REMBRANDT: 1606-1956
HET HALVE WERK EEN GOED BEGIN!
Even lachen....
ZATERDAG 31 DECEMBER
Verhaal voor de Oudejaarsavond
door Ko Brugbier
Sinds een betrekkelijk klein ongeluk, dat hem niettemin blijvend
letsel bezorgde, Hendrik Dorgelo ongeschikt voor de militaire
dienst had gemaakt, was hij als nachtwaker werkzaam in het enige
warenhuis, een bescheiden filiaal van een paleisachtig bedrijf in de
hoofdstad, dat in Maarlhe te vinden is. Langzamerhand schonk deze
met enige tegenzin aanvaardde betrekking hem een eigenaardige
levensvervulling. Hoe hij er in verzeild was geraakt, kon hij zich al
vrij spoedig niet meer herinneren. Het is heel goed mogelijk, dat hij
destijds alleen maar had gesolliciteerd in de vage verwachting een
uniform te blijven dragen en af en toe vastberaden te moeten op
treden, als de plicht hem riep.
Een uniform had hij inderdaad gekregen - of liever gezegd:
moeten aanschaffen tegen inkoopsprijs, welk bedrag in termijnen op
zijn loon (zelf sprak hij van bezoldiging, omdat zulks hem aan soldij
deed denken) werd ingehouden. Zijn verdere uitrusting bestond uit
een zaklantaarn, een groot stuk touw, waarvan hij de bestemming
niet goed begreep, een korte gummistok en een revolver. Toen het
dienstpak versleten was, liet hij een verzoek om een nieuw ter ver
vanging achterwege. Alleen de pet met het gegolfde goudgalon
bewaarde hij, ten dele uit sentimentele overwegingen, maar toch in
hoofdzaak omdat het vaak zo gemeen kon tochten in het trappen
huis, als hij de ronde deed. Optreden was nooit van hem gevraagd.
Gedurende meer dan tienduizend nachten was er geen enkele poging
tot inbraak of diefstal gewaagd. Hij mocht zich tevreden achten als
een kat in een vertrouwd pakhuis.
ZOALS dat de hoofdpersoon in een
Oudejaarsvertelling bij overleve
ring past voelde hij zich echter
in de laatste week van December be
kropen door een gevoel van onbehagen,
dat door mensen met rijker gescha
keerde levenservaringen eenzaamheid
wordt genoemd. Of het nu door zijn
averechtse da«gindeling kwam valt
niet met zekerheid te zeggen, doch hoe
dan ook: Hendrik Dorgelo was onge
trouwd gebleven. Zijn zuster, die
plichtsgetrouw zijn huishouden regel
de had reeds lang verleerd eisen te
stellen, waarvan de vervulling buiten
de dagelijkse gezichtskring viel en
hield geen enkele ambitie in hem wak
ker De winter heeft evenwel een me
lodramatisch aspect, waaraan niemand
zich kan onttrekken, door de opdrin
gerige tegenstelling van zwart en wit,
die vooral na middernacht kenbaar is.
De prikkelende kou maakt het gemis
aan warmte in het algemeen Poteen
realiteit. Zelfs bij een dikhuid. Hendrik
Dorgelo had er overigens weinig last
van. Hij bleef op zijn post als een
schildwacht, gehoorzaam zonder te
vragen, omdat hij niet de behoefte had
te begrijpen.
maakte, nog zonder iets te zeggen, een
breed uitnodigend gebaar met zijn
linkerarm, dat als leek het toevallig
eindigde op de met zwarte koorden
afgezette leuning van een tweede
comfortable zetel, schuin naast de
zijne geplaatst. Hendrik Dorgelo schui
felde dichterbij, niet precies wetend
welke houding aan te nemen. Pas toen
zag hij dat de indringer, enfin: de
vreemdeling, de raadselachtige moei
te had genomen een lage tafel te dek
ken. Er was bestek voor twee personen.
Er stond één borrelglas ingeschonken,
gevuld met een bruinachtige vloei
stof.
