Koning Salomo had jaarinkomen van 20 millioen goudgulden Negerdominé Capitein: Een Zoeklicht Gevangenisboeven aten uit gouden schalen „Door gebrek aan karakter te gronde" Dl D EEN STOUT STUKJE Bewogen Leven CXX1V WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 21 MEI - PAGINA} Zo juist is de zon opgekomen boven donker Afrika. In de buurt van het kasteel Sint George del Mina is het al vol leven en beweging. De zon staat rood te gloeien boven de nevels die de wouden omsluieren, belicht de grote roofdieren die van de jacht terugkeren; de zwarte mensen aan de kust, van wie velen, geketend, op weg zijn naar een schip, dat hen weldra naar een ander werelddeel zal voeren, waar ze zullen moeten zwoegen tot hun dood, op plantages, in mijnen, wddr niet al. Er ligt een „lorrendraaier" voor de kust, een piraat, die hen clandestien over zal voeren, clan destien verhandelen. Op de morgen van deze dag wordt hier ergens bij de kust. een Jongetje geboren. Een negerkind, met een vader tot slaaf en een moeder tot slavin. Zij geven het kind een naam, niemand weet meer hoe die geluid heeft. Zij zullen het kind zo goed mogelijk hebben opgevoed, op neger- manier. niemand weet meer hoe die opvoeding precies geweest is. De eerste jaren zal het knaapje niet eens zo ongelukkig zijn geweest. De koperen zon van Afrika, waarvan de negers nu nog zingen, stond immers boven hem, en er waren duizend dingen om mee te spelen. Maar toen hij zeven jaar was werd hij bij zijn ouders weggenomen en verkocht aan een zeekapitein, die een geschikt cadeau zocht voor de opperkoopman Jacobus van Oogh. VAN GOGH nam het kind met een glimlach in ont vangst en hield het bij zich. opdat het hem eens zou kunnen dienen. „Capitein", zo noemde hij het zwarte kereltje, om zodoende kapitein Steenhart, de schenker, op zijn beurt te eren. Het knaapje groeide voorspoedig op en bleek een natuur lijke aanleg te hebben voor talen, zelfs voor Westerse „cultuur". Toen de opperkoopman in 1728 repatrieerde, ham hij het elfjarige nikkertje dan ook mee naar het lieve vaderland. „Capitein" keek zijn ogen uit ln die wereld van wlt- gezichten. Hu kreeg bewondering voor hun prestaties, respect voor hun kennis, en ln zijn hart kwam het grote verlangen eens net zo te mogen zijn als zij. Hij had het getroffen met zijn baas. want deze ranselde hem niet, doch voedde hem op alsof hy zijn eigen zoon was. Dat vonden vele mensen toen wel wat VTeemd. het kind was immers maar een slaaf, bovendien een neger. Maar uiteindelijk vonden ze toch dat het een zaak was van Van Gogh en hun dus eigenlijk niet aanging En toen Capitein door alle vrienden van de baas voldoende was aangegaapt, kon hij rustig zijn gang gaan. De opperkoopman had geld genoeg. zy die de Lof- feiyke Compagnie dienden in de vreemde, zorgden in die dagen ook goed voor zichzelf. Waarom ook niet? Werd de Compagnie er armer van als zy eens wat gekleurd spul. spiegeltjes of kralen, ruilden voor een olifantstand? MD AT de opperkoopman geld genoeg had en mede omdat hij aardigheid had aan zijn „Capitein", liet hij hem degelUk onderwijzen. En toen bleek dat de knaap heel pienter was, zond hij hem naarLELDEN. naar de Universiteit, waar de jonge Capitein werd Inge schreven als student in de Theologie. De Moor uit Afrika, studerend gedeelteiyk op kosten van zijn weldoener, ge deeltelijk van een stipendium, groot honderd vijftig gulden, baarde wel enig opzien, doch toen het bleek dat hU ongeveer dacht als de blanke mensen, even goed over de vrije wil en de predestinatie kon debatteren als zij. werd hij weldra als mens aanvaard. Op de 8ste Juli, van het Jaar 1735 was hy in de klooster kerk te Den