HOE LAAIENDE HAAT TEGEN ENGELAND ONTSTOND N Een Zoeklicht Ruige BOSBEWONERS F I y® i 3f ZATERDAG 3 DECEMBER WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bewogen Leven CL CECIL RHODESeens machtigwerd een gebroken man ENIGE GRAPJES VAN PAUL KRUGER ';WÊr* y OI' DE KEUZE GENOEG Kijkjes in de Natuur u moet men niet denken, dat Oom Paul tot die Christenen behoorde die geen humor meer die hartelijk gelach' al heidens vinden. Neen, de oude president zat vol grappen en menigmaal bereikte hij met een kwinkslag, wat anders zeer moeilijk te bereiken geweest zou zijn. President Kruger rijdt uit In de straten van Pretoria. In de woning van de president hingen twee electrische kronen. Geen Boer van Transvaal had ooit electrisch licht gezien en de meesten hadden er nog nooit van gehoord. De kronen van Oom Paul hadden dan ook veel bekijks en een van zijn geliefkoosde grappen was zijn gasten te verzoeken het licht uit te blazen. De helden van de grote vlakte'stonden daar dan met bolle wangen en de lichtjes bewogen niet eens. Dan deed Oom Paul het. Op het moment dat hij luid hoorbaar blies, draaide hij met een van zijn grote han den de schakelaar om. waartegen hij met zijn rug stond! Volslagen duisternis trad in! r N de interessante „levensbeschrijving van Oom Paul, De president keek de man een tijdlang zwijgend aan en zei toen: „Dat is nog al eenvoudig, dunkt mij. Morgen overhandig je hem wéér honderd pond. met hetzelfde verzoek, in bijzijn van twee getuigen. Dan kan hij dus nooit ontkennen dat hij het geld niet ontvangen heeft, zoals hij de vorige keer deed. En als je hem de volgende dag om het geld vraagt, zal hij heus wel zo. verstandig zijn het je te geven „Ja, maar.. „The Pace ofthe Ox"_genaamd. en vertaald uitgegev< vij vele staaltjes vi en van -1- onder de titel Oom Paul, lezen zijn humor en gevatheid. Zo kwam. zegt Mayorie Juta, eens een boer bij de president met de volgende klacht: „Ik heb aan een hotel houder honderd pond in bewaring gegeven, met verzoek die in de kluis te leggen Toen ik. enige dagen later, bij mijn vertrek, om mijn geld vroeg, beweerde hij nooit iets ontvangen te hebben. Hoe krijg ik in vredesnaam dit geld terug? Ik bezweer U dat ik het hem in bewaring gegeven heb!" .ter ga j je twee getuigen en je vraagt je honderd pond opnieuw. Hoe hard hij ook schreeuwt dat hij het teruggegeven heeft het zal hem niet baten, zijn ja is nu jouw nee. De rollen zijn net omgekeerd en hij betaalt je nu ten tweede male je honderd pond uit, zodat je je eerste honderd terug hebt!" Voor onze moderne oren klinkt dit alles zeer ongeloof waardig, omdat niemand van ons duizend gulden zou afgeven, zonder bewijs, doch het kan best waar gebeurd zijn. omdat men in een nog ongecompliceerde agrarische maatschappij veel minder gebruik maakt van paperassen- zwart-op-wit. Worden nog niet heden ten dage. in de agrarische sector duizenden koeien en paarden verhan deld. zonder dat bij de betaling een schriftelijk bewijs wordt overgelegd? OOM PAUL beleefde zo zijn eigen vreugde aan het leven, ook in de moeilijkste tijden. De tijden wer den moeilijk. Zo omstreeks 1890 werd er goud ge vonden aan de Witwatersrand en toen dit bekend werd, kwamen duizenden avonturiers het land binnen. In een moment verrees daar een stad aan de rand: Johannes burg, in de ogen der conservatieve Boeren een Sodom gelijk, want de stad aan de rand werd er een van zeer werelds vermaak en ontucht. Goud! Wélk een klank! Welk een woord! Wélk een macht