Koning Salomo had jaarinkomen
van 20 millioen goudgulden
Negerdominé Capitein:
Een Zoeklicht
Gevangenisboeven aten uit
gouden schalen
„Door gebrek aan karakter te gronde"
Dl
D
EEN STOUT STUKJE
Bewogen Leven CXX1V
WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 21 MEI - PAGINA}
Zo juist is de zon opgekomen boven donker Afrika. In de buurt van het kasteel
Sint George del Mina is het al vol leven en beweging. De zon staat rood te gloeien
boven de nevels die de wouden omsluieren, belicht de grote roofdieren die van de
jacht terugkeren; de zwarte mensen aan de kust, van wie velen, geketend, op weg zijn
naar een schip, dat hen weldra naar een ander werelddeel zal voeren, waar ze zullen
moeten zwoegen tot hun dood, op plantages, in mijnen, wddr niet al. Er ligt een
„lorrendraaier" voor de kust, een piraat, die hen clandestien over zal voeren, clan
destien verhandelen.
Op de morgen van deze dag wordt hier ergens bij de
kust. een Jongetje geboren. Een negerkind, met een vader
tot slaaf en een moeder tot slavin. Zij geven het kind een
naam, niemand weet meer hoe die geluid heeft. Zij zullen
het kind zo goed mogelijk hebben opgevoed, op neger-
manier. niemand weet meer hoe die opvoeding precies
geweest is. De eerste jaren zal het knaapje niet eens zo
ongelukkig zijn geweest. De koperen zon van Afrika,
waarvan de negers nu nog zingen, stond immers boven
hem, en er waren duizend dingen om mee te spelen.
Maar toen hij zeven jaar was werd hij bij zijn ouders
weggenomen en verkocht aan een zeekapitein, die een
geschikt cadeau zocht voor de opperkoopman Jacobus
van Oogh.
VAN GOGH nam het kind met een glimlach in ont
vangst en hield het bij zich. opdat het hem eens
zou kunnen dienen. „Capitein", zo noemde hij het
zwarte kereltje, om zodoende kapitein Steenhart, de
schenker, op zijn beurt te eren.
Het knaapje groeide voorspoedig op en bleek een natuur
lijke aanleg te hebben voor talen, zelfs voor Westerse
„cultuur". Toen de opperkoopman in 1728 repatrieerde,
ham hij het elfjarige nikkertje dan ook mee naar het
lieve vaderland.
„Capitein" keek zijn ogen uit ln die wereld van wlt-
gezichten.
Hu kreeg bewondering voor hun prestaties, respect voor
hun kennis, en ln zijn hart kwam het grote verlangen eens
net zo te mogen zijn als zij. Hij had het getroffen met zijn
baas. want deze ranselde hem niet, doch voedde hem op
alsof hy zijn eigen zoon was. Dat vonden vele mensen toen
wel wat VTeemd. het kind was immers maar een slaaf,
bovendien een neger. Maar uiteindelijk vonden ze toch
dat het een zaak was van Van Gogh en hun dus eigenlijk
niet aanging En toen Capitein door alle vrienden van de
baas voldoende was aangegaapt, kon hij rustig zijn gang
gaan. De opperkoopman had geld genoeg. zy die de Lof-
feiyke Compagnie dienden in de vreemde, zorgden in die
dagen ook goed voor zichzelf. Waarom ook niet? Werd de
Compagnie er armer van als zy eens wat gekleurd spul.
spiegeltjes of kralen, ruilden voor een olifantstand?
MD AT de opperkoopman geld genoeg had en mede
omdat hij aardigheid had aan zijn „Capitein", liet
hij hem degelUk onderwijzen. En toen bleek dat de
knaap heel pienter was, zond hij hem naarLELDEN.
naar de Universiteit, waar de jonge Capitein werd Inge
schreven als student in de Theologie. De Moor uit Afrika,
studerend gedeelteiyk op kosten van zijn weldoener, ge
deeltelijk van een stipendium, groot honderd vijftig
gulden, baarde wel enig opzien, doch toen het bleek dat
hU ongeveer dacht als de blanke mensen, even goed over
de vrije wil en de predestinatie kon debatteren als zij.
werd hij weldra als mens aanvaard.
Op de 8ste Juli, van het Jaar 1735 was hy in de klooster
kerk te Den Haag gedoopt, en had by die plechtigheid de «s
namen ontvangen: Jacobus, Ehsa, Johannes.
