GEBRANDMERKTEN" GINGEN OP REIS ALTIJD WAT ANDERS :uTi!Ai M *- -a e - iwhfe'- i m ëg£' I A!" 1È:*I Dierendageen vogel en nog wat ZATERDAG 15 OCTOBER WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bewogen Leven CXLIV V) Stichting van „Nieuw-Zuid-Wales" Het is de 26ste Januari 1788. EU schepen schuimen door een lichtbewogen zee. De Zuid-Oostenwind doet de zeilen bollen en drijft de schepen naar het Westen, waar de kust opdoemt. De kapitein Arthur Filip staat op de brug en bromt iets onver staanbaars. Hij vaart een vreemde vracht! Het weer is warm op het Zuidelijk haUrond in Januari en zelden nog bevoeren blanken deze zee. Honderd jaar geleden jaar voer Abel Tasman hier, bij de Oostkust van Australië en ruim tien jaar geleden bracht James Cook dit gebied in kaart Negen jaar geleden werd hij op de Filippijnen vermoord. Arthur Filip behoeft niet bang te zijn voor inboorlingen. Ongeveer duizend blanken bevinden zich op zijn schepen. Die zijn wel in staat om zich tegen de wilden te verdedigenofschoon er maar weinigen wapens dragen. Het merendeel bestaat uitmisdadigers, ook wilden dus. Bijna zeshonderd mannelijke, bijna tweehonderd vrouwelijke. WELK een lading! Het schuim van Londen heeft hij aan boord. Dieven, zakkenrollers, moordenaars, giftmengsters en wat niet al. Mensen dus die gebrandmerkt zijn. Het vaderland wilde hen kwijt. Waarheen moesten zij? Ame rika had zich vrijgevochten onder leiding van Washington. Die zou nu stellig voor een dergelijke „aanwinst" bedan ken. Doodschieten? Ophangen? Opsluiten desnoods? Waar is het eind? Een Parlementslid kwam op de gedachte om een straf kolonie te stichten voor dit uitvaagsel aan het andere einde van de wereld: op de Oostkust van Australië. Cook had menige plaats voor een gunstige nederzetting aan gewezen. Zijn voorstel vond hijval en zo werd er in 1786 een Parlementsacte uitgevaardigd, waarna men zijn gang kon gaan. Kijkjes in de Natuur NU had ik toch vandaag zo graag over allerlei willen schrijven, dat mij in deze stille September- en Octoberdagen buiten op de wandeling heeft getroffen, maar er is iets. dat mijn gedachten in beslag neemt en mijn pen anders richt, dan ik van plan was. Ik moet over iets schrijven, dat me heeft geraakt en dat me bezighoudt. Wie de tekening van vandaag bekijkt, kan haast wel raden, waar ik op aan stuur. Kent U dit dier niet? Maar het is een vogel, die U bijna dagelijks in Uw omgeving kunt waarnemen. Slecht getekend? O nee, ik heb een zeer nauwkeurig beeld van het dier ge geven, zoals het ongeveer een week ge leden aan mijn deur werd afgeleverd. Laat ik bekennen, dat ik ook nog nooit zo'n vogel had gezien zo'n cari- oatuur van een vogel. grote zorg voor zijn verenkleed, altijd uitziet „om door een ringetje te ha len". Ook een torenkraai van jaar zelfs, kan al prachtig glanzen, zodat hij een lust is voor het oog. Dit stukje ellende echter zat als een vod in elkaar, hij voelde koortsig warm aan en trilde als een blad. Zijn staart was een kort vies stompje, aan zijn verknipte vlerken zat geen veertje op z'n plaats, de vogel stonk, alsof hij we ken lang in een kleine ruimte op zijn eigen mest had gezeten. Zo zou ik kunnen doorgaan, want werkelijk lezers, er deugde letterlijk niets van. Dit presentje nu werd me aangeboden. „Meneer zou er wel raad mee weten!" Meneer mocht het ge knoei van anderen weer eens opknap pen, want dat kon meneer zo goed. Inderdaad het was niet de