Verder voor zover hij dat in één
bedeesde oogopslag in de mistige ruim
te kon overzien waren er een met
riet omvlochten wijnfles, twee schotels
met allerlei fijne vleeswaren en een
grote ossetong, benevens een mand
met kleine beschuiten en roggebrood
naast een plank met driehoekjes in
zilverpapier met gekleurde etiketten.
Alles staat klaar voor een intiem
souper, nou jaeen avondboter
ham, zei de man. Neem me niet
kwalijk, dat ik vast ben gaan zitten.
HET was een zonderling begin van
een conversatie tussen volslagen
onbekenden in een onwezenlijk
decor en op een tijdstip, dat berekend
schijnt te zijn op luidruchtige uitbar
stingen van periodieke sentimenten.
Buiten rinkelde het glazige geluid van
een fietsbel. De man ging verder, om
dat Dorgelo bleef zwijgen: Eerst
had ik mijn schoenen erbij willen uit
trekken. Ik was bang dat U dat ver
dacht zou vinden Nietwaar. U zoudt
mij voor een sliiipmoordenaar kun
nen houden, of voor een ordinaire
inbreker. Maar het is wel veel pret
tiger. 's-Avonds zwellen mijn voeten
altijd op.
Het waren allemaal gewone woorden.
Ze klonken ook gewoon. De nacht
waker voelde zijn hartslag minder
jachten dan bij het begin van dit
avontuur. De bedaarde toon maakte
indruk op hem. Hij was in de volle
dige zin van het gezegde weifelmoedig
Per slot van rekening was dit alles
ongewoon. Hij zou iets moeten beve
len. Bij voorbeeld: „Handen omhoog!"
of desnoods: „Zwijg vriendje, het spel
is uit!"
Maar hij zei. afgemetener dan hij
bedoelde: Wie bent U? Wat komt
U hier doen?
En ietwat belachelijk voegde hij er
aan toe, bijna als een verontschuldi
ging: De zaak is allang gesloten!
Ach natuurlijk, zei de man breed,
zonder enige haast. Hoe vergeet
achtig van mijen dat terwijl ik
deze hele ontmoeting zo zorgvuldig
heb ingestudeerd. Ik had mij in de
eerste plaats aan U moeten voorstel
len. Hij haalde zijn portefeuille te
voorschijn en overhandigde een visi
te kaartje. Hendrik Dorgelo liep nu
door, zocht met één hand steun op de
smalle vensterbank om met de andere
hef, cursieve drukwerkje zo omhoog te
houden, dat hij de sierlijke tekst kon
lezen Mr R. J. Zwager, advocaat en
procureur, stond er. met onderaan, in
kleinere letter, maar heel duidelijk,
een adres in een nabijgelegen villa
dorp. Dat bewijst niets, overwoog hij.
Hij kan het gekregen hebben en be
waard. Misschien is het van zijn ver
dediger in een strafzaak. Trouwens
zo'n ding kan iedereen wel laten ma
ken Maar het feit, dat hij compleet
alle' voorzichtigheid uit het oog had
durven verliezen, schonk hem zijn
zelfvertrouwen terug. Dat werd. alle
psychologische theorie ten spijt, nog
sterker toen hij zich daarop, na het
kaartje zonder commentaar terugge
geven te hebben, prinsheerlijk in de
aangeboden stoel achterover vleide.
Ik ben U een verklaring sohuldig, zei
de man. En niet alleen een verkla
ring maar ook de somma van achttien
gulden en veertig cent.
Alstublieft, telt U het maar na
Hij legde zeven muntbiljetten van
een rijksdaalder en negen dubbeltjes
op een fraai bewerkt kartonnen
schaaltje, dat hij onder het vetvrije
papier van de magere ham wegtrok.
