Op 31 Maart 1855 stierf Charlotte Bronte, de schrijfster van „Jane Eyre" Wie durft de nieuwe veerman zijn? De tragische levensgeschiedenis van een Iers domineesgezin mallegevallen WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 26 MAART - PAGINA 4 „We sterven als men ons uit ons land verdrijft" Stil was het in de pastorie van Haworth, de kleine gemeente in Yorkshire. Stil, misschien stiller nog dan anders en niemand zou vermoed hebben, dat zes kleine kinderen in het sombere huis speelden. Eigenlijk kon men het geen spelen noemen. Ze zaten in een kamer boven en luisterden naar de herfstwind, die in wilde vlagen over de eenzame hei voer. Er was geen vuur in die kamer, want Dominee Brontë voedde zijn kinderen op in Spartaanse hardheid en zeker werd die hardheid aangewak kerd door de ietwat stugge en gesloten houding der bevolking van Haworth, stug als de onvruchtbare heide rondom. Zes kinderen zijn er in die ongeverfde kinderkamer, zes, waarvan de oudste nauwelijks zeven jaar was. Vijf meisjes en een jongen, die Patrick heette. En evenals alle avonden nam Maria een boek en las de oude sprookjes, maar ook verhalen voor groten, die de kleintjes nauwelijks begrepen, maar waar naar ze niettemin luisterden. En vaker nog dan anders legde Maria haar kleine vinger op de lippen en zei: „Stil zijnwant Moeder is zo ziek." Eigenlijk hadden ze Moeder niet an ders gekend; een heel enkele keer mochten ze op hun tenen in de kamer komen, waar Moeder rechtop tegen de kussens zat, bleek, dodelijk bleek. Maar dat gebeurde maar zelden meestal had ze tè erge pijn. En Vader Vader zagen ze misschien nog minder. Vader hield niet van kinde ren: Vader hield van zijn boeken en van lange wandelingen over de heide, zijn pistool in zijn zak, want de tijden waren vol misdaad en zonden. Soms zagen de mensen van Haworth de kinderen gaan, zes kleinen en ze liepen hand in hand, de oudste zeven en de jongste twee. Dan liepen ze naar de wilde hei of naar de horizon, waar dichte struiken stonden, vol geheimen en gevaren. In diezelfde herfst, toen de regen over het kerkhof geselde, dat om de pastorie lag, is de moeder gestorven en er was niemand, die even over de hoofdjes der kinderen streek, als om hen te troosten. Eenzamer nog werd het leven, vooral toen de winterstor men kwamen met diepe sneeuw. Zelfs het eten moest alleen gebeuren. Vader liet zich in de studeerkamer bedienen. Eén vriendinnetje was er ooit in de pastorie geweest, zeventien jaar telde ze en ze was goed en aardig voor de kinderen, maarze was een „zon dares" en uitgestoten uit de gemeen schap. Een rijke wolfabrikant had haar verleid en haar vader had haar voortaan in haar kamer opgesloten, tot hij voor veel geld een man voor haar zou vinden. Maar hadden ze eigenlijk gezelschap nodig? Ze hadden immers elkaar, de kinderen van Brontë? Stil en geruisloos zochten ze hun weg, op de een of andere manier leer den ze lezen en schrijven, vlugger dan alle anderen, maar vooral leerden ze luisteren enfantaseren. Tegen de avond, bij het licht van een flikkeren de lamp kwamen de verhalen, verha len, die ze vaak zelf verzonnen. Over de woeste heide en de verraderlijke moerassen, over eenzame landhuizen en bossen met rovers, over wilde ritten te paarden dan fluisterden ze hun verhalen en zaten met rode oren naar elkaar te luisteren, hun kleine handen in elkaar gevouwen. Voor hen geen kinderboeken, geen mooie kleren (dat wilde de strenge va der niet), geen vriendenalleen maar de heide en de verhalen. Was het wonder, dat de zes Brontë's een eenheid gingen vormen, die nooit meer verbroken zou kunnen wordenten zij