w
Een Zoeklicht
OP HET SPOOR VAN
„EIGEN LEVEN
Gespikkelde gasten
r73K H
„Geloof" is niet te bewijzen
I
WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 12 MAART - PAGINA l
Maarten Luther (links) en Johann Eek tijdens het dispuut.
HIJ kon er echter niets tegen doen. Hij was nu op het
spoor van zijn eigen leven.
Toen een Italiaan die hem had aangespoord te
herroepen, hem te Augsburg vroeg waar hij blijven wilde
als de Keurvorst hem niet meer beschermde, antwoordde
hij: „Onder de hemel".
Cajetanus ontving hem, maar één keer. Na afloop zei
hij tegen Staupitz: „Ik wil niet meer met dit beest praten.
Want het heeft diepe ogen en vreemde gedachten in zijn
kop."
Indien wij Luther mogen geloven, is er van een gesprek
weinig gekomen. In zijn „Briefe" kunnen we lezen dat
Cajetanus niet met hem redetwisten wilde. Die eiste
alleen maar dat hij zou herroepen. „Hier, hier ziet gij dat
de Paus vaststelt dat de verdiensten van Christus een
schat zijn voor de aflaat. Gelooft gij het, of gelooft gij
het niet? „Hij duldde geen verklaring en geen antwoord,
doch overschreeuwde mij gewoon."
„Wel tien keer probeerde ik iets te zeggen. Maar telkens
weer donderde hij mij neer. Hij behield alleen het veld
Ik ging. Toen riep hi) mij na: „Maak dat Je weg
komt ik wil Je niet meer zien, behalve als je herroept."
HE7T ging er dus niet mals toe. Doctor Maarten Luther
was als een monnikje behandelddoor een
Romanist, Zijn oordeel over Cajetanus was dan ook
vernietigend: ,JHJ is om in deze zaak recht te spreken,
te verstaan en te oordelen, even bekwaam als een ezel
om harp te 6pelen."
Te Rome zag men in dat men een verkeerde keus had
gedaan. Het dreigen van Cajetanus had de onrust nog
vergroot. Daarom besloot men een andere weg te volgen.
Aan Frederik de Wijze, Keurvorst van Saksen, werd de
gouden roos gezonden, een Pauselijke onderscheiding,
waarop de toenmalige vorsten zeer gesteld waren. Een
Saksisch edelman, Karl von Mlltitz. reikte haar aan de
Keurvorst overen kwam weldra nogmaals met het
verzoek Luther naar Rome te zenden. Doch de Keurvorst
veranderde zijn houding niet. Hij zei: „Indien hy op de
een of andere manier onrecht doet, disputeert en praat
U dan met hem te Wittenberg. Daar heb ik een Universi
teit Laat hij U te woord staan. Ik heb zoveel geleerde
mannen in Wittenberg: deed hy op de een of andere wyze
onrecht, dan zouden zy hem niet dulden, en ik weet niets
slechts van hem."
ON MHiTITZ was vriendelijk tegen Luther.
Doch wat betekent een dergelijke afspraak in zo'n
onrustige tüd? En welke invloed had Von Miltitz bU
de Paus? In de Duitse landen vermengde zich het
verlangen naar hervorming met het verlangen de
Romanisten kwijt te raken. Voortdurend groeide de
beweging van Luther aan.
TOEN verstoorde Dr Johan Eek de Godsvrede. HU
daagde Karlstadt, een vriend van Luther uit om
een dispuut met hem te voeren en Luther mocht
daarby aanwezig zijn.
Drie honderd gewapende studenten begeleidden de
professoren. Van toegeven kon al geen sprake meer zijn.
Geen van de debaters kon zich permitteren iets te her
roepen. Men zou er immers zijn volgelingen mee verraden.
Johan Eok was handig. Duidelyk bleek hij de meerdere
in kennis en handigheid van Karlstadt. Toen Luther zelf.
Hij was zeer gespannen. Eek had de zwaarste kluif voor
hem bewaard. Voor hèm de zwaarste, voor Eek zelf de
gemakkelijkste. Zij zouden over het goddelijk recht van
het Pausdom disputeren.
Voor het eerst in zijn leven zag Luther de afgrond
naast zich. Indien hij zich verweren wilde, zodat al de
toehoorders een zuiver beeld konden krijgen van de zaak
waarom het ging, moest hij volkomen eerlijk zeggen waar
het volgens hem op stond. Eek bracht hem door handig
vragen trouwens wel zo ver.