Haag gedoopt, en had by die plechtigheid de «s namen ontvangen: Jacobus, Ehsa, Johannes. Hier. aan de Universiteit van Leiden, zou Jacobus zyn uiteindeiyke vorming krügen. Niet alleen als theoloog, als Godgeleerde dus. nee. ook als mens. Hy werd een mens als de anderen. T,< J ook dat wist de negerpredikant ook. Maar hy wist toch ook heel zeker, dat hy niet lang meer wachten wilde. De rest kwam immers later vanzelf. Er ontstond een hevige twist. Instanties in het moederland werden erby betrokken door toedoen van Capitein zelf, die niet wyken wilde. Doch hy moést. De Classis van Amsterdam las hem duchtig de les over zyn wangedrag en hield hem het woord van Paulus voor: „Wie trouwt, trouwe in den Here." Pas toen men hem vanuit ..het moederland" een Chris tendochter zond als bruid, Antonia Ginderdos uit Den Haag. was hy volledig verzoend. Met nieuwe moed begon hy weer te prediken, te onder- wyzente vertalen. Ja, de Tien Geboden, het Onze Vader, de Geloofsbeiydenis moesten toch vertaald worden in de negertaal! Hoe moeiiyk was het voor Capitein om het begrip: God, ik ben de Heer, Uw God", de negers, die geen Eéngoden- dienaars waren, duideiyk te maken. Hy vertaalde na rup beraad: Ik ben Jan Compon. De droevige waarheid is, dat de Heren Bewindhebbers het boekje goedgunstig beoor deelden. Zy waren er heus niet vóór, dat de zwarten ge leerd werd dat er een Oneindig Grote Macht stond boven Jan Companie, boven alles van deze wereld, een macht, die kon ingrijpen ten goede en ten kwade. Een Macht die men achter zich zou kunnen krygen door vroomheid en recht schapenheid. (Byzondere medewerking) Goud is ook in onze tijd nog het meest begeerde metaal. Wie over goud beschikt, is alom op aarde invloedrijk. Is dit altijd zo geweest? Stellig niet. Er waren vroeger gebieden, waar goud „voor het opscheppen" lag. Nog in het begin onzer eeuw bij voorbeeld was goud in de oostelijke delen van de Soedan een zo alle daags metaal, dat de donkere Soedcmezen stofgoud bij wijze van kleingeld bij zich droegen. Nog veel groter was de goud rijkdom in die gebieden (Soedan) in de eeuwen vóór onze jaartelling. Het rijkste goudland to reld lag :n de dagen van feea Salomo tussen de bo«nv van de Nöjl en de Zuide& stranden van de Rode z« koningin van Sheba thuis. *U» Aanvankeiyk vonden de Soedanese kooplieden voor hun ivoor, slaven, wierook en goud een grote afnemer in Egypte. Dit land, rijk en prachtlte- vend, was zeer begerig naar goud. Later, toen Egypte's invloed taande en het Ruk der Pharaoh's met goud ver zadigd was, bleven de Soedanezen met het edele metaal zitten. De waarde daalde. Een „goud-inflatie" trad op. Omstreeks 500 v. Ohr. was het goud in dat deel van Afrika gedegra deerd tot een metaal als bij ons alu minium of üzer. Het werd gebruikt voor de vervaardiging van alle moge- ïyke gebruiksvoorwerpen, zodat ook de armste Soedanezen gouden vaatwerk hadden. Ja. zelfs de misdadigers in de gevangenissen kregen hun sobere maaltijden in gouden schalen en kom men opgediend. IJzer daarentegen was in die tyd in die regionen zeer kost baar. HET GEHEIMZINNIGE OPHIR IE goudrijkdom ln de OoetelUke de knechten van Huram (de Fhoenl- ciërs); eens in de drie jaren kwamen de schepen van Tarsis in, brengende goud en zilver, elpenbeen (ivoor) en apen en pauwen. Alzo werd koning Salomo groter dan alle koningen der aarde in rijkdom. En hy maakte, dat het zilver in Jeruzalem was als ste- Jacobus Capitein in zijn Leidse tijd Ofschoon hy yTeïlg «Vudwrde tot Volle tevredenheid van x K °«c'ass Amsterdam spoog vuur en vlam. Jn hoogleraren, gelukte het hem toch niet om door de l\/l Dominé Capitein verloor weldra zyn greep op de chte nevels der conventie heen te zien. Ook dit neger- J- omgeving. zyn dichte nevels der conventie kind bleef een kind van zyn tyd. Zo verkondigde hy rustig dat de slaverny niet m strijd was met de leer van Christus. Dit nu vonden sommigen toch wel wat ongewoon. Hy had immers zelf een negerslaaf tot vader gehad en een zwarte slavin tot moeder. Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan. Toen echter bleek dat Jacobus Ellsa Johannes Capite n metterdaad deze overtuiging had. ja, dat hij zekeriyk durfde beweren dat de wereld zonder slavernij niet kon bestaan, sterker nog. dat het voor de wereld heel wat beter zou zyn als de duizenden blanke lanterfanters, ook tot slaven werden gemaakt, opdat ze gedwongen konden wor den wat uit te voeren, kreeg men een zeker ontzag voor hem en voortaan werd hu door zeer belangryke en rnvloed- ryke mensen een bruikbaar mens genoemd. Jacobus Capitein zou zyn weg wel vinden, dank zy zyn geleerdheid en.zyn zwarte huid. DE West-Indische Compagnie zat in zak en as. De handel floreerde niet, en de Kaapvaart, eens een ryke bron van inkomsten, was sinds de vrede met SPSommige^ecommitteerdenmet name zy „van de Camer van de Maze", begonnen zich ernstig ongerust te maken over de gang van zaken en enigen van hen opperden de veronderstelling dat Godt Almagttgh zeer opzetteiyk hun trafiaue hun zeevaert ende commercie dusdanig in wan orde bracht, omdat zy zich er eigeniyk nooit aan gelegen hadden laten liggen „de ware religie te verspreiden onder vreemde volkeren Weliswaar hadden zy een open oog voor de moeilükheden die men zou kunnen krijgen. Indien men aan slaven een liefdeleer verkondigde, doch waren deze niet te omzeilen nu er in Leyden een Moor was afgestu deerd die openiyk verkondigd en geschreven had dat de Blaverny niet strydig was met de Christelijke Vryheid? Het Staatkundig-Godgeleerd Onderzoekschrlft van de theoloog Capitein. dat een ellenlange titel droeg en zon groot opzien baarde dat het binnen vüftien maanden vier drukken beleefde, was koren op de molen van deze heren. Weldra werd dan ook de nieuwe negerdomlne beroepen in zijn geboorteland, en hy. die er eens als een armzalig slavenkind geleefd had, mocht nu eten aan de tafel van de generaal. IN het begin werkte hU er hard. Van de gemeente ..der ware religie" was zo goed als niets meer over. toer hy voet aan wal zette. Doch op ziln verzoek werd aan de omwonenden van het kasteel aangezegd om hun kinderen by hem ter school te zenden, en toen. op een zekere dag de negerkoning Pokoe. een zeer vooruitstrevend vorst, hem twaalf Jongens en twee meisjes ter lering zond, had hy handen vol werk. De Koning had zyn jonge onderdanen veel liever naar het verre land der blanken gezonden, doch daarvan waren de ambtenaren van de Goudkust niet gediend. Zy zonden de tien „puntjes ivoor die de Koning alvast als geschenk voor zyn bleke broeder aan het lauwe Westerstrand had bygevoegd naar de Heren Negentien, en waren zo verstandig zyne Majesteit Pokoe een vorsteiyk geschenk terug te zenden: een doodskist met schuiframen Hiermee was de neger koning dusdanig ingenomen dat hy ook in de toekomst de school gaarne voorthielp. De school van Capitein begon te bloeien. De schare groeide in aantal en kennis. Op een goede dag kwam er een negermeisje op school. Zy was aanmerkelyk ouder dan de anderen en ijj kende het leven reeds Toen de negerdominé haar les gaf. voelde hij dat hy begon te veranderen. Plotseling was alles wat hy geleerd had niet zo belangrijk meer. Zij werd echter hoe langer ErT opee^dag1" zei hü haar dat hij met haar trouwen wilde. Maar toen dat bekend werd moest hy bU de generaal komen en