Ons menu DE EEUWEN VERZOENEN Een Zoeklicht. Samen gaan voor een betere wereld Historie wast de zonden weg.... VAN DE WEEK ZWERVERSLEVENS WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 26 MAART - PAGINA 2 Bewogen Leven CXVI „Ik zal altijd aan de zijde staan van degene, die door het oproer getroffen wordt, hoe onrechtvaardig zijn zaak ook moge zijn, en ik zal mij altijd blijven verzetten tegen hem, die het oproer maakt, hoe zuiver zijn zaak ook moge zijn, omdat oproer nooit kan verlopen zonder onschuldig bloed vergieten en verdere ellende. Uit: „Treue Vermahnung zu allen Christen". Zo was dan een mensenkind losgekomen van zijn Moedetkerk. Met de Pauselijke en Keizerlijke ban beladen zou hij zijn levensweg moeten vervolgen. Wij kunnen ons niet meer voorstellen wat dit betekend heeft. Uitgestoten door de officiële kerk als een melaatse, met wie niemand zich bemoeien mocht, uitgesloten van de genademiddelen waardoor de mens mocht hopen op een eeuwig zalig leven, vervolgd door de wereldlijke overheid „tot aan de poor ten der hel", zou hij zijn levensweg moeten vervolgen. Hoe lang LUTHER begreep dat hij nu niet langer verborgen kon blijven. Het ging nu niet meer om de beschutting van zijn leven het ging er nu om dat zijn Ideeën zo on besmet mogelijk ln de wereld zouden blijven leven. Dat zou alleen kunnen als er een vorm voor gevonden werd. Een mens Is maar een mens. Wij kunnen de prachtigste ideeën lanceren, maar als de strijd komt, worden wij klein. En eenzijdig. Dan maar niet strijden? Dan maar zo zijn als Erasmus? Een geleerde, die op papier een reus was en in het werkelijke leven een hulpbehoevende schim? Iemand die voor elke consequentie van zijn conclusie terugschrok als een nog niet volgToeid mensenkind? Hoe klein zijn deze geleerden, die trots boven hun kamer, deur durven te schrijven: „cedo nulli", dat is: „ik wijk voor niemand", doch die, zo gauw er één glimp van de brandstapel in hun ramen speelt, rillen als een kind en „het vuile werk" anderen laten doen. Luther zag plotseling hoe levensgevaarlijk zijn eerste werk geweest was. Niet de edelen, de nobelen, maar „de slechten", hadden voornamelijk zijn leer aangegrepen, om zich volledig uit te kunnen leven. Zijn bedoeling hadden zo weinigen begrepen. Wat hü in vreselijke ziele- strljd veroverd had, werd nu op vele manieren besmeurd. Dagen aaneen predikte hü in de straten van Witten berg. Hü smeekte om liefde en lankmoedigheid, vooral jegens de zwakken, hü striemde de valse predikers zó, dat ze zich niet weer binnen Wittenberg durfden vertonen. Opstandige boeren bedwingt men zó maar niet. Er was ook zoveel leed, zoveel wrok in hen door het onmenselijk harde leven dat ze hadden geleid. Doch ze moesten onderworpen worden, want ze vormden een groot gevaar voor de Staat. TOEN het in Wittenberg weer rustig geworden was, trok de Hervormer naar de opstandige boeren om ze tot geduld te manen. Wel nimmer heeft een prediker voor dergelijke verhitte scharen gestaan. Terwijl hij sprak, luidden sommigen bellen, anderen grepen naar hun zwaard. Doch de meerderheid liet niet toe dat men de Hervormer kwaad deed, omdat hü hun de weg had gebaand tot de opstand. Weldra zouden ze ervaren dat Luther illes zou doen wat in zün vermogen was om de opstand te bedwingen. De vorsten, die zelf een prooi waren geworden van de chaotische toestand, en niet meer wisten of het goed of slecht was de boerenhorden neer te 6laan, vermaande hü, op grond van de Romeinenbrief, dat de Overheid het zwaard niet tevergeefs droeg, dat ook de Overheid door God was gewild en dus moest blüven bestaan. In een zeer heftig gesohrlft: „Wider die raüberischen und mörderischen Rotten der Bauern", fulmineert hü zo heftig tegen de opstandelingen dat de Heren weer moed grüpen en alles op alles zetten om aan „de nieuwe orde" te ontkomen. „Ook wanneer er nog duizenden boeren méér waren, zouden zü toch allen met elkaar rovers en moordenaars zün, die het zwaard uit eigen vermetelheid en baldadig heid grijpen". Woorden van Luther aan de raads heer van de Graaf van Mansfeld. Wel vond Luther het vreselijk zo streng op te moeten treden, dooh hij begreep dat half werk het gevaarlijkst was. Als de liefdeleer van Christus in deze wereld strijd had gebracht, waardoor honderduizenden waren gevallen, kon hij dan verwachten dat het in zijn tijd anders zou gaan?.... Aan deze gedachte klampte hij zich vast, ên aan zijn geloof. Daarom kon hij na dit vreselijke boerenoproer ook zeggen: „Predikers zijn de allergrootste doodslagers. Want zij vermanen de overheid om haar ambt vastberaden te bedienen en de gevaarlijke Individuen te bestraffen. Ik heb in het oproer alle boeren verslagen; al hun bloed ls op mUn hals. Maar lk schuif het op onze Heer God. Hü heeft my bevolen zo te spreken." DE Lutherse Kerk werd in Duitsland gegrondvest. Weldra ontstonden gemeenten ln de Noorse landen. Het was Luther gelukt dét geloof te belijden dat nlj het enige juiste vondnamelyk zün eigen. Was deze, met de dubbele ban beladene reeds zó ver dat h)- dit geluk ook aan allen gunde? Neen, hy twistte byvoorbeeld heftig met de Zwitserse Hervormer Zwingll over de vraag of Christus in het Heilig Avondmaal llchamelük tegenwoordig was. Zwingli dacht van niet, Luther van wèl. Rustig converseren over het antwoord van een vraag waarop geen enkel mens het objectieve antwoord geven kan, behoorde tot de onmoge lijkheden van die tüd. De oude Kerk had een kind gebaard, dat, naar haar eigen overtuiging, gebrekkig was en uit een verkeerde geest. Daarom had het dit kind ter dood willen brengen, op Spartaanse wijze. Toen de zoon, het was een strüdbare zoon dit begreep en groter werd, begon het zün moeder te haten en het wierp alles wat hü van zün moeder droeg, ver van zich, opdat een ieder duidelük kon zien dat hü van zün moeder niets meer wilde weten en dat hü een volkomen eigen leven wilde leven. Hoewel karnemelk door het ontbre ken van het melkvet en de daarin opgeloste vitamines minder waardevol ls dan melk, is zü toch van groot be lang voor ons lichaam door de aanwe zige bouwstoffen en zouten. In de zomer is een glas koude karnemelk gezond en fris, maar ook nu het nog niet warm is, is het goed mogelijk by de bereiding der nagerechten karne melk te gebruiken. Zondag: Kleine hors d'oeuvre van gevuld el, sterkers of veldsla, sardine, Runderrolletjes, bllkgroente, aard appelen, karnemelkvla. Maandag: Gehakt, gestoofde prei, aardappelen, rüst met appelen. (Ryst overhouden) Dinsdag: grape fruit, gehakt, win terwortel, aardappelpuree, rijstkoek jes van rest rijst. Woensdag: Gebakken kaasboterham, savoyekool, aardappelen, yoghurt met geraspte appel en stukjes banaan. (Bonen weken). Donderdag: Bruine bonen, andijviesla, gebakken aardappelen, karnemelkse- pap van boekweite grutjes met stroop. Vrijdag: Gebakken vis, bietjes, aard appelen, fruit. Zaterdag: Appelstampot (hete blik sem), gebakken bloedworst, chocola devla. Recept: Karnemelkvla. A4 liter karnemelk, 25 gr. custard- poeder, 80 gr. suiker, biscuitjes. De custard aanmengen met wat karnemelk en dit onder goed roeren op het vuur laten binden. Nu suiker toevoegen en al roerende verdunnen met de rest der koude karnemelk. Het geheel koud laten worden, daarna overdoen in een glazen schaal en hierbü apart een schaaltje biscuits of waaiers presenteren. Recept: Gebakken kaasboterham. 