kan de mens uitoefenen die over tonnen gouds beschikt! Cecil Rhodes, minister van de Kaapkolonie, die de diamant groeven van Kimberley al met iemand samen in eigendom had, kwam zelfs neuzen bij de Witwaters rand! Voor hem was hier zeker iets te verdienenDe schare goudzoekers groeide met de dag en Cecil Rhodes, die hun ontevreden gezichten zag en hun rauwe stem men kende, zag plotseling een mogelijkheid om te vol voeren wat hfl al zo lang had gewenst: de Boeren republieken omver te werpen! DEZE schare „Uitlanders" hadden geen stemrecht! Weldra zou hun aantal dat der Boeren overtreffen! Hij. Rhodes, had maar één ding te doen: ontevre denheid zaaien! De bodem was vruchtbaar genoeg, want de Boeren waren door hun levenswijze en overtuiging, door een diepe kloof van deze avonturiers gescheiden. De meesten waren Engelsen. Met hen zou Rhodes dan ein delijk de Boerenrepublieken omverwerpen: met deze zwervers, „die zo gruwelijk door de Boeren werden onder drukt!" Als de oorlog niet vanzelf ontstond was hij best bereid de zaak een beetje te bespoedigen. Het ging immers voor een groot doel: voor de eenwording van gans Zuid- Afrika! Het gebied ten Westen van Transvaal. Rhodesia, droeg zijn naam al en in Engeland was hij bij de minister van Buitenlandse Zaken kind aan huis. Rhodes, groot zakenman en imperialist, met een goede ontwikkeling en schitterende relaties, was in vele op zichten van véél groter formaat, dan de Boerenpresident Paul Kruger. En tóch zou deze laatste hem voor de ogen van de ganse, beschaafde wereld breken. Want ook de multi-millioenair moet uitkijken, evenals de minister. Men kan op deze aarde gelukkig nooit zo belangrijk worden, dat men maar doen kan wat men wil. Géén Staatsman, géén Koning, en ook géén kerk! RHODES smokkelde wapens naar Johannesburg in olie vaten, voortdurend meer. Hij had als directeur van de Chartered Company zéér veel in de melk te brok ken. De Chartered Company was een handelslichaam. Zijn secretaris Jameson legde hij met een leger in Rhode sia. aan de grens van Transvaal. Jameson had reeds een brief in zijn zak waarin de „verdrukte" Johannesburgers hem smeekten om hulp. Hij had zelf de datum maar in te vullen en hij kon binnenrukkenals een bevrijder... In Johannesburg zou men inmiddels een opstand begin nen en hem tegemoet rukken tot Krugersdorp! De val was niet zo héél slecht opgezet Cecil Rhodes was geen kwajongen doch in uitvoeren en opzetten is verschil. Rhodes kreeg verontrustende berichten binnen en hij gelastte Jameson wat te wachten. Doch een leger „van dapperen" aan de grens van een vijandelijk land. dat maar niet geroepen wordt om de onderdrukkers te ver lossen, denkt zo gaarne dat het onmisbaar is. En toen Johannesburg maar niets van zich. liet horen, en Cecil Rhodes „in officiële raadselen" sprak, legde Jameson dit zo uit. dat men van hem de inval verlangde. Hij kende Cecil. Hij begreep dat deze, als eerste minister van de Kaap, nooit toestemming zou kunnen geven tot een inval in het land van een bevriende staat! Doch onder vier ogen had Rhodes hem geschilderd welk een zegen het voor Zuid-Afrika zou worden als zijn inval gelukken zou! Op een dag vulde hij een datum in op de noodkreet van Johannesburg, en toen ging het onder de hoornklanken van „Boot and saddle" het gebied van de vijand in die nog helemaal geen vijand was CECIL RHODES had een hartkwaal. Toen hij vernam dat Jameson de teerling had geworpen, bestierf hij het bijna, want alles was plotseling tegen