die zei hem dat dit helemaal niet ging. Nooit mag een Christen met een helden trouwen. Eerst moet die heiden worden onderwezen, daarna ge doopt en tenslotte mag men tot het huwelUk overgaan. Dat stond allemaal in het groot-plakkaatboek. omgeving. De blanken van die dagen namen geen Moor uit Afrika ernstig, ook al was deze nóg zo geleerd. De blanke collega's in de Nederlanden raasden toen hy by het vertalen van het vierde gebod: „Gy zult dan niet arbeiden", de zoon wèl liet rusten en de dienstknecht en de dienstmaagd nietZo was toch ook de practyk? De slaven kon men toch niet leren dat ze een rustdag moesten hebben, terwyi ze hem niet kregen? Het was daarom toch veel verstan diger hun het gebod iets anders te leren. Dominé Capitein voldeed niet aan de verwachtingen. Hy voelde dat men hem weldra zou ontslaan. Daarom begon hU zich zo geruisloos mogelyk te vestigen als koopman. Maar ook dat mislukte en hy was een berooid en ontgoocheld man, toen de dood hem wenkte op zyn dertigste jaar. Zo is een Intelligent man, die opzien baarde in de wereld, toch uiteindeiyk door gebrek aan karakter te gronde gegaan. REIN BROUWER. geerte by anderen. Er is reden om aan te nemen, dat het geheimzinnige goudland Ophir, waarvan In de Bybel wordt gesproken, ten Zuiden van Egypte en langs de kusten van de Rode Zee moet worden gezocht. Vermoedeiyk zyn het Phoenlclsche kooplieden geweest, die als eersten in Ophir belandden en de goudrijk dom daar leerden kennen. De handel was weliswaar winstge vend en bracht goud in het laatje, maar de Phoeniciërs wilden meer van het gulden metaal verwerven. Hoe moesten zy dat bewerkstelligen zonder hulp waren zy niet sterk ge noeg om een krygs- en rooftocht te organiseren. Daarom wendden zy zich tot de Israëlieten en beloofden hun een flinke portie van de buit, als zy mee te velde trokken. Koning Salomo had wel oren naar die voorstellen. Zo trokken de Israëlieten en de Phoeni ciërs vereend op naar Ophir. SALOMO WAS SCHATRIJK! ENORME bedragen aan goud zyn door die tocht vefhuisd van de Afrikaanse kust naar Plhoenlcië en Palestina. Men leae er de Kronieken eens op na (2 8.9). „Toen trok Salomo naar Eloth aan de oever der zee. in het land van Edom. En Huram zond hem schepen, mitsgaders knechten, kenners van de zee; en zy gingen met Salomo's knechten naar Ophir, en zy haalden vandaar 450 talenten gouds, welke zy brachten tot de koning Salo mo". Eén talent gouds had een waarde van circa 30.000 goudgulden, zodat Sa lomo door die expeditie naar Ophir niet minder dan 13'£ millioen goud guldens in de wacht sleepte. Stelt men de koopkracht van een gulden in die verre dagen op 30 maal zoveel als tegenwoordig, dan bracht de ex peditie naar Ophir aan koning Sa lomo niet minder dan een slordige vierhonderd-millioen gulden op. Nu, Salomo's rükdom was dan fantas tisch groot. Vooral nadat de koningin van Sheba eveneens uit de con treien by de Rode Zee afkomstig aan de koning nog eens 120 talenten gouds cadeau had gedaan, was Sa lomo's rijkdom practisch gesproken onmeetbaar. De koning had een jaarlijks inkomen van 666 talenten gouds, leert de Bijbel. Geen wonder, dat hij schilden, scha len. troontreden en wat al niet uit goud liet vervaardigen en dat (Kro nieken 2:9) het zilver in de dagen van Salomo „voor niets geacht", dus \rywel waardeloos werd. Want zegt de Bybel verder des konings sche pen voeren naar Tarsis (Ophir), met EN THANS? tochten naar en de betrekkingen met Ophir, het Dorado, het Gouddland by uitnemendheid uit Salomo's eeuw, waren dus inderdaad in hoge mate lonend geweest. Intussen, het ware onjuist deze verklaring van Salomo's tochten naar Ophir als een platvloerse