Van Hogendorp bereidde dictatoriaal de democratie voor Van vier zwaanridders en een auto NAAR ONBEKENDE BESTEMMING ZATERDAG 7 JANUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 TIEN dagen later was de Prins voor de wal. Gans Den Haag liep uit! Van Hogendorp wist dat hij komen zou. Tegenwind had zijn komst uitgesteld. Het Engelse fregat waarop de Prins was. kon de kust niet nabij komen. De Erfprins stapte in een roeibootje over en daarna in de zeewagen van schipper Pronk, die hem ook eenshoeveel jaren geleden welhad weggebracht. De jubel kende geen grenzen. Oranje was er weer! De oude tijden zouden terugkeren en de Prins zou veel meer macht krijgen dan voorheen, dat wist een ieder wel. en dat was goed! Dan zou de vijand ons in de toekomst zeker van het lijf blijven! Welk een blijdschap: men volgde de Prins op zijn weg naar het huis van graaf van Limburg Stirum, waar hij zou dineren. Men volgde hem later op zijn weg naar Kneuterdijk 8. De tijding ging van mond tot mond: „Oranje is terug". De tijding bereikte weldra de uithoeken des lands. Maar wat daar op no. 8 gebeurde aan de Kneuterdijk, wel. het was beter dat het volk dit maar niet zag. Want de Erfprins was zijn zo zelfstandige luitenant van zijn Garde nog niet vergeten en hij liet zijn trouwste dienaar duidelijk voelen dat er in de toekomst maar één kapitein op het schip zou zijn. Hij had hem dat beter bij een andere gelegenheid kun nen laten voelen. Hier lag een doodvermoeide zieke, die geen stap kon lopen, zijn hand uitstrekkend naar de binnenkomende Prins. Deze nam die hand tenslotte wel en gaf onmiddellijk daarna een blikken koker waarin zijn eerste proclamatie zat. Eigenlijk had Van Hogendorp nu zijn taak vervuld. Hij had het sein tot de opstand op het juiste moment ge geven en hij had de schets voor de nieuwe grondwet klaar. Het oude zou niet terugkeren. De Staat had behoefte aan een nieuw gewaad. Zo had dan in hoofd zaak één mens. op bijna dictatoriale wijze, de demo cratie in de Nederlanden voorbereid, een man met een ijzeren wil, grote moed. een man nog Prinsgezinder dan Oranje! De betekenis van deze vernieuwer, wie het gelukt is een juiste vorm te vinden, overschatten wij niet licht. REIN BROUWER. Beivogen Leven CLV PRINSGEZINDER DAN ORANJE! Het oude zou niet terugkeren! hoe prachtig is juist in deze stemming het roodbruine riet van wijde velden, gebroken door stukken open water, waarover een onrustige wind witte schuimsllerten trekt! Dan het groen van de weilanden, nu. in januari! Waar vind Je dat ergens? Misschien op de schilderijen van Maris, van Mauve. Ondertussen is het zeer genoeglijk in de kleine ruimte, waar de vogel enthousiasten hun ervaringen uitwis selen, waar de man aan het stuur, luistert of spaarzame, maar hartige bijzonderheden meedeelt over De Bilt en zo. Toch is er in de gesprekken een ondertoon van bezorgdheid: zouden de zwanen zich iets of niets van deze zondvloed aantrekken? Die witte ko ningen uit het koude noorden liggen zo maar niet op de bezoekers te wach ten I BU helder zonnig weer, ja, dan kun Je ze op open water verwachten! Maar als de elementen samenspannen, als ze tegenwerken, dan zoeken de grote vogels het riet of de luwte van een dijk. Het autootje draaft over de dijkjes, het neemt correct de bochten, die er vele zijn, het gromt wel eens. als het op een papperig wegdek moet keren, maar dan snelt het weer verder, wipt vrolijk over de bonkende bruggetjes, stoort zich geen zier aan de water massa's, die langs zijn gladde huid af glijden. DAN komt de beloning voor al het doorzetten en het goede humeur, dat zich onverzwakt heeft ge handhaafd. Tussen twee ontzaglijke buien, die elkaar over ons heen de hand reiken, breekt even een klaarte uit het