Daar. in Leipzig, werd het opnieuw uitgesproken: „Een
Paus is ook maar een mens."
Niemand is. zelfs ex cathedra, onfeilbaar. Een Paus
kan dwalen, een Concilie ook. de geschiedenis heeft het
al lang bewezen.
Dit was geen geklop van een hamer op de slotkapel
te Wittenberg. Dit waren dreunende stormrammen op
het enorme gebouw van de toenmalige Christenheid.
Eek lachte. Hij voelde zich overwinnaar. In de meest
letterlijke zin was de kogel door de kerk. Het was doodstil
in de zaal LutJher had gedachten verkondigd van Johannes
Huss, Luther was een ketter gewordenen met hem
zyn volgelingen
•IJ, in onze dagen, kunnen ons niet meer voorstellen
wat er toen werd ontketend. Wy zijn er immers
van doordrongen dat niemand de waarheid van
zijn Geloof „bewijzen" kan. Geloof is immers:
„GELOOF". Wü gunnen een ander dat hij op zijn wijze
zalig wordt en laten niet meer toe dat de een in
naam van Christus de ander verbrandt, die in naam
van diezelfde Christus dit lijden wil ondergaan.
Dat wat nu volgt, laat het de oude kerk dan weer
gezond gemaakt hebben en een nieuwe kerk het leven
geschonken is in wezen een diepe, diepe tragedie.
De ketter Luther kreeg geen kans meer zich te kc
dedigen. In de banbul, die hem weldra thuis wd
bezorgd kreeg hy alleen nog maar de kans te herroepa
Hard had men hem geslagen, hard zou hij terugsla
Anders zouden immers hy en de zynen vergaan. Dl
wat de Paus beweerde te hebben: „het heilige red
van de Waarheid", eiste hij nu voor zichzelf op. Zoil
eens Paulus getoornd had tegen de valse prolw
(Handel. 13) zou hy tegen Rome toornen.
HET Pausdom had zyn geschriften verbrand,
zyn geschriften, waarin hy beleden had een Christa
nee, volgens hem. dè Christen te zyn. Dan was
die hem dit had aangedaan de anti-christ?
Op de 10de December 1520, des morgens om negen
werden de studenten van Wittenberg saamgeroepen
de Elsterpoort. Daar was een brandstapel opgericht. We
dra laaiden de vlammen hoog op. Dicht by de vlammi
stond een magere man, met een verbeten gezicht. H
wierp geschriften de vlammen in: het i.anonieke rech
geschriften van Scholasticide bul die hem de ver
doemenis had aangezegd.
HU sprak er de volgende woorden by:
„Omdat gij de waarheid van God hebt verward, «den
U het eeuwige vuur. Amen."
Hij die het gedaan had, keerde onmiddellijk na
Wittenberg terug. De placenta was gebroken. Bij h»
zijn moederkerk verloren, doch in het Licht van njf
Vader zou hij de kerk gaan bouwen op het becM
fundament der Waarheid.
REIN BROUWER.
Hy behandelde hem met onderscheiding. Hy zei
hem openiyk dat hy een andere man gevonden had
dan hy had verwacht. In plaats van een oude boekenwurm
vond hy een Jonge, levenskrachtige geleerde, die duizen
den aanhangers had. Die door tienduizenden op de handen
gedragen wérd. Werd dit alles de doctor niet te erg? Zag
hij dan niet dat er door al deze onrust een scheuring in
de kerk kon ontstaan, een scheuring in de Kerk van
Christus, die toch ook hem dierbaar was?
Geen van tweeën wilde deze grote verantwoording
dragen en daarom besloten ze dat beide partijen zouden
zwygen, totdat de Paus een geleerde bisschop naar
Duitsland gezonden zou hebben, die met Luther alles
bespreken zou.
„Alk ik dan van een dwaling overtuigd word, zal en wil
ik die gaarne herroepen en de macht en de eer der
heilige Roomse kerk niet verzwakken."
Stefan Andres.
„Bruiloft der Vijanden"
De Fontein. Utrecht z.j.
Merkwaardig hoe iemand met een
behoorlijke intelligentie en een goed
begrip voor de problemen in het
menselijk bestaan - eigenschappen
die deze auteur ongetwijfeld bezit -
een lange roman kan schrijven met
een zo onaanvaardbare, om niet te
zeggen onmogelijke intrige.
