REMBRANDT: 1606-1956 HET HALVE WERK EEN GOED BEGIN! Even lachen.... ZATERDAG 31 DECEMBER Verhaal voor de Oudejaarsavond door Ko Brugbier Sinds een betrekkelijk klein ongeluk, dat hem niettemin blijvend letsel bezorgde, Hendrik Dorgelo ongeschikt voor de militaire dienst had gemaakt, was hij als nachtwaker werkzaam in het enige warenhuis, een bescheiden filiaal van een paleisachtig bedrijf in de hoofdstad, dat in Maarlhe te vinden is. Langzamerhand schonk deze met enige tegenzin aanvaardde betrekking hem een eigenaardige levensvervulling. Hoe hij er in verzeild was geraakt, kon hij zich al vrij spoedig niet meer herinneren. Het is heel goed mogelijk, dat hij destijds alleen maar had gesolliciteerd in de vage verwachting een uniform te blijven dragen en af en toe vastberaden te moeten op treden, als de plicht hem riep. Een uniform had hij inderdaad gekregen - of liever gezegd: moeten aanschaffen tegen inkoopsprijs, welk bedrag in termijnen op zijn loon (zelf sprak hij van bezoldiging, omdat zulks hem aan soldij deed denken) werd ingehouden. Zijn verdere uitrusting bestond uit een zaklantaarn, een groot stuk touw, waarvan hij de bestemming niet goed begreep, een korte gummistok en een revolver. Toen het dienstpak versleten was, liet hij een verzoek om een nieuw ter ver vanging achterwege. Alleen de pet met het gegolfde goudgalon bewaarde hij, ten dele uit sentimentele overwegingen, maar toch in hoofdzaak omdat het vaak zo gemeen kon tochten in het trappen huis, als hij de ronde deed. Optreden was nooit van hem gevraagd. Gedurende meer dan tienduizend nachten was er geen enkele poging tot inbraak of diefstal gewaagd. Hij mocht zich tevreden achten als een kat in een vertrouwd pakhuis. ZOALS dat de hoofdpersoon in een Oudejaarsvertelling bij overleve ring past voelde hij zich echter in de laatste week van December be kropen door een gevoel van onbehagen, dat door mensen met rijker gescha keerde levenservaringen eenzaamheid wordt genoemd. Of het nu door zijn averechtse da«gindeling kwam valt niet met zekerheid te zeggen, doch hoe dan ook: Hendrik Dorgelo was onge trouwd gebleven. Zijn zuster, die plichtsgetrouw zijn huishouden regel de had reeds lang verleerd eisen te stellen, waarvan de vervulling buiten de dagelijkse gezichtskring viel en hield geen enkele ambitie in hem wak ker De winter heeft evenwel een me lodramatisch aspect, waaraan niemand zich kan onttrekken, door de opdrin gerige tegenstelling van zwart en wit, die vooral na middernacht kenbaar is. De prikkelende kou maakt het gemis aan warmte in het algemeen Poteen realiteit. Zelfs bij een dikhuid. Hendrik Dorgelo had er overigens weinig last van. Hij bleef op zijn post als een schildwacht, gehoorzaam zonder te vragen, omdat hij niet de behoefte had te begrijpen. maakte, nog zonder iets te zeggen, een breed uitnodigend gebaar met zijn linkerarm, dat als leek het toevallig eindigde op de met zwarte koorden afgezette leuning van een tweede comfortable zetel, schuin naast de zijne geplaatst. Hendrik Dorgelo schui felde dichterbij, niet precies wetend welke houding aan te nemen. Pas toen zag hij dat de indringer, enfin: de vreemdeling, de raadselachtige moei te had genomen een lage tafel te dek ken. Er was bestek voor twee personen. Er stond één borrelglas ingeschonken, gevuld met een bruinachtige vloei stof. Verder voor zover hij dat in één bedeesde oogopslag in de mistige ruim te kon overzien waren er een met riet omvlochten wijnfles, twee schotels met allerlei fijne vleeswaren en een grote ossetong, benevens een mand met kleine beschuiten en roggebrood naast een plank met driehoekjes in zilverpapier met gekleurde etiketten. Alles staat klaar voor een intiem souper, nou jaeen avondboter ham, zei de man. Neem me niet kwalijk, dat ik vast ben gaan zitten. HET was een zonderling begin van een conversatie tussen volslagen onbekenden in een onwezenlijk decor en op een tijdstip, dat berekend schijnt te zijn op luidruchtige uitbar stingen van periodieke sentimenten. Buiten rinkelde het glazige geluid van een fietsbel. De man ging verder, om dat Dorgelo bleef zwijgen: Eerst had ik mijn schoenen erbij willen uit trekken. Ik was bang dat U dat ver dacht zou vinden Nietwaar. U zoudt mij voor een sliiipmoordenaar kun nen houden, of voor een ordinaire inbreker. Maar het is wel veel pret tiger. 