Hier. aan de Universiteit van Leiden, zou Jacobus zyn
uiteindeiyke vorming krügen. Niet alleen als theoloog, als
Godgeleerde dus. nee. ook als mens.
Hy werd een mens als de anderen.
T,<
J ook
dat wist de negerpredikant ook. Maar hy wist toch
ook heel zeker, dat hy niet lang meer wachten wilde.
De rest kwam immers later vanzelf. Er ontstond een hevige
twist. Instanties in het moederland werden erby betrokken
door toedoen van Capitein zelf, die niet wyken wilde. Doch
hy moést. De Classis van Amsterdam las hem duchtig de
les over zyn wangedrag en hield hem het woord van Paulus
voor: „Wie trouwt, trouwe in den Here."
Pas toen men hem vanuit ..het moederland" een Chris
tendochter zond als bruid, Antonia Ginderdos uit Den
Haag. was hy volledig verzoend.
Met nieuwe moed begon hy weer te prediken, te onder-
wyzente vertalen. Ja, de Tien Geboden, het Onze
Vader, de Geloofsbeiydenis moesten toch vertaald worden
in de negertaal!
Hoe moeiiyk was het voor Capitein om het begrip: God,
ik ben de Heer, Uw God", de negers, die geen Eéngoden-
dienaars waren, duideiyk te maken. Hy vertaalde na rup
beraad: Ik ben Jan Compon. De droevige waarheid is, dat
de Heren Bewindhebbers het boekje goedgunstig beoor
deelden. Zy waren er heus niet vóór, dat de zwarten ge
leerd werd dat er een Oneindig Grote Macht stond boven
Jan Companie, boven alles van deze wereld, een macht, die
kon ingrijpen ten goede en ten kwade. Een Macht die men
achter zich zou kunnen krygen door vroomheid en recht
schapenheid.
(Byzondere medewerking)
Goud is ook in onze tijd nog het meest begeerde metaal. Wie
over goud beschikt, is alom op aarde invloedrijk. Is dit
altijd zo geweest?
Stellig niet. Er waren vroeger gebieden, waar goud „voor
het opscheppen" lag. Nog in het begin onzer eeuw bij voorbeeld
was goud in de oostelijke delen van de Soedan een zo alle
daags metaal, dat de donkere Soedcmezen stofgoud bij wijze
van kleingeld bij zich droegen. Nog veel groter was de goud
rijkdom in die gebieden (Soedan) in de eeuwen vóór onze
jaartelling.
Het rijkste goudland to
reld lag :n de dagen van feea
Salomo tussen de bo«nv
van de Nöjl en de Zuide&
stranden van de Rode z«
koningin van Sheba
thuis.
*U»
Aanvankeiyk vonden de Soedanese
kooplieden voor hun ivoor, slaven,
wierook en goud een grote afnemer in
Egypte. Dit land, rijk en prachtlte-
vend, was zeer begerig naar goud.
Later, toen Egypte's invloed taande en
het Ruk der Pharaoh's met goud ver
zadigd was, bleven de Soedanezen met
het edele metaal zitten. De waarde
daalde. Een „goud-inflatie" trad op.
Omstreeks 500 v. Ohr. was het goud
in dat deel van Afrika gedegra
deerd tot een metaal als bij ons alu
minium of üzer. Het werd gebruikt
voor de vervaardiging van alle moge-
ïyke gebruiksvoorwerpen, zodat ook de
armste Soedanezen gouden vaatwerk
hadden. Ja. zelfs de misdadigers in de
gevangenissen kregen hun sobere
maaltijden in gouden schalen en kom
men opgediend. IJzer daarentegen was
in die tyd in die regionen zeer kost
baar.
HET GEHEIMZINNIGE OPHIR
IE goudrijkdom ln de OoetelUke
de knechten van Huram (de Fhoenl-
ciërs); eens in de drie jaren kwamen
de schepen van Tarsis in, brengende
goud en zilver, elpenbeen (ivoor) en
apen en pauwen. Alzo werd koning
Salomo groter dan alle koningen der
aarde in rijkdom. En hy maakte, dat
het zilver in Jeruzalem was als ste-
Jacobus Capitein in zijn Leidse tijd
Ofschoon hy yTeïlg «Vudwrde tot Volle tevredenheid van x K °«c'ass Amsterdam spoog vuur en vlam.