de dood hen zou scheiden? Waar ,,Jane Eyre" geboren werd En de dood scheidde hensnel en onverbiddelijk. Dat was toen de Vader zich plotseling bewust werd, dat zijn kinderen ènders waren dan ande ren, dat ze niet speelden en dat ze al tijd ernstig waren. Toen kwam de be roemde dag, dat hij ze bij elkaar riep in zijn studeerkamer en vragen ging stellen, wonderlijke vragen, maar waarop nóg wonderlijker antwoorden volgden. Daar zaten ze voor hem, de gezicht jes met de bruine ogen ernstig naar hem opgeheven, stil en rostig als Immer. Hij begon met de jongste, Anne. „Wat heeft een kind als JU het meeste nodig" vroeg hij. Ze ant woordde (vier Jaar was ze)„Erva ring". Toen vroeg hij aan Emilie, die later de „Woeste Hoogte" schrijven zou: „Wat moet ik met je broertje doen, als hU niet gehoorzamen wil?" „Praat met hem" zei ze wijs, „en als dat niet helpt sla hem dan". Toen vroeg hj Charlotte, wat het mooiste boek ter wereld was en prompt antwoordde ze: „De BUbel en daarna het Boek der Natuur". En toen vroeg hj aan Maria, het moe dertje, die toen tien jaar was: „Hoe kan een mens het beste zijn tUd ge bruiken?" en ze antwoordde: „Jc klaar maken voor de eeuwigheid". Dominee Brontë begreep, dat het hoog tijd werd zijn zestal met andere kinderen in aanraking te moeten bren gen en peinzend zon hij op middelen Plotseling wist hj hetze zouden naar school gaan. Voor 't eerst naar school Zijn schoonzuster, die gekomen was om het huishouden te doen. drong er temeer op aan, omdat ze zelf hunker de naar verandering. Ze kwam immers uit het veel war mere Zuiden en haatte dit land, waar geen bloemen bloeiden en geen groen te gedijde. En zo vertrok de dominee met Maria en Elisabeth naar Cowans Bridge, een klein gehucht in de buurt van Leeds, er was daar een school ge opend voor kinderen van predikanten. Enkele maanden later bracht -hij er ook Charlotte en Emilie heen en hij liet zijn kleine meisje met bange ogen achter, zij, die nog nooit verder ge weest waren dan de hei en het kerk hof. Ze droegen nu een uniform en aten van het slechte eten, dat een luie kok voor hen klaarmaakte, waardoor het gehele gebouw naar ranzig vet rook. Des Zondags liepen ze bijna vier kilometer naar de kerk, die midden op een koude vlakte stond. Ze bleven over in de onverwarmde kerk. omdat ze twee diensten moesten bijwonen. Maria was doorlopend verkouden en toen ze op een morgen moe en afge mat op bed wilde blijven, werd ze door de onderwijzeres uit haar bed ge sleurden zo ontstonden de beel den, die haar zusje Charlotte later in „Jane Eyre" zou oproepen. En toen kwam de dag. dat sommigen van de meisjes ziek werden, niet al te erg, maar lusteloos en hangerig. Er werd een „wijze" vrouw gehaald en toen zij het schoollokaal binnenkwam, zag ze een twaalftal meisjes in de ban ken hangen, met rood ontstoken ogen en een vreemde blos op de wangen., dokters moesten constateren dat het slechte voedsel er de oorzaak van .was. Er kwam een nieuwe kok, maar voor Maria was het al te laatze had te zeer geleden. Haar Vader bracht haar thuis met de postkoets, maar twee da gen later stierf ze. Twee maanden la ter stierf Elisabeth en dat was het sein. dat Charlotte en Emilie naar huis werden gebrachtze keken niet achterom toen de wagen over de brug van Cowans Bridge ratelde. En nu waren ze weer thuis, inniger verbonden dan ooit En in het huis was „Tabby", de oude vrouw uit een heide hut, die vertellen kon van vroe ger. van geheimzinnige moorden, van vooral als de Novembermisten bo ven het land hingen en de wind om het huis weeklaagde. Het was toen. dat de meisjes begon nen te schrijven, schriften