's-Avonds zwellen mijn voeten altijd op. Het waren allemaal gewone woorden. Ze klonken ook gewoon. De nacht waker voelde zijn hartslag minder jachten dan bij het begin van dit avontuur. De bedaarde toon maakte indruk op hem. Hij was in de volle dige zin van het gezegde weifelmoedig Per slot van rekening was dit alles ongewoon. Hij zou iets moeten beve len. Bij voorbeeld: „Handen omhoog!" of desnoods: „Zwijg vriendje, het spel is uit!" Maar hij zei. afgemetener dan hij bedoelde: Wie bent U? Wat komt U hier doen? En ietwat belachelijk voegde hij er aan toe, bijna als een verontschuldi ging: De zaak is allang gesloten! Ach natuurlijk, zei de man breed, zonder enige haast. Hoe vergeet achtig van mijen dat terwijl ik deze hele ontmoeting zo zorgvuldig heb ingestudeerd. Ik had mij in de eerste plaats aan U moeten voorstel len. Hij haalde zijn portefeuille te voorschijn en overhandigde een visi te kaartje. Hendrik Dorgelo liep nu door, zocht met één hand steun op de smalle vensterbank om met de andere hef, cursieve drukwerkje zo omhoog te houden, dat hij de sierlijke tekst kon lezen Mr R. J. Zwager, advocaat en procureur, stond er. met onderaan, in kleinere letter, maar heel duidelijk, een adres in een nabijgelegen villa dorp. Dat bewijst niets, overwoog hij. Hij kan het gekregen hebben en be waard. Misschien is het van zijn ver dediger in een strafzaak. Trouwens zo'n ding kan iedereen wel laten ma ken Maar het feit, dat hij compleet alle' voorzichtigheid uit het oog had durven verliezen, schonk hem zijn zelfvertrouwen terug. Dat werd. alle psychologische theorie ten spijt, nog sterker toen hij zich daarop, na het kaartje zonder commentaar terugge geven te hebben, prinsheerlijk in de aangeboden stoel achterover vleide. Ik ben U een verklaring sohuldig, zei de man. En niet alleen een verkla ring maar ook de somma van achttien gulden en veertig cent. Alstublieft, telt U het maar na Hij legde zeven muntbiljetten van een rijksdaalder en negen dubbeltjes op een fraai bewerkt kartonnen schaaltje, dat hij onder het vetvrije papier van de magere ham wegtrok. Ik werk hier al dertig jaar. dacht Dorgelo. en nu zie ik voor het eerst dat de opgebolde plaatjes nog hetzelf de zjjn als toen ik ze thuis kleurde voor mijn zusje Een paar woorden van zijn disgenoot waren hem ont gaan. Hij ging wat verzitten en hoor de: die lekkernijen heb ik weg genomen. daarginds (hij wees naar de ijskasten). En dit kleed komt ergens onder een toonbank aan de overkant vandaan. Zal ik vast een glas Bor deaux inschenken? Ik heb alle prijzen na gekeken op de lijst Het klopt pre cies. Dit feestje is helemaal mijn idee Logisch dat ik betaal j-^E nachtwaker antwoordde en hij I vroeg zioh daarbij af of de ander de onheilspellende nadruk zou opvangen: Ik zal één glas wijn met U drinken. Meer tijd is er niet. De man lachte plotseling. Hij ont kurkte de fles en zei pas toen hij daar mee klaar was: Waarom? Over tien of elf minuten is het middernacht Dan gaan de klokken luiden voor het nieuwe jaarEr zal wel geschoten wor den op straat, dat doen ze meestal. Ik hou niet van die drukte. Een goed begin is het halve werk, zegt men. Daarom ben ik hierheen gekomen. Voor de gezelligheid. Zomaar uit een gril. We hebben nog een paar uur voor ons om van het zoet der aarde te ge nieten. Heeft U wel eens eerder osse tong gegeten? U bent nog niet erg spraakzaam, meneer Maar