar gevoelens voor Leiden te getuigen. Zij
was zondag bij de gemeenschappelijke lunch in
De Doelen en woonde het studium generale van
prof. Waszink in de Stadsgehoorzaal bij evenals
de daarna aldaar aangeboden thee.
In het hiernavolgend verslag van de diesviering
hebben wij de nadruk gelegd op de gemeen
schappelijke bijeenkomsten van de zondag en van
de faculteitsgewijs gegeven colleges van de
zaterdag slechts hier en daar een college uitgeko
zen voor een summier verslag.
indien zij een mensopvatting propageert,
welke overeenkomt, althans niet in
strijd is, met de Christelijke visie op de
mens zelve.
Spreker vond niet, dat in het alge
meen de moderne openbare universi
teiten aan de eisen van deze Christe
lijke mensbeschouwing voldoen. Ook
in ons land kan men aan Universitei
ten en Hogescholen nauwelijks iets
merken van het doorwerken van die
Christelijke geest. De mens komt als
mens aan de universiteiten niet tot
zijn recht, ondanks alle maatschappe
lijke bemoeiingen. Dit is een beang
stigend probleem.
Niets wijst er op, dat het vorige
eeuwen begonnen proces van de ont-
christeljjking van de universiteiten tot
stilstand <'s gekomen.
Groot is de verantwoordelijkheid der
docenten, want van de mensopvatting,
zoals de thans gedoceerden zich die
verwerven zal het in de toekomst afhan
gen hoe d<x>r hen de medemens in de
toekomst behandeld zal worden. Wat zij
thans niet leren, kunnen zij ook nimmer
verder dragen. En aan de Christelijke
visie zal de mensheid misschien eens
het voortbestaan te danken moeten heb
ben.
PROTESTANTSE MENING:
TAAK PRIMAIR MENSELIJKE
DIENST.
Dr. A. van Biemen uit Bentveld gaf
de Protestantse visie, voor zover naar
zijn mening van een algemeen-Protes
tants gezichtspunt gesproken kan wor
den. Hij was de overtuiging toegedaan,
dat een christelijke universiteit op bij
belse grondslag niet aanvaardbaar is.
als in wezen een vooruitgrijpen op Gods
bedoelingen.
In zeker opzient kon spreker prof. Van
Laer volgen, namelijk wat betreft het
christelijk denken als grondpatroon van
ons wezen en onze visie. Het christelijk
geloof vraagt echter in de levenspraktijk
een solidariteit met de ganse schepping,
een leven met en in deze wereld. Dat
geeft aan ons bestaan een grote mate
van nuchterheid en zakelijkheid.
Wanneer we het leven in deze we
reld onder een bijbelse noemer bren
gen, dan wil dat zeggen: dienst. Een
bijzondere vorm van deze dienst krijgt
gestalte in de Universiteit. Haar taak
immers ls dienst aan de wetenschap,
de samenleving en de mens. Dat is
dienst aan d» waarheid door middel
van de wetenschapsbeoefening. Een
gevaar zag spreker in dit verband in
een universiteit, die er op uit zou zijn
de samenleving op haar wenken te
bedienen, want dat is nog geen dienst.
Zü zal op de vragen van de maat
schappij ..ja" maar ook „neen" moe
ten klinnen zeggen. Maar dienst kan
nimmer gegeven worden, indien de
wetenschap zich aan de samenleving
onttrekt in zelfgenoegzaamheid en iso
lement.
Deze gevaren kunnen slechts bezworen
worden lnilien de Universiteit zich van
haar maatschappelijk-politieke verant
woordelijkheid bewust wordt, wanneer
zedelijke waarden als waarachtigheid en
waarheid tot openbaarheid komen.
Voorts vestigde spreker nog even de
aandacht op de taak van de universi
teit ten aanzien van de menswording
van de mens. Zowel binnen als buiten
de universitaire muren zal meer aan
dacht aan die taak moeten worden be
steed. Er is geen werkzaamheid waar
bij de mens zo vereenzaamt als bij de
beoefening der wetenschap. Het tekort
schieten van de genoemde taak tot
mensvorming zou zich in de toekomst
in veelvouden gaan wreken.
