De „GEEST" niet wegvagen ZATERDAG 24 DECEMBER KERSTNUMMER 1955 Nog nooit hadden ze zó iets lieflijks gezien! Kerstverhaal door H. G. Cannegieter DE WIENER SANGERKNABEN hankelijkheid kon bewaren. Als die Moor het schandstuk wou uitvoeren hij zou er zich niet tegen verzetten. ZODRA de drie Koningen waren aangekomen in het land, dat de ster hun gewezen had, spoedden ze zich naar het Koninklijk paleis. Herodes heette en de Koning bleek te zijn over dit land. Toen ze hem de reden van hun bezoek meedeel den, werd het gelaat van de onde man asgrauw; de levenservaren Mel- chior begreep, dat ook deze heerser zich door het bericht van de wiche- Want diar zon natuurlijk de pasge boren alleenheerser wonen. Ze ver baasden zich, toen ze in plaats van naar een gouden wieg onder purpe ren troonhemel te worden geleld, kwamen te staan voor een bejaarde man met een vossengezicht, die laars aangetast voelde in de veilig heid van zijn troon en rijk. HjJ bevindt zich in dezelfde situatie aH wi), bedacht hij. Als gij dat kind vindt, keer dan naar mijn paleis terug en meldt mij de plaats, stotterde Herodes. En on middellijk voegde hij hieraan toet Want ook ik wil het gaan huldi gen! Maar Balthasar had de giftige sluwe blik opgevangen, waarmee dit gezegd werd, en de zin dezer woorden was tot hem doorgedrongen. Boosaardig lachte hij Herodes toe, met een toe stemmende hoofdknik. Ze hadden er een vierde man bij gekregen in hun strijd tegen de pasgeborene, die alle regeerders door zijn alleenheerschap pij overbodig wou maken. was wat hij nodig had om te horen f Moeilijk, te moeilijk viel het hem. afstand te doen van zijn heerschappij en zich als vazal aan die man van de ster te onderwerpen. De grijsaard uit Saba liet zijn gevoelens niet zo dui delijk blijken; daarvoor was hij te omzichtig. Maar 't zou ook hèm wel gevallig zijn, als hij zijn van de vade ren geërfde troon in volkomen onaf- NOO sterker verbaasd waren de Koningen, toen de ster hen verder wees, nu niet meer naar een paleis, maar naar een armetierige herberg, waar ze in de stal het kind vonden, dat ze zochten. Bij deze aanblik ge voelden z# zich ontgoocheld, bedrogen, misleid. Kan dit onnozele kind van deze sjofele ouders een toekomstige wereld heerser zijn? vroeg Caspar zich af. Zijn wangen verfden zich van toom tegen de wichelaar, die zich verstout had tot een so zinloze grap met zijn vorst. En die zijn Koning daarvoor zulk een lange en vermoeiende reis had laten maken. Hij besloot die waanzin nige magiër onmiddellijk na thuis komst te doen ophangen. Maar toevallig ontmoetten zijn ver bolgen blikken die van het kindje, en het was hem, alsof dit onnozele wicht hem bedroefd en verwijtend aanstaarde Caspar voelde iets van schaamte in zich opkomen. Die kinderlijke blik had niets aards; het was de blik van een god; het leek of de glans van de ster uit deze tedere oogtes straalde. En vol ontroering knielde de jonge held en hij ontstak de wierook, die de kribbe spoedig met een welriekende walm omhulde. Inmiddels staarde de grijsaard uit Saba onafgebroken naar het tafereel tje; dat deze stal aanbood. In heel zijn lange leven had hij nog nooit zo iets liefelijks gezien. Hij geraakte onder de indruk van de wonderlijke sfeer van vrede en argeloosheid, die hier arme mensen en stomme dieren met mach tige Koningen samenbracht en tot een ongelooflijke eenheid verbond. En eensklaps besefte hij de waardeloos heid van de pracht en praal der