dat komt wel. Ik heet Dorgelo. zei de nachtwa ker. Zegt U maar Dorgelo en zon der dat gemeneer. al ben ik dan ook hij zweeg even. genietend van zijn slimheid in functie. Na een nieuwe pauze, waarin de an der ter ere van de kennismaking had geknikt, vroeg hij: Hoe ben U hier binnengekomen Per slot van rekening had hij ook nog zo iets als vaktrots en beroeps plicht. Dat was heel eenvoudig, aldus de vreemdeling, die zich Zwager noemde of misschien wel zo heette en een ech'e advocaat was. Ik was hier vanmid dag om kwasi inkopen te doen en heb mij verborgen. Eerst in de herentoi letten. Daarna in een kast met Japon nen. Toen het donker werd. binnen bedoel ik ben ik gaan slapen in een breed bed onder dekens met zwane- dons. Ik heb het keurig opgemaakt. Niemand zal er morgen iets van mer kenU had mij daar kunnen vin den, als U in de buurt was geweest, en eerlijk gezegd had ik dat verwacht. Maar U kwam niet. Ik heb zelfs heel lang op de gong moeten slaan om uw aandacht te trekken Bent U tevTe- den? Nee. zei Dorgelo peinzend. want waarom hebt U dit warenhuis uitgekozen? Voor al dit geld zou U in een dure zaak kunnen eten, met muziek. Met kaarsen op tafel, zoals je dat in bioscopen ziet. En zonder ri sico. De bezoeker had een broodje met pekelvlees belegd en nam daar af en toe een hap van, met onderbrekingen voor het kauwen en slikken uitleg gend: Dat had ik ook kunnen doen, zoals alle jaren. Maar waarom eigen lijk en met wie? Dat heb ik mij steeds afgevraagd.... Gisteren zag ik U dit gebouw binnen gaan. Zo'n man heeft ook een eenzaam leven, dacht ik bij mezelf. Op hetzelfde ogenblik was dit plan geboren. Zo ineens! Mag een nachtwaker geen feest hebben op zo'n avond als iedereen gezelligheid zoekt? Wij zijn lotgenoten, twee eenzame kerels. Hij nam het laatste slokje jenever en ging verder: Zo zit het dus. En daar zijn we nu. Of had ik misschien thuis moeten blijven, bij een verzuurde zuster, die bij zulke gelegenheden al tijd gaat janken? Een man moet trou wen maar als je de geschikte vtouw niet kunt vinden U raakt daar een gevoelige snaar in mijn binnenste, zei de nachtwaker, Laten we drinken! Ze hieven het glas en dronken. Dor gelo voelde iets branden, hij wist niet waar. Proost! zei hij. En hij ver volgde: Nu moet U eens goed naar mij luisterenHij sloot zijn ogen. Hij was volstrekt meester van de si tuatie. Hij speelde een rol en groeide daarin geweldig. Als het dadelijk twaalf uur slaat en de donderbussen gaan knallen, dan moet U heel rustig blijven zitten. Hij had zijn revolver intussen in de hand genomen en richtte die op zijn disgenoot. Wees maar niet bang, zei hij. „Maak je geen zorg. Ik ga drie schoten lossen. Niet op jou, maar in de ruimte. Twee in zo'n krantenbak en één in dat rot schilderij met die koeien. Blijf zitten! Armen omhoog, zo! Wij zijn vrienden, maar ik ver trouw je niet. Luister naar wat ik zeg, voor ik van gedachten verander. De bezoeker probeerde iets in het midden te brengen, maar de nachtwa ker was hem voor. Ik had direct in de gaten, dat er iets mis was. Dat weet je. of liever dat voel-je. Die gong, dat was een foutHou je handen omhoog! Mooi zo. Het was handig verzonnen. Je kon alleen niet weten, dat ik soldaat ben geweest, in het be- HU stond in het uiterste uur van 1954. voor het raam van de speel- eoedafdeling op de eerste verdie ping aan de kant van de nu met kra kend schuim overdekte «vier. toen hli boven zijn doezelig hoofd etm merk waardig geluid hoorde. Hij trad een stab terug om beter te kunnen luiste- ren Hoewel het moeilijk was zijn oren te geloven, wist hij het zeker er werd. niet per ongeluk maar nadruk kelijk, op een gong geslagen. Dit was. realiseerde hij zich op eens met een siddering tussen de schouderbladen, het teken waarop h\j .d®ce?uliaol1^? onbewust hAd gewacht het signaal dat de vijand zijn stelling had ingenomen. Men ziet dat