DE DROOM VAN NEBUKADNEZAR ffiUUiir; Een Zoeklicht. Bewogen Leven CXI Kijkjes in de Natuur Is de moderne mens met Daniël's uitleg nog tevreden?.... Van twee jonge Marters D l OP DE BOEKENMARKT WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 19 FEBRUARI - PAGINA 2 Nebukadnezar. van Babyion wordt in onze geschiedenisboeken een groot vorst genoemd. Hij maakte Babyion tot een wonderstad en veroverde een zeer groot gebied. Reeds als Kroonprins stelde hij paal en perk aan de veroveringstochten van de Pharao. In de Bijbelse Geschiedenis echter komt hij er minder goed af. Hij veroverde Jeruzalem, roofde de tempelschatten en plaatste die in de tempel van zijn eigen God. En omdat de Joden zich niet naar zijn wetten wilden schikken, sloeg hij hen daarna. Hij verwoestte Jeruzalem en voerde hen gevankelijk naar Babyion... waar ze bleven totdat ook deze „onneembare stad" een prooi werd van haar vijanden. DE machtige Koning der Chaldeeën had ztjn overste der kamerlingen gelast, dat hy vier Joodse jongens, schoon van lichaam en ryk van geest, tot zich zou nemen, om hen te onderwijzen in alle wetenschappen, bovenal in de taal der Chaldeeërs, opdat zij hem later als raadslieden konden worden toegevoegd. Een van deze vier, Daniël, een jongen met veel karakter, die zich stipt hield aan de Joodse wetten en de onreine spijzen van 's Konings tafel niet aanraakte, kwam al spoedig by de wereldheerser in de gunst. Wat toch was er gebeurd? De Koning had een droom gehad die hem zeer had verontrust. Toen de morgen kwam had de machtige vorst nog een gevoel van onbehagen, die toenam toen hij bespeurde dat hy de droom vergeten wasAangezien het in die dagen een geweldig belangryk feit was als de Koning een gevoel van onbehagen had, werden yiings alle tovenaars, sterrenkykers, guichelaars by elkaar geroepen en hun werd medegedeeld dat zy binnen de kortst mogeiyke tyd de droom des Konings uit moesten leggen, opdat het gevoel van onbehagen bij zyne Majesteit verdwynen zou op straffe van by een even tuele mislukking in stukken te worden gehakt. Het spreekt wel haast vanzelf dat het niet eenvoudig is een droom uit te leggen die men niet kent, en daarom was er grote angst, en grote droefheid onder al de tove naars van Babyion. En omdat hun leven toch al verbeurd was, verstoutten zy zich en gingen naar de Koning om Hem te zeggen: „Machtige vorst, geen sterveling kan gissen welke verheven gedachten er in het hoofd van de Koning kunnen wonen, dat kunnen slechts de Goden. W\j bidden U, ontsla ons van deze taak." aarde gemaakt heeft, met alles wat daarop en daarin is. Hoor machtige Heerser, wat myn God tegen mij zei, om U te tonen dat Hy de God der Waarheid is en de Heer van het leven." Toen beschreef Daniël heel nauwkeurig het gigantische, schitterende en tegelijk schrikaanjagende beeld dat Nebukadnezar, de Koning van Babel, in de nacht tegenover zich gezien had. En naarmate hij verder ging met zyn verhaal kwam er meer licht in de Koning en weldra wist hij dat het dit beeld werkelijk was dat hem in de nacht niet had willen verlaten en dat later zo vreemd uit zijn geheugen was verdwenen, terwijl het hem tot diep in de nachten was blijven kwellen. Het was daar weer voor hem, terwijl Daniëls stem vertelde. H(j zag weer het gruwelijke gedrocht met het gouden hoofd, de zilveren borst, de koperen dijen, de ijzeren schenkels en de voeten van ijzer en leem. En de machtige Koning van Babylon, die zich de heer ser