Ondanks TURKSE KOFFIE
zijn de Grieken „WESTERS"
LEVEN VOLGENS DE NATUUR
Koningin Willielmina lialve eeuw
geleden bij Leidse lustrumfeesten
3e Jaargang No. 27
Zaterdag 9 Juli 1955
Grieken
van
vandaag
(VI)
Niet de sfeer van het nabije Oosten
Moskeeën werden oud-roest
pakhuizen en bioscopen
(Van een bijzondere medewerker)
De Akropolis van Athene is nog immer indrukwekkend, het ora
keloord Delphi met zijn grootse bergwildernis onvergetelijk, het
marmeren ruïneveld van Olympia lieflijk en toch glorierijk. Voor de
meesten zijn dit de drie klassieke „toppen" en daar kunnen, wanneer
men vluchtig de aantrekkelijkheden van Griekenland opsomt, de
landschappelijke hoogtepunten van dit overwegend ruige bergland
aan toegevoegd worden. Een bergland, dat in zijn contactzones met
de driehonderd dagen per jaar azuurblauwe zee tot zijn grootste
schoonheid komt. Maar wat biedt Griekenland de vreemdeling, hon
gerig naar goede dingen, nog meer dan enkele Helleense restanten in
fascinerende omgeving en bergtaferelen, variërend van subtropisch
weelderig in het Zuiden van de Peloponnesos tot onbarmhartig woest
in het Noorden waar de Pindus het karakter van het land bepaalt?
Laat ik eerst in negatieve zin op deze vraag reageren, want ook zo
schilder ik de situatie. Niet verwachten dus moet ge een overvloed
aan klederdrachten, schilderachtige types, niet de voor ons Wester
lingen toch altijd wel pakkende sfeer van de Oriënt en ook zult ge
in het Griekenland van nu vrijwel geen mooie steden vinden. Dit
zijn natuurlijke debetposten op de toeristische balans, maar er staat
zonder twijfel meer dan voldoende tegenover om de minnaar van
een onbedorven, een oprecht land ruimschoots aan zijn trek te doen
komen.
Volos was nieuwe
domper op optimisme
l De negatieve conclusies, zo juist te
berde gebracht, vragen een kort com
mentaar. Toen de Grieken zich om
streeks 1830 ten wat het Noorden van
het land betreft pas in 1912) ten koste
van stromen bloed en andere ellende
aan de Turkse heerschappij ontwor-
steld hadden, was de reactie: weg met
j alle herinneringen aan zoveel eeuwen
1 Mohammedaans bewind. Nu viel er in
I 1830 niet zo heel veel te vernielen,
I want het bevrijde Griekenland werd
bewoond door hooguit 800.000 haveloze,
uitgehongerde lieden, die in veelal ka
potgeschoten of driekwart verbrande
dorpen en stadjes huisden.
Bovendien hadden de Turken, die
cultureel nimmer veel schiepen,
maar die er van hielden de goede
taken van anderen over te nemen,
i in deze provincie van hun rijk wei
nig anders gebouwd dan minaretten
cn moskeeën, die het landschap hier
«n daar ongetwijfeld een zekere Oos
terse charme gaven. De Grieken
haalden 99 procent van de minaret
ten omver, en wat er van de mos
keeën overbleef, werd gedegradeerd
tot opslagplaats voor oud roest en In
onze tjjd zowaar in een enkel geval
tot cinema.
Verder koelderï de Grieken hun
woede nog in ruime mate op de cy-
I Passen de lievelingsbomen der Tur
ken wat bijzonder jammer is ge-
weest. De afkeer op dit punt is echter
I al tientallen jaren uitgeraasd, zodat
deze decoratieve bomen met hun
j prachtige coulissenwerking het Griek-
I se landschap weer hier en daar een
mediterrane charme geven.