Hendrik dorgelo nog ge heel dacht in ouderwetse termen van de infanterie, voorzover men althans mag aannemen dat zijn hersens Uit enig georganiseerd proces in staat. U Maar als men de hier volfende ge schiedenis wil begrijpen, dient men wel te beseffen, dat ookdemihtair niet eerst de seinen 9f symbolen ver taalt in redelijke uitdrukkingen al vorens daarop te reageren, ^nacht waker diepte bedachtzaam een lucifers doosje uit zijn broekzak op, stak op nieuw de brand in zijn en slenterde zonder zich .nau]^l rekenschap te geven van z\jn doen en laten naar de telefooncelnaast de lift. die hii altijd versmaad had te gebrul ken. Èen lift is immers goed voor da mes. Er blijft altijd een lucht van eau-de-cologne in hangen En als hij ergens een hekel aan had, dan was het aan reukwaterdamp. DE laatste van de met ruime tus senpozen herhaalde gongslagen zoemde nog na in zijn oorschel pen. toen hij in de ronding van de opgang naar de hoogste etage zag, dat hij desnoods voorlopig dekking tegen een mogelijk aanslag door onverla ten zou kunnen vinden achter enige hoge rollen vloerbedekking, een borst wering van grauwe karpetten Dit was de afdeling woninginrichting, sport- behoeften en kampeerartikelen die gescheiden door een houten vlechtwerk met guirlandes van kunstbloemen, barometers en hangende schemerlam pen overging in die der levensmid delen annex lunchroom. Voorzorgs maatregelen war/n echter niet nodig. Dat besefte Hendrik Dorgelo al direct, toen hij de laatste treden van de trap had bereikt en een groot gedeelte der ardieping kon overzien. Want de Vreemnc»ng. die hem met een joviale armzwaai begroette, als een beginnen de goochelaar zijn lege handen en op geschoven manchetten tonen, zag er met de slechtste wil van de wereld al lerminst uit als iemand met kwade be doelingen, laat staan als een misdadi- fntegendeei: de man, wie hij dan ook zijn mocht en wat hij kwam doen. had het zioh kennelijk gemakkelijk ge maakt. in één van de modernste fau teuils bij het raam naast de brand slang, zich badend in het maanlicht alsof hij zich op een eiland van ro mantische gelukzaligheid bevond. Bo vendien rookte hij een sigaar, puffend wn kalme genotzucht. En een tevre den roker is geen onruststoker, dat was een van de wijsheden, die hem thuis altijd waren voorgehouden m koperen letters boven het wortelnoten dressoir. Vaderlijke praktijken hadden hem wel anders geleerd, in diezelfde omgeving vroeger, maar dat kwam mis schien omdat er nooit geld was voor dure sigaren De bezoeker hees zich halfovereind uit zijn genoeglijke houding. Hij IEDERE dag voert mijn weg langs het brede Galgewater en door de smalle Wedde- steeg. waar éénmaal, op 15 juli 1606, dus over een half jaar 350 jaar geleden, de grootste Neder landse schilder-etser aller tijden, de tovenaar van het Licht: Rembrandt Harmensz. van Rijn, zoon van een welgesteld mole naar, geboren werd. Alle Leidenaars zijn trots op deze allerbelangrijkste voorzaat, van wiens woning evenwel niets meer over is, terwijl slechts twee gevelstenen herinneren aan de roemruchte plaats, waar zijn wieg stond IEDERE keer geneer ik me een beetje, wanneer ik die gevel stenen één op de hoek van het Galgewater en één in de Weddesteeg langs rijd. Wat er tegenwoordig achter de muren gebeurt is op zichzelf wel. maar in dit verband, niet zo erg belangrijk. Belangrijk is veel meer, dat daar, op die plek. Rembrandt geboren werd en er de eerste indrukken voor zijn schildersoog op deed n 1 ELKENS zijn er vreemde- lingen, die aan ons bureau komen vragen: „Where has Rembrandt been born?", ..Wo ist der Rembrandt geboren?", „Oti est né Rembrandt?" en ze kijken verwachtingsvol Dan komt er een moeilijk ogenblik. Ieder groot man heeft immers een geboortehuis? Rembrandt niet meer Dat is dan een tragisch geval. Speciaal voor de van heinde en ver gekomen vreemdeling, die zich daar