hem. Paul Kruger was van alles op de hoogte. De namen van hen. die in het „Reformcomité" zaten van Johannesburg, had hij in zijn zak. Nooit is er potsierlijker tocht in de Geschiedenis geweest. Terwijl hij, overtuigd van zijn eigen belangrijkheid, oprukte naar Johannesburg, ter overwinning zoals hij dacht, was zijn leger al aan beide kanten geflankeerd door meetrekkende Boeren. Regelrecht marcheerde hij naar de voor hem opgezette val te Krugersdorp! Daar zouden de Johannesburgers klaar staan om zich bij de hoofdmacht te voegen! Paarden briesten, Kaapse wagens waggelden door stof fig terrein, kanonnen hobbelden De scharen Boeren aan weerszijden van het leger groeiden voortdurend en Jameson begreep dat pJles niet zo gemakkelijk zou gaan als hij zich had voorgesteld. Doch een gevangen genomen Boer vertelde hem dat de scharen uit Johannesburg reeds ongeduldig wachtten te Krugers dorp. en toen ging het welgemoed weer voorwaarts, onder de tonen van Boot and Saddle. De gevangen genomen Boer was een neef van Paul Kruger en officier bi^de politietroepen te Krugersdorp. Hy had zijn taak goed volbracht en Oom Paul zelf sloot met Johannesburg op het juiste moment een wapenstilstand van 24 uur. Dit was Jameson's onder gang. Bij Krugersdorp liep hy in de val. Van drie kan ten ingesloten door de naar wraak dorstende Boeren, die achter kopjes en rotsblokken lagen, werd hij bloot gesteld aan een moorddadig geweervuur van vele scherpschutters, die zelf gedekt waren tegen het vuur van de vijand. De eerste ontgoocheling was daar, de algehele schande zou weldra komen, de volgende dag reeds. Op de 2e Januari van het jaar 1900 hees Dr Jameson de witte vlag bij Doornkop, Piet Cronjé reed hem grijnzend tegemoet en zei: „Het is mij een eer met U kennis te maken, dr Jameson!" WAT moest men nu met Jameson en zijn officieren, en met de leden van het Reformcomité uit Johan nesburg? Doodschieten natuurlijk, daar waren vrij wel alle Boeren het over eens! En er was geen wet die dit verhinderen kon! Door Europa, nee. door de ganse wereld ging een golf van verontwaardiging over deze misdaad. Telegrammen stroomden bij Kruger binnen. Van schooljongens uit Amerika. Zelfs een van de Duitse Keizer. Deze was namelijk zo dom het volgende te seinen: „Ik betuig U mijn oprechte gelukwens, dat het TJ, zonder de hulp van bevriende mogendheden in te roepen, gelukt isenz. Hiermee hielp hij Transvaal van de wal in de sloot, omdat Engeland dit zó kon uitleggen, dat Duitsland partij zou worden en ook de Franse regering werd hiervan kopschuw. DE wereld bewonderde plotseling dat heroïsche volk en idealiseerde het. Hiervan besloot Kruger gebruik te maken. In een lange en hartstochtelijke rede voor de Volksraad, pleitte hij voor edelmoedigheid. De werkelijke schuldige was Jameson niet. Transvaal moest zuiver blij ven Transvaal moest niet het bloed eisen van deze moderne piraten; doch ze. onder het oog van de wereld, naar Engeland zenden, opdat die ze berechten zou! Uit het proces zou veel te leren zijn! Dit was een meesterlijke zet! De ganse wereld las de beslissing van dit kleine hoopske volk en er ontstond een laaiende haat tegen Engeland. Cecil Rhodes, eens zo machtig, was nu een gebroken man. Hij nam ontslag uit al zijn functies en reisde naar Engeland om daar de verhoren van zijn vrienden bij to wonen. MIJ is het al héél vroeg duidelijk geworden hoe moei lijk het is de waarheid te vinden. Een klein volk dat op deze wijze de wereldziel binnenwandelt, kan