eerste keer, dat ik zo'n hulpeloze stakker dan Nog nooit een dier, dat in zo'n verre gaande staat van vervuiling en ellen de verkeerde. Ik kon mijn ogen nauwe lijks geloven, hoewel ik op het punt van verwaarloosde dieren toch wel iets gewend ben. Het verhaal, dat met de 6tumper aan de deur werd afgeleverd, kwam ongeveer hier op neer: een jon gen had zyn kraai met een stuk hout geslagen, bij wijze van straf, omdat de vogel naar zijn zusje had gepikt. Wat hiervan waar is. weet ik niet en het Interesseert me ook niet, omdat het toch onbegonnen werk is, er ook maar een haakje achter te krijgen. Een dierenbeul, of hij groot is of klein, komt maar zelden voor zijn daad, zijn schanddaad, uit. Dat is waarschijnlijk het restje schaamtege voel. dat nog ergens diep in hem ver stopt zit. Maar het hout was goed aangeko men, dat is zeker. De rechtervleugel hing, gebroken in 't gewricht, tot op de grond en de vogel moest gaan zitten, om de pijnlijke vlerk wat steun te ge ven. Een poot hield hij opgetrokken en het slikken viel hem moeilijk. Nee, dat heerschap had geen half werk gedaan. Afgezien van deze mishandeling ech ter, was het dier een toonbeeld van de ergste vervuiling, die men zich kan voorstellen. En dat nog wel een kraai, die er door zijn dagelijks bad en de Een mens is niet zo slecht of hij kan wel een portie medelijden opbren gen. Dat bleek uit het gedrag van een ongure bandiet, die een Juwelier in Napa in Califomië wilde beroven De hevig geschrokken winkelier ver telde de ongewenste gast hoe moei lijk het is tegenwoordig een zaak te beginnen. De man ging terneerge slagen weg om even later terug te keren. Nu. dan wilde hij de porte feuille van zijn slachtoffer wel eens zien. Die bleek helemaal leeg te zyn. Weer vertrok hij en voor de derde maal kwam hij terug. Ditmaal wilde hij graag het kasregister nauwkeurig controleren. Na de inspectie die duidelijk uitwees dat de zaken niet al te best gingen, vertrok de bandiet weer zonder één cent mee te nemen. En verder? Dat weet ik niet. Als de vleugel gaat ontsteken, kan de vogel nog dood gaan als gevolg van het rot tingsproces. En geneest de vlerk, dan zal hU voor vliegen zeker niet meer kunnen dienen. Hem houden kan ik op den duur ook al niet, want ons vogelziekenhuis is vol. Dus afwachten. Er zit trouwens nog een aardige kant aan. van zo'n vod nog iets toonbaars te maken. Ondertussen kunnen we ons alvast wat bezighouden met het vraagstuk, dat volgend voorjaar weer actueel wordt, als nJ. weer talloze kraaiennes ten worden uitgehaald, ook door vol wassenen en er vele jonge vogels als speelgoed worden weggegeven aan wat er zo langs s' Heren wegen grasduint en rondscharrelt. SJOUKE VAN DER ZEE OP de 26ste Januari 1788 stevenen elf schepen op de Oostkust van Australië aan, ter hoogte van Port Jackson. Zeilen worden weldra gestreken, anker kettingen rammelen. Nu kan men aan land gaan. Eerst gaan een groep zeesoldaten. Zij roeien naar het strand en verdwijnen weldra in het oerwoud dat doorloopt tot vlak bij zee. Schoten knallen, de Britse vlag ls geplant. Weldra begint de exodus vanaf de schepen. Bevelen weerklinken. De veroordeelden komen in het gelid en weldra varen zij af naar het vasteland dat zij nooit weer zullen verlaten. Er heerst een vreemd zwijgen onder hen. Hun ogen zoeken de kust af, die fel besche nen wordt door de middagzon. Hun blik blijft hangen aan het donkere woud dat hun horizon afsluit. Maar