wolkengrauw en dan rijden we juist over een splinternieuwe dijk, die geflankeerd wordt door onrustig woe lend water. Wie ze het eerst ziet, weet ik niet, maar plotseling zijn ze gesig naleerd, de wilde zwanen. Dichtbij in kleine koppels, blanke volwassen vo gels met gele snavel, en grijze jongen, en op grote afstand ontelbare witte vogels, die het grijze watervlak be- stnppelen. Steeds meer ontdekt het oog en nog als meer trekt de veldkijker naar zich toe uit het onheilspellende blauw, dat op de horizon drukt. Dan komt de tweede verrassing. Aan stuurboord wordt geroepen: „Stoppen 1 ZaagbokkenI" Dwars op de stroom laverend, de veren verwaaid in de harde wind, stevent een klein flottielje zaagbekken van ons af, een paar man netjes. wit en zwart van kleur en een aantal grauwer gekleurde vrouwtjes, allemaal met de voor de zaagbek zo typische piekerige achterhoofdsveren, de mannen bovendien met de rode bek en prachtig groene kop. En wat dob bert daar in zijn eentje, rustig spele varend op de golven vlak bij onze wagen? Een zwarte zeeëend! Helemaal uit Noord-Europa naar onze lage lan den getrokken om langs onze kust, maar vooral de Noordzeekust, te over winteren. Het geluk is dus toch met ons! Hoor! de zwanen roepen! Er roeit een blau we reiger laag tegen de wind in, een grote mantelmeeuw suist met brede slagen over ons heen. Ach, en dan vindt men ergens, dat het welletjes is. want zonder waar schuwing worden er van het grote wa terorgel boven ons alle registers open getrokken. Weg horizon! Weg zwanen, weg zaagbekken. toe maar! en nu ook nog natte sneeuw erbij. Komaan, dat kan gezellig worden, want we zitten nog maar aan het westelijke puntje van de dijk, die van Kampen loopt naarJa, waarheen eigenlijk in dit grauwe ondoordringbare watergord(jn? En tooh was het oergezellig, de hele lange weg naar huis. Volgende keer ga ik weer mee! Als zwaanridder! Sjouke van der Zee. TNe Fransen waren over de bevroren rivieren ons land binnengerukt en de Oranjes hadden de wijk genomen naar Engeland. Een moeilijke tijd brak aan voor vele Nederlanders, bovenal voor Gijsbert Karei van Hogendorp. Want van de dag af dat de Fransen hier aan het bewind kwamen, tot aan de 17e november 1813, de dag waarop hij zelf, tezamen met van der Duyn van Maasdam het bewind in handen nam, zon hij op mogelijkheden de vijand eruit te krijgen en de Staat een nieuwe vorm te geven. Toen de Prins in 1801 zijn aanhangers van de eed van trouw ontsloeg, hun dus toestemming gaf deel te nemen aan een regering onder de Fransen, schreef van Hogendorp een manifest waarin hij zijn mening kenbaar maakte: Geen waarachtig Nederlander zou kunnen meewerken aan het totstandkomen van een grondwet waarin Oranje niet erkend werd als hoofd van Staat. DE Bataafse Republiek loste op in het Koninkrijk Hol land. en daarna werd Nederland bij Frankrijk ingelijfd Welke regeringsvorm er ook kwam. van Hogendorp werkte aan zijn plannen voor bevrijding en vernieuwing. In de tijd van de inlijving maakte hij alvast een ontwerp voor de nieuwe grondwet klaar. Hij zette er boven: „Ontwerp voor het Koninkrijk Holland". Ontdekken zou hem nu het hoofd niet kosten, hij kon rustig verder werken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben er duizenden op zolders of in kelders gezeten om theoretisch een nieuwe Staat voor te bereiden. In Van Hogendorps tijd waren er maar enkelen. Het gewone volk zou het niet in zijn hoofd halen richtlijnen te zoeken voor een nieuwe samenleving. Dat was toch het werk der heren? Een dezer heren, met nog enkele ingewijden, stond bij de Fransen op de zwarte lijst Indien de Nederlandse politie had meegewerkt had Gijsbert Karei de bevrijding niet beleefd. Doch de haat tegen de Fransen maakte het ganse