geen kwaad meer doen en het ook niet meer verliezen. Toen ik 14 jaar was debatteerde ik met de dorpsstroper over de Transvaalse oorlog. Ik zei: „Wat jammer dat ze het tenslotte hebben moeten verliezen". „Verliezen?" zei hij, stom verbaasd. „Verliezen? Dat bestaat niet. Luister maar naar wat er in het liedje staat." Toen zong hij voor mij: „Een Boer lag rustig en kalm te dromen, Hij zag twee handen in elkaar. De ene was hem van Paul Kruger, De ander van Victoria! En toen ik nóg niet overtuigd was. mijn geschiedenis boek sprak een andere taal, echode hij een nieuw lied over de velden: „De vierkleur van ons dierbaar land. Die waait weer over Transvaal!" De laatste coupletten heb ik meegezongen! REIN BROUWER. - i ,/•-1 - i Salvador de Madariaga. „Vijf vrouwen om don Juan". Elsevier, Amsterdam 1955. De schrijver van het merkwaardige en spannende boek, dat in het Ne derlands „Vijf vrouwen om don Juan" heet en in het Engels „A bunch of er rors", is volgens het bericht op de stofomslag een Spaanse cultuurhisto ricus zodat de lezer er verzekerd van kan zyn, dat de achtergrond van dit verhaal nauwkeurig en naar waarheid is weergegeven. In die overtuiging le zende, behoeft hy zich dus niet te verbazen over de „Uw Genades" en de „Mijnheer de Markies"-en. Men schijnt deze termen in het hedendaagse Spanje nog te bezigen. Salvador de Madariaga verstaat op geraffineerde wijze de kunst om zijn lezers mee te slepen. Een jonge man wordt tijdens een avond feest op het kasteel van don Juan de Rocalta aan getroffen irr het vertrek van zijn stief moeder, gedood door een revolver schot. In elf levendige en voor treffelijk de sprekers typerende ge sprekken, wikkelt de auteur zijn lezer hoe langer hoe vaster in de gebeurte nissen om dit griezelige feit heen. Ten slotte heeft hij alle gegevens uit han den gegeven. Maar dan laat De Mada riaga de werkelijke oplossing aan de intelligentie van zijn lezers over en het probleem: Wie i£ de wettelijke en wie de werkelijke schuldige of is er helemaal van schuld geen sprake? Kan zodoende een onuitputtelijke bron van gesprek vormen voor wie dit boek gelezén hebben. En dat zullen er niet weinigen zyn. Jan Mens. „Op liefdes lichte voeten". Uitgeversmij. Kosmos, Amsterdam 1955. De overbekende schrijver Jan Mens verstaat de kunst zijn sujet stap voor stap te volgen in zijn dagelijkse doe ning. In dit boek, dat een vervolg is op „Koen,, de romln van een jongen," krijgt iemand de indruk, dat hij voor een raam zittend, dag in dag uit de weduwe Oortgijzen en haar zoon kan zien leven. Men ziet hem naar zijn perste baas gaan, men hoort hem den ken over meisjes, men loopt met hem achter een handkar om meubelen weg te brengen men ziet hem op de bok zitten als hij met zijn levenslustige familieleden uit rijden gaat en zover der. Wij weten alleen wel wat de ge middelde knaap zo „ussen zyn veer tiende en zijn achttiende uitvoert en hoe een arme weduwvrouw een jaar of veertig geleden moest zwoegen om aan de kost te komen. Een ieder moet dus maar voor zichzélf uitmaken of een fotografisch beeld van deze werkelijk heid hem voldoende kan boeien en of zijn nieuwsgierigheid door de lange reeks van knapen die Koen, Kees, Sis- ke, Tijs en zo verder heten, niet is bevredigd. Een feit is dat Jan Mens zijn figuren zowel als hun omgeving levendig weet te tekenen. Nel Noordzij. „Met de hand op een boomtak", N.V. de Arbeiders pers. Amsterdam 1955. De jonge schrijfster Nel Noordzij is mij alleen bekend uit de