zij zijn met duizend. En zij krijgen vaste grond onder de voeten. Voorwaarts maar. De slechtsten onder hen den ken helemaal niet Die zijn gespannen als een dier, dat in een vreemde omgeving is. Roeiboten varen af en aan. Mensen, die jaren achter een gevangen hebben gezeten, die een zeereis van acht maanden achter zich hebben, niet wetend wat nu precies hun bestemming was, krijgen plotseling vaste grond onder de voeten en mogen zich vrij bewegen! Er zijn mannen bij met lage voorhoofden, doorlopende wenkbrauwen, grove monden. Ook met normale gezichten. Slachtoffers van één moment felle haat ln de gezichten der vrouwen zoekt men tevergeefs naar een glans van zonnige jeugd. En de kinderen die erbij zjj°> zÜn ziek. Feitelijk zijn allen ziek, lichamelijk en geestelijk. Duizend mensen op een verlaten strand. Zeevogels krijsen; uit het oerwoud komen vreemde geluiden en de zee rulst maar door. De mensen krioelen door elkaar als mieren. Sommigen beginnen vuurhaarden op het strand te bouwen, van stenen die men daar vindt. An deren trekken het boe in om dood hout te sprokkelen dat het vuur moet voeden. Weer anderen vellen bomen, opdat er ruimte komt voor een kampement DE Kapitein staat van verre en ziet alles aan, zwij gend. Welk een saamgeraapte bende! Met deze lieden moet hij een kolonie stichten. Onder de hon derden veroordeelden ls er maar één metselaar, en zijn er maar weinig timmerlieden. Waarom is de bevolking der kolonie niet met meer zorg samengesteld? De vrouwen werken apart. Die vormen een kudde op zichzelf. Ze zijn het gewend. Aan boord zijn ze ook ge scheiden geweest. Als vanzelf vinden zij werk. Maar het gevoel dat er een nieuwe toekomst voor haar is, overwel digt haar veel meer dan de mannen. Hoe zal alles ln de toekomst worden? Zullen er nieuwe gezinnen gevormd worden, of zal dit een nieuwe gevangenis zijn? De bezetting en de gevangenen zweetten van het ongewone werk. Vuur flakkerde weldra in de pas ge bouwde ovens. De rook waaide ln de richting van het woud. Niemand luisterde naar het ruisen van de zee. Het krakende geluid van de vallende stammen overstemde alles. Stammen werden weggerold. Misdadigers en bezet ting zwoegden naast elkaar. Voordat de nacht zou vallen, zou het kampement gereed moeten zijn. Kinderen liepen met takken en brachten die naar de brandende ovens. Vrouwen scharrelden met keukengerei dat uit de schepen was aangevoerd. Terwijl de vrouwen kookten zetten de mannen de tenten op. Als paddestoelen rezen die in het oerwoud op, dicht bij de zee. Hoe zou het slapen in de tenten zijn? De warmte wilde niet weg. Die bleef hangen in de open plek. ARTHUR FILIP zag toe met bars gezicht. Hij wist dat hij hier in waarheid „schipper naast God" zou moeten zijn. Geen koning, noch rechter zou hem kunnen helpen. En de gezichten der gevangenen voor spelden weinig goeds. Zo gauw ze hier gewend waren, zouden de moeilijkheden beginnen. De nacht kwam, na een dag van veel rumoer. De sterren pinkelden boven de tenten en vlak bij was nog de schuimband van de zee. Men zocht, onrustig, vol nieuwe gedachten, de tenten op. Maar bij de mcestcn wilde de slaap niet komen. Zij deinden nog op de golven der zee, die hen meer dan tweehonderd nachten hadden gewiegd. Nee, de zee was nu weg, ze waren in hun nieuwe vaderland. Heet was het ln de tenten, smoorheet. Zij die eens in de straten van Londen geroofd en gestolen hadden, zij die eens zo handig de weg