palei zen. Hier, in deze armoedige omgeving, waarin de komst van dit onschuldige kindje van groter gewicht werd geacht dan het vorstelijke bezoek, gevoelde Melchior zich eerst mens onder men sen. Neerknielend zette hij zijn met kostbare stenen ingelegde tulband af en haalde onder zijn hyacinth-kleurige mantel het kistje met goud vandaan. Het was hem, alsof hij met het weg schenken van deze schat tevens af stand deed van alle wereldse macht en pronk, die hem tot nu toe had omge ven en waarin hij tot nu toe zijn enige reden van bestaan had gezien. Meer dan alle eerbewijzen, die hij van de groten der aarde had ontvangen, ver blijdde hem de vriendelijke blik. waar mee het kindje hem voor zijn gave 6cheen te bedanken. Glimlachend zag de moeder van het kindje, hoe de bruine man uit het ge zelschap geboeid was door het spel van dat hummeltje daar in de kribbe en hoe hij het kind zijn krulbaard toestak bij wijze van grap. Het verbaasde deze Moor blijkbaar, dat de kleine niet van die zwarte man bang was zoals hij dit van andere blanke kindertjes gewend was geraakt. Wat een lief jongetje, dat geen onderscheid maakte naar de huidskleur der omstanders, maar ook tegen hem. de Moor. vriendelijk lach te. Bijna was Balthasar vergeten, dat dit argeloze knaapje de gevreesde alleenheerser was. Maar het kistje met mirre herinnerde hem eraan. Toen hij dit aan de moeder toereikte, bemerkte hij hoe deze eensklaps verbleekte en hoe haar ogen met angst op de vreem deling waren gevestigd. En denkend aan de betekenis van dit geschenk, begreep Balthasar haar ontzetting, en ook hij werd zich bewust, dat dit lieve kind eens zou moeten sterven. Toen rolde een dikke traan langs de ge bruinde wangen in de donkere baard. TOEN de drie Koningen de stal verlieten, dacht geen hunner er meer aan. het bezoek aan Hero des' paleis te hervatten. Ze bestegen hun kamelen en reden zwijgend naast elkaar voort, elk in zijn eigen over peinzingen verdiept. MORGEN en overmor gen waarschijnlijk vanavond algaan de lichtjes aan! De lichtjes op de Kerst boom: zij spreken van de ge boorte van het Licht, dat stralen ging en nog altijd1 straalt voor millioenen men senkinderen midden in een duiistere wereld. Hoè feeste lijk ziet het er dan in de hui zen uit; ouderen en jongeren, tot de héél kleinen toe, verza meld rond de boom, zoveel als mogelijk bijeen in het eigen, warme huis, om daar iéts te beleven, van wat zich ruim tweeduizend jaar gele den onder een met sterren bezaaide hemel afspeelde. Eén ster stond stil en deze ster gaf het Wonder van die nacht aan. IN kleine huizen en in grote huizen staat de boom. Elke boom brengt vreugde, misschien méér nog in het kleinste huisje dan in de weelderigste woning. Dagen van te voren is men er al vol spanning mee bezig geweest deze boom op te tui gen en elke versiering en elke kaars onderging de koes tering van het liefdevolle, al vorens zij werd opgehangen, omdat de kinderen weten, dat hiermee eer gebracht wordt aan het Allerhoogste. WANNEER 's-avonds de lichtjes stal branden en het goud en zilver aan de groene boom beschij nen, is er de voldoening zich even te mogen ontrukken aan het tempo van de gewone dag en zich te bezinnen op hogere waarden. Er zijn er natuurlijk ook, wie de Kerstboom niets meer te zeggen heeft en deze nog slechts beschouwen als een feestelijk aanhangsel van hun welversierd dinertje, zonder nog enig begrip te hebben voor hetgeen aan dit alles eigenlijk