Ik werk hier al dertig jaar. dacht
Dorgelo. en nu zie ik voor het eerst
dat de opgebolde plaatjes nog hetzelf
de zjjn als toen ik ze thuis kleurde
voor mijn zusje Een paar woorden
van zijn disgenoot waren hem ont
gaan. Hij ging wat verzitten en hoor
de: die lekkernijen heb ik weg
genomen. daarginds (hij wees naar de
ijskasten). En dit kleed komt ergens
onder een toonbank aan de overkant
vandaan. Zal ik vast een glas Bor
deaux inschenken? Ik heb alle prijzen
na gekeken op de lijst Het klopt pre
cies. Dit feestje is helemaal mijn idee
Logisch dat ik betaal
j-^E nachtwaker antwoordde en hij
I vroeg zioh daarbij af of de ander
de onheilspellende nadruk zou
opvangen: Ik zal één glas wijn met
U drinken. Meer tijd is er niet.
De man lachte plotseling. Hij ont
kurkte de fles en zei pas toen hij daar
mee klaar was: Waarom? Over tien
of elf minuten is het middernacht
Dan gaan de klokken luiden voor het
nieuwe jaarEr zal wel geschoten wor
den op straat, dat doen ze meestal.
Ik hou niet van die drukte. Een goed
begin is het halve werk, zegt men.
Daarom ben ik hierheen gekomen.
Voor de gezelligheid. Zomaar uit een
gril. We hebben nog een paar uur voor
ons om van het zoet der aarde te ge
nieten. Heeft U wel eens eerder osse
tong gegeten? U bent nog niet erg
spraakzaam, meneer Maar dat komt
wel.
Ik heet Dorgelo. zei de nachtwa
ker. Zegt U maar Dorgelo en zon
der dat gemeneer. al ben ik dan ook
hij zweeg even. genietend van zijn
slimheid in functie.
Na een nieuwe pauze, waarin de an
der ter ere van de kennismaking had
geknikt, vroeg hij: Hoe ben U hier
binnengekomen
Per slot van rekening had hij ook
nog zo iets als vaktrots en beroeps
plicht.
Dat was heel eenvoudig, aldus de
vreemdeling, die zich Zwager noemde
of misschien wel zo heette en een ech'e
advocaat was. Ik was hier vanmid
dag om kwasi inkopen te doen en heb
mij verborgen. Eerst in de herentoi
letten. Daarna in een kast met Japon
nen. Toen het donker werd. binnen
bedoel ik ben ik gaan slapen in een
breed bed onder dekens met zwane-
dons. Ik heb het keurig opgemaakt.
Niemand zal er morgen iets van mer
kenU had mij daar kunnen vin
den, als U in de buurt was geweest, en
eerlijk gezegd had ik dat verwacht.
Maar U kwam niet. Ik heb zelfs heel
lang op de gong moeten slaan om uw
aandacht te trekken Bent U tevTe-
den?
Nee. zei Dorgelo peinzend.
want waarom hebt U dit warenhuis
uitgekozen? Voor al dit geld zou U
in een dure zaak kunnen eten, met
muziek. Met kaarsen op tafel, zoals je
dat in bioscopen ziet. En zonder ri
sico.
De bezoeker had een broodje met
pekelvlees belegd en nam daar af en
toe een hap van, met onderbrekingen
voor het kauwen en slikken uitleg
gend: Dat had ik ook kunnen doen,
zoals alle jaren. Maar waarom eigen
lijk en met wie? Dat heb ik mij steeds
afgevraagd.... Gisteren zag ik U dit
gebouw binnen gaan. Zo'n man heeft
ook een eenzaam leven, dacht ik bij
mezelf. Op hetzelfde ogenblik was dit
plan geboren. Zo ineens! Mag een
nachtwaker geen feest hebben op zo'n
avond als iedereen gezelligheid zoekt?
Wij zijn lotgenoten, twee eenzame
kerels.
Hij nam het laatste slokje jenever
en ging verder: Zo zit het dus. En
daar zijn we nu. Of had ik misschien
thuis moeten blijven, bij een verzuurde
zuster, die bij zulke gelegenheden al
tijd gaat janken? Een man moet trou
wen maar als je de geschikte
vtouw niet kunt vinden
U raakt daar een gevoelige snaar
in mijn binnenste, zei de nachtwaker,
Laten we drinken!