8 dunne sneden brood, 4 plakken kaas (Jong), boter, peper, zout. Besmeer de sneetjes bróód met boter en leg tussen twee sneden brood een plak kaas, bestrooid met zout en peper. Besmeer nu ook de buiten kant van de dubbele boterham met boter en bak zq vlug in een koekepan goudbruin. Dien ze goed warm op. Het zal een ieder duidelük zün, dat in een dergelüke strüd meer overboord wordt gegooid dan strikt nood- zakelük, ja, dan wenselük is. Gedurende lange tüd was de Hervormde Kerk dan ook teveel anti-Rooms, te weinig zichzélf. Dooh, wü schreven het reeds de eeuwen verzoenen. De eeuwen wissen de strüd uit en helen de wonden. De eeuwen laten ook altüd beide partüen zien hoe fout ze 6tonden. In het zo verdraagzame Nederland moest het tot 1850 duren voordat de Rooms-Katholieke Kerk de vrüheid kreeg zich zó te organiseren als zy dat zélf verkoos. EN nu, aan het slot van dit ons laatste Luther-artikel. laten wy een man aan het woord uit het land waarin Luther zün strüd heeft gestreden: Dr Gerstenmaler, de voorzitter van de West-Duitse Bondsdag. Een man, tijdens de Tweede Wereldoorlog voortdurend vervolgd, gepijningd doch die ondanks dat een groot geloof heeft behouden in het Christendom dat hü aanhangt en in de „Het oude ls afgelopen", zegt hü. „Wü hebben genoeg ervaring van godsdienstoorlogen en dito -twisten gehad in de eeuwen, die achter ons liggen, om te begrüpen dat wy elkaar eindelük moeten vinden." Hy heeft gewerkt en gewerkt. Hü heeft duizenden en nog eens duizenden er op gewezen dat beide partüen slechts hun strydzonden kunnen afwassen door eindelük waarlük ChristelUk te handelen en samen te gaan. Samen te gaan in de heroïsche strüd om een betere wereld. Zyn roepstem heeft niet tevergeefs geklonken. Duitse Katholieken en Protestanten hebben te zamen de Christelyke Democratische Unie gesticht, waarvan Adenauer de leider is. Geloof mü, „de golfslag der Historie" wast de zonden weg en schept zo de mogelükheld tot groter en beter leven. REIN BROUWER. Gelukkig voor hem leefde hü ln de kentering der tüden. In millioenen mensen van die tüd brok iets door van een geheel nieuw voelen en denken op allerlei gebied. De feodale Middeleeuwse maatsohappü begon te kraken in haar voegen. Na alles wat men gezien had van kerk en kerkdienaars, begon men te beseffen dat de mens niets menselüks vreemd is. Toen men maar eerst uit eigen ogen durfde küken, zaten de fouten overal. Wel behielden mil lioenen het oude geloof, en bleven dus aanhanger van de leer der „Alleenzaligmakende Kerk", doch ten opzichte van de lagere geestelükheid ontwaakte de critlek. Ook op maatschappelük terrein zag men plotseling heel veel fouten. Was het niet onchristelijk de lijf eigenschap te laten bestaan? Was het niet duivels dat de ene men6 met honderden paarden reed en de ander niets had wat hy het züne kon noemen? En waarom moesten deze armen bovendien nog herendiensten verrichten? Was een dergelük bestuur werkelük ingesteld door God? De oude maatschappU kraakte in haar voegen. Luther kwam net op tüd. Er was een mogelükheid voor vernieu wing, omdat duizenden ontevreden waren. Men had een man nodig, die voor de vernieuwers kon denken. Het was ook een gevaarlüke tüd. Er is geen weelde gevaarlüker dan de weelde van cle vrüheid. Vooral voor hen die van het ene uiterste in het andere geraken. TOEN Maarten Luther veilig opgeborgen zat op de Wartburg Frederik de Wijze had hem die verblüf- plaats geschonken begon het overal in Duitsland te gisten. Er moest iets nieuws komen. Maar wat? Het