ANNA BOLEYN EN HAAR STRIJD "STEL,-Naar aanleiding -- van een vogelnest Een Zoeklicht. ZOU ZIJ DE KONING BINDEN WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 4 JUNI - PAGINA 2 IF Bewogen Leven CXXVI ERGENS in het graafschap Kent, in haar voorvaderlijk slot zit een meisje van zestien jaar een brief te schrijven aan haar vader. Zij lijkt ouder dan zestien; haar eigenaardige, fragiele schoonheid is te bewust om nog van een kind te kunnen zijn. Het is te zien dat die brief haar volledig opeist, dat ze met iets bezig is, waarvan haar toekomst afhangt. Zo nu en dan komt er een trekje om haar lippen dat haar nog betoverender maakt, ofschoon ook meer onbereikbaar. Tenslotte speelt een cynische glimlach om haar welgevormde mond. Iets aan dit wonderschone wezen, met de heldere ogen en de weelderige vacht van bruine lokken, is niet welgevormd. Dat is haar linkerhand. Die ligt nu open en bloot op het papier. Nu ze alleen is mag iedereen hem zien. Doch zo gauw er iemand binnenkomt verbergt ze hem zo onopvallend mogelijk onder haar kleren. Geleerden in onze dagen hebben veel geschreven over de psychologie van een gebrek. Wij weten nu dat Bilderdijk en Byron het nooit zo ver zouden hebben gebracht als ze niet waren voortgestuwd door de gedachte: „Ik zal de wereld tonen, dat ik geestelijk méérderwaardig ben". De linkerhand van de jonge Anna Boleyn is nu in rust en aan het daglicht prijsgegeven. De pink is gespleten en draagt twee uiteinden, waarvan ieder een nageltje heeft. Het is helemaal geen griezelig gezicht. Maar als zij met haar neef Thomas Wyatt in een der priëlen zit, of met een ander ,dan ziet zij soms hun blik naar haar linker hand gaan en daarom is de plek waar de kleine ver groeiing zich bevindt, een brandende plek aan haar lichaam. Dat kleine plekje heeft al zoveel teweeg ge bracht. Het heeft haar doen huilen, slapeloze uren be zorgd, maar het heeft haar ook wakker gemaakt voor het leven. De mensen zijn niet zo best als ze lijken en veelal zelf denken. En achter de schijnbaar mooiste, nobelste be doelingen, ligt vaak het grofste eigenbelang. De mens kan alleen maar gelukkig zijn door zijn strijd te winnen. En men wint het alleen maar als men intelli gent genoeg is, wakker, waardoor men zijn vijanden altijd een slag vóór kan zijn. Het oog van de Koning is op hun familie gevallen. Eigenlijk alleen maar op de gouden duif Mary, en daarom mag nu de ganse familie gaan koeren. Vader krijgt ver moedelijk een nieuwe titel. Zij wordt hofdame bij de zuster van de Koning, een levenslustige jonge en charmante vrouw, die men om redenen van Staatsbelang aan de oude en seniele Lodewijk van Frankrijk koppelen wil. Toen zij heel Jong was had ze respect voor haar vader, omdat ze dacht dat hij een man, een ridder was. Nu, op haar zestiende, weet ze al lang dat hy niet meer is dan een marionet. Een hofpop, ondanks al zijn mannelijkheid, een weerhaan, gewillig zich draaiend naar de Koninklijke wind. Met een lachje heeft hij tegen Anna gezegd dat de Koning zeer op Mary gesteld is. Zij heeft gevoeld wat hij erby dacht. Nu heeft hy pas een gevoel van veiligheid, nu hy zyn eigen bloed tot Koningsspys heeft afgestaan. Jakan men niet beter zeggen: bereid? JA, nu heeft vader haar geschreven dat ze aan de Ko ningin moet worden voorgesteld, aan de SpAónse, Catharina van Arragon, het preutse, byna ziekeiyk- religieuze mallemolenpaard. Ze kan nog niet begrijpen waarom de Koning zo'n keus deed. Bovendien was zij de vrouw van zyn broeder. Het ls een publiek geheim dat de Koning vriendinnen heeft. Eensklaps bloost ze -Nu is ze haar hand vergeten. Ze denkt aan haar jongere zuster Mary, die nude Koning vermaakt met haar vrlendeiykste glimlach. Weer komt die cynische trek om haar lippen. Men vindt unaniem dat Mary knapper is dan zij. Mary is zach ter. Zy is een van die weinige mensenkinderen, die een lichtend gezicht hebben. Als men naar haar kykt ziet men een eigenaardige vibratie rond haar wezen. Maar zij is ondanks haar buitengewone schoonheid