Jn hoogleraren, gelukte het hem toch niet om door de l\/l Dominé Capitein verloor weldra zyn greep op de
chte nevels der conventie heen te zien. Ook dit neger- J- omgeving.
zyn
dichte nevels der conventie
kind bleef een kind van zyn tyd.
Zo verkondigde hy rustig dat de slaverny niet m strijd
was met de leer van Christus. Dit nu vonden sommigen
toch wel wat ongewoon. Hy had immers zelf een negerslaaf
tot vader gehad en een zwarte slavin tot moeder. Het
bloed kruipt toch waar het niet gaan kan.
Toen echter bleek dat Jacobus Ellsa Johannes Capite n
metterdaad deze overtuiging had. ja, dat hij zekeriyk
durfde beweren dat de wereld zonder slavernij niet kon
bestaan, sterker nog. dat het voor de wereld heel wat beter
zou zyn als de duizenden blanke lanterfanters, ook tot
slaven werden gemaakt, opdat ze gedwongen konden wor
den wat uit te voeren, kreeg men een zeker ontzag voor
hem en voortaan werd hu door zeer belangryke en rnvloed-
ryke mensen een bruikbaar mens genoemd.
Jacobus Capitein zou zyn weg wel vinden, dank zy zyn
geleerdheid en.zyn zwarte huid.
DE West-Indische Compagnie zat in zak en as. De
handel floreerde niet, en de Kaapvaart, eens een
ryke bron van inkomsten, was sinds de vrede met
SPSommige^ecommitteerdenmet name zy „van de Camer
van de Maze", begonnen zich ernstig ongerust te maken
over de gang van zaken en enigen van hen opperden de
veronderstelling dat Godt Almagttgh zeer opzetteiyk hun
trafiaue hun zeevaert ende commercie dusdanig in wan
orde bracht, omdat zy zich er eigeniyk nooit aan gelegen
hadden laten liggen „de ware religie te verspreiden onder
vreemde volkeren Weliswaar hadden zy een open oog voor
de moeilükheden die men zou kunnen krijgen. Indien men
aan slaven een liefdeleer verkondigde, doch waren deze
niet te omzeilen nu er in Leyden een Moor was afgestu
deerd die openiyk verkondigd en geschreven had dat de
Blaverny niet strydig was met de Christelijke Vryheid?
Het Staatkundig-Godgeleerd Onderzoekschrlft van de
theoloog Capitein. dat een ellenlange titel droeg en zon
groot opzien baarde dat het binnen vüftien maanden vier
drukken beleefde, was koren op de molen van deze heren.
Weldra werd dan ook de nieuwe negerdomlne beroepen
in zijn geboorteland, en hy. die er eens als een armzalig
slavenkind geleefd had, mocht nu eten aan de tafel van
de generaal.
IN het begin werkte hU er hard.
Van de gemeente ..der ware religie" was zo goed als
niets meer over. toer hy voet aan wal zette. Doch op
ziln verzoek werd aan de omwonenden van het kasteel
aangezegd om hun kinderen by hem ter school te zenden,
en toen. op een zekere dag de negerkoning Pokoe. een zeer
vooruitstrevend vorst, hem twaalf Jongens en twee meisjes
ter lering zond, had hy handen vol werk. De Koning had
zyn jonge onderdanen veel liever naar het verre land der
blanken gezonden, doch daarvan waren de ambtenaren
van de Goudkust niet gediend. Zy zonden de tien „puntjes
ivoor die de Koning alvast als geschenk voor zyn bleke
broeder aan het lauwe Westerstrand had bygevoegd naar
de Heren Negentien, en waren zo verstandig zyne
Majesteit Pokoe een vorsteiyk geschenk terug te zenden:
een doodskist met schuiframen Hiermee was de neger
koning dusdanig ingenomen dat hy ook in de toekomst
de school gaarne voorthielp.
De school van Capitein begon te bloeien.
De schare groeide in aantal en kennis. Op een goede dag
kwam er een negermeisje op school. Zy was aanmerkelyk
ouder dan de anderen en ijj kende het leven reeds
Toen de negerdominé haar les gaf. voelde hij dat hy
begon te veranderen. Plotseling was alles wat hy geleerd
had niet zo belangrijk meer. Zij werd echter hoe langer
ErT opee^dag1" zei hü haar dat hij met haar trouwen
wilde. Maar toen dat bekend werd moest hy bU de
generaal komen en die zei hem dat dit helemaal niet
ging. Nooit mag een Christen met een helden trouwen.