Met het zingen van het zesde couplet
van het Wilhelmus werd deze bijeen
komst besloten.
Controle op
verdovende middelen
groeiend probleem
In het Pharmaceutisch Laborato
rium sprak de heer A. Kruysse uit
Den Haag over het internationaal
toezicht op deze pharmaceutische
produkten.
Spreker behandelde enkele
aspecten van de industriële versla
vende middelen, zonder op het
daarnaast bestaande probleem van
de agrarische verslavende pro
dukten in te gaan.
Het aantal verslavende middelen, dat
onder de ODiumverdraeen en de natio
nale opiumwetten is gebracht ls in de
afeeloDen decennia enorm toecenomen
als gevolg van de expansie van de far
maceutische industrie en het farma
ceutisch wetenschanneliik onderzoek.
Waren het er in 1925 noe slechts vier.
dit aantal was in 1931 tot 14 eestegen
en bedraagt thans 47. waarnaast er nog
4 zijn die op de nominatie staan onder
de verdragen te komen.
Spreker behandelde enkele aspecten
van het internationaal toezicht, in het
bijzonder de normen die aangelegd wor
den voor het onderbrengen van indus
triële produkten onder de verdragen ten
aanzien van verdovende middelen. Zo
wel de overeenkomst van de verslavende
werking en de gevolgen daarvan als de
afleiding uit de grondstoffen speelt
hierbij een rol.
Zeer moeilijk ls de vaststelling van
verslavende gevolgen van nieuwe
farmaceutische produkten. aangezien
hier slechts proeven uitkomst kunnen
brengen en ook de resultaten van die
proeven uitermate moeilijk zijn te in
terpreteren. Belanrriik werk wordt ten
aanzien hiervan verricht in Lexington
(V.S.t waar vrijwillig medewerking
wordt verleend door verslaafden aan
verdovingsmiddelen. Nieuwe middelen
worden daar getest op de mate waarin
zijn abstinentieverschijnselen terug
dringen en de mate waarin euforie
wordt opgewekt.
Bii die onderzoekingen is gebleken,
dat enkele moderne farmaceutische
produkten een dergelijke verslavende
werking hebben, dat hun algeheel ge
bruik. ook voor medische doeleinden,
wenselijk lijkt.
Er ziin verschillende internationale
instanties, die zich met het toezicht op
de verdovende middelen bezig houden,
waarvan de belangrijkste uitvoerende
instantie in Genève zetelt. De Gezond
heidsorganisatie van de Verenigde Na
ties vormt het topgevende adviserende
lichaam, dat deze moeilijke materie met
de uiterste zorg en voorzichtigheid be
handelt.
Studium Generale
Prof. Waszink over ontstaanstijd
der Romeinse dichtkunst
Komst der Muzen in Rome" geen
beeldspraak maar realiteit
Het studium generale, in tegenwoordigheid van Koningin Juliana gister
middag in de Stadsgehoorzaal ditmaal door prof. dr. J. H. Waszink gegeven,
had tot titel: „De komst der Muzen in Rome". Prof. Waszink behandelde de
ontstaansperiode en bronnen van de Romeinse literatuur, aanvankelijk ge
ïnspireerd op. later gefundeerd door de Griekse cultuur, zoals zovele Romein
se cultuurgebieden de uitbouw zijn geweest van wat elders was ontslaan. De
„komst der Muzen" was in zoverre dan ook niet alleen een beeldspraak, doch
de benaming van een historisch feit.
Teneinde een duidelijk beeld van het
beginstadium der Romeinse dichtkunst
te krijgen, aldus prof. Waszink, is het
alleereest nodig, een voorstelling te
hebben van de ontwikkeling der oud-
Romeinse samenleving. Nadat de twee
oudste vestigingen van landbouwers en
veehouders op het grondgebied van de
tegenwoordige stad Rome zich tot éen
geheel hadden verenigd, kwamen zij
omstreeks 620 v. Chr. onder het gezag
van Etruskische koningen, die deze
agrarische samenleving tijdelijk heb
ben gemoderniseerd, vooral door de
handel te bevorderen, en veel voor de
consolidering van de eenheid van de
jonge stad hebben gedaan. Na de ver
drijving van de Etruriêrs in 508 v. Chr.