en goede ontwik keling een gans. Dat vindt Anna en zy kan het weten, want zij ls intelligent, zy weet al lang dat het dom en dwaas is met een man de kelk tot op de bodem te ledigen, wanneer men er belang by heeft die man voor lange tyd aan zich te binden. ZIJ heeft al genoeg van de Koning gehoord en van zyn natuur, om te weten dat by hem de liefde over is, als de spanning is geweken. Mary is een argeloze patrys, die zich snel laat schieten, en dan?Weggeworpen zoals de anderen vóór haar. Aan het Hof wordt reeds over haar gepraat. Men lacht spottend als ze voorbygaat. En dat terwyi ze de geliefde van de Koning ls. zy zou in Mary's plaats wel weten wat ze deed. DE storm giert over Dover. Enige dagen geleden zyn er twee schepen te plet ter geslagen op de pier. De storm houdt al dagen aan en de zee is zo onstuimig. Mary Tudor, de zuster van de Koning, wacht daar op rustige zee. In haar ziel stormt het ook. Zy is op weg naar Parijs, op weg naar haar bruidegom, de Koning van Frankrijk die het wel niet zo heel lang meer maken zal, hij is oud en ziekelijk. Het Tudor-bloed is in opstand. Waarom moet zy haar leven vergooien ten koste van de politiek? Zij heeft de Hertog van Suffolk lief, een der eersten in den lande, die haar al honderd keer verzekerd heeft dat hy haar begeert als zyn bruid. Zy heeft een van haar hofdames geroepen. Anna Boleyn, die voor haar op de luit moet spelen, opdat ze rustig wordt. Zy weet Immers dat aan de greep van het lot niet te ontkomen is. Daar komt eensklaps de Koning binnen, haar broer, met de Hertog van Suffolk. Met lichte tred komt hy nader en een hartelijk woord op de lippen. Hendrik Tudor haat ver driet, hy leeft om te kunnen genieten. Nu schalt zyn Koninkiyke stem door de kamer. Een vriendeiyk afscheidswoord is het. Doch voor het eerst toont zy haar eigen wezen, toont ze hem hoe gewond ze is, hoe ze haar eigen lot verwenst. Wat betekent haar verdriet by de wil des Konings, by de belangen van haar Huis? Kijkjes in i GELUKKIG, nu heb ik ook eens een brief gekregen van een lezer, die het niet met me eens is en die aanmerking maakt op hetgeen ik heb geschreven. Een ding is echter jammer. De schrijver/of schrijfster heeft het niet nodig gevonden, zich bekend te maken. Dit begrijp ik niet. Het is toch een goede gewoonte, dat men aan degene, met wie men van mening verschilt, laat weten met wie hij te doen heeft. Ik kan me best voorstellen, dat een lezer iets op zijn hart heeft en dat hij de pen grijpt om zijn hart te luchten. Maar dan wil je toch wel weten, wat het resultaat is van je brief, want je heb er toch een bedoeling mee! Tenminste, zo zou het mij gaan. Of is de schrijver bang, dat de bal, die hij kaatst, zal worden terug gekaatst? Nu is het gebruikelijk, dat op een anonieme brief niet wordt gerea geerd en dat die wordt terzijde gelegd. Toch wil ik dat deze keer niet doen. Ik zal er wél op antwoorden en wel om twee redenen. Die brief roerde n.l. een ernstig onderwerp aan, dat de moeite van het overdenken waard is. Bovendien bestaat de mogelijkheid, dat de briefschrijver niet alleen staat in zijn opvatting en. dat hij uitspreekt, wat ook anderen denken. Het punt, waarop ik word aange vallen, is het volgende: Zoals de lezers bekend zal zyn. signaleer lk ieder voorjaar de gewoonte van kinderen en opgeschoten jongens, nesten uit te halen en broedsels te vernielen, een gewoonte, die ik schadelijk acht voor de vogelstand, maar niet minder fu nest voor de jonge mensen. Daarop leg ik een zwaar gewicht van verant- woordeiykheid op de ouders, die in de meeste gevallen in gebreke zyn ge bleven ten opzichte van de opvoeding van him kroost. „Nee," zegt de brief schril ver, „dat is verkeerd van U. U moet die kin deren hun gang laten gaan. want het is Juist een goedkope manier om scha delijke vogels uit te roeien. Nota bene, een goedkope manier. Letterlijk staat er dan: „Ook de goud vink en de appelvink, die U geprezen hebt. mogen voor mijn part de wereld wel uit, want die doen veel te veel schade in