gevoelde over de ganse aarde, werd nu bang. Dit was zijn droom. Een vreemde God had de droom ge openbaard aan een zoon van het volk wiens tempel hü verwoest had. Als Daniël de droom kende zou hij ook de uitleg kennen en naarmate deze verder ging met zijn verhaal voelde de Koning zich kleiner worden, en Daniël, daar vóór hem. nam toe in grootte. NEBUKADNEZAR zat in zyn schitterend paleis. Daar buiten bloeiden de hangende tuinen in al hun schit tering. Op de enorme muren van de stad. in de wachttorens, stonden de posten, slaperig tegen de muur geleund, ln de brandende zon. Wie zou Babyion ook dur ven aanvallen? In de ganse wereld zou er geen vyand zyn die deze muren zou kunnen nemen. Hoog boven de betegelde paleizen stak de ziggurah uit. Hy droeg bloeien de planten en donkere cypressen op zijn terrassen. Hy leek een berg in de verte. Een hoge berg, waarop een tempel stond, de tempel van de grote Heer Mardoek, die alles wist en alles bestuurde. Maar zyn wyzen hadden de Koning de droom niet kunnen zeggen en in de koelte van het paleis zat de Koning neer, luisterde naar de woorden van Daniël. Daniel sprak ook van een berg, doch hij bedoelde daar niet de toren van Babel mee. De Koning had in zyn droom een steen gezien die het beeld geslagen had aan zyn voeten en het snel had geveld. Alle metalen, het goud, het zilver, het koper, het yzer, werden te zamen met het leem geslagen tot stof en de wind nam het op en ver strooide het. Daarna groeide de steen voortdurend, tot hy tenslotte zo groot was, dat hy een berg werd die de ganse aarde beheerste. Vol ontzag luisterde de Koning naar Daniël. Deze legde hem nu precies uit dat dit vreemde en gigantische beeld Babylon was in zyn verschillende regeringstijden. Het gouden hoofd was de regeringstyd van Nebukadnezar zelf; h|j, de machtige, had immers een schittering aan zijn stad gegeven zoals die er nooit te voren was ge weest. Na hem zou het Rijk van het zilver komen, van een lagere orde dus, maar ook nog machtig. Daarna zou het koperen Rijk komen, dat de ganse aarde om spannen zou en tenslotte het meedogenloos harde ijzeren Rijk, dat lang van geen wijken zou willen weten En dan zou de steen komen die alles vermalen zou. Het oude zou oplossen in de tijd, meegevoerd worden met de winden en een Nieuw Koninkrijk zou ontstaan, eeuwig, onvergankelijk Daniël riep de beelden op van de nog komende Ryken. En Nebukadnezar zat daar, in zyn eigen palels.als een vreemde. Terwyi Daniël vertelde hoorde hU zUn eigen naam. Maar hij was het niet over wie Daniël sprak. Hy was .5.waw<l«*Z£€ - Enige dagen geleden toen ik zoekend naar een tekening voor een illustratie, oude schetsboeken doorkeek, kreeg ik een aantal bladen in handen, waarop merkwaardige lijnen waren neergekrabbeld. Haastige lijnen, in series achter en onder elkaar, meestal beginnend bij een stompe snoet en met een zwiep eindigend in een harige staart. Verderop kwam er ook wel een poot bij, een soort berenklauw, kort en met hoog inge plante nagels, maar dan weer lijnen van springende ruggen en zwaaiende staarten. De eigenaar van al die ruggen, staarten en poten verscheen tenslotte ook nog in beeld. Ten voeten uit, al was hij dan in diepe rust: een jonge boommarter slapend op een takOm precies te zijn: twee jonge marters in de onmogelijkste hou dingen op een tak gevlijd. Toen wist lk alles opeens weer, want al bladerende haalde lk een voor een de herinneringsbeelden naar me toe, beelden uit een zomer