Eerst moet die heiden worden onderwezen, daarna ge
doopt en tenslotte mag men tot het huwelUk overgaan.
Dat stond allemaal in het groot-plakkaatboek.
omgeving.
De blanken van die dagen namen geen Moor uit Afrika
ernstig, ook al was deze nóg zo geleerd. De blanke collega's
in de Nederlanden raasden toen hy by het vertalen van
het vierde gebod: „Gy zult dan niet arbeiden", de zoon
wèl liet rusten en de dienstknecht en de dienstmaagd
nietZo was toch ook de practyk? De slaven kon men
toch niet leren dat ze een rustdag moesten hebben, terwyi
ze hem niet kregen? Het was daarom toch veel verstan
diger hun het gebod iets anders te leren.
Dominé Capitein voldeed niet aan de verwachtingen.
Hy voelde dat men hem weldra zou ontslaan. Daarom
begon hU zich zo geruisloos mogelyk te vestigen als
koopman. Maar ook dat mislukte en hy was een berooid
en ontgoocheld man, toen de dood hem wenkte op zyn
dertigste jaar.
Zo is een Intelligent man, die opzien baarde in de wereld,
toch uiteindeiyk door gebrek aan karakter te gronde
gegaan.
REIN BROUWER.
geerte by anderen. Er is reden om
aan te nemen, dat het geheimzinnige
goudland Ophir, waarvan In de
Bybel wordt gesproken, ten Zuiden
van Egypte en langs de kusten van
de Rode Zee moet worden gezocht.
Vermoedeiyk zyn het Phoenlclsche
kooplieden geweest, die als eersten
in Ophir belandden en de goudrijk
dom daar leerden kennen.
De handel was weliswaar winstge
vend en bracht goud in het laatje,
maar de Phoeniciërs wilden meer van
het gulden metaal verwerven. Hoe
moesten zy dat bewerkstelligen zonder
hulp waren zy niet sterk ge
noeg om een krygs- en rooftocht te
organiseren. Daarom wendden zy zich
tot de Israëlieten en beloofden hun
een flinke portie van de buit, als zy
mee te velde trokken. Koning Salomo
had wel oren naar die voorstellen. Zo
trokken de Israëlieten en de Phoeni
ciërs vereend op naar Ophir.
SALOMO WAS SCHATRIJK!
ENORME bedragen aan goud zyn
door die tocht vefhuisd van de
Afrikaanse kust naar Plhoenlcië
en Palestina. Men leae er de Kronieken
eens op na (2 8.9). „Toen trok Salomo
naar Eloth aan de oever der zee. in
het land van Edom. En Huram zond
hem schepen, mitsgaders knechten,
kenners van de zee; en zy gingen met
Salomo's knechten naar Ophir, en zy
haalden vandaar 450 talenten gouds,
welke zy brachten tot de koning Salo
mo".
Eén talent gouds had een waarde van
circa 30.000 goudgulden, zodat Sa
lomo door die expeditie naar Ophir
niet minder dan 13'£ millioen goud
guldens in de wacht sleepte. Stelt
men de koopkracht van een gulden
in die verre dagen op 30 maal zoveel
als tegenwoordig, dan bracht de ex
peditie naar Ophir aan koning Sa
lomo niet minder dan een slordige
vierhonderd-millioen gulden op. Nu,
Salomo's rükdom was dan fantas
tisch groot. Vooral nadat de koningin
van Sheba eveneens uit de con
treien by de Rode Zee afkomstig
aan de koning nog eens 120 talenten
gouds cadeau had gedaan, was Sa
lomo's rijkdom practisch gesproken
onmeetbaar. De koning had een
jaarlijks inkomen van 666 talenten
gouds, leert de Bijbel.