ten grondslag ligt. Voor diegenen is alle accent gericht op de welgevulde maag en de pakjes, die zij krijgen. Dat is materieel gezien dan ook wel uiterst belangrijk! MAAR het is voor de Westerse wereld toch ook bijzonder belang rijk, dat het voortbestaan van onze beschaving nog iets anders vereist dan zucht naar materieel gewin alléén. Het is een feit, dat een cultuur, die uitsluitend daar op haar verlangens en zin nen zet, tot ondergang ge doemd is. En daarom is het goed, wanneer de Kerstdagen ons gegeven worden, om na te denken over een Wonder, dat, hóe ook beschouwd, let terlijk dan wel symbolisch, éénmaal aan een verscheur de wereld gegeven werd, om haar met nieuwe hoop en nieuw vertrouwen te bezie len. beeld van het allerhoogstt en kost baarste? Als gij beiden voor Uw gave Iets anders weet. zou ik goud willen geven. Er is nog iets, dat het goud als ■ymbool overtreft, merkte Caspar op. Wiens ster aan het firmament met zulk een allesverduisterende glans schittert, verdient goddelijk eerbetoon. Ik bied hem wierook aan. En gij Balthasar? vroeg de grijze Koning van Saba. toen de Moor bleef zwijgen. De Koning van het Morenland grijnsde boosaardig, zodat men zijn witte tanden tussen het paars van de lippen zag flonkeren. In onze woestijnen schikt men zich zo spoedig niet in het onvermijdelijke, sprak hij. Sterren kunnen stralen, maar in onze eenzame zandvlakten hebben we meermalen gezien, hoe een ster uit de hemel valt. Mensen, al overglanst hun ster alle overigen blijven sterfelijk. Het is misschien goed. onze aanmatigende alleenheerser hieraan te herinneren. Ik schenk hem mirre het kruid voor de balseming en bijzetting van doden. Caspar en Melchior staarden elkan der onthutst aan. De aanblik van die gebruinde man met zijn zwarte krul baard en zijn bloedrode mantel ont zette hen. Maar Balthasar was nog niet uitgepraat. Hij boog zich naar de twee Koningen voorover en fluisterde hun toe; En misschien kunnen we hem bij het voltrekken van dit alge meen-menselijk noodlot een handje helpen. Onstuimig klopte de jonge held uit Arabië de Moor op de schouder. Dit Iedereen, die in zijn hart een warm plekje heeft voor jongenskoren, kent de Wiener Sangerknaben. De sublieme zang van deze jonge Oostenrijkers is een symbool geworden van wat met jeugdige, geschoolde stemmen bereikt kan worden. Alleen al in de laatste jaren werden honderden concerten ge geven in Oostenrijk, Duitsland, België. Frankrijk, Denemarken, Noord- en Zuid-Amerika en in ons eigen land. En waar de Sangerknaben niet „in natura" te beluisteren zdjn, zijn er al tijd nog de platen (o.a. met werken van Mozart. Schubert en Strauss) om de herinnering levend te houden. Toch zijn het niet overal dezelfde jongens, die de naam van hun koor hoog houden; het ensemble is verdeeld in drie groepen van twintig, ieder on der een eigen dirigent. Twee daarvan zijn doorlopend op tournée, de derde blijft in Wenen voor de diéhsten in de Stephanskirche, waar de bezoeker aan het hek steeds him werkrooster kan aantreffen. De toelatingseisen voor het koor zijn streng. Wenen, sinds eeuwen een mu ziekcentrum en 'n stad met 'n muzikale bevolking, heeft goed stemmenmate- riaal te over. Daaruit worden de beste jonge krachten uitverkoren, nadat hun muzikale capaciteiten aan de hoogste standaard getoetst zijn. Jonge Weners van vele generaties hebben als lid van de Sangerknaben hun muzikale aspiraties verwezenlijkt, 8ind6 het ensemble