en een herfst waarin lk de ontwikkeling van deze twee heel jonge boom- of edelmarters van naby had kunnen volgen. Dit behoort misschien wel tot het be langwekkendste, dat de levende natuur me tot nu toe heeft laten genieten. Want het is inderdaad een genot, het is zelfs een voorrecht, als men zulke volmaakte boomdieren als spelende, ravottende marters zyn, lange tyd kan gadeslaan en bestuderen. AAN hun wieg had ook al weer geen goede fee gestaan en het was een dubbeltje op zyn kant geweest met de kleine hummels, die, amper een maand oud, al moederloos waren. Nu stond die wieg niet bepaald op de be gane grond! Een marternest, meestal een in bezit genomen en vergroot eek hoornnest. bevindt zich vaak in de top van een hoge boom. een den bijvoor beeld, waar het kleine martergrut, die tot vyf zachtbehaarde diertjes, in de ononderbroken deining van de brede kroon net zo veilig en beschut ligt als een mensenbaby in de modernste kin derwagen. Hoe het daar in die hoge regionen precies was toegegaan, dat weten we niet, want een bezoek afleggen 20 me ter boven A P. brengt bepaalde bezwa ren met zich. Wel kunnen we op grond van wat we zagen by andere pasgebo ren zoogdieren, zoals honden, katten, fretten, vermoeden, hoe het in zo'n marterhuishouden gesteld is, maar toch lopen we licht het gevaar, aan het verzinnen te slaan en daarmee is geen enkel belang gediend. Laat ik daarom liever het signale ment van een boommarter geven. Als ik zeghet is een bruin dier, groter dan een kat, dan is dit ongeveer een aan duiding, maar zeer onvolledig. Want zyn lichaam is veel langer, veel slan ker dan dat van een kat en de marter- poten zijn kort, breed en zwaar. En dan dat bruin! Prachtig glanzend grysachtig bruin, geel dóórschijnend, naar de poten overgaan in de donkere kleur van een kastanjevrucht. Die dóórschijnende gele kleur wordt veroorzaakt door de z.g. onderwol. geel bruine onderharen, die door het lange donkerbruine bovenhaar heenscheme- ren. Denkt U zich dan een grote gele vlek aan de keel hoogaansluitend by de naar verhouding kleine kop. Verder levendige donkere ogen, fluwelige ron de oortjes, die de vorm hebben van schelpen, zwarte neusgaten, die altyd ln actie zijn. Daar hebt U dan zo onge veer het beeld van de boommarter, een rusteloos dier, dat, geleid door feilloos werkende zintuigen en gedreven door een bruisende vitaliteit, geluidloos zyn weg zoekt door de dichtste takkenbar- ricades hoog boven de begane grond. BIJ DE jonge martertjes was de gele keelvlek nog niet zo scherp getekend, maar als zij rechtop stonden, met scheve kop en de oortjes tot luisteren gericht, dan leek het of ze een styf boordje om hadden. Ook hun poten waren naar verhouding langer, Wat me in die maanden van rung observatie het meest is bygebleven, is hun kracht, hun behendigheid en geluidloosheid van him enerveren jachten. Ze liepen niet over de boo-, stammen van hun ruime hok, ze sle den erover. Je hoorde geen getik va: nagels, geen geplof van zware poten, e was geen moeite, er was geen gedach? aan gewicht, aan volume, de ditru gleden lang en over, achter en otóe elkaar door als vissen achter de na van een aquarium. Soms kon aan dat spel van gerüs. loos vloeiende ïynen plotseling eta einde komen. Dan was de eeuwigdu rende beweging bevroren en stonden de hevig levende en zeldzaam moïi dieren hoog opgericht, uitkykend bik het voedsel, dat op komst was, scherj luisterend naar de geluiden, die v«j hen van vitale