valt Rome echter in zijn oorspronkelijke
toestand van primitieve agrarische sa
menleving terug. Opvallend is het con
servatisme op alle gebied, in het bij
zonder in de godsdienst, die nog geheel
in het magische stadium verkeert, en
waarin bezweringsformules een zeer
grote rol spelen. Het dwingende ritme
van deze formules «die op magische
wijze de goddelijke machten moeten
dwingen) leeft in het Saturnische vers,
het oudste vers, dat Rome heeft ge
kend. Een speels element had deze sa
menleving in de opvoering der .natu
rae", een combinatie van fluitspel, dan
sen (uit Etrurië overgenomen) en tek
sten van liederen, die waarschijnlijk
geheel als de bovengenoemde bezwe
ringsformules waren opgebouwd.
NIEUW BEGIN
Van het begin der vierde eeuw v.
Chr. af dringt in deze (in het toen
malige Italië vr(j achterlijke) samen
leving de invloed van de Griekse cul
tuur. en daarmee ook van de Griek
se taal door. en wel niet van uit het
eigenlijke Griekenland, maar vanuit
de Griekse kolonies in Zuid-Italië.
De belangrijkste daarvan is Taren
te. waar het theater zeer sterk bloei
de. Wanneer deze stad in 272 v. Chr.
aan de Romeinen onderworpen wordt,
komt een stroom van krijgsgevange
nen vandaar als slaven naar Rome;
onder hen bevindt zich de dan nog
zeer jeugdige Andronicus, die de eer
ste Romeinse dichter was. Het is. ge
zien zijn jeugd bjj zijn komst in Rome
(hij kan toen hoogstens tien jaar oud
zijn geweest), onmogelijk, dat hij. zo
als steeds gezegd wordt, als „brenger
van Griekse cultuur" naar Rome
kwam: hjj moet de Griekse cultuur in
Rome zelf door het onderwijs van zijn
mede-Grieken aldaar hebben leren
kennen.
GEEN VERGRIEKSING
Het blijkt nu uit zijn werk, dat hij niet
in de eerste plaats Rome heeft willen
vergrieksen, maar integendeel, zij het
uitgaande van de Griekse literatuur,
Romeinse kunstwerken heeft willen
scheppen. In sujn ba.verking van
Griekse drama's (in opdracht van de
Romeinse magistraten, die deze stukken
bij de spelen wilden laten opvoeren)
brengt hij een grotere verscheidenheid
dan de Griekse originelen boden; hij
heeft zich daar ongetwijfeld bij de tra
ditie van de oer-Romeinse „saturae"
aangesloten. Veel belangrijker is zijn
bewerking van Homerus' Odyssee, die
hij geheel uit vrij initiatief maakte. Hij
beschouwde het Griekse gedicht als een
gemeenschappelijk bezit van Grieken
land en Italië, omdat Odysseus reeds
lang als een Italische held werd
schouwd.
Andronicus kon dus menen, door
een Latijnse bewerking van dit epos
een stuk zuiver Latijnse literatuur
te scheppen.
Dat hij dat gewild heeft, blijkt dui
delijk uit de wijze van bewerking, waar
in letterlijk alles geromaniseerd is: de
versmaat, de stijlfiguren, de godenna
men enz. Het meest opvallende geval
is de Romanisering van de naam der
Muzen. Rome kende in Andronicus" tijd
uiteraard geen godinnen der poëzie,
maar hij vond enigermate een equiva
lent in de naarm der Camenae, de oud-
Romeinse godinnen der profetie.
Deze weergave was ook daarom ver
antwoord. omdat volgens antieke op
vattingen profetie niet alleen „onthul
ling van de toekomst", maar, algeme
ner, ..onthulling van het verborgene,
ook in het verleden" betekent, en de
epische dichter van de Muzen behalve
inspiratie ook een onthulling van al
wat in het verleden, de heldentijd, duis
ter is, ontvangt. Ook hier heeft An
dronicus dus door zijn vertaling de zin
van het origineel in zuiver Romeinse
voorstellingen weten weer te geven..