volge dichten en verhalen, toneelstukken en zomaar losse gedachten. Vijftien jaar was Charlotte toen. een tenger meisje met weelderig bruin haar en grote bruine ogen, maar verder lelijk, heel erg lelijk. Maar die ogen, die 'spre kende ogen maakten alles goed. Zestien jaar was ze. toen ze weer naar school ging, ditmaal naar de meisjesschool in Hoe Head, waar nooit meer waren dan acht of tien leerlin gen en wat meer zegr: Er waren bo men in Roe Head en bloemen en er was weiland en een beek. Da andere meisjes zagen haar ko men en haar ogen stonden groot van verwondering. Ze stapte uit een wa gentje in zeer ouderwetse kleren. Ze was bleek en schuw en sprak met een sterk Iers accent dat ze van haar Vader geërfd had. Toen ze lezen moest, stak ze haar lange neus diep in het boek en toen haar gezegd werd, dat ze rechtop moest zitten, ging het boek mee. Grammatica had ze nooit ge leerd en Aardrijkskunde kende ze nauwelijks. In de speeluren vroegen de meisjes of ze wilde meespelen, maar ze zei, dat ze niet spelen kon. omdat ze het nooit gedaan had. Twee gelukkige jaren Maar in de avond zaten ze allen om haar heen. want ze kon vertel lenallemaal verhalen uit een tijdschrift, dat ze gelezen had. Dat zei ze tenminste maar ze verzon die ver halen zelf. Twee jaar leefde ze daar en ze was gelukkig. En toen ging ze weer naar huis. waar een nieuwe taak haar wachtte: de opvoeding van de andere kinderen. De gehele dag gaf ze les of tekende ze en schreef ze en tegen de avond trokken de drie zusjes naar de heide, him heide, tot aan de einder, waar de stenen lagen, die in oude sagen zulk een grote rol speelden. In het dorp kwamen ze zelden, schuw als ze waren. In de winter was het alsof alle win den der aarde elkaar, achter de pasto rie ontmoetten en als de herfst regen achtig was. dan begroef men vele do den op het wijde kerkhof. Toen kwam de dag. dat Charlotte onder tranen afscheid nam- ze werd onderwijzeres op dezelfde school, waar ze twee jaar zo gelukkig geleefd had; maar o. dat afscheid van de pastorie. Emilie ging mee als leerling, maar zij kreeg zon heimwee naar de hei en de wilde wind over de vlakte, dat ze na drie maanden ziek naar huis ging, voorgoed. Ze deed er voortaan het werk in de keuken maar dikwijls la gen de Avonturen van Koning Arthur naast de bruinende cake. De eerste brief Met Kerstmis waren de zusters weer bij elkaar en evenals vroeger, legden ze precies om negen uur het werk weg en liepen ze de grote ka mer op en neerop en neer, ter wijl grillige schaduwen over de mu ren dansten. Op die avond spraken ze over de toekomst, en hoe ze het leven van hun vader moesten ver lichten. Charlotte, als de oudste, zou van alle drie gedichten opsturen naar een uitgever en zo gleed op een sneeuwrijke dag de eerste brief door een aarzelende hand in de kleine brievenbus in Haworth. Ze wachtten een maand twee maan den. Het antwoord was vriendelijk en vol begrip, maarer was voor ge dichtenbundels geen emplooi. En toen was er maar één oplossing: Oharlotte moest weer voor de klas. Ze deed het, maar een jaar later werd ze gouvernante. Maar er was één illusie, die de meisjes hoe langer hoe meer koesterden: een eigen school en dan vlak bij de pastorie vlak bil de wilde hei. En zelfs daarvoor waren ze bereid offers te brengen, zelfs ver weg te gaan. ver van hun geboortegrond. Oharlotte én Emilie vertrokken naar Brussel, helemaal naar Brussel, om de Franse taal te leren .Eenzaam leefden ze, in hun ouderwetse kleren, tussen de andere honderd leerlingen. Maar een jaar later wandelden ze weer hand in hand over de met sneeuw bedekte heide en schreven ze