Geen wonder, dat hij schilden, scha
len. troontreden en wat al niet uit
goud liet vervaardigen en dat (Kro
nieken 2:9) het zilver in de dagen
van Salomo „voor niets geacht", dus
\rywel waardeloos werd. Want zegt
de Bybel verder des konings sche
pen voeren naar Tarsis (Ophir), met
EN THANS?
tochten naar en de betrekkingen
met Ophir, het Dorado, het
Gouddland by uitnemendheid uit
Salomo's eeuw, waren dus inderdaad
in hoge mate lonend geweest. Intussen,
het ware onjuist deze verklaring van
Salomo's tochten naar Ophir als een
platvloerse visie te kenschetsen. In die
oude tyden toch werd het door nie
mand onbehoorlyk geacht om schatten
te vergaren door het voeren van oor
logen of het uitzenden van roof-expe-
dities tegen vreemde landen. De krijgs
man moest in die tijden evengoed
verdienen als de koopman. Trouwens,
ook in later tyd was de „kaapvaart"
een erkend instituut en behoorden
Spaanse. Nederlandse en Bri'»
schepen tot de gewone verst-j
op de wereldzee. De verover
Zuid-Afrika door de Britten
eveneens haar verklaring in
naar het goud en de diamant/
dat Boerenland bevatte. En h»
het zyn, als er op het ogenblik e-
ln de wereld een Dorado, een °o
als Ophir werd ontdekt met een'"
rükdom als de landen tussen Nji
Rode Zee in Salomo's dagen W>
Het is wel niet te boud gesprolé"
wy zeggen, dat dit land een b
kans zou lopen om vroeg or hv
dooh eer vroeg dan laat doe.-"
of gene Grote Mogendheid te vt->
ingepalmd, dan wel onder ,jnv-
tionaal toezicht" te worden
Ophir was in Salomo's dagen een
althans een zwak land. Israel en K
nicië waren, naar de nonnen ym
dagen, Grote Mogendheden, OptD
veel goud. De Phoeniciërs en dék*
lieten begeerden dit.
Dit is wel de verklaring na
goudexpedities naar Ophir, «u
zich op den duur draagljjlü
kingen op commercieel gebied
wikkelden, zoals heden ten
Zuid-Afrika goede betrekkingen u
de overige delen van het Bril» li
onderhoudt. Er is op internum,;
politiek gebied weinig nieuw tój
de zon, noch wat de goede, nodn»
de slechte dingen betreft,
(Nadruk veibofei
Een impressie van Sjouke van der Zee vcm
de voortreffelijke biologische film „De
woestijn leeft", die onlangs ook in een der
Leidse bioscoop-theaters werd vertoond.
Angus WUson. „Dolle Kervel". De
Arbeiderspers. Amsterdam 1954.
Dat de Arbeiderspers deze roman ln
vertaling een goede vertaling
heeft uitgegeven is iets waarover men
zich verwonderen kan, maar het ls
stellig ook een gebaar, dat men be
wonderen moet.
Verwonderen doet men zich wanneer
men bedenkt dat Angus Wilson een
Jonge Engelse hlghbrow-schrüver ls,
die zün sujetten van het ironisch-ln-
tellectuele standpunt benadert, die
gesteund door de ontwikkeling van de
moderne psychiatrie geen levensfacet
uit de weg gaat en die bovendien zyn
arbeidsterrein voornamelük kiest onder
z(jn soortgenoten, de intellectuelen.
Voor zover hy dat niet doet, zyn zü die
hy ten tonele voert, toch hoofdzakelyk
bedoeld als tegenspelers van de eersten
Angus WUson zou zyn bekendheid
niet verkregen hebben, indien hy niet
een zeer goed schrijver was. Zijn kwa
liteiten komen het beste tot uiting in
zün typering en in zün dialogen. Met
de oudere Aldous Huxley heeft li IJ de
eigenschap gemeen van het scherpe,
maar afzijdige „zien" van mensen.
Beiden kiezen de partyioze, toeziende
houding tegenover het vreemde potje
met pieren, dat zü de wereld vinden.
De roman „Hemlock and After" (Dolle
Kervel) vertoont dan ook veel overeen
komst met „Point Couter Point", van
Huxley, maar men komt bü deze ver
gelijking tot de verrassende ontdekking
dat ..Point Couter Point", dat bü zün
verschijnen in 1928 beschouwd weid
ais een summum van koel intellectua
lisme, een werk vol sentiment is ver
geleken bü dit cerebrale „Dolle Kervel"
Als men het voorgaande overweegt, kan
men daarin de basis vinden voor de
verwondering over het feit, dat dit
boek in vertaling verschünt. Men zon
V OP DE BOEKENMARKT
nJ. geneigd zün te veronderstellen dat
zy die door een werk als dit geboeid
worden, de vertaling zouden versma
den. aangezien zü wel in staat zün
deze roman in zün oorspronkeiyke taal,
het Engels, te lezen.