AFKEER VAN TURKSE SFEER
De Grieken braken dus radicaal met
de Turkse sfeer, met de minaretten en
de costuums, met alles van het Oos
ten, al zal de critische opmerker toch
I hog symptomen waarnemen, welke
r herinneren aan die vermaledijde Turk-
se t>jd. De „komboloi" (de ketting der
breed 180 km. Noordelijker gelegen Sa-
loniki de lampen zien slingeren aan
het plafond, maar in de daarop vol
gende uren heb ik wel volledig beleefd
hoe gedeprimeerd de mensen door
deze nieuwe tegenslag waren. Volos
met zün 70.000 inwoners was naar
Griekse begrippen een grote stad
slechts Athene. Saloniki en Patras wa
ren groter en nu er plotseling van
deze plaats niets positiefs meer over
was, besefte men weer eens te meer
hoe moeilijk het is met optimisme,
met enig vertrouwen een wissel te
trekken op de toekomst.
Nauwelijks twee jaar geleden waren
het de Ionische eilanden, waar duizend
doden vielen. Nu is het Volos, waar
weliswaar weinig slachtoffers waren,
omdat een eerste schok de mensen
het open veld indreef, maar dat dan
toch economisch bankroet is. Volgend
jaar zal misschien de aarde onder
Athene schudden en met de hoofdstad
het hele land lam leggen.
Dit klinkt fataal en wellicht theatraal,
maar het is de realiteit en daarom is
het waarlijk niet zo eenvoudig voor de,
door alle mogelijke rampen geteisterde
Griek om met een lach en volle moed
aan zijn land te bouwen.
VOLSLAGEN ONBEDORVEN
Vrijwel geen mooie steden dus, al
voeg ik hier de beperking aan toe,
dat Athene. Saloniki, Nauplia (aan de
gelijknamige golf in de Peloponnesos'
waar nog iets van de Venetiaanse in
vloed bleef leven en zelfs Sparta me
op een of andere manier bekoord heb
ben. Verwacht echter over het geheel
genomen kleine fantasieloze steden
met slechte straten en simpele lage
blokhuizen. Over de aantrekkelijkste
aspecten het kleurige kalken en
de hart-veroverende petroleumblik-
tuintjes vertel ik meer by het te
berde brengen van Saloniki.
Dus geen heerlijke steden zoals in
Italië en Spanje, geen Oosterse sfeer
zoals in gedeelten van Joego-Slavie,
maar wel een volslagen onbedorven
land. dat zich aan de zwerver aan
biedt zoals het is.
Een zelfs voor ons goedkoop land,
dat men met autobus kan doorkrui
sen. waarna men overstapt op een
bergpaardje of een ezel om de uit-
DAT krijg ik nog al eens te
horen in de gesprekken,
die ik voer: „Wij leven
volgens de natuur". In de regel
ligt er in die woorden een brok
je afweer tegen de boodschap,
waarvan men mij de vertegen
woordiger acht. Men meent dan,
dat alles, wat met de kerk te
maken heeft, dor en droog is en
dat men het in het leven heel
best zonder deze ballast stellen
kan.
Nu treft men het in zoverre
met mij, dat ik persoonlijk een
groot vriend van de natuur ben
en dat ik dus graag wat verder
op de genoemde leefwijze inga.
En dan blijken er toch wel grote
verschillen te bestaan. Bij de een
betekent het leven volgens de
natuur alleen maar, dat het ru
moer en de mensenmassa van de
stad hem eindeloos kunnen ver-
en dat hij daarom al z'n
WOORD
VAN
BEZINNING
„Leven volgens de natuur" is
voor hen een kwestie van be
ginsel, van levensbeschouwing.
Zij gaan er van uit: alles, wat
de natuur biedt, is zuiver en
goed. En de mens. die zijn na
tuur volgt, leeft goed. De mens
moet trachten, alles wat traditie
en macht der gewoonte, wat
cultuur en kerk hem hebben bij
gebracht, als overbodige ballast
af te zweren en alleen zijn eigen
aard en aanleg te volgen.
Ik moet U zeggen, dat deze
uitspraken me altijd min of
meer huiverig maken. Zou het
zegt, dat hun natuur hen zo to
taal verschillend heeft gemaakt.
Om maar te zwijgen van al het
kleine verdriet, dat wij elkaar in
huwelijk en gezin aandoen, wan.
neer wij ons alleen maar door
onze eigen natuur laten beheer
sen, zonder te vragen naar aard
en aanleg van onze naaste.
En toch ben ik in laatste in
stantie bereid om mee te gaan
en te zeggen: het zal er inder
daad toch om gaan, dat de mens
leeft naar zijn natuur. Op één
voorwaarde. Dat zij afstand doen
van de pretentie, dat onze eigen
natuur zonder meer goed is.