kersenbomen en perziken bomen." Als ik zo iets lees. ben ik me toch wel heel goed bewust, dat ik een be paalde categorie mensen nooit zal kunnen bereiken, ook al schrijf en ar gumenteer lk nog jaren lang. Zij hebben zich nu eenmaal een bepaalde mening gevormd, die voor hen, de waarheid betekent en zij laten er zich niet meer van afbrengen. Een goud vink pikt knoppen uit. dus weg goud vink, de dood aan de goudvink. Of dit dier ook nog wat anders eet. interes seert ze niet. Een goudvink is schade lyk en daarmee uit. Hoe vaak en met hoeveel klem heb ik al niet betoogd, dat geen dier enkel en alleen maar schadelijk is en dat het onze kortzichtigheid is. die ons naar ons eigen kleine grondje doet staren en ons belet, de dieren in het grote wijde verband van de natuur te zien. Een mus, die ons graszaad oppikt, is op dat moment schadelijk. Voor ons. Voor ons kleine tuintje. Maar hy DE Koning ziet niet graag verdriet. De Koning heeft al zoveel aan zyn hoofd, en wat betekent bovendien een vorstenhuweiyk? Heeft een vorst niet het recht te beminnen, wie op zijn weg komt? En de zuster van een vorst kan zich toch ook het een en ander permitteren? De jonge Anna Boleyn, totaal vergeten door de twee, staat in een hoek van de kamer en ziet het schouwspel aan. Daar staat nu vlak by haar de minnaar van haar zuster. De Koning van Engeland, die een gouden hals ketting aan Mary heeft gegeven. Niets ontgaat haar. Zij vangt zyn gestalte in één blik. Hy is niet knap. Al een beetje buikig. Later zal hy bepaald kwabberig worden. geest bezitten om een waarachtige liefde te kunnen tiveren? Neeneezy gelooft het niet. Hij ts de man van het duurzame cement. Een man als He^i Tudor moet je op een afstand houden. En dat kan st> niet. Hoe vreseiyk moeiiyk moet het ook zyn de &S op een afstand te houden, als die zelf de afstand ophal wil. Opeens voelt ze minachting voor hem. Ia dat o»i- hy totaal geen notitie van haar genomen heeftfx? het is omdat hü is zo als hy is. Hy zal een caleshJ over haar familie brengen. Hy. de Koning. Omdat Mu niet tegen de situatie opgewassen is. Zou zij dj, zyn? Zy schrikt ervan, als ze zichzelf deze vraaj U Anna Boleyn Maar er Is iets in hem dat onweerstaanbaar aantrekt. Hy is een man, een hartstochtelyk jager. Maar ook is hij een liefhebber en kenner van muziek, van de Schone Kunsten. Hy zou een goed vorst zyn indien hy minder dyonistisoh was. Op zyn gezicht staat te lezen dat de lust hem regeert. Het is aan zyn oogopslag te zien en aan zyn lippen. Anna. door haar omgeving Nan genoemd, ontgaat geen gebaar, zy tast met haar intuïtie de gestalte van de Ko ning af, vanaf zyn rode haren tot zyn stevige voeten. Elk onderdeel van zyn lichaam spreekt. Het meest nog zyn beringde handen en de kleur van zyn gezicht. Hy lijkt op een haan, nee, op een pauw die pronkt voor de wyfjes. Hoe zal Hendrik Tudor in de intieme ogenblikken met haar zuster zyn? Zal hy werkelijk voldoende fynheid van TERWIJL de Koning met zyn zuster redeneert, hi tenslotte toestaat om met de man van haar te te trouwen als zy weduwe geworden zal zijn, en 4 zal heus wel niet zo heel lang meer duren, want de Fncj Koning is oud en seniel, spint zy voort aan naar «li gedachten. Als zy eens in de plaats van haar zuster zou staar dan? Zou zy, door haar veel grotere Intelligentie en senkennis in staat zijn deze Koning voor altijd aai te verbinden, zodat zy naar waarheid zyn wedert* zou zyn? Een vreemd beven loopt door haar leden. zo denkenwat dwaasheid, niet zó De Geschiedenis heeft haar vraag beantwoord, zullen in volgende artikelen dc lezer duidelijk nul waarom zy Koningin kon worden, het ln eerste insüi van de Koning won, dochtenslotte h— fc~' moest verliezen rein brouwer vliegt naar buurmans tuin en pikt daar de kleine groene rupsjes uit de hazel- nootboom en de luizen uit de pruim. Want daarmee voedt de mus zijn jon gen. U mag me direct aanvallen over die mus en ook over de spreeuw, die ook geen goed kan doen bij velen. Ik zal onmiddellijk toegeven, dat deze door