weer, avond aan avond. En verder spraken ze urenlang over Patrick, de broer, waarop ze zo trots waren. Het ging niet goed met hemsoms kwam hij thuis, dronken. Urenlang kon hij in het vuur zitten staren en dan weer sloop hij weg. en ze wisten waarheen naar de kroeg. Vader werd oud. was nagenoeg blind en op de Zondag moesten zijn dochters hem naar de preekstoel ledden. Maar het werk vorderde. Soms ston den ze vroeg in de koude morgen op en begonnen te schrijven. Emilie aan de „Woeste Hoogte" en Charlotte aan .Jane Eyre". terwijl Anne novellen schreef. En in de avonduren lazen ze elkaar voor, wat ze geschreven hadden, luisterend of ze de voetstap hoorden van Patrick en of hij soms weer dron ken was. „Jane Eyre" geaccepteerd Toen kwam de dag dat „Jane Eyre" op de bus ging. ze had er de naam Currer Bell onder gezet. Men las het en de eerste lezer zei. dat het een uitstekend boek was. De tweede, een magere Schot die eveneens op de Uitgeverij werkte, las het de hele nacht door. En toen kreeg Charlotte een brief, dat het geaccepteerd was. En twee maanden later kwamen de eerste exemplaren bij de pastorie. „Vader." zei Charlotte, „ik heb een boek geschreven". „Heb je?" zei de oude vader. „Ik wil het je voorlezen", zei ze verder. „Dat is zo slecht voor je ogen", zei hij. „Maar het is al ge drukt, Vader." Hij schudde zijn hoofd en zei: „Dat kost toch allemaal veel te duur, en wie zou dat kopen"En toen las ze hem de eerste recensies voor. goede en waarderende artikelen in belangrijke bladen. De vader schud de zijn hoofd, verder niets. In diezelfde dagen kwam „De Woeste Hoogte" uit. het boek van Emilie. vol dreiging en donkerheid. Qnilie zei er nooit een woord over. wandelde alleen naar de heuvels en kwam verder niet de deur uit. Het ging met Patrick, de vereerde Patrick van kwaad tot erger. Hij hield van een vrouw, en die vrouw was ge trouwd. Toen haar man stierf, moest ze kiezen tussen de erfenis en de zoon van de dominee, die schreef en schil derde. Ze koos het geld en twee weken later stierf Patrick, de lieve brieven van die vrouw in zijn handen. Weer was er rouw in de pastorie. Weer luidde de kerkklok Eknilie zei niets meer. soms ging ze traag door het huis en dan lieten de anderen het schrijfwerk of het naai werk zakken en luisterden. Emilie moest na een paar stappen even rus tenhaar hart wilde niet meer. ze weigerde een dokter te laten komen en in December stierf ze. Toen ze begra ven werd. de schrijfster van de „Woeste STIL ligt het veerhuis aan de rivier. Zoals langzaam de sche pen voorbijdrijven gaan voor de veerman de dagen voorbij. Soms heeft hij het druk. De vele kerkgangers moeten naar hét kerkje aan de overzij. Dan is er even wat vertier. Maar door de week zijn het en kelingen, die langs komen om overgezet te worden. Het ziet er zo vredig uit en tóch is er iets met dit oude huis aan de hand. De veerman heeft me er van verteld, toen we samen uitke ken over de stromende rivier. Het was een koude, sombere dag. Toen hij me sprak over wat hier vroeger gebeurd was, leek het nög killer te zijn. In het licht van mijn verbeel ding zag ik de veerman getrans formeerd in hém, aan wie het verschrikkelijke overkomen was, waarvan hij tot me getuigde ELKE nacht hoort de veer man in dit huis een kreet van angst. Verder niets. Na die kreet is het nóg stiller dan anders. Maar die kreet kómt, onher roepelijk, onverbiddelijk. Wat betekent dit? Jaren en Jaren geleden woon de er in dit veerhuis een kn- dere veerman. Hij deed elke dag zijn plicht, zette de mensen over: bekenden envreemden. In een stormachtige nacht, toen het water de uiterwaarden en