volk eensgezind en dit zal wel de reden geweest zijn waarom zelfs die Nederlandse politiemannen, die hun positie aan de Fransen te danken hadden, hun eigen weldoener verrieden. OP de 3e november 1813 konden de Nederlanders in de „Moniteur" lezen, dat er een slag bij Leipzig was geleverd. Hiermede werd aan de reeds in omloop zijnde wilde geruchten voedsel gegeven. Overal, in steden en dorpen, werd men qnrustig. Zou eindelijk de vrijheid dagen? Zou Napoleon definitief te verslaan zijn? Van Hogendorp woonde in deze veel bewogen dagen in Den Haag. Kneuterdijk 8. Nu is er een gedenksteen in de muur van het huis, waarin de vrijheid werd voorbereid. Dc vrijheid daagde. Van Hogendorp voelde het in zijn door podagra gekwel de botten. Nu ging het er om om snel te handelen! De Kozakken stormden reeds op de Nederlanden aan. op hun snelle paardjes. Weldra vielen ze Groningen bin nen. de Fransen voor zich uit drijvend; schrik en ont steltenis ook verspreidend onder de jonge dochteren van het noorden, die niets moesten hebben van deze op drank en maagden beluste vechtjassen, die, naar men nog heden in Gronlgerland vertelt, hun hemden uit sloegen boven het kampvuur om hun vlooien kwijt te raken. Deze Kozakken hadden we nodig, ze vormden ook een gevaar. Als de vijand het ganse land bezet had voordat de vaan tot de opstand was geplant, dan waren wfl Immers veroverd gebied, dan kon men naar willekeur over ons beslissen. Op de 15e november trok de Amsterdamse zeekapitein. Job May. naar zijn vaderland terug om de opstand te beginnen. De Fransen hadden zo Juist de stad verlaten, gunstiger moment kreeg men niet. En Van Hogendorp. met wie May de vorige dag onderhandeld had, vond het meer dan tijd worden dat Amsterdam van zich deed spreken. May zette „de Bijltjes" tot opstand aan en weldra ston den de douanehuisjes der Fransen in lichte laaie. Volks liederen werden gezongen doch de regenten durfden niet. Zij lieten hun schip van Staat „bijgedraaid" liggen. Vooral geen opstand, alleen rust bewaren. Vooral geen partijkiezen voor Oranje. De lafheid van de regentenkliek was een zware slag voor de nieuwe beweging. Het werd tijd om de Princevlag te ontplooien, de Kozakken zaten reeds diep in Gelderland! OP de 17e november waagden de zonen van Van Hogendorp en graaf van Limburg Stirum zich met de Oranje-kokarde op straat. De leider zelf kon niet mee. „omdat die akelige podagra (een soort jicht) hem aan de stoel gekluisterd hield." Toen graaf van Limburg Stirum de proclamatie: „Oranje Boven, Holland is weer vrij!", toonde, heerste er diepe stilte Men voelde de belangrijkheid en het gevaar van de daad. De Fransen zaten nog in Utrecht en m Den Haag lag nog een klem Frans garnizoen onder generaal Bouvier des Eclats. Overal vertoonde zich plotseling de Princevlag. Ondanks de angst voor het garnizoen had de Residentie de leiding op zich genomen in de opstand. Het werd plot seling rumoerig in Den Haag. Voor het huis van Van Hogendorp stond een stroom van mensen. Men wist het. hier zouden de beslissingen vallen' Hier zou Nederland herrijzen en zij wilden daar bij zijn! „Oranje Boven. Holland is weer vrij. De bondgenoten trekken op Utrecht. De Engelsen worden geroepen. De Fransen vluchten aan alle kanten. De zee is open. De Koophandel herleeft. Alle partijschap heeft opgehouden. Al het geledene is vergeten en vergeven. De oude tijden komen wederom. Oranje Boven!" DE proclamatie ging door het ganse land. Zij maakte het lagere volk bereid te strijden tegen de plotseling zo gehaat geworden dwingeland. Wat had dit volksdeel bovendien te verliezen? De aanzienlijken kwamen door de proclamatie in grote onrust. Want een ieder moest nu kiezen: „Wie niet vóór de Prins was, was "lem". komt er