hadden gevonden naar de eigen dommen van anderen, zich hadden bediend van leugen en bedrog, lagen nu hier onder een pinkelende sterren hemel, met de roep van nachtvogels in het oerwoud vlakbij. Zü wilden de sterren zien, zij hielden het niet uit in de broeierige hitte van de tenten en toen ze buiten kwamen merkten ze dat de wacht zich in het bos teruggetrokken had. Daar scheen het koeler te zijn. Waarom zouden zij daar dan niet heen gaan? Zij waren nu toch zo'n beetje vrij? Omzichtig de omgeving verkennend vonden zij hun weg naar de koelte. Niemand zei er iets van. Oppasser en veroordeelde sliepen de eerste nacht onder de blote hemel, in het dichte bos. Velen vonden een holle boom die hen beschutte zou tegen de morgenkoelte. TOEN de zon de volgende morgen opkwam vanuit zee, en de vogels lulde riepen, kwamen er mensen uit het dichte boe, stijf en stram. Tentzeilen werden om- hooggeworpen, ln een ogenblik krioelde het weer van leven op de open plek. De kolonie Nieuw-Zuid-Wales, een strafkolonie in het Australische oerwoud, was ge sticht. Zou het moederland zich aan een dergelijke volks planting Iets gelegen laten liggen? Zouden zij niet allen door honger en ontberingen in dat vreemde land moeten vergaan? De weg naar het moederland was zo ver en de moeder was helaas maar een stiefmoeder. De toekomst zou het leren. REIN BROUWER. maar accepteerde. Je kunt zo'n dier toch niet mee teruggeven, stinkend vuil en nog ernstig gewond bovendien! WERELDDIERENDAG hebben we nu al weer achter de rug en veel is er, waar we over pieke ren. Vier October, Dierendag! Zou er in de omgeving van dit Jeugdige „die- renvrindje" wel eens iemand zijn ge weest. die dit kind had verteld, hoe je een dier goed moet verzorgen? Geen vader? Geen moeder ook? Een onder wijzer dan? Of zou het zo wezen, dat, als „de ondergrond" niet deugt, als er dus geen goed fundament is, geen woorden en geen goed voorbeeld helpen? Want het is toch normaal, dat een kind van een dier houdt en zeker van een jong dier. Ik vind het maar bar moeilijk alle maal. Misschien wel, omdat de omgang met dieren voor mij helemaal geen probleem is. Toen we het ergste vuil van onze gast hadden afgeweekt, heb ben we hem eerst gelegenheid gegeven zich eens lekker te baden, iets wat voor alle kraaiachtige vogels een le vensbehoefte is. Toen drogen in 't zon netje en eten, zoveel hij maar wilde. Geen brood, enkel maar brood en nog eens brood, waarmee drie kwart van alle uit het nest gehaalde vogels altijd worden volgestopt, maar eerst stukjes rauw vlees, vooral orgaanvlees. Zijn kapotte vleugel hebben we met de goede vleugel op de rug met een touwtje saamgebonden, om het pijn lijke slepen te voorkomen en vervol gens kreeg onze vrind een behoorlijke zitstok, met te hoog van de grond. Aanvankelijk leek het, of hij dood zou gaan en dat zou de beste oplossing zijn geweest. Maar na een paar dagen is hij aardig bijgetrokken. Zijn eetlust is prima geworden, hij krijgt nu ook wat pinda's, zachte vruchten, een worm en als hoofdmaaltijd een combi natie van in melk geweekt witbrood, rauw vlees en zgn. universeel vogel- voer Zijn model is echter nog niet om aan te zien. hi) is (en blijft nog heel lang!) een vogelverschrikker. Ik zou me schamen, als er iemand m'n erf zou komen opstappen. DENKT U nog wel eens aan Uw vacantietijd? Het lijkt al weer zó lang geleden, dat ge de grens over ging. om iets van de wereld te zien. Per vliegtuig