bundel „Om en Om", waarin vooral haar schets „Box 3" opvallende gaaf van visie en taal was. „Met de hand op een boom tak" is een novelle die wederom ge tuigt van een scherp waarnemings vermogen. Een jonge vrouw leeft in de.mening dat zij maagkanker heeft en haar bestaan voltrekt zich enige tijd in de ban van deze fictie Geluk kig weet de dokter haar op een wijze die ietwat uitzonderlijk is. dat, dient gezegd, te overtuigen van haar ge zondheid. Doch deze vlucht in de ziek te laat haar ook daarna nooit hele maal los. zodat haar geestelijk even wicht labiel blijft. De man Jaap is haar zo eindeloos en op zulk een ver standige wijze tot steun, dat men zich af beeint te vragen of wij ons dan al tijd vergist hebben als wij denken dat mannen géén engelen zouden zijn. Het bondige en openhartige optekenen van dit zielsproces is zonder twijfel een knap stuk werk. „Vandaag". Nieuw werk van Ne derlandse, Vlaamse en Zuid- Afrikaanse schrijvers. Bruna, Utrecht. December 1955. Het zal wel niet nodig zijn het boek „Vandaag" te introduceren, daar dit reeds het derde is dat die titel draagt. Jaarlijks geeft de uitgeverij Bruna on der de goede redactie van de schrijver Jaap Romijn, een bundel nieuw werk uit van in de Nederlandse taal schrij vende auteurs. Deze uitgave geeft in de eerste plaats voldoening, omdat de uitgever niet karig is met de omvang en iedere auteur, hetzij oud of jong. voldoende ruimte geeft om een wer kelijke kennismaking tot stand te brengen. Dit jaarlijkss overzicht is veel meer dan een staalkaart. Het is een verzameling verhalen, verzen en beschouwingen, die representatief is voor het jaar aan het eind waarvan het boek „Vandaag" verschijnt. Wan neer ;k zeg dat ik speciaal veel genoe gen heb beleefd aan J. Meulenbelts rede bij de opening van een tentoon stelling. aan Barend de Goede's ont dekking van een negentiende eeuwse commissaris Voordewind, aan het aan grijpende verhaal van Beatrice Wil ling „Het blinde paard" en aan de ge dichten van Brandt, Visser en Den Besten, dan bedoel ik niet dat ik de andere bijdragen minder zou achten. Integendeel, het geheel van de bijdra gen staat op zulk een gelijkmatig goed peil, dat men alleen zijn persoonlijke voorkeur bij een keuze kan laten gel den. Hugo Claus. „Een bruid in de morgen". Uitgevers: Ontwikke ling. Antwerpen en J. M. Meulen- hoff Amsterdam 1955. De Vlaamse schryver Hugo Claus is het wonderkind van de jonge genera tie. Hij trekt de aandacht met zijn verzen, zijn proza en hij schijnt ook schilder te zijn. zonder twijfel beschikt deze drie en twintig jarige over een uitzonderlijk talent en een merkwaar dig conceptie-vermogen. Zijn proza is gestoeld op het voorbeeld van een be paalde groep moderne Amerikanen, zoals gebleken is in zijn opzienbarende roman „De Metsiers", maar dat doet niets af aan zijn persoonlijke kwa liteiten. Dat Claus zijn medemensen maar een raar potje met pieren vindt, blijkt weder uit dit zojuist verschenen to neelstuk in 4 bedrijven. „Een bruid in de morgen". Deze poëtische titel geeft te verstaan dat de schrijver de traditio nele reacties van zijn lezers of toe hoorders, gaarne een schok bezorgt, want wat zich achter deze ochtend lijke bruid verschuilt is somber, op het naargeestige af. De levensprocessen van de verschil lende rollen zijn als volgt: de vader, een mislukt componist, de moeder, iemand die jaren lang de eindjes in dit zonderlinge huishouden aan elkaar heeft trachten te knopen en meent dat een rijk huwelijk voor haar