hun grote aantallen plaatselijk scha delijk kunnen worden. Goed laat men daartegen z'n maatregelen nemen. Maar Jan. Piet en Klaas moet het niet voor 't zeggen krijgen, welk dier wel en welk dier niet mag worden uit geroeid, want als die de leiding kregen, zou het in Nederland spoedig net zo gesteld zijn als by onze Zuiderburen, waar iedereen paft op alles, wat maar vleugels heeft, maar waar het op het gebied van de natuur dan ook een armzalige boel ls. En dan, moeten er maatregelen worden genomen, laat de kinderen daar dan buiten. Moet dat nog wor den toegelicht? f— - Ji gedeelte, waarover ik het reeds had. Het was het volgende: onze jonge mannen van 20 laar moeten in de militaire dienst leren, hoe ze moe ten vernielen en doodmaken. Zo lang dat bestaat in de wereld, hoe kan de mens dan medelijden hebben met schadelijke dieren?" Ik heb er ernstig over nagedacht op welke wijze ik de briefschrijver zou kunnen bevrijden van deze kronkel gedachte. Als ik ziin naam en adres had geweten, dan was er een moge lijkheid geweest van een gesprek, waarin heel wat meer zou kunnen wor den gezegd dan in een krant moge lijk is. Degene, die mii dit schrijft zit met een probleem, hij zit volkomen klem in zijn gedachten. Toch begrijp ik de vraag heel best. Het is de vraag van iedereen,die de krankzinnigheid van een tot de tanden gewapende wereld ziet en zich afvraagt, of het wel zin heeft, dat we ons bekommeren om de nie tigheden uit ons kleine mensen-be staan en dat we ons druk maken om begrippen als medelijden, moraal, eer bied voor het leven. Maar wat wil de briefschrijver dan? Moeten wy. volwassenen, omdat er in de wereld wordt gelogen en be drogen, gemoord en gebrand, moe ten wij tegen onze kinderen zeggen: „Alsjeblieft jongelui, het is by ons zo'n hopeloze bende, gaan jullie je gang maar, trek je nergens wat van aan. verniel de nesten van schade- luke vogels (wie beoordeelt dat?) en ook van nuttige vogels (de oorlog bemoeit zich ook niet met nut en schade) verniel ons landschap en alles wat daarop en daarin door dc eeuwen werd bewaard, want het heeft alles toch slot noch zin. Ho! Ho! zegt de briefschryver, maar dat bedoel ik niet zover wou ik niet gaan! Jawel. Jawel, zover zult U moeten gaan. zover gaan we allemaal, als we de remmen eenmaal hebben losgegooid, of we dat ach teraf nu wilden of niet. Als we de Jonge mensen verlof geven te vernietigen, (dat lees ik uit de brief) dus als we ze niet leren, zioh be perkingen op te leggen, dan ja, wat zal er dan gebeuren! Mag ik aan de fantasie van de lezer overlaten, te bedenken waar we met elkaar dan terecht zouden komen? V OP DE BOEKENMARK' A. H. Nyhoff. Venus in Balling schap". Querido Amsterdam 1955 Welke verrukkingen er te beleven vallen en welke rampen er gebeuren wanneer de primordiale onschuld over de wereld gaat, beschrijft A. H. Ny hoff in „Venus in Ballingschap". Een jonge vrouw is gevonden door twee kinderen en een bakvis. Zy is be wusteloos en als men haar bijgebracht heeft, blijkt dat zy, naar men veron derstelt, haar geheugen verloren heeft. Zy weet naam, noch herkomst, noch geloof te noemen. Wij, de lezers, ver wonderen ons daar helemaal niet over. Want hebben wij de schepper van deze figuur, de „ik" uit het boek, niet horen vertellen hoe Marinus, die op de war me zonnige dag toen hy pas verloofd met zyn slapende meisje aan het strand lag, de schelp heeft zien drij ven waarmee deze Jonge vrouw, gelijk Botticelli's Venus, aan land gevaren is? Hoe zou zulk een wezen een her innering kunnen hebben aan de bij zonderheden die de Burgerlijke Stand aantekent? Bella zo doopt de do minee van het dorp haar op advies van de dokter, omdat zy zo mooi is, dat zij er zelfs in de kleding van het vondelingenhuis uitziet als een film ster, tot grote schrik van de regentes van deze instelling. Bella vertegenwoordigt de volmaakte schoonheid en de volmaakte onschuld Venus, zegt De Schrijver, in bal lingschap op aarde en slechts zy die zelf nog een herinnering aan deze vol maakte staat in zich