wonderwat van heeft voorgesteld en nu bedro gen uitkomt Die gevelstenen zijn dan ook niet erg spectaculair. Vooral de Amerikanen hadden iets verwacht, dat meer impo neerde VLAK tegenover ons bureau staat een Rembrandt- stand beeld. Dat valt méér in de smaak. Welke goede fee nu, heeft dat beeld overgebracht naar een plek vlak tegenover de Stads- timmerwerf. daterend van 1612, waarop Rembrandt dus ook zijn blik heeft laten rusten? Rembrandt, die als jongen van veertien jaar bij de Leidse schilder Jacob Swanenburgh in de leer ging en, nadat hij in 1623 bij Pieter Lastman in Am sterdam gewerkt had, weer naar Leiden terugkeerde om in 1631 voorgoed naar de hoofdstad te trekken en daar de invloed van Thomas de Keyser onderging, zal wel veelvuldig op het Galge water hebben uitgekeken om er het spel van licht en donker te observeren, dat hij in later jaren zo meesterlijk beheerste. REMBRANDT'S nagedachte nis zal in duizen derlei toonaard bezongen worden Exposities zullen hem huldi gen. Er komen herdenkingsbijeen komsten. Woordenstroom volgt op woor denstroom. 't Wordt èl Rembrandt, wèt men hoort, w&t men ziet. Wij zullen daartussendoor on ze dagelijkse gang gaan, langs de gevelstenen. En wij "zullen aan Rembrandt's zeldzame scheppingskracht en onuitblusbare schildersdrift den ken, telkens wanneer wij de Weddesteeg door trekken. Ons eerbiedig zijn meesterwerken voor de geest halen De meesterwerken van de eens eenvoudige Leidse jongen, die als kind rondzwierf langs Gal gewater en in Weddesteeg. De jongen, die de vurige fak kel van de wonderbaarlijkste schilderkunst in aanleg al voor- uitdroeg. toen zijn vriendjes er nog geen flauw begrip van had den, waartoe hij zou zijn voor bestemd: Neerlands grootste schilder! Rembrandt: van alle tijden, van alle landen. Maar tóch: vóór alles van Leiden! Van de smalle Weddesteeg FANTASIO. roepskader. Die slag in het duister heeft het gedaan. Ik moest op pa trouille, maar ik ken mijn reglemen ten. Ik heb eerst de commandopost ge waarschuwd. De politie kan dadelijk hier zijn. De man wou iets zeggen, hij kreeg geen kans. Dat verhaal van jou ge loofde ik geen moment. Tot Je over die eenzaamheid begon en die zuster van je, die helemaal niet bestaat. Maar ik heb een zuster. En ik ben alleen Op zulke avonden als deze voel ik dat pas. Dacht Je dat mijn directeur daaraan denkt? Die kent me niet eens, als hij me op straat tegenkomt. Dat doet er nou allemaal niet toe. Je hebt iets in me wakker gemaakt met die gong en met die smoesjes van je. Daar ben ik dankbaar voor. Ik zal ook een goed begin maken, door de boel om te keren en het halve werk te doen. Ik zal je een eerlijke kans geven om weg te ko men. Jou en je maat. die waarschijn lijk beneden bezig is op zijn gemak de brandkast leeg te halen of de vitri nes met sieraden. De firma is toch ver zekerd Maar je kan beter niets mee nemen als je vlug wilt ontsnappen, en een voorsprong houden. Het is trou wens veiliger Met één hand maakte hij zijn kop pelriem los. Hier is mijn gummistok. Toe. pak aan. We hebben nog één mi nuut. Dan sla je me flink hard bui ten westen. Waarschuw die andere zwerver en ga er vandoor. Neem de nooduitgang, hier vlak achter mij. Halverwege de buitentrap kun Je over de muur springen. Van die kant zul len ze niet komen. Sta me niet zo dom aan te gapen. Ik heb dringend om hulp gevraagd, maar die smerissen haasten zioh niet. Die hebben ook feest in hun kazerne. Waarom laat je ons niet arres teren? Hendrik Dorgelo zweeg. In de verte loeide een fabrieksfluit. Dat gaat je niets aan. zei hij. Toen loste hij drie schoten uit de revolver, die nooit eer der gebruikt was Hij schopte de tafel om. Ze zullen denken dat ik ge vochten heb. Misschien krijg ik een medaille wegens betoonde moed En sla me nu maar bewusteloosDe ander aarzelde nog. Dorgelo trad drei gend op hem toe. De klokken begon nen steunend