was nogal eenvoudig. Alles moest anders worden dan het geweest was. De theologen hadden zo langzamerhand wel bewezen dat ze van de BÜbel niets begrepen; daarom maakten ze er alleen maar ruzie over. Voortaan zou de BÜbel door leken verklaard moeten worden. Wie is als een kind. kan de BÜbel verstaan! Ja, dat bleek al spoedig. De chaos, die er op godsdienstig gebied kwam, was zo groot, dat Luther besloot zün schuil plaats te verlaten. Was de wereld dan gek geworden? Hoe kwam ze er toch bü dat ledereen de BÜbel gebruiken kon zoals dat in zün kraam te pas kwam? Begreep men dan niet dat liefde en wysheid ln alles richtsnoer zouden moeten zün? Er vormde zich een nieuwe secte, die der Wederdopers. ZU wilden de kinderdoop niet, zü wilden ook allo bezit afschaffen. Bezit had immers zoveel gruwelüke ellende gebracht Heethoofden gingen dov de straten en ruiden het volk op. En het volk riep maar Hosanna, vandaag tegen deze, morgen tegen die. De boeren kwamen met zeisen en dorsvlegels uit hun schuren en verenigden zich om in de meest letterlyke zin, zich een weg naar maatschappelüke vrüheid te maaien. In twaalf artikelen stelden zü hun eisen aan de heren Het inwilligen daarvan zou practisch een communistische maatschappij doen ontstaan. Thomas Muntzer werd hun aanvoerder en hun scharen groeiden met de dag. C. J. Ooms-Vinckers. „Défilé der berooiden" La Rivière en Voor hoeve. Zwolle 1955. Een boek, dat verschijnt met een reeks afgedrukte aanbevelingen van dominéés, hooggeleerden, radiosprekers e.d. er by, wordt de wereld ingestuurd met die handicap, dat de bonafide cri ticus kopschuw wordt door al die lof- bü -voorbaat. HU krügt de neiging een boek met een dergelüke begeleiding terzüde te leggen met de onwillekeuri ge gedachte van „het zal wel niet veel zaaks zün". En gewoonlük is deze reactie niet geheel ten onrechte, waar nog bUkomt, dat hü zün oordeel niet wenst beïnvloed te krügen door de vxiendelükheden van anderen. Dat de roman van mevrouw Ooms- Vinckers het ondanks deze handicap bü mü toch gewonnen heeft, is en kel.en alleen te danken aan de kwa liteiten, die dit boek heeft. Deze kwaliteiten liggen volgens mü niet In de eerste plaats in de strekking van het verhaal, die ongetwijfeld een voortreffelijke strekking ls, de moeite van het overdenken zeker waard. Haar definitie van het menselijk be staan, die zü legt in de mond van de practische idealist Cook: „Het grote geheim van het leven is dat we nooit gesteld worden voor de keuze: kwaad of goed, maar altüd voor de keuze: meer goed, minder goed, meer kwaad, minder kwaad", getuigt van mensen kennis en van een flinke dosis gezond verstand. En dit zyn twee zaken van groot belang, van meer belang nog dan haar simpele voorstelling van zaken betreffende een verenigd Europa. Een juiste en goed gefundeerde aan klacht tegen de hedendaagse maat schappU met haar strakke reglemente ring enerzyds en haar ontreddering anderzüds, bevat dit boek stellig ook. Wat echter de meeste lof verdient, is de wüze waarop mevrouw Ooms- I OP DE BOEKENMARKT Vinckers haar personen, de ontheemde zwervers, de smokkelaars, de oplich ters, heeft getekend. Deze buiten de maatschappij getreden mensen en hun omgeving hebben leven gekregen door de hand van de schrüfster. ZU is het tragische met uit de weg gegaan en zü heeft het germge spoor van goed, dat in de mens aanwezig is, gegeven wat het toekomt. ZU moraliseert nooit en dat is een grote verdienste in een ro man, die - mogen wü afgaan op wat zy zelf mededeelt in de omslagtekst - toch in de eerste plaats bedoeld is als manifest. Zodoende is „Défilé der Berooiden" een interessante