bijna het huis overspoelde, belden twee mannen aan. Zij wilden „over". De veerman weigerde. Met zulk weer was dit onmo gelijk. Niemand zou het wagen in een nacht als deze in de boot te gaan. In de snelle stroom waar niet tegen te roeien was zouden ze afdrijven en tegen de kant te pletter slaan. De veerman weigerde de boot los te maken van de ketting. Hij weigerde zelfs de sleutel van het slot te geven. Maar de mannen móesten en zóuden naar de overkant. Tóen is het gebeurd. Men heeft de veerman in zijn huisje gevonden, dood gestoken. Aan niemand heeft hij van het gevecht kunnen vertellen. Er moet wanhopig gevochten zijn. Tafel en stoelen lagen omver gesmeten, er waren bloedvlek ken op het behang. TOEN, na de moord, moeten de mannen de sleutel ge vonden hebben. Hij droeg ze altijd In de broekzak. Ze maakten de boot los en zijn het wild stromende water, dat beukte en klotste in de ijzige wind, opgegaan. Ze roeiden als bezetenen, als gekken. Ze moésten immers naar de overkant? Hun overschot werd enkele dagen daarna gevonden. Ze had den de strijd opgegeven. De vlucht van de mannen was ten einde. De politie heeft hun lijken ge borgen. Het waren twee Inbrekers, die de vorige dag een oude boer de dood ingejaagd hadden. Om zijn geld.... ELKE nacht een angstkreet, herhaalt de veerman. Vanwaar? Hij weet het niet. Maar die kreet kómt: onher roepelijk, onverbiddelijk. Zijn blik is vreemd, afwezig. Er ligt vrees in. „Tóch houdt hij het hier uit, tóch blijft hij op post", denk ik. Wij geven elkaar bij het af scheid zwijgend de hand. Als ik al ver weg ben en om kijk, zie Ik hem roerloos aan de kant zitten. In gedachten verzonken? ENIGE dagen verliepen. Tóen las ik in de krant: „Veerman aan de IJsel vermoord". Ik hoefde niet verder te lezen. Ik wist het. Heeft hij het óók geweten?.. Een ftezer dagen heeft een vriend van mij zijn huis gefoto grafeerd. Als herinnering aan de veer- En om U van hém te vertellen. Wie durft de nieuwe veerman zijn? FANTASIO Hoogte", volgde haar hond de lijk stoet en huilde huiveringwekkend door de stille winterdag. Ze schreven nu met z'n tweeën, Anne, de stille, toegewijde Anne en zij. Maar de dokter zëi. dat zeelucht misschien goed voor hen zou zijn en daarom trokken de beide zusters naar het Zuiden, naar de zeeAnne stierf er vier dagen later. Haar laatste woor den waren: „Houd moed Charlotte, houd moed". Toen kwam de avond dat Charlotte al leen door de kamer liep heen en weer, heen en weer. maar alles was stil en alle kamers waren leeg. Alleen boven slui merde haar VaderCharlotte was nu 33 jaarhoe jong waren de anderen allemaal gestorven. Stil gleed haar leven voort, de enige afleiding was de dagelijkse komst van de postbode met brieven van bewon deraars. van vnenden. van uitge versze was beroemd geworden en de boeken van de zusters vormden het onderwerp van vele gesprekken. Maar. wat betekende beroemdheid? wist, dat de schrijver Bell dezelfde was als de eenzame dochter van een oude dominee op de heide bij Haworth? Ze werkte verder aan nieuwe ro mans, aan „Shirley", aan „Vilette", nieuwe edities van „Jane Eyre" kwa men uit, ook nieuwe edities van haar zuster's „De Woeste Hoogte". Ze schreef gedichten, verhalen Ze maakte reizen, maai- telkens weer keerde ze terug naar de stille pastorie met het sombere kerkhof, waar haar zusjes en haar broer begraven lagen. Vaak was ze ziek, want ook zij had een zwakke gezondheid. Toen was er plotseling Nicholls, de hulpprediker. Eigenlijk was hij er al tijd geweest. Hij was er geweest, toen ze kind was, toen ze schoolmeisje was en later, toen ze „beroemd" was en., alleen. En