betekenis waren: hfi rammelen van een schoteltje, het klok kend uitgieten van melk, een bekend' voetstap. Alleen in deze korte ogenblikla gunden ze de besohouwer de volledige waarneming van hun gespierde a toch zo elastische jonge lichamen, va hun korte poten, die behaard waru tussen de ronde eeltkussentjes e voorzien van korte, fets gekromde na gels. Kwam dan eindeiyk het begeert! voedsel, dan volgde er een doldnli accelerando van bewegingen en dL gebeurde het wel eens, dat de klem wildemannen elkaar van de tak stor ten. Voor de bodem echter was bereir, waren de poten al uitgestoken ra- een steunpunt en was het lenige K omhooggezwiept en kon de spring- a duw party, vergezeld van een brommen en krysen, worden voarti zet. NA EEN heerlyke maalt yd. die i zichtbaar genieten was, lagen met natte melksnoeten en roró buikjes, op hun boomstam en likte hun bek schoon met helrode tong. DLf wipten ze elk ogenblik weer terug nu hun etensbak, tot deze hen er einde t van had overtuigd dat hy werkt" leeg was. Werd er zacht tegen hen geprask dan verdrongen ze zich voor de ta lies vragend om een liefkozing, die s als jonge hondjes ondergingen. Meestal werd er dan nog wat gedr» ken uit het waterbakje, waarna een licht sprongetje in hun nachtM verdwenen. Sjoukje van der ln zichzelf een vreemde. Hy zag zichzelf ten ondergaan, zoals al het sterfeiyke ten onder gaat en hy voelde zich in het Eeuwige. Maar toen Daniël uitgesproken was en een stilte intrad, kwam hij weer tot zichzelf en toen verheugde het hem zeer dat hy het gouden hoofd was. het hoogtepunt in de geschiedenis van Babylon, en hy werd plotseling zó met ontzag vervuld voor de hem onbekende God der Joden, dat hy. wat nog nooit gebeurd was in Babyion. op zyn aangezicht viel en Daniël aanbad. „Het is de waarheid dat ulieder God een god der Goden is, en een Heere der Koningen." EN toen bekleedde de vorst Nebukadnezar de jonge Daniël met zulk een macht als nog nooit een sterve ling tydens zyn bewind bezeten had. Hy werd heer ser over het ganse landschap van Babel en het hoofd van alle wijzen en zieners in de stad. Toen hy nu met zo grote macht bekleed was, zorgde hy ervoor dat zyn drie vrienden, wier opvoeding door de Koning betaald was, ook een zeer vooraanstaande positie kregen: zU 1 voortaan toezicht op de stad en het landschap van zodat Daniël „aan de poort des Konings blijven k E mens van onze tyd is met de droom en de uitleg niet meer tev-eden. Hij wil weten. Hy wil precies weten wat nu dan wel het zilveren Ril geweest is, van een lagere orde. Dat der Perzen? En het koperen Ryk dat heersen zou over de pn* aarde, is dat dan het Ryk van Alexander de Gn« geweest? Dan zou het harde, yzeren Ryk dat alles vergrui* zou natuuriyk het Romeinse Ruk geweest kunnen SP Dromen spreken en ook de stenen. Kinderiyk Is hy, die denkt èlle talen te kunnen in staan! REIN BROUW» A'ebuFvdnezar: Het grote Babel. dat ik geb niwd heb". Toen werd de grote Koning zeer verbolgen, zfln gevoel van onbehagen nam toe, en daarom gelastte hij alle wyzen van Babyion om te brengen, aangezien zy zich voor iets hadden uitgegeven dat zij niet waren. Ook Daniël zou worden omgebracht, maar deze ver keerde alle dagen trouw met zyn God, en toen hy, ln nood zünde, tot zichzelven inkeerde, werden hem op eenmaal, in een wonderlük licht, droom en zin geopen baard. Snel liep hy daarna naar Arjoch, die de wyzen om moest brengen en hy riep reeds van verre: „Arjoch, staak het doden, de