De geest van het boek is de geest
der verzoening, in casu tussen Frank-
ryk en Duitsland, een utopie die met
kracht van redenen ondersteund
wordt. De Duitse auteur verdedigt zyn
standpunt van vele facetten uit, van
de filosofische, de godsdienstige, de
biologische. Indien hy een essay had
gesonreven over het probleem van de
oorlog in het algemeen en de erfelyke
vyandschap van de mensheid onder
ling in het byzonder, dan zou hy waar-
schymyk een verstandig woord heb
ben kunnen zeggen, indien hy zich
echter in zyn woordenvloed óe groot
ste beperking zou hebben opgelegd en
rustig overwogen zou hebben, welke
argumenten hy eigeniyk wilde aan
voeren.
Nu hy met zyn motief ln handen
een roman heeft willen samenstellen,
heeft zyn boek iets chaotisch gekre
gen. Een roman toch behoort iets an
ders te zyn dan een beschryving van
een groep tot leven geworden spreek
trompetten. die bovendien nog ln on-
mogeiyke situaties zyn samengebracht
Daar komt ons de naargeestige dok
ter von Clairmont tegemoet getreden,
OP DE BOEKENMARKT")
die in de oorlog '14'18, inplaats van
zyn speurdersbezigheden waar te ne
men, ondeugend is geweest met een
Franse spionne. Jaja, de liefde kruipt
waar zy met gaan mag. Onder de
zweepslagen van haar geweten heeft
de spionne zelfmoord gepleegd en nu
wil het toeval dat haar man juist met
zyn bezettingsgarnizoen komt te lig
gen in de stad van deze Clairmont.
Om een byna onbegrypeiyke reden
gaan mevrouw Clairmont en haar
dochter Louise de hulp Inroepen van
deze kapitein, die - wy voelen het al
aankomen - een grote liefde opvat
voor de dochter van de minnaar van
zyn overleden vrouw. Dan wydt de
schryver tientallen pagina's aan het
conflict van de ongelukkige vader, aan
de standvastigheid van Louise, die
eerst nog haar school af moet lopen
en aan de chauvinistische bekrompen
heid van haar broer. Deze Louise is
overigens de meest aanvaardbare en
werkelyk niet onbeminnelyke figuur
uit dit boek. Natuurlijk krygt zy haar
even standvastige kapitein, echter met
behulp van de brave huishoudster Ba-
bette en nog meer toeval.
Het lijkt mü al te veel van des le
zers geduld gevergd om zoveel dicht
bedrukte bladzydcn te moeten door
werken om te horen dat een Franse
man en een Duits meisje elkaar twee
jaar lang trouw kunnen blijven,
zonder dat bij deze kwestie enig
nieuw aspect belicht wordt.
Johan Fabricius.
„Toernooi met de dood"
H. P. Leopold Den Haag
1954.
De nieuwste roman van Johan Fa
bricius. „Toernooi met de dood" ge
naamd, speelt in Florence in de veer
tiende eeuw. De gesel van die tyd, de
pest, doet zyn intrede en een ieder die
daarvoor de middelen heeft, ontvlucht
de stad om zich op zyn buitenverblyf
veilig te stellen. Zo ook de familie Or-
landini, mynheer, mevrouw, zoon.
dochter, schoonzoon, logé en oude
moeder, trekt met een groot gevolg
van pretmakers en talloze bedienden
naar het buitenhuis Quattroventi.
Maar natuuriyk vergaat het hen zo
als de tuinman in P. N. van Eycks ge
dicht „De Tuinman en de Dood", waar
in de dood zegt: „Ik was verwonderd,
dat ik 's morgens hier zag staan, die
ik 's avonds halen moest in Ispahan".
Als de rampen hun intrede doen, ne
men de zwakke broeders de benen en
sleohts zoon, dochter en grootmoeder
tonen dat zy meer zyn dan alleen
maar verwende lieden, m de uren des
gevaars.
Een verhaal als dit met de nodige
verve en dynamiek voor te dragen is
een kolfje naar de hand van Johan
Fabricius. Landschappen, paarden, de
meute, feestelyke maaltijden wisselen
elkaar af met taferelen vol melaatse
bedelaars, onhygiënische toestanden
en natuuriyk Ujders aan de pestziekte.
Het is verbazend met hoeveel genoe
gen Johan Fabricius telkens weer een
gezwel beschryft, dat met een lancet
geopend moet worden en steeds weer
realistisch de onsmakelyke eerste ver-
sohynselen tekent, waarmee de ge
vreesde ziekte zich aankondigt.