Daarin schuilt m.i. onze radicale
fout. Ik geloof n.l., dat aanleg,
milieu en samenleving m'n na
tuur al zó grondig hebben be
dorven, dat een vlucht naar de
binnenlanden van Afrika niet
ver genoeg is om mijn oorspron
kelijke natuur z'n kans te ge-
r~
.J
vrye tijd graag in de stilte van
de vrije natuur, aan de kant van
het water en in de ruimte van
duin en strand doorbrengt. Daar
zoekt de mens, die door de ge
luiden van de stad achtervolgd
wordt, het klimaat, waarin hij
zijn rust en levensvreugde her
vindt. En niemand haat hy meer
dan degenen, die menen ook deze
stilte, die ons nog gelaten is, met
radio of gramofoon te moeten
komen verstoren. In deze eerste
figuur, die volgens de natuur
leven wil, ontmoeten we de
stille, ongecompliceerde mens,
die weigert zich aan deze tech
nische wereld te laten verpul
veren.
Maar er zijn ook anderen.
Wanneer je met hen in discus
sie geraakt, merk je terstond,
dat het hen niet zomaar om de
stilte van de vrye natuur gaat.
Het is zelfs mogelijk, dat hen die
te enenmale niet interesseert.
inderdaad mogelijk zijn om in
onze wereld te leven zonder de
indrukken, die milieu en cul
tuur op ons hebben gezet? Het
lykt me toe. dat we dan wel naar
de binnenlanden van Afrika mo
gen emigreren, om onze eigen
aard in rein-cultuur te kunnen
volgen. Maar dan nog: is ons
uitgangspunt wel juist? Zou de
mens, die slechts volgens zijn
aard en aanleg leeft, zuiver en
goed leven? Hier zou ik nu juist
het grootste vraagteken by wil
len plaatsen. Door de loop der
eeuwen hebben de mensen el
kaar het grootste verdriet en
onrecht aangedaan, omdat zij
zich op deze natuur beriepen.
Volkeren hebben elkaar ver
drukt en uitgemoord, omdat zy
de stem der natuur volgden, die
zei. dat het ene volk superieur
was aan het andere. Millioenen
massa's staan vreemd en vyan-
dig tegenover elkaar, omdat men
ven. Als het daarom gaat, be
hoef ik niet te emigreren.
De By bel zegt, dat de mens
volgens zyn natuur leeft, als hij
zyn bestemming vindt in God.
Ik kan het ook anders zeggen:
pas dan heeft de mens het kli
maat, waarin ons leven aarden
kan, gevonden, als hy leeft uit
de liefde, die Jezus Christus hem
schenkt.
We moeten dikwijls heel wat
vergissingen maken, voor we dat
gaan ontdekken. We hebben
soms heel wat omwegen afge
legd. voor we zien, dat we zo
dicht by huis kunnen blijven.
En toch zal daarin de beslis
sende ontdekking van ons per
soonlijk leven en van dat der
volkerenwereld zijn: in de liefde
van Christus vindt de mens pas
zyn ware natuur terug.
P. KLOEK.
Herv. pred. te Leiden.
hoeken te bereiken. Een land, dat
grootste vergezichten biedt en waar
men zonder moeite het gevoel kan
krijgen „ontdekker" te zijn, omdat
in de meeste dorpjes of minuscule
stadjes de komst van een vreemde
ling een gebeurtenis Is.
Maar het is bovenal de spontane
gastvrijheid van dit tegenover de
vreemdeling werkelijk zo „lieve"
volk, welke een ontmoeting l iet
Griekenland tot een onvergeteiyke
ervaring maakt.
H. A.
Eerste officiële bezoek aan de Sleutelstad
ONTVANGSTEN EN EEN RIJTOER
I Bergboeren praten met de pope. Een schilderachtig tafereeltje in een
kleine Griekse stad.
verveling) noemde ik reeds, de minus
cule kopjes zwarte Turkse koffie, de
permanente markten van open bazar-
winkels, de volksmuziek ibouzoukia)
die ge in verscheidene Atheense eet
huisjes elke avond kunt horen, de ver
plichte bruidsschat, de nog altyd wat
minderwaardige positie van de vrouw,
die nog vaak naast de ezel sjouwt,
welke door haar man wordt bereden
dat alles en nog meer is Oosters.