hun aanloop te nemen, het nieuwe jaar tegemoet. Dat is een bevel! bulderde hij nog. Een half uur later werd Hendrik Dorgelo uit zijn verdoving gewekt door de zachtste arm van de wet, waarmee hij ooit in aanraking was geweest. Een flauwe glimlach bewees, dat hij de bri gadier herkende. Jullie zijn wat aan de late kant, zei hij Die boodschap klonk ook zo ver draaid vreemd, gaf de politieman ten antwoord, verontschuldigend achter zijn oor krabbend. Zo iets als: dit is het uur U. stuur direct assistentie. We dachten dat het een grap was. Dat gebeurt vaak in deze tijd. Daarom hebben we eerst een dronk uitgebracht op de goede afloop van het oude Jaar. Toch zijn we maar even komen kijken. De nachtwaker knikte. De brigadier vervolgde: Op weg hierheen schoot me te binnen, dat Je nog iets gemom peld had over de achtertrap. De ge veltoeristen kwamen er net aan. Onze armbandjes pasten precies Intussen was Dorgelo al weer aardig de oude aan het worden. Ze hebben me mooi toegetakeld, zei hij. Maar het was een eerlijke strijd. Tussen nachtdienst en vrienden dienst heeft het recht zijn loop. Als je het mij vraagt, zei de bri gadier tegen zijn collega. bezorgt die klap hem een flinke verhoging. Op Sicilië is men zeer vooruitstrevend. In het stadje Catania kan men da gelijks een machtige spuitwagen zien rijden, die eerst de straten van dit vissersstadje van alle ongerechtig heden zuivert en even later terug keert om een heerlijke parfum rond te spuiten. De reden van dit alles is de stank van de rottende vis aan de ha ven kade. waar de hele stad last van had. Het wonderlijke is dat de rust in het stadje door deze actie eensklaps verstoord is. Vroeger trok geen enkele bewoner zich wat van de stank aan en nu wil iedere Cata laan plotseling parfum hebben. Zelfs dreigt men al geen belasting meer te betalen als de auto niet regelmatig door de straten rijdt. De bewoners van de buitenwijken die het verst van de stank wonen en daarom maar eens in de maand de parfumauto te ruiken krijgen, kla gen het meest. „WU betalen toch ook belasting", zeggen ze. In de binnenstad waar de wagen toch nog één maal per week komt, is de stem ming al niet veel beter. Wanneer men het door een defect aan de auto een week zonder parfum moet stellen, heeft het stadhuis ogen blikkelijk tientallen verontwaardigde huismoeders aan de telefoon, die dan beweren niets dan de gewone buitenlucht te ruiken. De onrust duurt echter voort en de vroede va deren menen al dat ze zich deerlijk hebben vergist met deze geurige actie en peinzen over andere geurig heden. Ditmaal willen we een verhaal bren gen uit Italië en wel over de oudste postbode, die in dit land te vinden is De man. waar het om gaat. is met veel vlagvertoon met pensioen ge gaan en dat niet zonder reden, want hij is al 95 jaar oud. Zeventig lange jaren trok de man elke dag door Rome om zijn brieven te bezorgen en in zijn loopbaan heeft hij zo niet minder dan 420 000 kilometer afge legd Hy deed dit altijd lopend en het is dus begrijpelijk dat hij in zijn werk heel wat paren schoenen heeft versleten, namelijk 220 Om de over gang naar zijn oude dag niet al te groot te maken is de oude man nu maar lid van een wandelclub ge worden. Dit sterke verhaal komt uit Italië. In Venetië maakte een gondelier bij zijn avondmaaltijd een blikje Spaanse sardientjes open. Halverwege de maaltijd beet hij op iets hards, dat bij nader onderzoek een prachtige gouden ring met diamanten bleek te zijn De eerlijke Venetiaan heeft nu een briefje naar de inblikkers in Spanje gestuurd of zij misschien ook een ring missen. Het bericht uit dit land moet nog komen In Spanje zelf overkwam een voddenkoopman in Madrid iets dergelijks In een homp oud brood vond hij zowaar *en vijfkaraats diamant, die hem maar even een bedrag van f 10 000 ople verde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 17