op 7 Juli 1498 werd opgericht. Het was keizer Maximlliaan I, die de instelling beval van een jon genskoor, dat de uitvoeringen van re ligieuze muziek in de Weense hofkapel zou opluisteren. Vijf jaar tevoren had de machtige despoot naar Bourgon disch voorbeeld een hof-orkest opge richt een organist en een privé-com- ponist iHeinrich Isaac) in dienst ge nomen. Aan dit beschermheerschap van vorsten (wereldlijke en kerkelijke) over de muziek - dat zich in later eeuwen nog sterker ontwikkelde - danken wij twintigste-eeuwers niet al leen veel van de tijdloze muziek van Bach. Handel en Mozart, maar dus ook de Wiener Sangerknaben met hun ongeëvenaarde traditie. De traditie en het hoge peil van de Sangerknaben worden in ere gehouden door de dirigenten, die op hun beurt weer een algemeen zakelijk en organi satorisch leider boven zich hebben. Tot voor kort bekleedde Rector Schnitt deze verantwoordelijke func tie Hij overleed plotseling in October J.L Peter Lakovich en Friedrich Brenn leiden de reizende koren. Zij kunnen bogen op een indrukwekkende kennis an alles wat met muziek - en vooral: met koorzang - verbandt houdt. Brenn Studeerde onder Joseph Krips en Cle mens Krauss. Lakovich heeft reeds vierhonderd uitvoeringen buiten Oos tenrijk gedirigeerd, waaronder in 1952 een reeks in Nederland. NIEUWE hoop en nieuw vertrouwen heeft ook de wereld van nü nodig. Nauw ontkomen aan de ondergang, wijst de ontwik keling naar nieuwe spannin gen, zowel in West als in Oost, die, zo wü niet ook ver vuld blijven van geestelijke idealen, nieuwe verscheurd>- heid onherroepelijk veroor zaken zal. Daarom moge het Kerst feest, allen, hoé groot of hoé klein hun teak in deze maatschappij is, tot nadeiv» ken stemmen en tot bepaling van een zuivere richting. Daarvan moge de Kerstboom welke nu in uw woning prijkt, het symbool zijn. Daartoe moge deze boom een nieuwe impuls geven! Ook en in het bijzonder aan de kinderen, aan wie die maatschappij later zal zijn toevertrouwd. Deze twee kleintjes zijn zich daar nü nog volkomen onbewust van. Maai- hun Kerstviering, mits in de goede sfeer gehou den, zal de kiem leggen voor een juiste houding in de toe komst, een toekomst, die van nog meer gevaar vervuld zal zijn dan nu, wanneer daarin de .geest" zal weggevaagd zijn FANTASIO CASPAR, de Koning van Arabië, zat in gedrukte stemming op zijn troon. Wat was dat voor nieuws, dat zijn wichelaar hem daar had verteld? Hij zou een ster gezien hebben, groter dan alle overige sterren, hetgeen niets anders kon betekenen, dan dat er iemand was geboren, die heerschappij zou voeren over heel het mensdom. Waar bleef Caspar's macht, wanneer deze alleenheerser werkelijk bestond? De bloiende wangen van de jonge held waren bleek geworden als het roomkleurig zijden gewaad, dat zijn lenige ledematen omhulde. Hier moest iets worden gedaan, maar wét? Nog zat hij in angstige toekomstdromen verzonken, toen de dienaar hem een brief overhandigde. Van zijn buurman, de oude Koning Melchior van Saba. Een ultimatum? Een oorlogsverklaring? De betrekkingen tussen beide rijken waren uiterst gespannen en het dreigende onweer kon elke dag los breken. Bevangen door nieuwe vrees opende Koning Caspar het document. Onder het lezen ontspannen zich zijn trekken. Dit was heel wat anders dan hij verwachtte! Een vredesaan bod! En op welke gronden nog wel? Ook Koning Melchior had bezoek gehad van zijn hof-magiër en die had hem dezelfde boodschap