God der Joden, Die een enig God is, heeft aan my, Zün knecht, de droom van de Koning geopenbaard en de zin." En Arjoch die zag dat Daniël de waarheid sprak, nam hem onmiddeliyk mee en samen gingen ze tot de Koning in. De Koning nu, die Arjoch zo haastig in zag komen met een vreemdeling uit Babyion, fronste zyn wenkbrauwen, en de dood was in zyn ogen. Doch toen hy van Arjoch vernam dat Daniël in een gezicht dPR Konings droom gezien had en de zin, werd hij door grote nieuwsgierig heid bevangen en hy was zyn gevoel van onbehagen reeds by na vergeten toen hy sprak: „Gaf ik deze Jood niet de naam Belsazar? Welnu, dat hy spreke!" TOEN zette de Koning zich neer, en Daniël wachtte tot de Grootmachtige zyn gemakkelykste houding had gevonden Daarna begon hy ongeveer als volgt: .Grootmachtig Heerser. U hebt de wyzen, de guiche laars, de sterrenkykers om uitleg gevraagd voor Uw droom, die U zelf vergeten was. zy konden U het ant woord niet geven, daar ze Hem niet kennen Die het antwoord weet. Maar ik ben tot myzelven ingegaan en heb daar de stem van myn God gehoord, die Hemel en Hans Edinga. „Adieu, Pandora". A. A. RL Stols. 's-Gravenhage 1954 Een merkwaardig en meeslepend boek is de roman van Hans Edinga, getiteld „Adieu, Pandora". Hans Edinga ontving niet werd bekroond met, o uitgever l in 1952 een van de reisbeurzen, die Jaarlijks door de regering ter beschikking wor den gesteld, naar aanleiding van enige anoniem ingezonden gedichten. Hoe zeer deze aanmoediging of hoe men het noemen wil, juist is geweest, biykt uit de beide bundels poëzie, „De Vrouw en de Herfst" en „De Wintertuin", die verzen bevatten, die niet groot ge noemd kunnen worden, doch die de schryver om de eigen stem en de eigen visie stellig plaatsen in de ry der goede dichters. De merkwaardig heid van deze poëzie is, dat het een psychologische poëzie is. Edinga te kent in vele van zyn verzen één mens. Het zyn verzen, die een kleine schets of zelfs een minatuur-roman inhou den. Het is dus niet verwonderiyk, dat deze schryver zyn krachten heeft be proefd op een roman en evenmin dat deze roman dezelfde grondtoon heeft als zyn verzen; die van het roman tisch realisme. De romans, die van deze houding uit geschreven zyn, blijken een byzon- der goed medium te zyn voor de men taliteit van de Nederlandse roman- schryver. Van deze levenshouding uitgaande, behoeft hy niet bevreesd te zyn om te vervallen in de saaie vul gariteit van het realisme-puur, noch ook te vrezen door een overmaat aan romantiek zyn verhaal met wortel en al uit de eigen grond te trekken. In dien men by Edinga dan ook naar enige verwantschap zou willen zoeken, dan zou men die kunnen vinden by Aar van de Werfhorst. Van de Werf horst echter kiest zyn sujetten on- maatschappeiyker en verschuift daar- door het zwaartepunt van zyn werk in de richting van de romantische landschapsfeer, waar zyn personen als het ware uit voortkomen. Edinga is zeer maatschappeiyk een dominees gezin, een majoorsgezin en de ro mantiek sluipt by hem door de ach terdeur binnen met de talenten by het Jonge geslacht, met het Oostenrykse pleegdochtertje van dominee Roelfse- ma, met zyn stiefzoon Victor La ten- stein en eigeniyk al met zyn eerste echtgenote, Emma. Deze fermenten brengen een heftig gistingsproces te weeg onder de kinderen uit de pastorie en uit het huis by de sluis, een gisting die nog sterker haar invloed laat gel den als zy volwassen zyn. Avontuur lijk is het levenspad