visie te kenschetsen. In die oude tyden toch werd het door nie mand onbehoorlyk geacht om schatten te vergaren door het voeren van oor logen of het uitzenden van roof-expe- dities tegen vreemde landen. De krijgs man moest in die tijden evengoed verdienen als de koopman. Trouwens, ook in later tyd was de „kaapvaart" een erkend instituut en behoorden Spaanse. Nederlandse en Bri'» schepen tot de gewone verst-j op de wereldzee. De verover Zuid-Afrika door de Britten eveneens haar verklaring in naar het goud en de diamant/ dat Boerenland bevatte. En h» het zyn, als er op het ogenblik e- ln de wereld een Dorado, een °o als Ophir werd ontdekt met een'" rükdom als de landen tussen Nji Rode Zee in Salomo's dagen W> Het is wel niet te boud gesprolé" wy zeggen, dat dit land een b kans zou lopen om vroeg or hv dooh eer vroeg dan laat doe.-" of gene Grote Mogendheid te vt-> ingepalmd, dan wel onder ,jnv- tionaal toezicht" te worden Ophir was in Salomo's dagen een althans een zwak land. Israel en K nicië waren, naar de nonnen ym dagen, Grote Mogendheden, OptD veel goud. De Phoeniciërs en dék* lieten begeerden dit. Dit is wel de verklaring na goudexpedities naar Ophir, «u zich op den duur draagljjlü kingen op commercieel gebied wikkelden, zoals heden ten Zuid-Afrika goede betrekkingen u de overige delen van het Bril» li onderhoudt. Er is op internum,; politiek gebied weinig nieuw tój de zon, noch wat de goede, nodn» de slechte dingen betreft, (Nadruk veibofei Een impressie van Sjouke van der Zee vcm de voortreffelijke biologische film „De woestijn leeft", die onlangs ook in een der Leidse bioscoop-theaters werd vertoond. Angus WUson. „Dolle Kervel". De Arbeiderspers. Amsterdam 1954. Dat de Arbeiderspers deze roman ln vertaling een goede vertaling heeft uitgegeven is iets waarover men zich verwonderen kan, maar het ls stellig ook een gebaar, dat men be wonderen moet. Verwonderen doet men zich wanneer men bedenkt dat Angus Wilson een Jonge Engelse hlghbrow-schrüver ls, die zün sujetten van het ironisch-ln- tellectuele standpunt benadert, die gesteund door de ontwikkeling van de moderne psychiatrie geen levensfacet uit de weg gaat en die bovendien zyn arbeidsterrein voornamelük kiest onder z(jn soortgenoten, de intellectuelen. Voor zover hy dat niet doet, zyn zü die hy ten tonele voert, toch hoofdzakelyk bedoeld als tegenspelers van de eersten Angus WUson zou zyn bekendheid niet verkregen hebben, indien hy niet een zeer goed schrijver was. Zijn kwa liteiten komen het beste tot uiting in zün typering en in zün dialogen. Met de oudere Aldous Huxley heeft li IJ de eigenschap gemeen van het scherpe, maar afzijdige „zien" van mensen. Beiden kiezen de partyioze, toeziende houding tegenover het vreemde potje met pieren, dat zü de wereld vinden. De roman „Hemlock and After" (Dolle Kervel) vertoont dan ook veel overeen komst met „Point Couter Point", van Huxley, maar men komt bü deze ver gelijking tot de verrassende ontdekking dat ..Point Couter Point", dat bü zün verschijnen in 1928 beschouwd weid ais een summum van koel intellectua lisme, een werk vol sentiment is ver geleken bü dit cerebrale „Dolle Kervel" Als men het voorgaande overweegt, kan men daarin de basis vinden voor de verwondering over het feit, dat dit boek in vertaling verschünt. Men zon V OP DE BOEKENMARKT nJ. geneigd zün te veronderstellen dat zy die door een werk als dit geboeid worden, de vertaling zouden versma den. aangezien zü wel in staat zün deze roman in zün oorspronkeiyke taal, het Engels, te lezen. Wanneer men echter het geval be- kykt van het standpunt van de cul turele taak van de uitgever uit. dan kan men niet