een glimlach op onze lippen als wij zien hoe sommigen toch altijd weer een uitweg vinden. Som mige rijke weifelaars gingen met een visserspink de zee op Ze zeiden dat ze de Prins gingen zoeken om hem te vertellen dat hij spoedig komen moest. Doch zij namen hun vtouw en kinderen mee Het volk begreep hen wel en noemde hen spottend: „plnkeniers". Het viel niet mee voor Van Hogendorp en de zijnen om een Hoge Overheid In het leven te roepen. Dc meesten die eens op een belangrijk kussen hadden gezeten, waren bang. Toen namen, bij proclamatie van de 20ste november, Gijsbert Karei en Van der Duyn tezamen dc leiding op zich tot de Prins zou komen:bczweeren- de alle brave Nederlanders om zich te verecnigen tot ondersteuning van dit ons cordaat besluit. God helpt degenen, die zichzelven helpen!" Kijkjes in de Natuur DRIE dwazen in een auto! In stro mende regen. Regen, die zo ge stadig en zo onverdroten voort duurt, uur na uur, dat je eindelijk niet meer weet, dat het die dag ook nog anders is geweest. Toch was het begin er geweest, heel onschuldig. Alleen maar een paar spatjes op de voorruit. Betekende niets zei de optimist aan het stuur. Hij had het radiobericht voor onze start zo vaak aangehoord, dat hij het van bui ten kende: „Verspreide bultjes en op klaringen". Uit het westen. Wel, en we gingen naar het westen, dus Dus eerst kleine onbetekenende stip jes op de ruit. En alleen maar een „Hééééregen!" van een der inzit tenden, oprechte verbazing vanwege dat vertrouwenwekkende weerbericht. Maar de spatjes werden streepjes, bib bers traaltj es. die met de ruitenwisser een slaperig spelletje begonnen van „eerst ik en dan weer jij", eindeloos, eindeloos en begeleid door het ruisen van de eerste regenbul, die deze mid dag onze compagnon zou blijven. Drie dwazen. En bij Genemuiden, waar we het glibbematte pontje af reden, kwam de vierde erbijhoe wel. dat mag ik eigenlijk niet zeggen, want de vogelwacht, die onze vierde man en tevens onze gast zou zijn, deed niet anders dan zich aan afspraak houden, weer of geen weer. Die vierde dus vouwde zijn lange benen in de nog overgebleven ruimte van ons wagentje en nam de taak op zich. ons als gids te dienen naar het doel van de middag: de wilde zwanen van het Uselmeer. Werkelijk lezers, het zat ons die zaterdagmiddag niet mee. Het weer was ons beslist niet gunstig. Nog had den we aan de duidelijke inleidende waarschuwing gevolg kunnen geven. Nog konden we terug, we behoorden eigenlijk rechtsomkeert te maken met zo'n lucht, die om half een al lood zwaar was en dicht zat. Potdicht. Maar wat moet je, als de man aan het stuur optimist is en steeds weer een zeer gunstig weerbericht opzegt en spreekwoorden aanhaalt in de trant van „achter de wolken schijnt toch de zon". Wat kun je dan anders dan met het snelle wagentje meesnellen over de glimmende wegen, over de dijken en dijkjes van het Kampereiland, tot dat je volkomen onder de bekoring bent gekomen van het landschap, dat door de betraande ruitjes heen aan je voorbijschuift. Een landschap, dat an ders is dan het dagelijks bekende, maar tevens boeiender, zelfs in de loodgrijze sfeer van een totaal verre gende middag. Ik geloof niet. dat in de zomer met zijn vele blauw en zijn onmeedogend harde groen van gras en bladeren, een hoge slingerende dijk mooier kan zijn, dan hij is in herfst en winter, als de zware door de gestadige wind scheef gedrukte bomen hun donkere kronen in de zwaarbewolkte lucht heffen. Nooit kunnen de sombere boerde rijen, rustend in de kronkels van de dijk, indrukwekkender zijn dan in het vale licht van een regenmiddag. En 1956 wordt mijns inziens nóg progressiever dan de voorgaande jaren. Nu zijn we allemaal voor de zo hevig-in-de mode-zijn de progressiviteit