ging U. öf ln de trein, óf bus. Misschien in Uw eigen ..wagen", zoals dat tegen woordig heet. Op wélke manier óók: het gaf U altijd de aparte reis-sensatie, het gevoel uit te breken uit Uw dagelijkse kooi, die inééns wijd open stond. Gelijk de kanariepiet. die eindelijk de vrijheid herkrijgt, piepte U de vrijheid tegemoet en kon U eindelijk de teugels losser laten vieren. Niet te stuiten was plotseling Uw zwerversdrift, de lust om alle levensgenietingen in te drinken ZOALS het tegenwoordig voor hem of haar. die het betalen kan héél ge woon is om te vliegen, zo woa dat vroeger de trein. Maar die treinen zijn óók niet van gisteren: ze gingen met de tijd méé en ze zien er tegen woordig géén been meer in U met een gemiddelde vaart van ruim 100 K.M. langs èlle ber gen te voeren, die de Bos-atlas opsomt. Nu moet U niet aan komen dragen met die éne trein, die „bliksem" trein, waarvan de snelheid tot 350 K.M. werd op gevoerd. Zo n trein is voor één keertje, als ge er tégen kimt, misschien héél aardig, maar voor het gewone passagiersver voer zijn 't ware ondingen en in deze tijd van „veilig verkeer" natuurlijk onmogelijk. Ik hou 't liever by de treinen, die er weliswaar een behoorlijke spurt in kunnen zetten, maar die je tevens het gevoel van comfort geven, dat aan het prettig reizen onherroepelijk vastzit. REIZEN is een wonderlijke bezigheid Hij. die regelmatig vliegt, prefereert dikwijls na een tijd de trein, de treinman zou graag eens de lucht ingaan, die van de bus zegt op de duur geef mij maar weer de trein" en zo gaat dat in een cirkeltje door. Hoe zit dat eigenlijk met do automobilist? Zelf geen auto bezitter, weet ik dat zo precies niet. Wél, dat ik voor geen geld ter wereld in zo'n piepklein wagentje, die wereld zou willen bereizen met de kans ieder mo ment het hoofd tegen de boven kant te stoten, nauwelijks frisse lucht te krijgen en niets te zien van de blauwe hemel, die zich boven de aarde welft. ZO heeft ieder z'n eigen voor keur. waarbij 't er per slot om gaat. dat ge op de naar Uw eigen keus beste r op het punt van bestemming komt Als dat zonder ongeluk ken gebeurt geen lucht-, trein- of luchtzlekte, geen bot singen of aanrijdingen, niet van zo'n loodsteile briig afval len als op deze foto afgebeeld, dan mogen we elkaar gelukwen sen. want dan zitten we uitein delijk waar we al zo lang wil den zitten: in ons vanouds be kende. gezellige berghotelletje, aan de diepblauwe Italiaanse meren, aan de feestvierende Rivièra, op het heerlijke Ma jorca of in het uitgestrekte land der pyramiden, waar een maal „Sinuhe. de Egyptenaar" zijn wonderlijke overpeinzingen schreef WE zullen allen weer lèng moeten wachten, voordat we er opnieuw van door gaan. Er kan in die tussentijd véél gebeuren, misschien zó veel. dat er nooit meer iets van komt. Dan teren we maar op de herinnering enop de hoop. Want wie van reizen houdt, heeft er z'n laatste cent voor over en wie het echte reisbloed in de aderen heeft, blijft de hele winter door hópen, dat vliegtuig, trein of bus hem naar het andere eind van de wereld brengt. De gevaarlijke bruggen, waar zijn trein langs jakkert, kunnen hem geen zier schelen! Des te eerder is hij daér. waar hij wil en móet zijn, om zich gelukkig te voelen! Dat is altijd véél verder en altijd iets Anders, dan wat vlak bij de hand ligt. Denk daar maar eens rustig over na! FANTASIO. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 12