De ïyken, dode ratten, gestorven
honden, grafkuilen en dergelijke zijn
bijna even talryk als de liefdesavontu
ren van hen, die de familie Orlandinl
omgeven. Want by dit gezelschap is
de erotiek niet van de luoht; iets wat
in deze zenuwentoestand mogelijk wel
verklaarbaar is.
Daar wy echter het recept van de
schurken en de helden, die niet on-
middellyk te herkennen zijn, meer
onder ogen hebben gehad en reeds
vele malen gehoord hebben van de
bandeloosheid die in tyden van te"
vaar optreden, moeten wjj wel rep
gen dat Toernooi met de Dood" een
boeiende roman is voor wie niet ie
hoge eisen stelt.
CLARA EGGINK
Bewogen Leven CXIV
En Luther bouwde een nieuwe kerk
Wij sprekeh in onze dagen van VERNIEUWING, doch wij weten niet waarover wij
spreken. Het Grote Nieuwe wordt nooit geboren zonder barensnood, wordt
nooit geboren zonder vreselijke strijd.
De jonge Maarten Luther die de „Alleenzaligmakende Kerk" had aangevallen -
mocht zich verantwoorden in een Duitse stad: Augsburg. Daar zou de kardinaal
Cajetanus hem verhoren en terechtwijzen.
Toen Maarten naar Augsburg reisde, moest hij voortdurend aan Johannes Huss
denken die een vrijgeleide had gehad, van Keizer Sigismund nog wel, toen hij zich op
weg begaf naar het Concilie van Konstanz. Daar was zijn leer veroordeeld - mede om
dat hij een Concilie en de Paus niet onfeilbaar achtte - en hijzelf tot de brandstapel.
Geloofde hij in de onfeilbaarheid van de Paus? Geloofde hij dat een Concilie
onfeilbaar was? Nee, naar zijn eerlijke overtuiging hadden Pausen en Concilies elkaar
vaak tegengesproken.
Dit ronduit uitspreken zou een scheuring in de Kerk teweegbrengen. Doch wat moest
hij? Als dit voor hem de Waarheid was? Op zijn reis hoorde hij zijn eigen brand
stapel knetteren en hij dacht met smart aan zijn ouders die niet konden begrijpen waar
om hij dit moest doen. Voor hen zou zijn vuurdood zo'n grote schande zijn
Kijkjes in de Natuur
VOOR iemand, die by het beschrijven
van de natuur, zich laat leiden
door hetgeen in de opvolging der
Jaargetijden eigeniyk by toeval onder
zyn aandacht komt. is het wel eens
moeilyk datgene te doen. wat hy zich
had voorgenomen. Ik mag wel zeggen,
dat hy hoogstens een week kan voor
uitzien.
Zo gaait het my tenminste heel vaak.
Had ik in myn vorige artikel niet ge
zegd. dat ik de verschijnselen van de
vogeltrek eens wat nader zou gaan be
kijken? Maar dat gaat niet zo gemak
kelijk, want in de loop van deze week
heeft mij weer een aantal benohten be
reikt. waaruit heel duidelyk biykt, dat
nog veel, te veel mensen niet weten,
hoe de spreeuw, een doodgewone
spreeuw, eruit ziet.
Nu kan ik wel ver van huis gaan en
U in gedachten meenemen naar die
landen, waar onze vogels in herfst en
winter naar toe trekken of waar ze
straks, ais de winterkou eindeiyk eens
wil verdwijnen, weer vandaan komen,
maar het is toch niet juist, als we de
gewone dageiykse dingen voorbygaan.
Anders gezegd: we moeten eerst goed
weten, wat een spreeuw is. voor we ons
bezig houden met de grote reizen, die
hy onderneemt.
Ik kom hierop naar aanleiding van
brieven over gesignaleerde notenkra
kers. die gewone spreeuwen blyken te
zyn. Daarom heb ik vandaag beide ge
spikkelde gasten nog eens duidelyk
naast elkaar gezet en zal ik ze. zo goed
als ik kan beschrijven. Want wie goed
waarneemt, hoeft nooit een spreeuw
voor een notenkraker te versiyten.
DE SPREEUWEN, die U in tuinen
en joarken ziet. hebben de grootte
van "n kleine merel .die tooh genoeg,
zaam bekend is. veronderstel ik. Een
merel heeft zyn veren echter keurig
glad aangesloten liggen, zyn pak heeft
een prima „pasvorm", terwyi de
spreeuw er altijd min of meer ver
waaid uitziet met ziln afstaande veer.
tjes aan borst, zyden en op zyn kruin,
vooral als meneertie in het zonnetje zit
vooral als meneertje in het zonnetje
in een boom allergezelligst zit te bab
belen en te kwetteren.