Ze hieven het glas en dronken. Dor
gelo voelde iets branden, hij wist niet
waar. Proost! zei hij. En hij ver
volgde: Nu moet U eens goed naar
mij luisterenHij sloot zijn ogen.
Hij was volstrekt meester van de si
tuatie. Hij speelde een rol en groeide
daarin geweldig. Als het dadelijk
twaalf uur slaat en de donderbussen
gaan knallen, dan moet U heel rustig
blijven zitten.
Hij had zijn revolver intussen in de
hand genomen en richtte die op zijn
disgenoot. Wees maar niet bang, zei
hij. „Maak je geen zorg. Ik ga drie
schoten lossen. Niet op jou, maar in
de ruimte. Twee in zo'n krantenbak
en één in dat rot schilderij met die
koeien. Blijf zitten! Armen omhoog,
zo! Wij zijn vrienden, maar ik ver
trouw je niet. Luister naar wat ik zeg,
voor ik van gedachten verander.
De bezoeker probeerde iets in het
midden te brengen, maar de nachtwa
ker was hem voor. Ik had direct
in de gaten, dat er iets mis was. Dat
weet je. of liever dat voel-je. Die gong,
dat was een foutHou je handen
omhoog! Mooi zo. Het was handig
verzonnen. Je kon alleen niet weten,
dat ik soldaat ben geweest, in het be-
HU stond in het uiterste uur van
1954. voor het raam van de speel-
eoedafdeling op de eerste verdie
ping aan de kant van de nu met kra
kend schuim overdekte «vier. toen hli
boven zijn doezelig hoofd etm merk
waardig geluid hoorde. Hij trad een
stab terug om beter te kunnen luiste-
ren Hoewel het moeilijk was zijn oren
te geloven, wist hij het zeker er
werd. niet per ongeluk maar nadruk
kelijk, op een gong geslagen. Dit was.
realiseerde hij zich op eens met een
siddering tussen de schouderbladen,
het teken waarop h\j .d®ce?uliaol1^?
onbewust hAd gewacht het signaal dat
de vijand zijn stelling had ingenomen.
Men ziet dat Hendrik dorgelo nog ge
heel dacht in ouderwetse termen van
de infanterie, voorzover men althans
mag aannemen dat zijn hersens Uit
enig georganiseerd proces in staat.
U Maar als men de hier volfende ge
schiedenis wil begrijpen, dient men
wel te beseffen, dat ookdemihtair
niet eerst de seinen 9f symbolen ver
taalt in redelijke uitdrukkingen al
vorens daarop te reageren, ^nacht
waker diepte bedachtzaam een lucifers
doosje uit zijn broekzak op, stak op
nieuw de brand in zijn
en slenterde zonder zich .nau]^l
rekenschap te geven van z\jn doen en
laten naar de telefooncelnaast de lift.
die hii altijd versmaad had te gebrul
ken. Èen lift is immers goed voor da
mes. Er blijft altijd een lucht van
eau-de-cologne in hangen En als hij
ergens een hekel aan had, dan was het
aan reukwaterdamp.
DE laatste van de met ruime tus
senpozen herhaalde gongslagen
zoemde nog na in zijn oorschel
pen. toen hij in de ronding van de
opgang naar de hoogste etage zag, dat
hij desnoods voorlopig dekking tegen
een mogelijk aanslag door onverla
ten zou kunnen vinden achter enige
hoge rollen vloerbedekking, een borst
wering van grauwe karpetten Dit was
de afdeling woninginrichting, sport-
behoeften en kampeerartikelen die
gescheiden door een houten vlechtwerk
met guirlandes van kunstbloemen,
barometers en hangende schemerlam
pen overging in die der levensmid
delen annex lunchroom. Voorzorgs
maatregelen war/n echter niet nodig.