van deze deels kunstzinnige en intelligente kinderen: avontuur overigens dat by een deel van hen het avontuur van de geest is. De inneriyke gebondenheid van deze groep is echter zo groot, dat zy elkaar nooit geheel loslaten en als de stukken van een schaakspel alleen onderling verschoven worden tot een natuur ramp allen van het bord afvaagt. Op volkomen organische wyze weet Edin ga de hele roman toe te spelen op de uitcindeiyke ramp. die het einde zal zyn van het hele geslacht Roelfsema met aanhang; de storm van 1 Februari 1953. „Adieu Pandora" is een familiero man. Een familieroman echter, die niets van doen heeft met het verfoei lijke genre, dat men in Nederland met die naam betiteld heeft. Het verschil zit hem hierin, dat by de gemiddelde roman, familie- of niet. men te doen krygt met de levensgang van een be paald mens of bepaalde mensen, waar bij men op zyn hoogst kan zeggen: „Ja, Ja, zo gaat het nu eenmaal ln de wereld". Een roman als deze echter geeft, wat een roman eigeniyk geven moet; n.l. mensen onder de ban van hun lot. Een element van ironie enerzyds en poëtische warmte anderzyds geven dit boek de sfeer van tydeloosheid; eigen schappen die culmineren in de epiloog waarin biykt dat de zotte mama Em ma weerhouden door haar geloof in haar horoscoop, samen met de, de na- tuuriyke menseiykheid in zyn edelste vorm vertegenwoordigende Nienke, de enige overlevenden zijn. De enkele fout, die Edinga aan kleeft is een zekere affectatie, die vooral tot uiting komt in de figuur van de niet altyd aanvaardbare Vic tor, ln de titel en ook in de neiging van de schrijver om zijn werk, meer dan noodzakelyk is. literaire motto's mee te geven. Maar zoals reeds ge zegd, „Adieu, Pandora" is een merk waardige en meeslepende roman die dus wel weer aan de aandacht van velen ontsnappen zal. „RIensen strijden elke dag". No vellen van Limburgse schrijvers. A. Manteau. Brussel z.j. Deze bundel novellen van Limburg se schryvers bevat ongetwyfeld ver halen, die stuk voor stuk competent geschreven zyn en stellig de moeite van het lezen waard. Het zyn de verhalen, die uit de bus gekomen zyn voor een letter kundige prysvraag, uitgeschreven bU gelegenheid van de Limburgse Cultu rele Veertiendaagse a name at which the world grew pale waar- by gelukkig blykt dat de mededingers meer begrip van cultuur hebben dan de naamkiezers. Iets anders is, dat Antoon Coolen zyn collega's geen dienst bewyst met zijn voorwoord. Door daarin iets te bieden, dat byna een synopsis is van ieder verhaal en bovendien er by te vertellen wat wy er van vinden moe ten, beneemt hy de lezer de lust tot lezen. Erger is nog dat hy de lezer be paald gevoelens van onlust geeft door zyn, een schisma in de hand werkende gezeur over het z.g. onderscheid tus sen Noord- en Zuid-Nederland, dat hierin zou bestaan, dat Zuid-Neder land prozaschryvers heeft van een zo danig formaat, dat de Noord-Neder landse kritiek er niets van snapt. Laten wy Antoon Coolen uit de droom helpen. Ie In Noord-Nederland Is iedere cri ticus overtuigd van de voortreffe- lykheld van de Vlaamse verbalen en romanschrijfkunst. 2e In Noord-Nederland spreekt geen enkele criticus, die over intelligentie beschikt, meer van „het sappige Vlaams". 3e In Noord-Nederland weten de cri tici voornoemd uitstekend wat het woord „gezapig" betekent. 4e Er bestaat geen Noord-Nederland; er bestaan alleen Nederland en Bel gië. CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 12