zoon, de enige uitweg is. Thomas, de zoon, verzonken in een eigen droomleven, langs de dagelijkse dingen heengaand. Andrea, de zuster, innig gehecht aan haar broer, onevenwichtig en eigenlijk zonder leven. Het is duidelijk dat de zo realistisch aandoende gebeurtenis sen in dit stik een symbolische waar de hebben De dialoog is dan ook niet realistisch' bedoeld, doch heeft eerder de waarde die achter de woorden ge zocht moet worden, die van de sugges tie die deze oproepen. De zinnen, die eigenlijk nergens boven dagelijks ge praat uitgaan, dienen tot het over brengen van de dramatische emoties die volgens de schrijver de roerselen zijn van dit „slijmerige nietsnutten- leven", zoals de moeder het uitdrukt. Indien de auteur er inderdaad in geslaagd is dit dramatisch gebeuren op deze zeer persoonlijke wijze over het voetlicht heen te krijgen, dan zal dit toneelstuk de belangstelling ver dienen en verkrijgen, die aansluit bij de creativiteit van de schrijver. Doch dit kan alleen een opvoering bewijzen. Clara Eggink. ONDER de dieren, waarmee een mens bij tijden wel eens in con tact komt, vind ik een varken er altijd een, waarjnee ik niet goed raad weet. Een hond laat zich, wan neer de eerste kennismaking naar zijn genoegen is uitgevallen, over zyn rug strijken en je kunt „poot" tegen hem zeggen, hetgeen doorgaans geen resul taat heeft, waarom je het beter kunt nalaten. Een paard kun je vriend schappelijk (voorzichtigheidshalve over een hek heen) opzijn hals kloppen en je kunt je dan verbeelden, dat hij dat waardeert. Bij een kat is het altijd heel duide lijk. Of het is „ja" en dan is het on derhoud dadelijk zeer geanimeerd, of het is beslist „nee!", hetgeen aan dui delijkheid geen twijfel laat.Een koe be waart reeds een zekere afstand. Ze laat zich wel krauwen tussen de ho rens, maar wat er achter die horens in dat voorhoofd omgaat, daar kom je niet achter. Van haar kant evenwei is er toch een zekere „goodwill" te be speuren. Een varken echter, nee, daar weet ik geen raad mee, maar dat zal wel aan mij liggen, Toch heb ik wel eens gezien, dat een jongen, die gewoon was met varkens om te gaan, onder het draad van een hek door, een lui lig gende zeug aaide, terwijl hij het dier op een zekere manier toesprak. Tot mijn verbazing toonde de rose dikhuid duidelijk, dat ze de behandeling bui tengewoon op prys stelde. Zover heb ik het nooit kunnen bren gen. En nu staat vandaag op mijn pro gramma een familielid van ons tam me varken, en wel het wilde zwijn, dat ik onlangs op mijn gemak heb kun nen bestuderen. Wat van het tamme varken gezegd kan worden, geldt zeer zeker van zijn wilde soortgenoot. Van enige toenadering tot de mens is geen sprake, of het zou moeten zijn in de prille jeugd, als de zeer jonge biggen zich tegenover hun verzorger zeer aan hankelijk kunnen tonen. DE gevoelens, die me bekruipen, wanneer ik zo'n wild zwijn door zijn hok zie wandelen, zijn hel best samen te vatten in één woord: ontzag! Want werkelijk ontzagwekkend hoewel mooi tegelijkertijd, vind ik zyn verschijning. De ruige gedrongen ge stalte op de korte stevige poten, de hoge schoft, waar het borstelige grijs- grauwe haar stijf en weerbarstig van uitstaat, maar bovenal de machtige kop, indrukwekkend en angstaanja gend tevens, hetgeen vooral wordt ver oorzaakt door de kleine diepliggende ogen en de vervaarlijke hoektanden. Nu zijn er heel wat dieren met ver vaarlijke hoektanden. Wie wel eens een mantelbaviaan heeft zien gapen of twee panters