Dat besefte Hendrik Dorgelo al direct,
toen hij de laatste treden van de trap
had bereikt en een groot gedeelte der
ardieping kon overzien. Want de
Vreemnc»ng. die hem met een joviale
armzwaai begroette, als een beginnen
de goochelaar zijn lege handen en op
geschoven manchetten tonen, zag er
met de slechtste wil van de wereld al
lerminst uit als iemand met kwade be
doelingen, laat staan als een misdadi-
fntegendeei: de man, wie hij dan ook
zijn mocht en wat hij kwam doen. had
het zioh kennelijk gemakkelijk ge
maakt. in één van de modernste fau
teuils bij het raam naast de brand
slang, zich badend in het maanlicht
alsof hij zich op een eiland van ro
mantische gelukzaligheid bevond. Bo
vendien rookte hij een sigaar, puffend
wn kalme genotzucht. En een tevre
den roker is geen onruststoker, dat
was een van de wijsheden, die hem
thuis altijd waren voorgehouden m
koperen letters boven het wortelnoten
dressoir. Vaderlijke praktijken hadden
hem wel anders geleerd, in diezelfde
omgeving vroeger, maar dat kwam mis
schien omdat er nooit geld was voor
dure sigaren
De bezoeker hees zich halfovereind
uit zijn genoeglijke houding. Hij
IEDERE dag voert mijn weg
langs het brede Galgewater
en door de smalle Wedde-
steeg. waar éénmaal, op 15 juli
1606, dus over een half jaar 350
jaar geleden, de grootste Neder
landse schilder-etser aller tijden,
de tovenaar van het Licht:
Rembrandt Harmensz. van Rijn,
zoon van een welgesteld mole
naar, geboren werd.
Alle Leidenaars zijn trots op
deze allerbelangrijkste voorzaat,
van wiens woning evenwel niets
meer over is, terwijl slechts twee
gevelstenen herinneren aan de
roemruchte plaats, waar zijn
wieg stond
IEDERE keer geneer ik me een
beetje, wanneer ik die gevel
stenen één op de hoek van
het Galgewater en één in de
Weddesteeg langs rijd.
Wat er tegenwoordig achter
de muren gebeurt is op zichzelf
wel. maar in dit verband, niet
zo erg belangrijk. Belangrijk is
veel meer, dat daar, op die plek.
Rembrandt geboren werd en er
de eerste indrukken voor zijn
schildersoog op deed
n 1 ELKENS zijn er vreemde-
lingen, die aan ons bureau
komen vragen: „Where has
Rembrandt been born?", ..Wo
ist der Rembrandt geboren?",
„Oti est né Rembrandt?" en ze
kijken verwachtingsvol
Dan komt er een moeilijk
ogenblik.
Ieder groot man heeft immers
een geboortehuis?
Rembrandt niet meer
Dat is dan een tragisch geval.
Speciaal voor de van heinde
en ver gekomen vreemdeling,
die zich daar wonderwat van
heeft voorgesteld en nu bedro
gen uitkomt
Die gevelstenen zijn dan ook
niet erg spectaculair.
Vooral de Amerikanen hadden
iets verwacht, dat meer impo
neerde
VLAK tegenover ons bureau
staat een Rembrandt-
stand beeld.
Dat valt méér in de smaak.
Welke goede fee nu, heeft dat
beeld overgebracht naar een
plek vlak tegenover de Stads-
timmerwerf. daterend van 1612,
waarop Rembrandt dus ook zijn
blik heeft laten rusten?
Rembrandt, die als jongen
van veertien jaar bij de Leidse
schilder Jacob Swanenburgh in
de leer ging en, nadat hij in
1623 bij Pieter Lastman in Am
sterdam gewerkt had, weer naar
Leiden terugkeerde om in 1631
voorgoed naar de hoofdstad te
trekken en daar de invloed van
Thomas de Keyser onderging,
zal wel veelvuldig op het Galge
water hebben uitgekeken om er
het spel van licht en donker te
observeren, dat hij in later
jaren zo meesterlijk beheerste.
REMBRANDT'S nagedachte
nis zal in duizen
derlei toonaard bezongen
worden
Exposities zullen hem huldi
gen.