niet bang meer, ze sleept ons mee in haar ban. Of we willen of niet, wor den we door haar meegezo gen. Zie bijv. de logische of on logische nieuwe spelling, al naar men haar beoordeelt. We moeten meedoen en ne men elk bastaardwoord naar stig nauwgezet onder de loep (bah!) Maar omdat we progressie. velingen zijn, sohrijven we „loep", alsof er niets aan de hand is en alsof het harmo nieert met onze innerlijke ge voelens. Deze tijd is dikwijls zó in strijd met die innerlijke ge voelens, dat dit er óók wel bij kan PROF. POLAK mag in z'n nieuwste dikke boek beweren, dat de toe komst alweer verleden tijd is, zó progressief ben ik nog niet, dat ik tóch met belangstel ling vooruit zie, naar wat 1956 zo al te schenken geeft en er niet zó somber over denk als prof. Polak. Er zijn nog mogelijkheden! Zo zou 't mij aanstaan, dit Jaar als reporter een reis naar de maan te ma ken en U daarvan te berich ten. Zo zou ik er best voor voe len, in enkele uren naar New York te vliegen en daar 's avonds op het verleidelijke Broadway te dineren, als ik 's middags na mijn belegde broodje van hier vertrokken ben. Ik zou ook eens, hèèl nieuwsgierig als een Journa list is, met een microfoontje in de hand willen lopen, om op te vangen, wat er een paar huizen verder gediscussieerd wordt, al geef ik toe, dat dit een fatsoenlijk mens onwaar, dig is. Maar het allerliefste zou ik mij dit jaar vrijelijk door de lucht willen bewegen. Dat is altijd een wens droom van me geweest: vrij als een vogel in de lucht, wèg van alle neerdrukkende be sognes, die het leven zwaai en gecompiceerd maken. NU kwam me, als ge roepen, deze nieuw ste foto onder het oog van het nieuwste één-per- soons-vliegapparaat voor de Amerikaanse infanteristen, die er tuk op zijn hun ver plaatsbaarheid te Vergroten, wat, gezien de dreiging uit het Oosten, aanbevelenswaar dig lijkt. De infanterist ziet er op zijn platform boven de heli- kopterschroef met motor held- en krijgshaftig genoeg uit, om een héél regiment cavaleristen zo zij nog be stonden op de vlucht te jagen. De maximum-snelheid van dit mechanisme bedraagt 90 km., het afstandebereik 250 km, zodat de infanterist in een minimum tijd dóór kan zijn, waar urenlang lopen hem nóg niet gebracht zou hebben. ZO'N apparaatje is voor het leger natuurlijk uiterst belangrijk. Liever zou het me echter zijn. wanneer de gewone bur ger, zoals U en ik. het zich zouden kunnen aanschaffen. Welk een heerlijk gevoel op zo'n manier, gelijk de meeu wen of de zwaluwen, door de lucht te zweven en dóórheen te vliegen, waar het hart naar verlangt. Even naar de Eiffel of de Rijn, even naar de overkant van het Kanaal, even naar Brussel of Parijs en dan maar uitkijken over steden en dor pen onder het platform. Je heer en meester voelen over de lage landen en met niemand of iets meer van doen te hebben, zoals dat de rechte individualist betaamt. En af en toe in pijlsnelle vaart een luchtige ontmoe ting en wuiven uit de verte, zonder dat een verkeersbot- sing op de loer ligt. ZIE: zó stel ik me voor. dat het jaar 1956 nog voor iets verrassends zal zorgen, iets, dat wijdse pers pectieven opent voor de nie tige aardbewoner, die ondanks prof. Polaks pessimisme, erop vertrouwt, dat nog éénmaal iets bijzonders voor hem is weggelegd. Had hU dit vertrouwen niet, dan ging hij bij de pak ken neerzitten Ieder mens, hóe gewoon, hóe onbelangrijk, hóe klein ook, blijft hopen op het on verwachte, dat 't leven plot seling waard maakt geleefd te worden. Waarom zou ik dan niet verlangen naar zo'n vlucht in mijn „één-persoons-appa- raat", dat gelijk eertijds het ijzeren paard, mij voert over bergen en dalen naar onbe kende bestemming? FANTASIO

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 6