Zjjn ..verheffing" van de Camenae
tot godinnen der poëzie heeft opgang
gemaakt, zoals vooral uit het werk
zfjn „opvolger", in alle opzichten, de
dichter Naevius, blijkt.
GROTE VERANDERING
Dan komt echter een grote verande
ring. wanneer Rome in de jaren 210
180 v Chr. met de cultuur van Grie
kenland zelf in aanraking komt men
wil de Griekse cultuur dan niet-gero-
maniseerd. dus „onvervalst" bezitten,
en in dit verband is het begrijpelijk, dat
Ennius, de eerste Romeinse dichter, die
Griekenland uit eigen aanschouwing
kent, zich keert tegen de verering der
Camenae, als godinnen der poëzie,
waarin hij een vervalsing van de enige
ware, n.l. de Griekse, kunst ziet. en de
verering van de „ware Muzen", de
Griekse Muzen van de Helicon, propa
geert.
Hij kiest een zuiver Romeins onder
werp voor zijn epos (de geschiedenis
van Rome), maar in de bewerking volgt
hij Homerus zo veel als hij kan en keert
zich voortdurend tegen de Romanise
ringen van Andronicus.
Daar Ennius' richting in de Ro
meinse litteratuur de overwinning
heeft behaald, is de invloed van de
Griekse literatuur in Rome veel gro
ter geworden dan zich aanvankelijk,
in het werk van Andronicus en Nae
vius. liet aanzien. Men kan dit ach
teraf betreuren, maar men dient te
bedenken, dat de kracht van Rome
op alle gebied behalve op dat van
het recht meer dan in de spon
tane schepping gelegen heeft in de
verwerking van wat elders gevonden
en goed bevonden was.
De Romeinse literatuur ls daar
door meer bezonnen dan spontaan,
maar zij heeft daardoor ook een ze
kere geestelijke ruimheid, die haar
betekenis voor de beschaving van
Europa ten volle begrijpelijk maakt.
Unieke groei in een kwart eeuw
Voor de «hemici onder de oud-alumni sprak in het Organisch Chemisch Labo
ratorium prof. dr. D. W. van Krevelen uit Geleen, oud assistent te Lelden voor
de chemie, over het chemisch werk bij de Staatsmijnen en de omvang die het
heeft aangenomen.
Na de stichting van het Staatsmijnbedrijf in 1902 was er aanvankelijk van
chemisch werk, behalve waar dit voor de produktle In zeer geringe mate nodig
was, praktisch geen sprake. De eerste veredeiingsproduktie, waar chemisch
werk b(j te pas kwam. startte in 1919 met het eerste cokesbcdrijf, doch eerst
nadien heeft de chemische sector van dit omvangrijke bedrijf een grote vlucht
genomen, waardoor de Staatsmijnen de grootste Nederlandse chemische indus
trie werden.
Toen de 2de cokesfabriek in werking
kwam werd automatisch ook de gasfa-
bnkage verdubbeld waardoor een over-
produktie van gas ontstond die niet
meer in eigen bedrijf afgezet kon wor
den zoals dit met gas van de eerste co
kesfabriek het geval was.
Toen begon eerst recht het chemisch
werk. In 1929 kwam het stikstofbindings-
bedrijf van de Staatsmijnen in prod uk-
tie op basis van een Franse uitvinding
van enkele jaren daarvoor tot het win
nen van zuivere waterstof uit gas voor
de amoniakbereiding De kunstmestin
dustrie die hierdoor tot stand kwam is
van onschatbare waarde geweest voor
het agTansche bedrijfsleven.
In 1939 volgde een nieuwe stap op de
lange weg van chemische industrialisa
tie door het oprichten van een bedrijf
(het eerste in Europa» tot winning
alcohol en ether uit steenkoolgas. Voorts
werd nog een TNT-fabnek gesticht, die
echter met bekwame spoed weer ver
dween toen de Duitsers de grenzen over
trokken.