Er komen herdenkingsbijeen
komsten.
Woordenstroom volgt op woor
denstroom.
't Wordt èl Rembrandt, wèt
men hoort, w&t men ziet.
Wij zullen daartussendoor on
ze dagelijkse gang gaan, langs
de gevelstenen.
En wij "zullen aan Rembrandt's
zeldzame scheppingskracht en
onuitblusbare schildersdrift den
ken, telkens wanneer wij de
Weddesteeg door trekken. Ons
eerbiedig zijn meesterwerken
voor de geest halen
De meesterwerken van de eens
eenvoudige Leidse jongen, die
als kind rondzwierf langs Gal
gewater en in Weddesteeg.
De jongen, die de vurige fak
kel van de wonderbaarlijkste
schilderkunst in aanleg al voor-
uitdroeg. toen zijn vriendjes er
nog geen flauw begrip van had
den, waartoe hij zou zijn voor
bestemd: Neerlands grootste
schilder!
Rembrandt: van alle tijden,
van alle landen.
Maar tóch: vóór alles van
Leiden!
Van de smalle Weddesteeg
FANTASIO.
roepskader. Die slag in het duister
heeft het gedaan. Ik moest op pa
trouille, maar ik ken mijn reglemen
ten. Ik heb eerst de commandopost ge
waarschuwd. De politie kan dadelijk
hier zijn.
De man wou iets zeggen, hij kreeg
geen kans. Dat verhaal van jou ge
loofde ik geen moment. Tot Je over die
eenzaamheid begon en die zuster van
je, die helemaal niet bestaat. Maar ik
heb een zuster. En ik ben alleen Op
zulke avonden als deze voel ik dat pas.
Dacht Je dat mijn directeur daaraan
denkt? Die kent me niet eens, als hij
me op straat tegenkomt. Dat doet er
nou allemaal niet toe. Je hebt iets in
me wakker gemaakt met die gong en
met die smoesjes van je. Daar ben ik
dankbaar voor. Ik zal ook een goed
begin maken, door de boel om te keren
en het halve werk te doen. Ik zal je
een eerlijke kans geven om weg te ko
men. Jou en je maat. die waarschijn
lijk beneden bezig is op zijn gemak
de brandkast leeg te halen of de vitri
nes met sieraden. De firma is toch ver
zekerd Maar je kan beter niets mee
nemen als je vlug wilt ontsnappen, en
een voorsprong houden. Het is trou
wens veiliger
Met één hand maakte hij zijn kop
pelriem los. Hier is mijn gummistok.
Toe. pak aan. We hebben nog één mi
nuut. Dan sla je me flink hard bui
ten westen. Waarschuw die andere
zwerver en ga er vandoor. Neem de
nooduitgang, hier vlak achter mij.
Halverwege de buitentrap kun Je over
de muur springen. Van die kant zul
len ze niet komen. Sta me niet zo dom
aan te gapen. Ik heb dringend om hulp
gevraagd, maar die smerissen haasten
zioh niet. Die hebben ook feest in hun
kazerne.
Waarom laat je ons niet arres
teren?
Hendrik Dorgelo zweeg. In de verte
loeide een fabrieksfluit. Dat gaat je
niets aan. zei hij. Toen loste hij drie
schoten uit de revolver, die nooit eer
der gebruikt was Hij schopte de tafel
om. Ze zullen denken dat ik ge
vochten heb. Misschien krijg ik een
medaille wegens betoonde moed En
sla me nu maar bewusteloosDe
ander aarzelde nog. Dorgelo trad drei
gend op hem toe. De klokken begon
nen steunend hun aanloop te nemen,
het nieuwe jaar tegemoet.
Dat is een bevel! bulderde hij
nog.
Een half uur later werd Hendrik
Dorgelo uit zijn verdoving gewekt door
de zachtste arm van de wet, waarmee
hij ooit in aanraking was geweest. Een
flauwe glimlach bewees, dat hij de bri
gadier herkende.