Maar denk vooral niet lezer, dat ik
wil suggereren, dat de Grieken ei
genlijk naar de sector van het na
bije Oosten geschoven kunnen wor
den. Het karakter van dit land en
zijn mensen over het geheel geno
men zyn duidelijk Westers.
Het is in Griekenland, ook in het
Noorden, heel anders dan bijvoor
beeld in Joegoslavisch Macedonië ot
in Bosnië-Herzegowina. waar de
Mohammedaanse erfenis plus de rat
jetoe van Turkse. Albanese en ande
re minderheden de sfeer in onze
ogen nog volkomen „Balkanachtig"
maken. De Grieken komen hun ai-
spraken na (althans ik heb niet
anders beleefd), de dienstregelingen
voor bussen en treinen kloppen, de
conversatie met de mensen staat op
Europees niveau, kortom er heerst
harmonie tussen de Griek en de West
Europeaan. Men voelt er zich niet
in een andere wereld.
Leiden en omstreken zijn de laatste jaren zéér vele malen in de gelegenheid
geweest, Koninklijk bezoek te begroeten. De Sleutelstad heeft zich in dit
opzicht een faam verworven, die onlangs nog eens bevestigd werd door de
tegenwoordigheid van de Koningin bij de Lustrumfeesten, haar grote rede
voering in de Pieterskerk en het bericht dat Prinses Beatrix mettertijd in
Leiden komt studeren.
Onlangs was het vijftig jaar geleden, dat Koningin Wilhelmina haar eerste
officiële bezoek aan Leiden bracht ter gelegenheid van de Universitaire
lustrumfeesten, waarmede zij een reeds bestaande traditionele band tussen
Oranje en Leiden opnieuw opvatte en de zeer grote reeks van Koninklijke
bezoeken nadien inluidde.
Het Leidsch Dagblad van 21 Juni
1905 weet te vermelden, dat „met den
Staatsspoortrein van twaalf uur 7 min.
ongeveer" Koningin Wilhelmina en
Prins Hendrik aan het station arriveer
den. waar zij werden begroet door de
toenmalige burgemeester De Ridder.
Tijdens de tocht van de Koninklyke
gasten naar het Stadhuis werden zy
overal geestdriftig door de bevolking
toegejuicht. Daar werden de gemeen
teraadsleden en andere autoriteiten
voorgesteld, waarna in de Raadzaal een
lunch plaats vond. Over en weer
werden tijdens de lunch heildronken
uitgebracht op de Koninklyke gasten
en „op het geluk en den bloei van
Leiden".
Een wens. in de tafelrede van de
burgemeester uitgesproken, is in de
jaren nadien in vervulling gegaan:
„wy herhalen de betuiging van aan
hankelijkheid aan Uwe Koninklyke
persoon en uiten de vurige bede, dat
een lange regeering Uw deel moge
zyn
In haar antwoord herinnerde Konin
gin Wilhelmina aan de traditionele
banden tussen Oranje en Leiden: „De
wederzijdsche gevoelens van waardee
ring en aanhankelijkheid tusschen
Leiden en Willem den Zwyger, in don
kere dagen van leed en onderdrukking
ontstaan, hebben zich voortgeplant in
de harten van alle Oranjes. De dag van
heden strekt tot een nieuw bewys, dat
deze gevoelens onverflauwd zyn ge
bleven, en de ontelbare blijken van
liefde en verknochtheid, welke Ons
heden allerwegen ten deel vallen, ver.
vullen Ons met groote dankbaarheid.
Wy zullen de schoonste herinneringen
medenemen van de uren. in Uw ge
meente doorgebracht."
DREIGING DER BEVENDE AARDE
Zoals gezegd hadden de Grieken na
hun bevryding niet de beschikking
over schone steden met historische ge
bouwen. Zy moesten opnieuw begin
nen, letterlijk van de grond af aan.
Wanneer men dit in het oog houdt
kan men bezwaarlijk verwachten, da:
zy de laatste honderd jaar tot interes
sante stedenbouw zouden zyn geke
men. Want rust was hun niet ge
gund. Oorlogen en revoluties volgden
elkaar op en tussen de krygsbedryvei.
door deden aardbevingen weer tien
tallen steden en dorpjes Ineenstorten.