De enorme naoorlogse behoefte aan
kunstmeststoffen heeft veroorzaakt, dat
deze tak van het Staatsmijnbedrijf na
de oorlog een sterke uitbreiding onder
ging. terwijl ook in andere opzichten de
eerste jaren na de oorlog weggingen met
aanpassing van de veelzijdige produktie
aan de nieuwe omstandigheden. In 1952
was deze aanpassing voltooid en konden
ook op chemisch terrein nieuwe wegen
worden ingeslagen. Dat geschiedde door
de stichting van een fabriek voor de
grondstoffen voor de Nederlandse nylon
industrie.
Voor de komende vijf jaar is een gro
te expansie van het industrieel terrein
der staatsmijnen op organisch-che-
misch gebied geprojecteerd.
Het is niet recht dat de man dit beslist
Voor de theologische faculteit was het o.a. prof. dr. A. J. Rasker, die een
dies-college gaf. Zijn onderwerp was „De vrouw en het kerkelijk ambt", zulks
In verband met het gesprek dat in de Ned. Hcrv. Kerk gaande Is over de toe
lating van de vrouw tot de kerkelijke ambten, een gesprek dat op gang geko
men is door het steeds grotere aandeel dat de vrouw krijgt In het maatsehap-
pelijk leven.
Het gesprek gaat. aldus prof. Rasker, niet om de gelijkheid van rechten cn
waardigheid van man en vrouw, maar om de verhouding tussen man en vrouw.
In de Heilige Schrift is sprake van onderdanigheid, doch de vrouw moet zelf
beslissen op welke wijze zij aan deze onderdanigheid gestalte zal geven.
Hierbij dient er ook op gelet te worden
dat Paulus spreekt over de gehuwde
vrouw, en derhalve is het gevaarlijk deze
uitspraak te generaliseren. Bovendien
mag men de vraag stellen of deze op
vatting niet goeddeels gebonden is aan
tijd, plaats en cultuur
HET IS NIET RECHT
Het ls niet recht, aldus prof. Rasker,
dat door de man wordt bepaald, hoe
de vrouw de onderdanigheid moet
manifesteren. Het is niet recht dat een
synode van uitsluitend mannen beslist
over de vraag of de vrouw al dan niet
tot de ambten zal worden toegelaten.
Wij moeten de vrouw in de gemeente
deze eer geven, dat wij haar die be-
-lisslng niet uit handen nemen. Laat
dat in de vrijheid van de vrouwen
staan. Dat is haar mens-zijn onder de
genade.
De twee-zaamheid van de mens wil
zeggen, dat de man niet zonoer de
vrouw en de vrouw met zonder de man
in de Heer is. Slechts samen kunnen zij
waarlijk mens zijn. Dit realiseert zich
het best in het huwelijk, doch ook in
andere verhoudingen komt het tot
uiting. God wil deze verhouding in het
gehele leven en wie zich daaraan ont
trekt bijv d«x»r het kloosterleven
is ongehoorzaam. Er zijn vele terreinen
waar de vrouw voorop gaat en de man
volgt, waar de vrouw krachtens haar
geaardheid een taak ziet. die de man
met ziet. bijv het huishouden, of alge
mener gezegd het verzorgingswerk
geen bezwaar tegen, dat de vrouw diaken
wordt, omdat dit een verzorgingsambt
en geen regerend ambt is. Het is n.l.
geen vraag meer of de vrouw mede mag
werken maar wel of zij dit in ambte
lijke functie mag doen. en met name
gaat het dan om de vraag of zij de
sacramenten mag bedienen en of zij
regeermacht mag hebben dit laatste
is overigens een typisch Nederlandse
vraag.
Er is geen scherpe scheiding tussen
het algemene ambt der gelovigen en het
bijzondere ambt der ambtsdragers De
scheiding is slechts kerkrechtelijk. Mag
de vrouw dan met aan beide zijden van
deze grens staan?