nu, eindelijk, vroeg deze stille, ernstige, consciëntieuze man haar ten huwelijk. Het was geen on stuimige liefde, veel meer een diepe verering en toewijding, die ze voor el kaar koesterden. Het gelukkige einde In de zomer van het jaar 1853 trouwden ze. Men zei, dat ze leek op een sneeuwklokje, toen ze uit de kerk kwam, wit, met grote groene strikken om haar muts. Sneeuwklok jes z|jn tenger, zij was het ook, sneeuwklokjes sterven gauw zo was het ook met Charlotte Brontë, die nu Nicholls heette. Twee jaar later wandelden ze naar de waterval, die midden tussen de heuvels lag. Het was November en toen ze bü het wervelende water stonden, begon het te regenen. Charlotte huiverde en huiverde nog, toen ze bij de haard zat. „Ik ben zo ziek, zo moe" fluisterde ze en in het begin van het jaar 1855 stierf ze. Ze keek nog even in de ogen van de man, die over haar gebogen stond, haar man. Ze zei: „Zou God ons nu gaan scheiden, Juist nu ik zo gelukkig ben?" Op een vroege Maartmorgen luidde weer de kerkklok voor de laatste der Brontë's. A: M. S. Mogen -we U eens vertellen, wat er met de heer S. C. Elliott in Liver pool gebeurde, nadat hij bij zijn kapper onder het mes en de schaar was geweest? Hij had nogal zitten dromen tijdens de behandeling van de haarsnijder. Toen hij opstond en men hem afborstelde, was hij nog maar half wakker. Pardoes stapte hij even later door de étalageruit naar buiten. „Ik" zag mensen voorbij wandelen en ik dacht dat de deur open stond", zei hij nog geeuwend, toen men de glasscherven van zijn jas veegde Tussen de echtelieden Piovosi in Chi cago schijnt niet alles koek en ei te zijn. Het mannelijke deel van het paar moest altijd de maaltijden klaar maken, zijn vrouw vond dat geen vrouwenwerk. Op zekere avond stond het door meneer bereide voedsel op tafel en hij wachtte angstig af hoe zijn ega het zou vinden. ,,"Wat!-al- weer geen appelsap?", was het grom mende commentaar van vrouwlief, terwijl ze hem de schaal geroosterd brood in zijn schoot wierp Daarna hief ze de emaille theepot in de hoogte en sloeg die op zijn hoofd in stukken, waardoor de arme man bui ten bewustzijn raakte en de thee op de vloer terecht kwam. Toen hij weer bijkwam is hij maai buitens huis gaat eten. In Engeland, in de stad Shipley, Yorkshire, houden ze veel van mu ziek. Maar tot voor kort konden er haast geen openluchtconcerten wor den gegeven, ondanks het feit. dat de stad een prachtige muziekkoepel had, in het Norfficliffebos. Wanneer echter een muziekcorps in de tent zijn concert begon en de eerste to nen de lucht werden ingeblazen, dan kwamen zwermen muggen het de muzikanten onaangenaam maken. En niet alléén de spelers, maar ook het publiek. Dat was zo al vijf jaar lang gegaan. Totdat onlangs een orkest Schotse doedelzak blazers een uitvoering moest beëindigen, omdat de muggen het op de blote benen van de Schotten (die immers rokken dragen1) hadden voorzien. Iedereen liep luid jammerend rond en was koortsachtig bezig muggenbulten te krabben en met azijn te betten Tegen aanvallen met gas, rook en DDT werden ondernomen, maar al les was tevergeefs en de muggen kwamen in steeds groter eskaders, luid zoemend triomfantelijk terug. „Dat gaat zo niet langer", vond de gemeenteraad. En nu staat er een gloednieuwe muziektent, in een an der bos. waar geen muggen voorko men. Het eerste nummer waarmee de nieuwe koepel werd ingewijd zo vertelt men was een werk getiteld: „De heroische strijd tegen de mug", in drie delen: „Muggen vallen aan", „Te wapen met de flitspuit", en „Victorie onzer muggenbestrijders".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 14