gebracht, die zijn jonge buurman reeds wist. Die ster beloofde ook hem niet veel goeds! Maar Koning Melchior liet zich niet zo snel van de wijs brengen als de jonge onervaren heerser over Arabië. Hij had de wijsheid van zijn over grootvader Salomo geërfd, en een lang oplettend leven had de grijsaard ge leerd. met alle omstandigheden reke ning te houden en tegen elke verras sing op zijn hoede te zijn. Zo kwam hij ook nu reeds dadelijk na wat hij vernomen had. met een weloverwogen concreet plan. Tegen een machtig man helpt tenslotte slechts één middel: dat de minder machtigen zich tezamen verbinden. Geen onderlinge veten meer tussen de buurlanden uit het Oosten. Arabië en Saba moesten de handen ineenleggen en gemeenschappelijk maatregelen ne men tegen het dreigende gevaar. En zou ook het Morenland niet moeten meedoen? Zowel Caspar als Melchior hadden tot nog toe van die baardige bruine Balthasar geen notitie geno men; ze hadden hem als kleurling als hun mindere beschouwd en de weinige keren, dat ze hem ontmoetten, dui delijk hun minachting voor de Moor te kennen gegeven. Maar nu zou hij hem kunnen helpen; Ze zouden een machtig driemanschap kunnen vor men. Wat dacht Caspar hiervan? Dat was de inhoud van de brief. Na deze te hebben gelezen, fleurde de jonge held onmiddellijk op. Hij ont bood zijn secretaris en dicteerde deze het antwoord, dat door een ijlbode naar de hoofdstad van Saba moest worden gereden. Caspar stelde een samenkomst voor, waarbij ook de Moor zou worden uitgenodigd. Zonder dralen moest het driemanschap zich aaneensluiten om te pogen, het gevaar te ontgaan, dat een wereldheereer ee van de troon zou stoten. En zo kon de bevolking van een kleine grensplaats tussen de drie landen na enige dagen het schouwspel genieten, dat een drieledige koninklijke stoet de nieuwsgierige me nigte aanbiedt. Nadat men de gebrui kelijke plichtplegingen had verricht, nam Melchior ais oudste het woord. Hij zette zijn bonte tulband af om beter te kunnen denken en streek met zijn blanke vingers over het grijze haar van zijn eerwaardige baard, die breed uithing over het kostbare, hya cinth-kleurige gewaad. Als het hier een gewoon geval was, begon hij, dan zou de zaak spoedig zijn opgelost. Drie goed uit geruste legers vermogen heel wat ook tegen de man, die zich reeds bij zijn geboorte de alleenheerschappij aan matigt. Maar het betreft hier iets anders. Immers staat deze ster zo on weersprekelijk aan de hemel, dat ze zelfs door geen duizend legers daar vandaan zal zijn te verdrijven. Onze wichelaars zijn bekwame mannen, en tegen de hemel is niet te vechten. Die alleenheerser komt, dat staat vast. We zullen ons bij zijn gezag moeten neer leggen. Een lange levenservaring heeft mij geleerd, dat men beter doet bij de machtigen, tegen wie geen gevecht mogelijk is, in het gevlei te komen. Zou het daarom niet geraden zijn dat wij ons onmiddellijk bij deze nieuwe heerser presenteren en dat wij zijn gunst trachten te winnen door hem met geschenken te huldigen? Dit voorstel vond bij de twee andere Koningen bijval. Maar wat zullen we hem aan bieden? vroeg Caspar. Laten we ook hierin onderling overleg plegen, opdat we niet alle drie met eenzelfde geschenk aankomen. Wat heeft zo'n oppermachtig heer liever dan goud! opperde de Koning van Saba. Is goud niet het zinne- Traditie van ruim 450 jaar gaat terug tot Keizer Maximiliaan I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 16