Jullie zijn wat aan de late kant,
zei hij
Die boodschap klonk ook zo ver
draaid vreemd, gaf de politieman ten
antwoord, verontschuldigend achter
zijn oor krabbend. Zo iets als: dit
is het uur U. stuur direct assistentie.
We dachten dat het een grap was. Dat
gebeurt vaak in deze tijd. Daarom
hebben we eerst een dronk uitgebracht
op de goede afloop van het oude Jaar.
Toch zijn we maar even komen kijken.
De nachtwaker knikte. De brigadier
vervolgde: Op weg hierheen schoot
me te binnen, dat Je nog iets gemom
peld had over de achtertrap. De ge
veltoeristen kwamen er net aan. Onze
armbandjes pasten precies
Intussen was Dorgelo al weer aardig
de oude aan het worden.
Ze hebben me mooi toegetakeld,
zei hij. Maar het was een eerlijke
strijd. Tussen nachtdienst en vrienden
dienst heeft het recht zijn loop.
Als je het mij vraagt, zei de bri
gadier tegen zijn collega. bezorgt
die klap hem een flinke verhoging.
Op Sicilië is men zeer vooruitstrevend.
In het stadje Catania kan men da
gelijks een machtige spuitwagen zien
rijden, die eerst de straten van dit
vissersstadje van alle ongerechtig
heden zuivert en even later terug
keert om een heerlijke parfum rond
te spuiten. De reden van dit alles is
de stank van de rottende vis aan de
ha ven kade. waar de hele stad last
van had. Het wonderlijke is dat de
rust in het stadje door deze actie
eensklaps verstoord is. Vroeger trok
geen enkele bewoner zich wat van
de stank aan en nu wil iedere Cata
laan plotseling parfum hebben.
Zelfs dreigt men al geen belasting
meer te betalen als de auto niet
regelmatig door de straten rijdt.
De bewoners van de buitenwijken die
het verst van de stank wonen en
daarom maar eens in de maand de
parfumauto te ruiken krijgen, kla
gen het meest. „WU betalen toch
ook belasting", zeggen ze. In de
binnenstad waar de wagen toch nog
één maal per week komt, is de stem
ming al niet veel beter. Wanneer
men het door een defect aan de
auto een week zonder parfum moet
stellen, heeft het stadhuis ogen
blikkelijk tientallen verontwaardigde
huismoeders aan de telefoon, die
dan beweren niets dan de gewone
buitenlucht te ruiken. De onrust
duurt echter voort en de vroede va
deren menen al dat ze zich deerlijk
hebben vergist met deze geurige
actie en peinzen over andere geurig
heden.
Ditmaal willen we een verhaal bren
gen uit Italië en wel over de oudste
postbode, die in dit land te vinden
is De man. waar het om gaat. is met
veel vlagvertoon met pensioen ge
gaan en dat niet zonder reden, want
hij is al 95 jaar oud. Zeventig lange
jaren trok de man elke dag door
Rome om zijn brieven te bezorgen en
in zijn loopbaan heeft hij zo niet
minder dan 420 000 kilometer afge
legd Hy deed dit altijd lopend en
het is dus begrijpelijk dat hij in zijn
werk heel wat paren schoenen heeft
versleten, namelijk 220 Om de over
gang naar zijn oude dag niet al te
groot te maken is de oude man nu
maar lid van een wandelclub ge
worden.
Dit sterke verhaal komt uit Italië. In
Venetië maakte een gondelier bij zijn
avondmaaltijd een blikje Spaanse
sardientjes open. Halverwege de
maaltijd beet hij op iets hards, dat
bij nader onderzoek een prachtige
gouden ring met diamanten bleek te
zijn De eerlijke Venetiaan heeft nu
een briefje naar de inblikkers in
Spanje gestuurd of zij misschien ook
een ring missen. Het bericht uit dit
land moet nog komen In Spanje
zelf overkwam een voddenkoopman
in Madrid iets dergelijks In een
homp oud brood vond hij zowaar *en
vijfkaraats diamant, die hem maar
even een bedrag van f 10 000 ople
verde