anders doen dan dit gebaar toejuichen. Dat een uitgevery, die al sedert jaar en dag streeft naar het verspreiden van goede boeken voor een zo ruim mogelijk publiek, het stoute stuk waagt zyn talryke lezers een boek voor te zetten waar een ge deelte van hen mogelyk vreemd en misschien wel afkerig van zal opkyken. maar dat gelden kan als een prototype van de goede, moderne, literaire roman de roman dus die behalve zijn letter kundige waarde ook waarde heeft als exponent van deze tijd, o.a omdat de taboes van een vorige periode erin overboord zijn gezet, is ongetwyfelu een goed ding. Want interessant als beeld van de moderne mens is deze roman stellig Afgezien van de soms wat onsamen hangende constructie van het boek, een werkwijze die doet denken aan de .shots" van het filmtoestel, ls er toch een duideiyke tendentie in waar te nemen. In de eerste plaats is er de kern van het vreemde, maar onmis kenbare contact tussen ogenschyniyk zeer gescheiden groepen van mensen; een contact dat echter onverwacht en duideiyk zün Invloed uitoefent. Wilson heeft willen aantonen, dat het geen nut heeft de ogen te sluiten voor het gevaar van de penetratie van „het kwade", aangezien het bü wüze van spreken op de stoep zit en by ieder openen van de deur binnen kan slui pen. Het tweede probleem ls het pro bleem van de tolerantie. De moderne mens is voldoende ingeleid in de moderne zielkunde om de Victoriaanse blinddoek af te rukken en met begrip te staan tegenover neigingen van zün medemensen, die men. niet terecht, als ..abnormaal" bestempelt. De hoofd figuur in dit boek, de beroemde schrij ver Sands, een man van middelbare leeftyd met volwassen kinderen, ont dekt dergelijke neigingen bü zichzelf en geeft daar om der wille van de volledigheid aan toe. HU ontdekt ech ter nog meer. HU ontdekt dat in zün oorspronkeiyk humanistische liberale wezen de moralistische afkeer, die hy meende overwonnen te hebben, de kop opsteekt wanneer het gaat om de abnormaliteiten van anderen. Zodoen de is zün conflict dus het conflict van de „verlichte" moderne mens met zijn aangeboren „oude" christeiyke mom!, een conflict dat ongetwyfeld van deze tyd is. Dat aan deze roman een lijst van medespelers vooraf gaat, is niet verwonderlijk. Het ls een boek vol mensen, van grote variatie en ver schillende oorsprong. Verbonden zijn zü door de persooniyke manier waarop zij allen medewerken tot de uiteinde- lUke dramatische botsing, die voor die van een detective werkeiyk niet onder doet. Merkwaardig is dat dit intellectua listische boek meer gebaseerd is op een noodlotsgedachte dan op een wilsbe- grip. Sands -toch is de mens, die ogen schyniyk niet tot daden kan kernen, maar die door zün houding allen beïnvloedt, die op hun beurt weer zijn daden bepalen. Deze vreemde wissel werking is de motor, die de groep van mensen in deze roman beweegt. Een enkel woord nog over de Neder landse uitgave, die. zoals lk reeds ge zegd heb, een goede vertaling ls. Uit gever en vertaler hebben deze voorz.en van een Ujst van verklarende aanteke ningen. Het lijkt mij dat dit enig, maar niet veel nut kan hebben. Het is toch onwaarschüniyk dat voor Iemand die niet weet wie D. H. Lawrence is, Wee Nook, The New' Statesman, Madame Bovary, Gilbert and Sullivan, pièce de résistance of cause célèbre plotseling wel een begrip zou zyn. Om dan nog maar niet te spreken over de betekenis van de titel „Dolle Kervel", die zowel in verband gebracht kan worden met Socrates (en dat ïykt het waarschijn- ïykste, gezien de onmogelijkheid tot transigeren van de hoofdpersoon), met Keats' „Ode to a Nightingale CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 12