GEEN VOETVOLK
Het is. aldus spr.. niet goed de vrouw
te beperken tot het voetvolk van de
Militia Christi De vrouwen vragen
mede-verantwoordelijkheid voor de
gang van zaken, cn wie haar het ver
antwoordelijkheid dragen ontneemt,
ontneemt haar een deel van haar
mens-zijn. Mede op grond hiervan
vraag ik. aldus prof. Rasker, het ambt
voor de vrouw, maar ook de vrouw
voor het ambt. want zij is nodig om
haar eigen bijdrage te geven voor het
vervullen van het ambt
Staat de vrouw ln het ambt doch
dat zal nog wel geruime tijd duren
dan rijzen cr natuurlijk vragen in ver
band met huwelijk en dergelijke, doch
dat zijn vragen van lager orde Het
gaat er om dat wy als dienstknechten
Op grond hiervan heeft men er veelal en dienstmaagden op de Heer wachten.
Prof. Van Krevelen vertelde aan de
hand van lichtbeelden nog iets over het
fundamenteel wetenschappelijk onder
zoek. dat in de chemische laboratoria der
Staatsmynen (met 600 man personeel)
wordt verricht, byv. ten aanzien van de
steenkoolstructuur en de werking van
poreuze vaste stoffen in katalyse-pro-
cessen
Vijftien procent van het budget der
mijnen wordt thans ten koste gelegd
aan chemisch wetenschappelijk onder
zoek. terwijl tien procent der produk
tie in de chemische industrie der
Staatsmijnen wordt verwerkt, hetgeen
een opbrengst-percentage van 35 ten
opzichte van de gehele produktieop-
brengst oplevert.
Naar sprekers mening zal deze chemi
sche industrie van de Staatsmijnen in
de toekomst nog aanzienlijk in bete
kenis en omvang toenemen, waardoor
de plaats vin de Staatsmijnen als
grootste Nederlandse chemische in
dustrie glansrijk gehandhaafd zal
kunnen worden.
Psychologische
typen der biologische
leraren
In verband met hun wijze
van lesgeven
Dr. J. C. van der Steen uit Utrecht
gal in het Zoölogisch Laboratorium
een college over het verband tus
sen de psychologische typen onder
de leraren in de biologie en hun
wijze van lesgeven bij het voorbe
reidend hoger en middelbaar on
derwijs.
Hoewel uiteraard volgens snreker de
verschillende psychologisch geclassifi
ceerde mensen typen ook onder leraren
en in engere kring onder leraren ln de
biologie voorkomen, moet toch dit be-
uaalde milieu een stemDel od de Dsvcho-
logle van de leraar drukken of zo geko
zen zijn als gevolg van een beDaald
Dsvchologisch stempel.
Spreker schetste de verschillende ty-
Den volgens de indeling van SDranger.
die ook gevolgd werd door Dörine toen
deze een lerarenindellng samenstelde,
waarnaast hij andere indelingsgroeDen
noemde, b.v. van de Utrechtse hoog
leraar Langeveld.
Reinders wijdde een sneciale studie
aan de psychologie van biologen en ba
seerde zijn indeling od temDeraments-
normen. waaruit de hoofdtypen esthe
tici. theoretici en combinaties van bei
den de veelziidlgen ontstonden, welke
eroeDen verder werden onderverdeeld
naar analytische en synthetische aan
leg.
Ten aanzien van het lesgeven kwam
SDreker tot de conclusie, dat de theo
retici onder de biologische leerkrach
ten de nadruk leggen op het instam
pen van kennis, terwiil de aesthetic!
voornamelijk begrip en zicht als "be
langrijkste objecten nastreven.
Na noe od het werk van andere osy-
choloeen od dit gebied te hebben eewe-
zen wees SDreker tenslotte od het ge
vaar dat de theoretici onder wie men
meer dan een gemiddeld aantal sDecla-
listen aantreft tezeer hun eigen onder
deel van de biologie od de eerste rang
Dlaatsen wat betreft belangrijkheid,
waardoor het geheel en de andere on
derdelen veelal ln de verdrukking ko
men.
Dsn blijft wel het onderscheid bestaan
tussen man en vrouw een tweezaam-
heid die nu nog geldt, doch die opge
heven zal worden als de Heer komt
maar dan zal het geen onderworpenheid
aan de man meer zijn. doch een samen
dienen van de Heer der Kerk. die man
en vrouw heeft vrygekocht