roman geworden, waarin het idealisme reëel wordt door de steun van het gezonde verstand en het manifest een boek van lite raire waarde door het talent van de schrüfster. Herman Melville. „Moby Dick of de wit te walvis". Em. Queri- do. Amsterdam 1954. Het tweede boek, waarvoor ik Uw aandacht wil vragen, is de klassiek ge worden roman „Moby Dick" van de Amerikaanse schrüver Herman Melvil le (1819-1891), eveneens een boek over zwervers, maar van een geheel andere soort. Herman Melville was de zoon van welgestelde ouders; een Schots-Ierse vader en een moeder van oorspronke- lyk Nederlands origine. Herman was een ambitleuse Jongeman, die zioh zün grootvader van moeders züde, gene raal Peter Gansevoort, ten voorbeeld stelde. Bü de dood van zün vader ech ter bleken diens zakqn zeer achteruit gegaan, zodat Herman het studenten leven vaarwel moest zeggen en het ei gen brood verdienen. Daar hü aan een verblüf op een kantoor onmogelük wennen kon, monsterde hU als ma troos op een schip, dat op Engeland voer en later op een walvisvaarder. Dat dit wanhoopsdaden waren, spreekt welhaast vanzelf. Het rauwe leven tussen misdadigers en wilden, onder de strenge tucht die op deze schepen heerste, bleek meer dan hü verdragen kon en na anderhalf jaar droste hü op een eiland van de Mar- quesas-groep. Vier maanden ls hU ge vangen geweest bü de kaniballstische bevolking van dit eiland, waarna hü kans zag op een Frans schip in de Verenigde Staten terug te keren. Gesteund door een vriend van zün ouders, de rechter Shaw, kreeg hü ge legenheid zioh aan zün schryversschap te wüden en zün meeste werk is de neerslag van zyn ongelofelüke avon- tuurlüke jeugd. Zo ook Moby Dick. Dit fantastische epos van de walvisvaart werd bü het verschü'nen in 1851 beschouwd als het wilde schrüfsel van een maniakale au teur. Men begreep er niets van en zelfs zyn grote vriend, de auteur Hawthorne, ontzag zich niet een paro die te schryven op de woeste kapitein Ahab, die zün leven doorbrengt met het zoeken naar wraak op de witte walvis, die hem zün ene been afge rukt heeft. Zoals dikwüLs voorkomt, heeft men eerst na de dood van Melville ontdekt welk een groot schrijver deze was. Men is gaan inzien dat het verhaal van deze ontzaglijke zwerf tocht, met zün verbitterde tragiek, zün uitzonderlykc gestalten, zyn wilde romantiek en zün even wilde realiteit, die soms tot een technische uiteenzetting van de walvisvangst wordt, een werk is van een hoogst merkwaardige grootheid. De visie van Melville heeft het men- selük beleven opgetild boven de toch zozeer aanwezige realiteit uit en hü heeft het verhaal een bUna symboli sche strekking meegegeven. Inderdaad kan men in deze soms waarlük demo nische taferelen, in deze zoektocht naar de vüand, in deze wereld vol harts tochten en mannelüke heroïek een al legorie zien van de mens in strüd met het kwaad. Maar de lezer moet zich door deze gedachte toch niet te veel laten af leiden van wat hem in de eerste plaats moet treffen: n.L dat Moby Dick een episch kunstwerk ls van grote visie. Daarnaast zal hü stellig passages aantreffen die hem minder vermogen te boeien. Melville heeft een exuberan te stül en laat een gedachte of een vergelüking, die hU aan het ontwikke len is, slechts met moeite los. Maar eveneens zal hü vervoerd worden door de levendigheid, de romantiek en soms ook de vermakelükheld van deze on- ophoudelüke opeenvolging van tafere len en gebeurtenissen. Wie Moby Dick werkelük verstaat, zal zich een beeld van verhevigd en v-rdiept leven hebben eigen gemaakt, dat hem niet meer los zal laten. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 12