omdragen, zij die nog contact hebben met een voor christelijke levensmythe, herkennen haar. De bakvis, Het Meisje genaamd, herkent haar in haar zucht naar ro mantiek en haar behoefte aan eroti sche verering. Marinus, de dichterlijke onbedorvene, door wiens ogen zelfs zo iets banaals als een verlovingspick nick met a.s. schoonouders en een coca- cola-auto'tje, een feest wordt in de sfeer van Gorters Mei, herkent haar. En natuurlyk herkent de jonge Nardo van der Leeuw haar. de minnaar naar wie alle vrouwen verlangend omkijken. De andere dorpsbewoners, bedorven door hun bekrompen levensmoraal, be zien haar achterdochtig. De mannen, die menen dat er met een vrouw, die alleen en mooi is, wel iets te beginnen moet zyn, gapen haar aan en de vrou wen, jaloers en kwaadaardig, noemen haar een lichtekooi. Wat men niet be- grypt, noemt men slecht. De vertegen woordigers van de wet zien in haar le- venswyze in de hut in het bos een in breuk op hun maatschappelijke struc tuur. De drie individuen om hun idool geschaard, verstoren de orde en aan gespoord door de oude Van der Leeuw, di> met Bella had willen trouwen, jaagt de gehele gemeente, op enkele halfslachtige verdedigers na. achter dit meisje aan als mussen achter een parkiet. Een zomer lang houden de ballingen, beschermd door de Ram en de Stier, stand in hun bos by de zee, maar ten laatste krijgt de maatsdu py de overhand. De mannelijke verstoorders, Marinus en Nardo, den doodgeschoten in een gevecht de politie, Bella verdwijnt zoals z( komen is en Het Meisje en De Schi ver vervolgen hun weg; de eerste zoek naar een nieuwe Bella, de sni in afwachting van een volgend w De adem van eeuwigheid die een blik de streek beroerd heeft, is gesti en de bewoners van de huisjes W«| legen, Zonzicht en Vrede kunnen sombere bestaantjes weer ongef1 voortzetten, want zij kunnen niet zien hoe zonloos. vredeloos en slecl gelegen hun leven eigenlijk is. De speelse techniek, die A. H. X hoff nodig heeft gehad om ditees» conflict tussen romantiek en dij lyksheid zulk een persoonlijke, nieuwe, vorm te geven, functio» uitstekend. Afwisselend werkt lij' de normale romanvorm, mei soort bekentenis van De Schnji een blik achter de schermen dui" met stukken dialoog als uit eenl neelstuk- Merkwaardig ls het dat t haar hiermede gelukt is, waarden conflicten, die gewoonlijk tot hel» rein van de verskunst behoren, proza geiykwaardig uit te beeldt Toch is en blijft dit boek een ron en ondanks enkele zwakke pl«H die voortkomen uit een zich al zeer laten gaan in dit hyrameia gedacht enuitwissellngen, roept boek herinneringen op aan het t«« wat er op dit gebied beschreven aan Alain Fournier. Willy Corsarl. „Moorden en rionetten". Leopolds Uitgerersm 's-Gravenhage 1955 Spannend en zeer goedjerteld rij" nieuwe detective van Willy C°r^ men verwacht ook niet anders van schrijfster, die haar pen zo voorno feiyk hanteert, dat zij een grMtm zou zyn als haar levensgebied niet beperkt was. ,,j In het geval van „Moordenen*, rionetten" ls deze beperktheid geen belang, daar men geen nogepjj chologische eisen aan een moo haal moet stellen. In het gentt „j een goed boek. waarin werkelijk' sen rondlopen en vooral weri kinderen en dat een Intrige neen. hoe Ingewikkeld ook, lo^P". miK vatteiyk is uitgewerkt. Waar Corsari haar conflict geplaatst dat ls de kunst om de ware m ontdekken achter de schijngestalte. goede zowel als ten kwade. En de schryfster niet is afgeweken traditionele vorm, die een verhaal biykbaar vereist «JPv u Inspecteur, de lastige comnussa journalist wiens baan van het I verslag afhangt e.d. heeft zU boek om de bovengenoemde 'f toch persoonlijke kwaliteiten m geven. U vindt misschien, dat ik heb over dreven, dat ik te ver van huis (n.l. van het vogelnestje) ben geraakt. Toch niet. Want ln tegenstelling tot de briefsohrilver ben ik ervan overtuigd, dat dierenbescherming (in welke vorm dan ook) een belangrijke de lange weg naar de mensem** SJOUKE VAN E

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 12