Volos is hiervan het meest recente
voorbeeld. Toen de beslissende reek'
aardschokken deze vierde stad van
Griekenland tot een puinhoop ram
meide heb ik slechts ln het hemels
De aankomst van de Koninklijke gasten op het bordes van het Stadhuis.
„Er heerschte aan het déjeuner een
recht aangename ongedwongen toon"
zo vertelt het Leidsch Dagblad. „Onze
raadsleden, waaronder er misschien
geweest zijn die er een weinig tegen
op zagen met zulke Hooge Gasten
aan te zitten, voelden zich op hun
gemak, waartoe ongetwijfeld de hof
felijke vriendelijkheid van H.M., die
er in een lichtblauw gewaad en wit
ten hoed met blauwe veer allerinne
mendst uitzag, zeer medewerkte."
WERKZAME WETHOUDER EN
KRANIGE SECRETARIS
Na de maaltyd reikte de Koningin
enige onderscheidingen uit, waarover
ons Blad zich zeer verheugd toonde:
„Het zal menig gemeentenaar van
harte goed doen dat onze zeer werk
zame wethouder van fabricage, die
doordat hy als het ware boven de
partyen staat door iedereen geacht en
gewaardeerd wordt evenals ook ons
oudste raadslid, deze Konmklijke on
derscheiding hebben gekregen. En
onzen kranigen, flinken secretaris gun
nen we ook gaarne een ridderorde."
Een korte rijtoer bracht de Koningin
en haar Gemaal naar de Academie
waar de rector-magnificus prof. dr J.
van Leeuwen een welkomstwoord sprak.
In haar antwoord dankte zy voor de'
lessen, die zij voordien van Leidse
hoogleraren had ontvangen. „Getrouw
aan de tradities mocht ook Ik, onder
leiding van eenige hoogleeraren en een
der lectoren studiën maken, welke My
zoo onontbeerlijk waren voor de voor
bereiding tot Myn ernstige taak. Ik
acht My dezer Universiteit veel dank
verschuldigd voor al hetgeen zij My
door de kennis en toewijding dezer
heeren heeft geboden."
Een goede twintig Jaar later viel het
besluit, dat Prinses Juliana haar
universitaire vorming in Leiden zou
genieten, en vijftig jaar later werd
bekend, dat Prinses Beatrix in dit op
zicht de voetsporen van haar Moeder
zal drukken.
Op het programma voor die feeste
lijke dag in 1905 stond ook een rytoer
door de stad, die tot een triomftocht
werd. De tocht voerde door de hoofd
straten en tevens door de arbeiders
wijken.
TOCHT DOOR DE STAD
In de Langestraat. die mooi versierd
was en aan het uiteinde getooid met
een erepoort, werd de Koningin door
een meisje een bouquet bloemen aan
geboden. „Voordat dit geschiedde
was uit een voorgaand rijtuig een
ordonnans van H.M. gesprongen en
vroeg aan het meisje, dat het bloem
stuk moest aanbieden: „Is U het
meisje uit de arbeidersbuurt?" waar
op bevestigend werd geantwoord.
„Dan zal ik U optillen", zei hij."
In allerlei buurten van de stad vielen
bloemen aan de Koningin en Haar
Gemaal ten deel.
Tegen drie uur bereikten de gasten
de Stadsgehoorzaal, waar het lustrum,
spel werd opgevoerd, de uitbeelding van
de investituur van de hertog van Zeil
ln de Orde van de Kouseband. Na deze
indrukwekkende opvoering, vertrokken
de Koninklyke gasten weer per trein
uit de Sleutelstad.
„Leiden is er trotsch op door deze
schoone telg uit ons oud en roemrijk
Oranjegeslacht te zijn bezocht. En
onze algemeene armen zullen Haar nog
dankbaar zijn bovendien voor de vor
stelijke gift. den Burgemeester voor
hen ter hand gesteld." Aldus besloot
het Leidsch Dagblad de kolommen
lange reportage over het eerste bezoek
van Koningin Wilhelmina aan de
Sleutelstad, nu een halve eeuw ge
leden.