Wanneer men echter het geval be-
kykt van het standpunt van de cul
turele taak van de uitgever uit. dan
kan men niet anders doen dan dit
gebaar toejuichen. Dat een uitgevery,
die al sedert jaar en dag streeft naar
het verspreiden van goede boeken voor
een zo ruim mogelijk publiek, het
stoute stuk waagt zyn talryke lezers
een boek voor te zetten waar een ge
deelte van hen mogelyk vreemd en
misschien wel afkerig van zal opkyken.
maar dat gelden kan als een prototype
van de goede, moderne, literaire roman
de roman dus die behalve zijn letter
kundige waarde ook waarde heeft als
exponent van deze tijd, o.a omdat de
taboes van een vorige periode erin
overboord zijn gezet, is ongetwyfelu
een goed ding.
Want interessant als beeld van de
moderne mens is deze roman stellig
Afgezien van de soms wat onsamen
hangende constructie van het boek, een
werkwijze die doet denken aan de
.shots" van het filmtoestel, ls er toch
een duideiyke tendentie in waar te
nemen. In de eerste plaats is er de
kern van het vreemde, maar onmis
kenbare contact tussen ogenschyniyk
zeer gescheiden groepen van mensen;
een contact dat echter onverwacht en
duideiyk zün Invloed uitoefent. Wilson
heeft willen aantonen, dat het geen
nut heeft de ogen te sluiten voor het
gevaar van de penetratie van „het
kwade", aangezien het bü wüze van
spreken op de stoep zit en by ieder
openen van de deur binnen kan slui
pen. Het tweede probleem ls het pro
bleem van de tolerantie. De moderne
mens is voldoende ingeleid in de
moderne zielkunde om de Victoriaanse
blinddoek af te rukken en met begrip
te staan tegenover neigingen van zün
medemensen, die men. niet terecht, als
..abnormaal" bestempelt. De hoofd
figuur in dit boek, de beroemde schrij
ver Sands, een man van middelbare
leeftyd met volwassen kinderen, ont
dekt dergelijke neigingen bü zichzelf
en geeft daar om der wille van de
volledigheid aan toe. HU ontdekt ech
ter nog meer. HU ontdekt dat in zün
oorspronkeiyk humanistische liberale
wezen de moralistische afkeer, die hy
meende overwonnen te hebben, de kop
opsteekt wanneer het gaat om de
abnormaliteiten van anderen. Zodoen
de is zün conflict dus het conflict van
de „verlichte" moderne mens met zijn
aangeboren „oude" christeiyke mom!,
een conflict dat ongetwyfeld van deze
tyd is. Dat aan deze roman een lijst
van medespelers vooraf gaat, is niet
verwonderlijk. Het ls een boek vol
mensen, van grote variatie en ver
schillende oorsprong. Verbonden zijn
zü door de persooniyke manier waarop
zij allen medewerken tot de uiteinde-
lUke dramatische botsing, die voor die
van een detective werkeiyk niet onder
doet.
Merkwaardig is dat dit intellectua
listische boek meer gebaseerd is op een
noodlotsgedachte dan op een wilsbe-
grip. Sands -toch is de mens, die ogen
schyniyk niet tot daden kan kernen,
maar die door zün houding allen
beïnvloedt, die op hun beurt weer zijn
daden bepalen. Deze vreemde wissel
werking is de motor, die de groep van
mensen in deze roman beweegt.
Een enkel woord nog over de Neder
landse uitgave, die. zoals lk reeds ge
zegd heb, een goede vertaling ls. Uit
gever en vertaler hebben deze voorz.en
van een Ujst van verklarende aanteke
ningen. Het lijkt mij dat dit enig, maar
niet veel nut kan hebben. Het is toch
onwaarschüniyk dat voor Iemand die
niet weet wie D. H. Lawrence is, Wee
Nook, The New' Statesman, Madame
Bovary, Gilbert and Sullivan, pièce de
résistance of cause célèbre plotseling
wel een begrip zou zyn. Om dan nog
maar niet te spreken over de betekenis
van de titel „Dolle Kervel", die zowel
in verband gebracht kan worden met
Socrates (en dat ïykt het waarschijn-
ïykste, gezien de onmogelijkheid tot
transigeren van de hoofdpersoon),
met Keats' „Ode to a Nightingale
CLARA EGGINK.