Wat by een spreeuw direct in het
oog valt, is zyn grote beweeglykheid,
zyn gedribbel. waarby hy enigszins
waggelend op de voederplaats tussen
zyn kornuiten heen en weer beent.
Niet mooi. niet bevallig.
Dit waggelend dribbelen en zijn „ze
nuwachtig" gedoe, vooral ook zyn
waakzaamheid, die zich uit in een by
herhaling met de hele troep opvliegen,
het zyn allemaal typische kenmerken,
waarmee een spreeuw zich onmiddel-
ïyk by ons aandient.
Dan is het zwarte verenkleed over-
togen met een aantal glanzende kleu
ren; zoals groen, en violet en deze
iriserende kleuren geven een heei
mooie weerschyn aan de beweeglyke
vogel.
Er is nog iets, dat bij een spreeuw
hoort. Hij vliegt zeer snel en in rechte
lyn. maar vaak wisselt hy dit af met
een glijvlucht.
EN NU de beroemde notenkraker,
die, biykens de mededelingen, ons
land nog maar niet heeft verlaten.
Allereerst is deze vogel veel groter
dan de spreeuw, ongeveer tweemaal zo
groot. Bovendien is hij uitermate rus
tig en zw ijgzaam en laat hy zich door
de praatlustige kijvende spreeuwen ge-
makkelyk verjagen.
zyn schedelveren, zyn vleugels en
staart zyn zwartbruin en er is geen
sprake van weerschyn. De brede staart
heeft een duidelyke witte zoom en de
bovensnavel is langer dan de onder
snavel (we hebben het over de Sibe
rische notenkraker).
En nu een duidelijk verschilpunt:
de zwarte spreeuw heeft fyne lichte
spikkeltjes op zyn veren, maar de
bruine notenkraker is bedekt met
heel duidelyke, en goed in 't oog lo
pende grote witte vlekken of spikkels.
Hy laat zioh, indien het rustig ge
beurt, naderen tot op een meter af
stand.
Dit behoeven wy by de spreeuw niet
te proberen.
Ziezo, ik geloof dat ik nu niet veel
heb vergeten. Ais U dus nog noten
kraker tegen een spreeuw zegt, kan ik
't niet helpen. Wachttoch nog
iets: de naam notenkraker is. als by
zovele dierennamen 't geval is, on
juist. Hij kan veel beter notenhakker
worden genoemd, want hy hakt de
noten wel stuk. maar ze kraken, nee,
dat heeft nog nooi iemand gezien. Of
wel? Het zou ook niet kunnen, omdat
zyn snavel er te lang voor is en geen
kracht genoeg bezit, om het zware
kraakwerk te kunnen verrichten.
WE MOGEN veilig aannemen,ij
er nog al wat spreeuwen vera
gelukken, deze wintermaandi
want in de steden staan ze aan vi
gevaren bloot. Denkt U maar eens ai
de hoogspannings- en andere dnd
en aan de grote raamvlakken q
hoge gebouwen, zoals fabrieken
kantoren.
Gisteren kreeg ik nog zo'n slacb
offertje in handen, ogenschijnlijk
maar by nadere beschouwing, m
beschadigd. Hy had een gebroti
vleugel.
En mooi, dat zo'n w:interspreeuw I
Het speet me dan ook erg, toen
hem de volgende morgen dood a
trof in zyn hokje. Gelukkig maar, Wi
moeit een spreeuw met één vleugel
Maar is het niet verwonderlijk, ii
diertje was in uitstekende licham
lijke conditie! Het was vet en va
zyn grootte zelfs zwaar! We kunn
er wel zeker van zyn dat al die ti
tertrekkers, die zo te keer gaan op i
win terplaats en zioh zo handhaven
de strijd om het bestaan, in hun wi
terverblijf gezorgd hebben voor
flinke lichaamsreserve, die ze nod
hadden voor de lange en bliksemsnel
reis over zeeën en vlakten, over rail
ren en hoge gebergten.
O ja, ik zou Immers over die spreei
wenitrek vertellen! Dat blijft zo, els
tenminste geen bilzondere vogel
viervoeter tussenkomt!
Want een byzondere gast heelt
tyd voorrang!
SJOUKE VAN DER ZEE,