naar elkaar zien drei gen, die kan zich toch wel een voor stelling maken van het effect, dat deze tanden hebben, wanneer ze „vakkun dig" worden gebruikt. De slagtanden, de „houwers" van een everzwijn roepen echter nog andere gedachten bij je op en dat zit hem geloof ik juist in het voorkomen van het dier. Je voelt in tuïtief de ontzaglijke kracht, die de gedrongen spiermassa bliksemsnel zal kunnen produceren. De wijze van gaan van dit dier versterkt die indruk in hoge mate. Veerkrachtig en snel, zo trekken ze, in troepen of roedels, door het veld, als ze tegen de avond op voedsel uitgaan. En zo slaan ze, wan neer ze worden verontrust, ook op de vlucht, geluidloos en driftig, met de puntige snuit als een wig door het dichtste struikgewas brekend, levende tanks, die zich door niemand en niets in hun vaart laten stuiten. TOEN ik een paar van die borste lige heren eens een poosje had gadegeslagen viel me op, dat de dieren onder elkaar niet bepaald zacht zinnig of aanhalig waren. Integendeel. Of het nu kwam doordat het tegen etenstijd liep, iets waarvoor varkens in het algemeen nogal gevoelig zijn, dat weet ik niet, maar zo kribbig en on genaakbaar als dat troepje was! Er behoefde bij wijze van spreken maar een strootje verkeerd te ligggen, of er was aanleiding voor een korte snauw of een abrupte beweging met de ge spierde kop en dan werd de mindere in kracht eenvoudig aan de kant ge gooid. Zo zullen ze in hun natuurstaat ook onder elkaar zijn. Opvliegende beesten, die in groepsverband altyd een of an dere kleinigheid hebben uit te boksen en die onmiddellijk klaar staan voor een robbertje vechten. Vooral van oude evers, eenzelvig levende mannetjes, die buiten het familieverband staan, is het bekend, dat het kort aangebonden heerschappen zyn, die hun achtervol gers, of het nu honden zijn of jagers, de handen vol kunnen geven. Nu moeten we niet denken, dat deze bosbewoners de hele dag niets anders doen dan bakkeleien onder elkaar. Ze hebben hun gebit en dus ook die uit springende hoektanden, allereerst no dig om er de kost mee op te scharre len. Die kost is nogal gevarieerd, want behalve wortels en knollen, die uit de grond worden gewroet, eet het wilde varken ook aardappels, bonen, eikels en wat bosgrond meer aan plantaar digs oplevert. Ook insecten, wormen, eieren, jonge vogels en by gelegenheid cadavers, want kieskeurig is het dier allerminst. In gevangenschap verloochent het wilde zwijn zijn aard niet. Dan ziet men hoe het zich met overgave rondwentelt in het modderige water van zijn ver blijfplaats en zich krachtig de huid tegen een wrijfpaal schuurt. Onze brave moraliserende voorouders stonden al gauw klaar met hun strenge oordeel. Aan hen danken we dus de kernach tige uitdrukking;, die „het vieze var ken" tot onderwerp hebben, alsmede een hele serie kinderversjes, die ook op hetzelfde patroon borduren. Als zij vroeger de moeite hadden genomen, het varken eens te bestuderen, zouden ze inplaats van tot een zinloos baker praatje tot een werkelijkheid zijn ge komen. die zowel zinvol als eenvoudig is. Het varken toch zoekt de modder om zich te bedekken met een modder- korst.die aan parasieten moet beletten, zich op zijn huid te nestelen. En met dat schuren tegen een boom is het al niet anders. Maar och, het lieve, sprookje heeft het altijd en overal nog gewonnen van de simpele waarheid. Want je hoeft je er niet voor in te spannen. SJOUKE VAN DER ZEE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 12